Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 10 maart 2006 (14.03) (OR. en) 7192/06 Interinstitutioneel dossier: 2003/0252 (COD) LIMITE PUBLIC TRANS 63 CODEC 233 VERSLAG van: het voorzitterschap aan: het Comité van permanente vertegenwoordigers (1e deel) nr. vorig doc.: 14980/05 TRANS 256 CODEC 1092 nr. Comv.: 15820/03 TRANS 360 CODEC 1773 Betreft: LANDTRANSPORT Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het rijbewijs (herschikking) - Politiek akkoord Inhoud van het voorstel 1. Met dit voorstel, dat in december 2003 door de Commissie is ingediend, wordt beoogd om via harmonisatie van de nationale wetgevingen betreffende het rijbewijs: a) het vrije verkeer van de burgers van de Gemeenschap te verbeteren door de onderlinge erkenning van alle rijbewijzen te waarborgen en te vergemakkelijken (één model voor het rijbewijs en beperkte administratieve geldigheid); b) de mogelijkheden tot fraude te beperken (model in de vorm van een plastic kaart); c) de verkeersveiligheid te verhogen 1. 1 In de praktijk moet de nieuwe regeling bijdragen tot een hogere verkeersveiligheid, aangezien het probleem van "rijbewijstoerisme" en fraude wordt aangepakt, en minimumnormen worden gesteld inzake verplichte medische controles voor beroepsbestuurders en inzake kwalificaties en voortdurende na- en bijscholing van rijexaminatoren. 7192/06 ons/las/mg 1
Besprekingen in de Raad en het Europees Parlement 2. In afwachting van het advies van het Parlement is de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van 7 oktober 2004 een algemene oriëntatie over dit voorstel overeengekomen. 3. De werkingssfeer en de inhoud van deze algemene oriëntatie komen grotendeels overeen met die van het Commissievoorstel. Een van de hoofdpunten van de algemene oriëntatie is dat alle nieuwe rijbewijzen binnen zes jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn op een geharmoniseerd model in de vorm van een plastic kaart moeten zijn gebaseerd. Alle nieuwe rijbewijzen zullen een beperkte administratieve geldigheid hebben, te weten tien jaar voor motorrijwielen en personenauto's en vijf jaar voor vrachtwagens en bussen. Wat de bestaande rijbewijzen betreft, bevat de algemene oriëntatie van de Raad geen verplichting deze voor een nieuw rijbewijs in te wisselen. 4. Het Europees Parlement heeft op 23 februari 2005 zijn advies in eerste lezing aangenomen. Het bevat slechts een beperkt aantal inhoudelijke verschillen ten opzichte van de algemene oriëntatie van de Raad. Een belangrijk verschil betreft de door het Europees Parlement verlangde verplichting om bestaande rijbewijzen in te wisselen. 5. Gezien deze stand van de besprekingen heeft het Luxemburgse voorzitterschap, na daartoe door het Coreper te zijn gemandateerd, met het Europees Parlement onderzocht of er een zogenoemd "akkoord in vroege tweede lezing" kon worden bereikt (dat wil zeggen: een na voorafgaand overleg tot stand gekomen gemeenschappelijk standpunt) door een reeks besprekingen te voeren in de vorm van een informele trialoog. 6. Tijdens deze besprekingen hebben de twee instellingen een voorlopig compromis bereikt met betrekking tot de volgende centrale vraagstukken: - de verandering van categorie van kampeerwagens en voertuig-aanhangwagensamenstellen (artikel 4, lid 4, onder b), et al.); - de regeling voor toegang tot motorrijwielen (artikel 4, lid 3, et al.); - de aanpak van één rijbewijs per persoon (artikel 7, lid 5, en artikel 11, lid 4); - de kwestie van de verplichte inwisseling van alle bestaande rijbewijsdocumenten (artikel 3, lid 3, et al.). 7192/06 ons/las/mg 2
Deze compromissen kunnen worden beschouwd als een grote stap voorwaarts in verkeersveiligheid, aangezien: - voor het besturen van bepaalde zware motorvoertuig-aanhangwagensamenstellen waarvoor een B-rijbewijs is vereist, een aanvullende opleiding zal moeten worden gevolgd en/of een praktische proef zal moeten worden afgelegd; - de toegang tot de categorie zware motorrijwielen (categorie A) geleidelijk zal worden gemaakt, doordat een praktische ervaring van 2 jaar in een lichtere categorie verplicht zal worden gesteld en directe toegang tot motorrijwielen van categorie A pas vanaf de leeftijd van 24 jaar mogelijk zal zijn. Met de compromissen voor artikel 7, lid 5, en artikel 11, lid 4, worden nieuwe bepalingen ingevoerd die bedoeld zijn om een einde te maken aan het "rijbewijstoerisme" in de Gemeenschap. 7. De informele onderhandelingen met het Europees Parlement zijn zeer constructief en in een geest van grote samenwerkingsbereidheid verlopen, zoals duidelijk blijkt uit de kwaliteit van de bereikte compromissen. De commissie TRAN van het Europees Parlement beschouwt deze nieuwe tekst en de daarin vervatte compromissen als een pakket dat, indien het als gemeenschappelijk standpunt aan het Europees Parlement wordt toegezonden, een snelle aanneming in tweede lezing mogelijk zal maken. Het valt niet te verwachten dat betere resultaten zullen worden bereikt mocht de Raad besluiten het pakket opnieuw te behandelen en een bemiddelingsprocedure met de medewetgever te starten. 8. De ontwerp-compromistekst bevat ook een compromisformulering voor het inwisselingsvraagstuk, op grond waarvan alle in omloop zijnde rijbewijzen 26 jaar na de inwerkingtreding van de ontwerp-richtlijn in overeenstemming zullen moeten zijn met het "Europees model". Bovendien wordt er in de ontwerp-compromistekst een maximum administratieve geldigheidsduur ingevoerd van 10 jaar voor rijbewijzen van de categorieën AM, A1,A2, A,B, B1 en BE, afgegeven overeenkomstig deze ontwerp-richtlijn. 9. De Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie heeft in zijn zitting van 27-28 juni 2005 nota genomen van een voortgangsverslag van het Luxemburgse voorzitterschap 2, met dien verstande dat dit dossier in een volgende Raadszitting opnieuw zal worden bezien op basis van het compromis dat met het Europees Parlement is bereikt. 2 Doc. 10292/05 TRANS 124 CODEC 526 + ADD 1. 7192/06 ons/las/mg 3
10. Op 5 december 2005 is het ontwerp-voorstel voorgelegd aan de Raad zodat er een politiek akkoord kon worden goedgekeurd in de vorm van het compromis waarover met het Europees Parlement overeenstemming is bereikt. De tekst kon reeds door een groot aantal delegaties worden aanvaard, maar andere delegaties achtten het wenselijk om extra bedenktijd te vragen alvorens een definitief standpunt in te nemen. Daarom besloot de Raad in volgende zitting nogmaals te bezien of er een politiek akkoord kan worden bereikt. 11. Gelet op de stand van zaken hebben het Oostenrijkse voorzitterschap en de betrokken lidstaten onderzocht of het mogelijk is de weinige nog bestaande problemen op te lossen. Tijdens deze onderhandelingen werd duidelijk dat de compromistekst, die in de bijlage staat, aanvaardbaar is indien de lidstaten de administratieve geldigheidsduur van het nieuwe rijbewijs mogen uitbreiden tot 15 jaar. Daarom stelt het voorzitterschap voor onderstaande bepaling toe te voegen aan artikel 7, lid 2, onder a) 3 : Vanaf [ de bij artikel 16, lid 2, vastgestelde datum] hebben de door de lidstaten voor de categorieën AM, A1, A2, A, B, B1 en BE afgegeven rijbewijzen een administratieve geldigheidsduur van tien jaar. [ ] Een lidstaat kan ervoor kiezen deze rijbewijzen af te geven met een administratieve geldigheid tot 15 jaar. Met deze aanvullende bepaling wordt een administratieve geldigheidsduur van 10 jaar gehandhaafd als belangrijkste beginsel, maar wordt een lidstaat tevens de mogelijkheid geboden om desgewenst een flexibeler aanpak te volgen (15 jaar). Het Oostenrijkse voorzitterschap heeft over dit punt ook informeel contact opgenomen met het Europees Parlement en verwacht de komende dagen een reactie van de medewetgever. In de huidige omstandigheden vindt het Oostenrijkse voorzitterschap dit de best mogelijke oplossing, die een spoedige aanneming van de ontwerp-richtlijn in tweede lezing mogelijk maakt. 3 De volledige tekst van artikel 7, lid 2, staat in de bijlage. 7192/06 ons/las/mg 4
12. In het licht van het compromispakket dat met het Europees Parlement is overeengekomen, is het voorzitterschap ook van plan overweging 5 zodanig te wijzigen dat het bepaalde in artikel 2, lid 2, volledig worden weerspiegeld. Overweging 5 zou dan als volgt moeten worden gelezen: (5) Rijbewijzen worden onderling erkend. De lidstaten moeten de bij deze richtlijn voorgeschreven geldigheidsduur kunnen toepassen op een rijbewijs met een onbeperkte administratieve geldigheid dat door een andere lidstaat is afgegeven aan een houder die sedert meer dan twee jaar op hun grondgebied verblijft. Conclusies 13. Het COREPER wordt derhalve verzocht a. de ontwerp-richtlijn nogmaals te bespreken, en wel de versie die in december 2005 aan de Raad is voorgelegd en die in het addendum bij dit document staat, en b. de nieuwe tekstvoorstellen in de punten 11 en 12 goed te keuren zodat de Raad tijdens zijn zitting van 27 maart 2006 een politiek akkoord kan bereiken over zijn gemeenschappelijk standpunt. 7192/06 ons/las/mg 5
BIJLAGE Artikel 7, lid 2 wordt: nieuw Raad 2. (a) Vanaf [de bij artikel 16, lid 2 vastgestelde datum], hebben de door de lidstaten voor de [ ] categorieën AM, A1, A2, A, B, B1 en BE afgegeven rijbewijzen een administratieve geldigheidsduur van tien jaar [ ] Een lidstaat kan ervoor kiezen deze rijbewijzen af te geven met een administratieve geldigheidsduur van 15 jaar. (b) Vanaf [de bij artikel 16, lid 2 vastgestelde datum], hebben de door de lidstaten voor de categorieën C, CE, C1, C1E, D, DE, D1, D1E afgegeven rijbewijzen een administratieve geldigheidsduur van vijf jaar. [ ] [ ] [ ] (c) De verlenging van een rijbewijs [ ] kan een nieuwe administratieve geldigheidsduur doen ingaan voor een andere categorie of andere categorieën waarvoor de houder van het rijbewijs rijbevoegdheid heeft, voor zover dit in overeenstemming is met de bepalingen van deze richtlijn. [ ] (d) De aanwezigheid van een microchip overeenkomstig artikel 1 is geen noodzakelijke voorwaarde voor de geldigheid van een rijbewijs. Het verlies of het onleesbaar zijn van de microchip, of enige andere beschadiging ervan hebben geen invloed op de geldigheid van het document. 7192/06 ons/las/mg 6 BIJLAGE