situering en traject van deze nota

Vergelijkbare documenten
Eén gezin één plan. Meer capaciteit en samenwerking in de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp

40 JAAR CRISISTEAM DE SCHELP. Crisisteam De Schelp. Crisishulp binnen/vanuit CAW Oost-Vlaanderen

40 JAAR CRISISTEAM DE SCHELP. Crisisteam De Schelp. Crisishulp binnen/vanuit CAW Oost-Vlaanderen

Integrale jeugdhulp, verandert de zaak

WIE? Aanmelden bij de toegangspoort. Iedere jeugdhulpaanbieder in Vlaanderen. Eén voorwaarde: registratie in E-Healthkadaster

HET LEVEN ZOALS HET IS EEN VRIJDAGOCHTEND MET EEN CRISISVRAAG

Jeugdhulp: groot bereik, divers en versterkt eigen krachten

Besluit en verslag werkgroep

Nota RTJ worden van dagbegeleiding in groep Jongerenwelzijn

Afstemming GGZ en Welzijn. OPZ GEEL 5 december 2013

Een korte rondleiding door Martine Puttaert. Integrale Jeugdhulp Vlaams-Brabant

Crisisjeugdhulp. Crisisnetwerken

Stand van zaken rond een vereenvoudigd A-document. Klaartje Cops Beleidsmedewerker afdeling Continuïteit en Toegang

Cliëntoverleg, bemiddeling en crisishulp

1. PRINCIPE ACTIEPLAN JONGVOLWASSENEN

1. LEESWIJZER 4 2. VISIE OP HET BEGRIP CRISIS 4 3. REGELGEVING 6 4. NETWERKEN EN HULPPROGRAMMA S ROLLEN EN MANDATEN 12

1 jaar integrale jeugdhulp Hoorzitting Vlaams Parlement

UKJA in het landschap van de Vlaamse jeugdhulp en Geestelijke Gezondheid voor kinderen en jongeren. Dr. Linda Van Grootel Medisch diensthoofd UKJA

Met vereende kracht naar een nieuwe jeugdhulp in Vlaanderen

Voorstelling Gemandateerde voorziening. Welkom

Hoofdstuk 9. Crisis-jeugdhulp

Handleiding modulering Jongerenwelzijn

Met vereende kracht naar een nieuwe jeugdhulp in Vlaanderen

Crisisjeugdhulp. Crisisnetwerken

Samenwerken met jeugdhulpregie. in de intersectorale toegangspoort

26/06/2017. Subtitel. Crisisteam De Schelp

Met vereende kracht naar een nieuwe jeugdhulp in Vlaanderen

JIJ EN DE CRISISJEUGDHULP.

1. Goedkeuring verslag van de vergadering van 13 oktober 2014

Vernieuwing op basis van ervaring

Update INSISTO. Time-outs in de jeugdhulp. Berichtenblad Intersectorale Toegangspoort MAART 2015

nota Toepassing van het decreet Integrale Jeugdhulp voor voogden van niet begeleide minderjarige vreemdelingen

1. Goedkeuring van het verslag van de vergadering van 16 juni Het verslag van de vorige vergadering dd. 16 juni 2014 wordt goedgekeurd.

Met vereende kracht naar een nieuwe jeugdhulp in Vlaanderen

IRPC DE INTERSECTORALE REGIONALE PRIORITEITENCOMMISSIE IN DE WERKING VAN DE INTERSECTORALE TOEGANGSPOORT

Publicatie B.S.: Inwerkingtreding: Hoofdstuk I. ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1.

TERUGKOMDAG. 15 november 2016

Inhoud 1 De Intersectorale Regionale Prioriteitencommissie in de werking van de Intersectorale Toegangspoort...3

Garanties voor hulpcontinuïteit in de overgang naar meerderjarigheid

Samenwerken met jeugdhulpregie. in de intersectorale toegangspoort

Crisisjeugdhulp Brussel/Vlaams-Brabant

checklist registratie crisisverblijf / time out / onthaal

C Zorgvernieuwing minderjarigen doc01 Sterrenkundelaan Brussel T F Element

nota 1. Situering Alle nieuwe afspraken worden in deze nota opgenomen en kort toegelicht. 2. De typemodules die een effect hebben op de kinderbijslag

checklist registratie crisisverblijf / time out / onthaal

Gemandateerde voorzieningen

Begeleiden als bepalende kerntaak

Integrale Jeugdhulpverlening: een nieuw plan in de maak

KRACHTGERICHTE KORTDURENDE CONTEXTBEGELEIDING

Nieuwe gids GGB K&J 1

Gelet op de aanvraag van Agentschap Jongerenwelzijn, ontvangen op 26/10/2016;

Pleegzorg Modulering in pleegzorg Vanaf 2014

Integrale toegangspoort niet-rechtstreeks toegankelijke hulp - Wachttijden

Themarapport: Positie van bijzondere jeugdzorg binnen integrale jeugdhulp en samenwerking

Begeleiding in haar context

VERSLAG MANAGEMENTCOMITÉ MC

INTEGRALE JEUGDHULP NIEUWSBRIEF 06 28/10/2015

Een sterke jeugdhulp, snel en dichtbij

NOTA. Agentschap Jongerenwelzijn Koning Albert II-laan 35, bus Brussel Tel.: Fax: Situering

Het intersectorale zorgnetwerk engageert zich bindend om elke jongere die het krijgt toegewezen te begeleiden.

Het nieuwe hulpverleningslandschap

Uithuisplaatsing jonge kinderen in Vlaanderen

Omgaan met verontrusting. In de intersectorale toegangspoort Maart 2014 AnLaureyn CGG Kempen

Gemandateerde voorzieningen - Ondersteuningscentrum Jeugdzorg

1. SITUERING 2. KLEINSCHALIGE WOONEENHEDEN Situering

Een sterke jeugdhulp, snel en dichtbij

Omgaan met verontrusting

Nota Aanmaken instroommogelijkheden

16/11/2017. Vlaams beleid inzake uithuisplaatsing jonge kinderen. Inhoud. Afbakening doelgroep en focus

Het werken met en gebruiken van het A-document

IJH hoorzitting commissie Welzijn, Vlaams Parlement 13 mei 2015

MDT PC Caritas HOE KAN ONS MDT U HELPEN? In deze brochure leest u hoe multidisciplinair team 456 U kan helpen bij het indienen van een vraag naar

Bru-Stars Brussels netwerk geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren. Réseau bruxellois en santé mentale pour enfants et adolescents

Intersectorale toegangspoort - Indicatiestelling

INFOBROCHURE.

Ondersteuningscentra Jeugdzorg en Sociale Diensten bij de Jeugdrechtbank

OPVOLGING VAN DE EINDRAPPORTAGE VAN DE REGIONALE

Vlaams Decreet Integrale Jeugdhulp

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

1. De aanvraag van een Versnelde Indicatiestelling en Toewijzing VIST in een situatie waarin er tekort is aan diagnostiek 3

REGIOPLAN JEUGDHULP

Congres NVKVV Maart 2014

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de minister van Begroting, gegeven op 10 juli 2018;

Integrale Jeugdhulp. Naar een betere jeugdzorg? Jan Naert Vakgroep Orthopedagogiek UGent

over het Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet algemeen welzijnswerk

Wat is een crisis en welke rol neemt crisishulpverlening op? Janne Quintelier

Infolunch Testfase monitoringsysteem Krachtgericht Waas & Dender 16 mei 2019

DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN, Gelet op het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;

radar RADAR is het netwerk geestelijke gezondheid voor kinderen en jongeren in Oost-Vlaanderen. connect 0-4 is een programma dat instaat

JIJ EN DE INTERSECTORALE TOEGANGSPOORT.

Kinderopvang en MFC s realiseren samen inclusieve kinderopvang voor elk kind en elke ouder

Verslag dialoogmoment verontrusting en maatschappelijke noodzaak: 15/03/2016 in VOT in Ieper

Richtinggevend kader voor het omgaan met instemming van minderjarigen en ouders in de integrale jeugdhulp

Coördinatie van de hulp. Workshop 4

NR ORGANISATIE REGIO GEVRAAGDE CAPACITEIT DELICTGERICHTE CB

Team crisispunt Limburg -18

C modulair kader doc02 nota nota aan de koepelorganisaties datum februari 2016 uw kenmerk naam lijnmanager David Debrouwere naam auteur Els

Gemandateerde voorziening

Transcriptie:

Nota nota aan ad hoc werkgroep crisis datum 10 juni 2015 naam lijnmanager Jean-Pierre Vanhee naam auteur Nele Wynants onderwerp discussietekst: uitdagingen aan het adres van de crisisnetwerken situering en traject van deze nota Voorliggende nota is een discussienota als basis voor de denkdag crisis op 23 september 2015. Voor de opmaak van deze nota werd gebruik gemaakt van verschillende bronnen, met name de knelpunten die werden opgelijst in de werkgroep remediëring 1, de cliënttoets op de werkingsprocessen van crisis 2, de aanzetnota en de bespreking ervan in de ad hoc werkgroep crisis 3, de verzamelde feedback op de aanzetnota 4 en het IROJrapport van 2015 5. maart 2015: oprichting ad hoc werkgroep crisis 20 april 2015: bespreking van aanzetnota op ad hoc werkgroep crisis 25 mei: verzameling van alle feedback op de aanzetnota en verwerking hiervan in een discussietekst 10 juni: bespreking eerste ontwerp discussietekst in ad hoc werkgroep crisis 10 augustus: verzameling en verwerking van feedback op ontwerp discussietekst 15 augustus: publicatie van de discussietekst op website van jongerenwelzijn 23 september: discussietekst wordt besproken op denkdag crisis 20 oktober: bespreking discussietekst met resultaten van de denkdag erin verwerkt (= eerste ontwerp van toekomstnota) op de ad hoc werkgroep crisis 17 november: bespreking van ontwerp van toekomstnota op ad hoc werkgroep crisis 24 november: bespreking van ontwerp van toekomstnota crisis op gemengde stuurgroep 30 november: bespreking Toekomstnota crisis op het Managementcomité 1 zie verslag werkgroep remediering 2 zie managementcomité 12/1/2015 3 zie verslag ad hoc werkgroep 20/4/2015 4 zie verslag ad hoc werkgroep 10/6/2015 5 zie managementcomité 27/4/2015 p1

Inhoudsopgave 1. SITUERING... 3 1.1. OPDRACHT VAN DE AD HOC WERKGROEP CRISISJEUGDHULP... 3 1.2. INLEIDING TOT DE NOTA... 3 2. POSITIONERING VAN CRISISHULPPROGRAMMA S IN HET NIEUWE LANDSCHAP... 5 2.1. DEFINIËRING... 5 2.2. SUBSIDIARITEIT... 5 3. DIFFERENTIATIE VAN DE DIVERSE DRINGENDE HULPVRAGEN... 6 3.1. SOORTEN HULPVRAGEN... 6 3.2. HULPPROGRAMMA S... 7 4. PROFESSIONALISERING... 8 4.1. SUBSIDIARITEIT... 8 4.2. COÖRDINATIE EN OPVOLGING... 8 4.2.1. crisiscoördinatie... 8 4.2.2. aanklampend opvolgen... 9 4.3. AANBOD... 9 4.3.1. Interventie... 9 4.3.2. begeleiding en verblijf... 9 4.4. ROL VAN CLIËNTKENMERKEN... 10 5. REGULERING VRAAG-AANBOD... 11 5.1. AANGEPASTE GOVERNANCE... 13 p2

1. Situering 1.1. opdracht van de ad hoc werkgroep crisisjeugdhulp De crisisnetwerken bestaan reeds meer dan 5 jaar. Ze zijn gegroeid vanuit een bottomup beweging waarbij goodwill en engagementen van voorzieningen cruciale bijdragen waren voor de realisatie ervan. Tot de opstart van het decreet integrale jeugdhulp (IJH) lag de klemtoon op het bieden van crisishulp ten aanzien van buitengerechtelijke hulpvragen. In 2014 werd de aansturing van de crisisnetwerken ingebed binnen het Agentschap Jongerenwelzijn, afdeling Intersectorale toegangspoort. De ervaringen die opgedaan zijn de afgelopen jaren hebben geleid tot een betrouwbare en degelijke ondersteuning vanuit de crisismeldpunten voor aanmelders die geconfronteerd worden met crisissituaties. De impact van het decreet IJH op de crisisnetwerken is evenwel van die aard dat het noodzakelijk is om de crisisnetwerken te herdefiniëren. De crisishulpprogramma s hebben immers ook een duidelijke opdracht en positioneren in het landschap van de jeugdhulp ingenomen. Een positie en opdracht die vandaag verschillend is ten aanzien van die van twee jaar geleden. De tijd is nu rijp om een stap verder te zetten in de uitbouw en de professionalisering van de crisisnetwerken. Samen met alle betrokken actoren wil het agentschap Jongerenwelzijn een visie ontwikkelen op de toekomst van de crisisnetwerken waarbij de vraag centraal staat waar willen we in de jeugdhulp staan met de crisisnetwerken in 2020? Binnen de gemengde stuurgroep werd beslist om een ad hoc werkgroep op te richten die de crisisjeugdhulp herpositioneert en de verbinding maakt met andere ontwikkelingen in het jeugdhulplandschap. Daarnaast buigt deze werkgroep zich ook over vaak terugkerende knelpunten in de werking van de crisisjeugdhulp, cf zoals gemeld aan de werkgroep remediëring en worden acties voorgesteld om daaraan tegemoet te komen. Deze ad-hoc werkgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers uit het werkveld, aangeduid door de koepels en de leden van de gemengde stuurgroep. 1.2. inleiding tot de nota In de voorliggende nota wordt in eerste instantie ingegaan op de definiering en positionering van crisisvragen, waarbij gewezen wordt op het feit dat de invulling van de term crisis gewijzigd is over de jaren heen. In een tweede luik wordt in kaart gebracht welke verschillende hulpvragen in beeld komen en wat dit eventueel betekent voor een differentiatie van het aanbod. Vervolgens gaat het om de professionalisering van de hulpprogramma s. Wat moet er gebeuren om te zorgen dat iedereen die een rol speelt in de hulpprogramma s ook over de nodige expertise beschikt? Als laatste thema wordt ingegaan op de regulering tussen vraag en aanbod en de organisatie van het aanbod. Bij elk thema worden een aantal stellingen geponeerd, die zullen voorliggen in de werkgroepen op de denkdag in september. p3

De denkdag zal werken met werkgroepen die zich richten op 6 thema s: herpositionering differentiatie van het aanbod rol van clientkenmerken (dit is een onderdeel van het luik professionalisering, waaraan een aparte werkgroep wordt gewijd) professionalisering regulering vraag-aanbod De bedoeling de denkdag van 23 september moet zijn om de voorstellen en keuzes te bekrachtigen (of net niet), alternatieven en/of kritische randvoorwaarden te formuleren en daaraan de nodige acties te koppelen. p4

2. Positionering van crisishulpprogramma s in het nieuwe landschap 2.1. definiëring De crisisnetwerken zijn ontstaan vanuit de overtuiging dat een crisissituatie kan aangegrepen worden als een kantelmoment om verandering in gang te zetten, met als finaliteit instroom in de jeugdhulp te vermijden. De crisisnetwerken hebben doorheen de jaren steeds meer opdrachten gekregen, steeds meer differentiatie gekend in het publiek en de hulpvragen die gesteld worden aan de crisisnetwerken. Hierdoor sluit de omschrijving en de finaliteit van het crisisnetwerk niet altijd meer aan bij de oorspronkelijke opdracht en evenmin bij de oorspronkelijke samenstelling en werking. Om het amalgaam aan vragen die terecht komen bij het crisisnetwerk te vatten, interpreteren we crisis als dringende hulpvraag. We spreken van een dringende hulpvraag wanneer hier en nu een antwoord moet geboden worden, ongeacht of die hulp tijdelijk en kortdurend is of men quasi op voorhand kan inschatten dat een langdurig traject noodzakelijk zal zijn. De ITP daarentegen formuleert een stabiel antwoord op een hulpvraag op langere termijn. De ITP kan niet snel en flexibel inspelen op vragen die hier en nu een antwoord moeten krijgen (dringende hulpvragen). Deze manier van kijken positioneert de crisisnetwerken binnen een ruimere context van jeugdhulpverlening. Zo ontmoeten de ITP en de crisisnetwerken elkaar in de dringende hulpvragen waarvan men quasi op voorhand kan inschatten dat een langdurig traject noodzakelijk zal zijn. In deze situaties moeten duidelijke linken worden gelegd tussen beiden. stelling: De crisisnetwerken vatten alle dringende hulpvragen. Dit betekent dat de ITP slechts kennis neemt van vragen voor stabiele, reguliere langdurige hulp. Vragen om snel en flexibel hulp in te zetten, hier en nu, op zeer korte termijn, moeten gesteld worden aan het meldpunt. 2.2. subsidiariteit Dringende hulp staat niet los van het landschap van de jeugdhulp maar er midden in. Wijzigingen en moeilijkheden in het landschap laten zich onmiddellijk voelen in de de crisisjeugdhulp. De (on)toegankelijkheid van het (niet) rechtstreeks toegankelijk aanbod heeft een belangrijke impact op cliëntstromen en hulpvragen die georiënteerd worden naar de hulpprogramma s crisis. Subsidiariteit blijft een cruciaal principe dat de hele werking van de hulpprogramma s onderbouwt. Daarmee wordt bedoeld dat het hulpprogramma maar bevraagd kan worden wanneer de aanmelder of betrokken hulpverlener zelf geen mogelijkheden (meer) ziet om p5

de situatie het hoofd te bieden en/of wanneer er geen mogelijkheden zijn gevonden in de rechtstreeks toegankelijke hulpverlening die zich focust op dringende vragen/crisisvragen. De afbouw van het rechtstreeks toegankelijke hulpaanbod dat zich richt op crisisvragen, heeft mee de (stijgende) instroom in de hulpprogramma s crisis bepaald. Er moet opnieuw ingezet worden op de uitbouw van hulpaanbod dat zich richt op dringende vragen en crisissituaties. Stelling: het meldpunt krijgt het mandaat en beschikt over de expertise om een goede triage te doen over welke dringende hulpvragen een antwoord kunnen krijgen vanuit de hulpprogramma s. Stelling: alle hulpverleners en jeugdhulpaanbieders hebben kennis van en hanteren krachtgerichte methodieken in het omgaan met dringende vragen waardoor de stap naar het hulpprogramma voor dringende vragen kan uitgesteld of vermeden worden. 3. differentiatie van de diverse dringende hulpvragen 3.1. soorten hulpvragen Binnen de dringende hulp bestaat een waaier aan soorten vragen. Het antwoord op die vragen is niet steeds hetzelfde.. Zo is voor sommige cliënten van bij de aanvang van de dringende hulp reeds duidelijk dat een terugkeer naar huis na 1 of 2 weken zeker niet aan de orde kan zijn. De afsprakenkaders van de crisisnetwerken scheppen dan onduidelijke verwachtingen voor zowel de cliënt als de organisatie die de hulp aanbiedt, naar perspectief, termijn en inhoud van de hulp. De specifieke kenmerken van de crisishulp van bij de opstart van de crisisnetwerken zijn niet op elke soort vraag bij het crisismeldpunt van toepassing. Hieronder gaan we kort in op diversiteit aan dringende hulpvragen. Crisisvragen (met perspectief op terugkeer naar huis) zijn een eerste type van dringende hulpvragen, waarbij kortdurende hulp zich focust op het kantelmoment dat een crisis kan betekenen om verandering teweeg te brengen, om meer ingrijpende hulp te voorkomen of om de copingstrategieën van ouders te versterken. Acceptatie van de hulp of bereidheid van het gezin om tot verandering te komen zijn daarbij een belangrijke randvoorwaarde. Naast crisisjeugdhulp zijn nog andere groepen dringende hulpvragen te onderscheiden. We denken hierbij aan de cliënten die reeds op een instroomlijst of wachtlijst staan en wachten op de opstart van de hulp. Dit kan zowel RTJ als NRTJ zijn. Soms escaleert de situatie in tussentijd en is een snellere opstart van de aangevraagde residentiele of ambulant/mobiele hulp noodzakelijk. Deze vragen kunnen zowel voorkomen in gezinnen waar bereidheid en instemming is met de aangevraagde hulp als in situaties waar een jeugdrechter betrokken is. We noemen dit soort vragen wachtvragen. Specifiek zijn de spoedeisende opvangvragen. Dit zijn de vragen voor jongeren waarin onmiddellijke opstart van hulp (vaak maar niet altijd uithuisplaatsing) noodzakelijk is, maar waarbij het perspectief op terugkeer naar huis of naar de oorspronkelijke situatie p6

zonder hulp ontbreekt. Dit is veel voorkomend, maar niet uitsluitend in een gerechtelijke context. De belangrijkste kenmerken voor deze vragen zijn de onduidelijkheid bij aanvang wat het verder traject moet inhouden, én het feit dat er nog geen aanvraag is voor RTJ en/of NRTJ-hulp. Meestal is een goede afstemming met parket en/of gemandateerde voorzieningen noodzakelijk omdat ook over de instemming en bereidheid vaak onduidelijkheid heerst. Tot slot zijn er hulpvragen waar de draagkracht van een voorziening niet voldoende blijkt en waar de hulp binnen de voorziening niet kan verdergezet worden. Een time-out kan hier een optie zijn, maar wanneer vooraf al duidelijk is dat de jongere niet meer terug kan keren, spreken we niet van een time-out. Dan is een andere oplossing noodzakelijk en gelet op de urgentie is ook dit een dringende hulpvraag. De hulpprogramma s hadden tot nu toe weinig mogelijkheden om dergelijke vragen te beantwoorden, vaak omdat partners niet de setting konden bieden die jongeren met zo n hulpvraag nodig hebben. Dergelijke vragen zijn vrijwel steeds gerechtelijke vragen. Stelling: Alle hulpvragen zijn te vatten in 4 groepen, met name crisisvragen, spoedeisende opvangvragen, wachtvragen en dringende vragen omwille van stopzetting van de residentiele hulp. Stelling: voorzieningen zijn samen verantwoordelijk voor de opvang en begeleiding van alle jongeren. Als een voorziening de zorg niet meer aankan, neemt een andere voorziening deze zorg over. Hoe verhoudt de verantwoordelijkheid van een organisatie voor de jongere zich ten aanzien van de nood die bestaat om de hulp te kunnen stoppen. Wat betekent die gedeelde verantwoordelijkheid tussen jeugdhulpaanbieders dan precies? Wat zijn daar de kritische randvoorwaarden? Hoe ver kan die verantwoordelijkheid gaan? 3.2. hulpprogramma s Elk van deze groepen hulpvragen nopen tot een specifiek aanbod dat kan verschillen van het crisishulpaanbod dat we kenden in de hulpprogramma s. Door deze vragen te onderscheiden, kunnen we precies gaan differentiëren in de modaliteiten van de hulp om deze beter te laten aansluiten bij de vraag. De verschillen tussen de hulpprogramma s betreffen de termijn van de hulp, wie een regierol opneemt in de casus, de inhoud en focus van de hulp (vb terugkeer naar huis of niet, voorbereiding op een vervolgtraject of niet), wie de begeleiding opneemt en wat deze dan inhoudt stelling: De verschillende soorten dringende vragen vereisen de constructie van verschillende hulpprogramma s met eigen werkingsprincipes, termijnen en afspraken. p7

4. professionalisering 4.1. subsidiariteit Kiezen voor subsidiariteit (inzet van het hulpprogramma pas nadat alle andere mogelijkheden werden bevraagd en uitgeput zijn) betekent dat de aanmelder zelf een belangrijke rol heeft in het omgaan met de dringende vraag van de cliënt. Dit omgaan kan verschillende invullingen krijgen, zowel op casusniveau als op organisatieniveau. Het kan gaan om het organiseren van veiligheid in het gezin door bijvoorbeeld de opmaak van een veiligheidsplan om een bepaalde periode te overbruggen, het kan gaan om het zetten van de stappen om de nodige hulp op langere termijn te bekomen. Op organisatieniveau kan nagedacht worden over mogelijkheden voor prioritering of om een aantal modules snel inzetbaar te maken. Op casusniveau bevragen de meldpunten welke stappen de hulpverlener zelf reeds gezet heeft waarmee ze de instroom in de hulpprogramma s bufferen. Indien er nog mogelijkheden zijn, geeft het meldpunt een ondersteunend advies maar wordt het hulpprogramma niet geactiveerd. Vanuit hun expertise kunnen meldpunten een rol opnemen om hulpverleners te ondersteunen om hun verantwoordelijkheid op te nemen. De consultfunctie van de meldpunten kan en moet nog verder uitgebouwd worden. stelling: alle hulpverleners en jeugdhulpaanbieders hebben kennis van en hanteren krachtgerichte methodieken in het omgaan met dringende vragen waardoor de stap naar het hulpprogramma voor dringende vragen kan uitgesteld of vermeden worden. 4.2. coördinatie en opvolging 4.2.1. crisiscoördinatie Dringende hulp heeft een grote impact op de organisatie van de aanmeldende hulpverlener. Er wordt immers van de aanmelder verwacht dat deze actief aan de slag blijft/gaat om een vorm van begeleiding op te nemen ten aanzien van de cliënt en/of om een aantal stappen te zetten in functie van de hulp na de kortdurende dringende hulp (vb stap naar ITP of GV). Gelet op de korte termijn en de verwachtingen die bestaan naar de aanmelder toe, is het noodzakelijk dat organisaties nadenken over de manier waarop ze aan die verwachtingen tegemoet kunnen komen, op welke manier ze een zekere flexibiliteit kunnen inbouwen om op dergelijke momenten de ruimte te hebben om in te spelen op de nood die zich dan voordoet. Om dit te realiseren moeten de verwachtingen duidelijk geformuleerd worden. Daarbij moet onderscheid gemaakt worden tussen actoren die een hulpverlenende rol spelen (jeugdhulpverleners) of actoren die een rol spelen ten aanzien van gezinnen, maar geen hulpverlener zijn (parket, politie). stelling: Iedere hulpverlener moet zich zo organiseren zodat hij een verzekerd aanbod kan bieden met betrekking tot hulpcoördinatie voor de cliënten die hij aanmeldt. Deze functie/persoon neemt p8

de praktische zaken op zich (vervoer, schooltas, kledij) en is verantwoordelijk voor de stap naar GV, vervolghulp, Wat zijn de kritische randvoorwaarden hiervoor? Wat bemoeilijkt nu de praktische en logistieke organisatie van dringende hulp? Hoe kunnen organisaties zich organiseren op het snel en flexibel inzetbaar zijn voor hun cliënten op het ogenblik dat er een dringende vraag zich voordoet? 4.2.2. aanklampend opvolgen De crisisnetwerken zijn steeds geconfronteerd geweest met een groep cliënten die opnieuw wordt aangemeld, soms meerdere keren, soms kort na elkaar, soms met langere tussenperioden. De literatuur benoemt dit als crisis als levensstijl. Ook het project Libel geeft aan dat er een groep cliënten is die van crisis naar crisis gaat, en waar de (crisis)hulpverlening er niet in slaagt een blijvende impact te hebben. Voor deze groep cliënten is nood aan een aanklampende trajectbegeleiding die op bepaalde momenten na de crisishulp opvolgt of deze afdoende is geweest en zo niet, wat er meer nodig is op structurele basis en die het gezin begeleidt naar dit aanbod. Stelling: Binnen het netwerk organiseert men zich zo dat het meldpunt een jongere kan toevertrouwen aan een zorgnetwerk dat op een aanklampende manier het gezin zorgzaam toeleidt naar de gepaste hulp. 4.3. aanbod 4.3.1. Interventie Interventie is een werkvorm waarbij vraagverheldering centraal staat. Deze hulpvorm is vooral geschikt voor de zuivere crisisvragen, waarbij de focus ligt op bemiddeling en vraagverheldering om toe te werken naar een verandering in het gezin. Een zeer sterke verbinding met de meldpuntfunctie is noodzakelijk in functie van eventuele extra inzet van crisishulp. 2 actoren komen in beeld om de functie interventie in iedere regio op te nemen: het meldpunt, vanwege de verbinding aan de functie vraagverheldering en een dienst voor CaH, vanuit de daar aanwezige expertise rond bemiddeling en inschatten van nood aan crisishulp. Een centralisatie maakt het mogelijk voor diensten om zich te organiseren op de snelheid en flexibiliteit die vereist is voor het werken in crisis. 4.3.2. begeleiding en verblijf De differentiatie in hulpvragen en hulpprogramma s nopen ook tot een differentiatie in de hulp. Crisishulp aan huis is een belangrijke methodiek van crisisbegeleiding. Dit aanbod staat centraal voor het aanbod begeleiding in het hulpprogramma. p9

Door de koppeling aan andere vormen van begeleiding zoals Terug-naar-thuisbegeleiding wordt veel expertise gebundeld bij 1 dienst, waardoor een methodische kruisbestuiving kan plaatsvinden. Voor andere diensten die begeleiding bieden is het niet evident om eenzelfde expertise op te bouwen of zich dusdanig flexibel te organiseren dat steeds onmiddellijk kan worden ingegaan op een vraag naar crisisbegeleiding. Crisisbegeleiding is evenwel een specifieke vorm van begeleiding voor crisisvragen waarbij het vermijden van uithuisplaatsing of terugkeer naar huis de primaire zorg is. Er zijn evenwel nog andere vormen van begeleiding die meer aansluiten bij de nood wanneer van terugkeer naar de oorspronkelijke situatie (naar huis of de situatie zonder hulp) niet mogelijk is. Ook inzake verblijf zal de inhoud van de hulp verschillen naargelang de vraag. De opvang van een jongere die een week rust nodig heeft en nadien terug naar huis gaat heeft een heel andere impact op de organisatie dan een jongere die plots uit de thuissituatie is gehaald en waarbij wellicht op langere termijn nog residentiele hulp nodig zal zijn. Nog anders zijn de jongeren waarvoor de hulp in 1 voorziening stopgezet wordt en die in een andere organisatie worden opgevangen. Soms is daar nood aan beslotenheid of een expertise in het omgaan met ernstige acting-out-problematiek. stelling: we differentiëren de typemodules van crisishulp om een goede matching te verzekeren in de verschillende hulpprogramma s De differentiatie van typemodules leidt ook tot de vraag of iedere organisatie ook elke expertise in huis heeft, kan of moet hebben. Sommige dringende hulpvragen vragen expertise die weinig verschilt van de expertise die noodzakelijk is voor meer langdurige hulptrajecten. Maar sommige typemodules zijn ook zeer specifiek Deze expertise kan maar worden verworven en behouden door voldoende praktijk. Ook naar ondersteuning op organisatieniveau is het efficiënter om een bepaalde mate van centralisatie te bepleiten stelling: we centraliseren de crisishulp aan jongeren (met perspectief terugkeer naar huis) per regio omdat de hulp aan deze jongeren een specifieke expertise vraagt. stelling: we maken een nieuw positioneringsschema waarbij alle sectoren bepalen welke organisaties een opdracht hebben inzake crisis en dringende hulpvragen. Deze opdracht wordt verankerd in de regelgeving met betrekking tot erkenning en subsidiering. 4.4. rol van cliëntkenmerken De differentiatie in de hulpvragen zoals opgesomd staat los van de cliëntkenmerken. Dit betekent evenwel niet dat clientkenmerken een belangrijke rol kunnen spelen in de hulpverlening. Sommige hulpvragen die passen binnen de genoemde 4 groepen, vergen een specifieke inhoudelijke expertise, bijvoorbeeld de vragen waar een psychische problematiek minstens deel uitmaakt van de hulpvraag, druggerelateerde problematieken of hulpvragen waar sprake is van een (vermoeden van) handicap. Niet al deze inhoudelijke expertise is in alle regio s en hulpprogramma s beschikbaar. p10

Stelling: Er moeten bindende samenwerkingsafspraken worden gemaakt met specialismes die nu nog niet vervat zijn in de hulpprogramma s De praktijk in de hulpprogramma s hebben aangetoond dat hulpverlening op basis van cliëntkenmerken niet zuiver te onderscheiden is en dat intensieve samenwerking noodzakelijk is over verschillende doelgroepen heen. Zo is er een grote overlap tussen cliënten met een psychische problematiek en cliënten waarbij vermoeden van handicap een rol speelt. De korte termijn waarmee dringende hulpvragen beantwoord moeten worden maakt dat een duidelijk diagnostisch beeld vaak niet kan gemaakt worden. Een goede inschatting is noodzakelijk. Als we de hulpprogramma s zo willen organiseren dat zij alle dringende vragen kunnen beantwoorden, roept dit de vraag op wat de meest efficiënte manier is om dit te organiseren. Moet elke organisatie en voorziening zich enkel toeleggen op de hulpvragen met die cliëntkenmerken waarmee ze ook regulier aan de slag gaan of is het efficiënter om de doelgroepdefinities helemaal los te laten. Beide extremen lijken niet tegemoet te komen aan de nood die er leeft. In de gedifferentieerde typemodules moet duidelijk worden waar cliëntkenmerken een doorslaggevende rol spelen om het aanbod af te bakenen. Dit moet evenwel voldoende breed zijn zodat het aanbod relatief breed inzetbaar blijft. Dat houdt ook in dat er aanbod moet zijn van expertise rond verschillende cliëntkenmerken dat men kan inroepen. Dit aanbod kan ondersteunend zijn ten aanzien van het meldpunt waar zij kunnen aftoetsen of hun indicatiestelling inderdaad de juiste is, maar evenzeer moet een ondersteunend aanbod ter beschikking staan van organisaties en voorzieningen die hulp bieden. stelling: Het hulpprogramma moet alle hulpvragen, met alle cliëntkenmerken kunnen beantwoorden. De meest efficiënte manier is om in de hulpprogramma s de doelgroepdefinities los te laten en generalistisch in te vullen. Dringende jeugdhulp en dringende hulp bij GGZ overlapt en de combinatie van de expertise van beide domeinen biedt een grote meerwaarde. Dit is ook de conclusie van diverse samenwerkingsverbanden en experimenten (Libel, crisis²). Dat is ook de visie van de ministers zoals blijkt uit de gids naar een nieuw geestelijk gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren die werd goedgekeurd door de interministeriële conferentie op 30 maart 2015. stelling: We installeren 1 meldpunt voor alle dringende vragen, ook de dringende vragen van de geestelijke gezondheidszorg. 5. regulering vraag-aanbod De nieuwe positionering van de dringende hulpvragen impliceert ook dat het aantal vragen voor de meldpunten en de hulpprogramma s nog zal toenemen. Er worden immers nog meer soorten vragen meegenomen. Vertrekkende vanuit de bestaande crisisnetwerken moet een gesprek gevoerd worden welke uitbreiding noodzakelijk is om alle dringende vragen in de regio te kunnen beantwoorden en hoe de balans moet zijn p11

tussen het aanbod voor dringende hulpvragen en het aanbod voor langduriger trajecten. Daarbij is een efficiënte inzet van het aanbod de primaire zorg. Ook de doorstroom van dringende hulpvragen naar reguliere en stabiele langduriger zorg voor die gezinnen die het nodig hebben is van doorslaggevend belang. Hierbij is een goede samenwerking noodzakelijk met zowel de ITP (voor NRTJ) als met het RTJaanbod. stelling: jongeren die nood hebben aan een hulpaanbod na de kortdurende hulp worden geprioriteerd (zowel RTJ als NRTJ) om de doorstroom te garanderen De crisisnetwerken werden opgebouwd in het verleden op basis van engagementen en vrijwillige inzet van organisaties. In het kader van professionalisering wordt duidelijk dat een aantal organisaties die de specifieke expertise in huis hebben om met bepaalde types van dringende vragen aan de slag te gaan, deze ook moeten inzetten binnen dit nieuwe organisatiemodel. Van deze organisaties wordt dus verwacht dat zij een inzet doen. Deze verwachting wordt best verankerd in de erkenning van deze organisaties. stelling: we maken een nieuw positioneringsschema waarbij alle sectoren bepalen welke organisaties een opdracht hebben inzake crisis en dringende hulpvragen. Deze opdracht wordt verankerd in de regelgeving met betrekking tot erkenning en subsidiering. De verantwoordelijkheid voor de hulp in de hulpprogramma s mag niet enkel gelegd worden bij enkele (types van) voorzieningen. Alle organisaties hebben hierin een opdracht, rekening houdend met de expertise die ze bezitten of verwerven in het omgaan met bepaalde types van dringende hulpvragen. Dat betekent dat van alle organisaties gevraagd mag worden om zich te verhouden tot de vragen die er zijn. Stelling: elke module die op een gegeven moment niet ingezet wordt voor een concrete jongere is een mogelijk aanbod voor een dringende hulpvraag en kan daar bijgevolg voor aangesproken worden. NRTJ voorzieningen geven daarvoor hun beschikbare plaatsen onmiddellijk door in insisto (verblijf). Wat kunnen redenen zijn om beschikbare plaatsen niet in te zetten voor een dringende vraag? Dit veronderstelt dat iemand zicht heeft op de beschikbare plaatsen. De gedeelde verantwoordelijkheid wordt organisatorisch vooral gelegd binnen de regio, maar finaal heeft de jeugdhulp in Vlaanderen een verantwoordelijkheid ten aanzien van alle jongeren die in Vlaanderen hulp nodig hebben. Een interregionale solidariteit kan geen dagelijkse praktijk zijn, maar moet evenwel bespreekbaar zijn. stelling: het aanbod in Vlaanderen wordt regionaal georganiseerd maar kan interregionaal worden ingezet wanneer dit noodzakelijk is om veiligheid te bieden aan een jongere waarvoor in de eigen regio geen aanbod beschikbaar is. p12

5.1. Aangepaste governance Het managementcomité (MC) beslist over de werkingsprincipes van de jeugdhulp, dus ook over de werkingsprincipes voor dringende hulp, na voorbereiding door het agentschap jongerenwelzijn. De inhoudelijke aansturing van de meldpunten ligt bij het agentschap jongerenwelzijn. Zij organiseert overleg, vorming, intervisie met de meldpunten om hen te ondersteunen in hun opdracht, in samenwerking en overleg met de afdeling Welzijn en Samenleving. De IROJ volgen de crisisnetwerken op, sturen deze aan in de regio op basis van het kader zoals uitgetekend binnen het MC, monitoren de spanning tussen de vraagzijde en de aanbodzijde en de verhouding tussen de RTJ, NRTJ, dringende hulp en de overgang en relatie ten aanzien van gerechtelijke jeugdhulp. Het IROJ laat zich informeren door de netwerkgroep crisis en signaleert tekorten en problemen waaraan ze zelf geen antwoord kunnen bieden aan het MC. De IROJ nemen derhalve een belangrijke plaats in om deze beweging naar netwerken voor dringende hulp te maken. Vertrekkende vanuit de bestaande crisisnetwerken moet het gesprek gevoerd worden hoeveel partners en modules voor crisishulp nodig zijn in de regio, maar ook hoeveel partners en modules nodig zijn voor de andere vormen van dringende hulp. Op die manier moet een beeld ontstaan van het totale aanbod in de regio dat gemiddeld beschikbaar is voor dringende hulp. stelling: Het IROJ heeft een sturende rol in de regulering van vraag en aanbod in de regio en de hulpprogramma s. p13