Het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité hebben respectievelijk op 20 april 1994 en op 30 juni 1993 advies uitgebracht.

Transcriptie

1 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 9 november 2004 (16.11) (OR. en) PUBLIC 14287/04 Interinstitutioneel dossier: 1992/0449/B (COD) LIMITE SOC 523 CODEC 1208 VERSLAG van: de Groep sociale vraagstukken aan: het Comité van permanente vertegenwoordigers (deel 1) nr. vorig doc.: 13340/04 SOC 472 CODEC COR 1 nr. Comv.: 5059/93 SOC 88 COM(92) 560 def. 8392/94 SOC 209 COM(94) 284 def. SYN 449 Betreft: Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (optische straling) I. IEIDING EN ACHTERGROND De Commissie heeft bovengenoemd voorstel, dat gebaseerd is op het vroegere artikel 118 A van het EG-Verdrag, op 8 februari 1993 bij de Raad ingediend. Het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité hebben respectievelijk op 20 april 1994 en op 30 juni 1993 advies uitgebracht. Op 8 juli 1994 heeft de Commissie een gewijzigd voorstel ingediend /04 ier/cq/dm 1

2 Bij het Verdrag van Amsterdam is artikel 118 A vervangen door artikel 137, leden 1 en 2, op grond waarvan het Europees Parlement medebeslist en het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's moeten worden geraadpleegd. Bij brief van 13 januari 2000 heeft het Comité van de Regio's verklaard dat het geen advies zou uitbrengen over het richtlijnvoorstel. Het belangrijkste kenmerk van het voorstel was dat in hetzelfde instrument vier soorten fysische agentia (lawaai, mechanische trillingen, optische straling en elektromagnetische velden en golven) elk in een aparte bijlage behandeld werden. Gelet evenwel op de sterk uiteenlopende kenmerken van de vier soorten fysische agentia, is in 1999 besloten aparte richtlijnen op te stellen. De richtlijnen inzake trillingen en lawaai zijn inmiddels al aangenomen. Het Ierse voorzitterschap heeft besloten te beginnen met de bespreking van het vierde en laatste onderdeel, optische straling, en heeft daartoe in juni 2004 een herziene tekst voorgelegd. De algemene structuur van de nieuwe tekst sluit, bijvoorbeeld in de artikelen over voorlichting en opleiding van de werknemers, raadpleging en deelneming van de werknemers, en in de diverse bepalingen nauw aan op de bepalingen van de richtlijnen inzake trillingen, lawaai en elektromagnetische velden. Wat de grenswaarden voor blootstelling (GWB's) betreft zijn de bijlagen voor een groot deel gebaseerd op de aanbevelingen van de internationale commissie voor bescherming tegen nietioniserende straling (ICNIRP). In bijlage 1 staan de GWB's voor incoherente straling (voor straling uit niet-natuurlijke bronnen) en in bijlage 2 die voor laserstraling. Er zijn geen GWB's vastgesteld voor natuurlijke optische straling (bijvoorbeeld zonnestralen). In geval van blootstelling van werknemers aan natuurlijke bronnen van optische straling dienen de werkgevers een risicobeoordeling te maken van de gevolgen voor gezondheid en veiligheid, zodat de noodzakelijke maatregelen om deze gevaren tot een minimum te beperken kunnen worden omschreven en uitgevoerd /04 ier/cq/dm 2

3 In punt II hieronder worden drie onopgeloste problemen beschreven; het betreft de verwijzingen naar normen en aanbevelingen in artikel 4, lid 1, het toezicht op de gezondheid als bedoeld in artikel 8, lid 1, en een gids voor goede praktijken in een voorgesteld nieuw artikel 11 bis, terwijl bij punt III enige andere zaken aan de orde komen. De tekst van de richtlijn zoals deze er na de bespreking door de Groep sociale vraagstukken uitziet staat in Addendum I bij dit verslag. II. BELANGRIJKSTE ONOPGELOSTE VRAAGSTUKKEN a) Verwijzingen naar specifieke normen en aanbevelingen (artikel 4, lid 1) Krachtens artikel 4, lid 1, beoordeelt de werkgever de niveaus van de optische straling uit kunstmatige bronnen en meet en/of berekent hij deze indien nodig. Het artikel behelst ook aanwijzingen over de toe te passen methodiek: indien deze beschikbaar zijn, dient gebruik gemaakt te worden van de normen en aanbevelingen van de CEI, de CIE of de CEN, 1 en indien deze niet beschikbaar zijn moeten nationale of internationale richtsnoeren met een wetenschappelijke grondslag worden gevolgd. Voor de meeste delegaties was deze tekst aanvaardbaar; de Commissie en de Spaanse delegatie bepleitten de opneming van de specifieke verwijzingen naar deze normen, aanbevelingen en richtsnoeren in dit artikel. De Oostenrijkse delegatie opperde evenwel met steun van de Belgische en de Duitse delegatie, de volgende, kortere versie van artikel 4, lid 1: 1 CEI: Internationale Elektrotechnische Commissie CIE: Internationale Commissie voor Verlichtingskunde CEN: Europese Commissie voor Normalisatie 14287/04 ier/cq/dm 3

4 "Bij de uitvoering van de voorschriften van artikel 6, lid 3, en artikel 9, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG beoordeelt en, indien nodig, meet en/of berekent de werkgever, voor aan kunstmatige bronnen van optische straling blootgestelde werknemers, de niveaus van de optische straling waaraan de werknemers waarschijnlijk zullen worden blootgesteld, zodat de nodige maatregelen kunnen worden bepaald en uitgevoerd om de blootstelling tot de toepasselijke grenzen te beperken. Bij de methodiek die wordt toegepast bij deze beoordeling, meting en/of berekeningen wordt de technische vooruitgang gevolgd en wordt rekening gehouden met de door de producent van de arbeidsmiddelen opgegeven informatie, wanneer die arbeidsmiddelen onder een toepasselijke communautaire richtlijn vallen". b) Toezicht op de gezondheid en verschillende bronnen van optische straling (artikel 8, lid 1, eerste zin) Krachtens artikel 8, lid 1, eerste zin, zijn de lidstaten verplicht bepalingen vast te stellen inzake het toezicht op de gezondheid. Alle delegaties op twee na (IT en EL) alsook de Commissie aanvaardden de tekst van artikel 8, lid 1, waarin op een algemeen niveau verwezen wordt naar een substantieel risico voor de gezondheid van de werknemers; zij achtten het geen goede zaak deze compromistekst te wijzigen. De Italiaanse delegatie handhaafde een voorbehoud voor nadere bestudering bij dit artikel en heeft met steun van de Griekse delegatie een meer gedetailleerde tekst voor de eerste zin van artikel 8, lid 1, voorgesteld, waarin kunstmatige en natuurlijke bronnen van optische straling op eenzelfde wijze worden onderscheiden als dit in artikel 4 (risicobeoordeling) het geval is. Volgens het Italiaanse voorstel (zie hieronder) is het ook de bedoeling dat de richtsnoeren betreffende de "substantiële risico's" in geval van natuurlijke bronnen van optische straling worden vastgesteld door de nationale gezondheidsinstellingen: "Onverminderd artikel 14 van Richtlijn 89/391/EEG stellen de lidstaten de nodige bepalingen vast om te voorzien in een passend toezicht op de gezondheid van werknemers in het licht van het resultaat van de risicobeoordeling bedoeld in artikel 4 van deze richtlijn, wanneer: 14287/04 ier/cq/dm 4

5 a) werknemers worden blootgesteld aan kunstmatige bronnen van optische straling waardoor de grenswaarden voor blootstelling als bedoeld in artikel 2, onder d), worden overschreden; b) werknemers worden blootgesteld aan natuurlijke bronnen van optische straling die volgens de richtsnoeren van de nationale gezondheidsinstellingen een substantieel risico voor hun gezondheid zouden kunnen inhouden." c) Gids voor goede praktijken (voorgesteld in nieuw artikel 11 bis) Aangezien vele lidstaten, zoals bijvoorbeeld Letland, slechts over beperkte middelen beschikken voor de vaststelling van nationale richtsnoeren inzake de technische onderwerpen van deze ontwerp-richtlijn, heeft de Letse delegatie een nieuw artikel 11 bis voorgesteld: "De Commissie stelt in een niet-bindende gids van goede praktijken praktische richtsnoeren op. Deze gids geeft uitsluitsel over de onderwerpen van de artikelen 4, 5 en 6 en de bijlagen I en II. De Commissie raadpleegt allereerst overeenkomstig artikel 2 van Richtlijn 2003/913/EEG van de Raad het Raadgevend comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats. In het kader van de toepassing van deze richtlijn nemen de lidstaten bij het opstellen van het nationale beleid voor de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers zoveel mogelijk nota van bovengenoemde gids." De Deense delegatie steunde het eerste deel van het voorstel van Letland (eerste en tweede zin), maar niet de laatste zin aangezien zij deze te beperkend voor de lidstaten achtte. De Commissie was tegen dit voorstel, dat zij om verscheidene redenen niet bruikbaar acht. De richtlijn is in haar geheel gericht tot de lidstaten en niet tot de Commissie. Het zou daarom beter zijn eventuele richtsnoeren op nationaal niveau vast te stellen. Daarnaast zou het voorstel artikel 11 bis kunnen worden opgevat als een inbreuk op het initiatiefrecht van de Commissie /04 ier/cq/dm 5

6 De Commissievertegenwoordiger en de Duitse delegatie merkten nog op dat de technische deskundigheid verkregen kan worden op een bilaterale of multilaterale basis, bijvoorbeeld via het Raadgevend Comité voor de veiligheid en de gezondheid op de arbeidsplaats. III. ANDERE PUNTEN Drie delegaties (DK/DE/UK) maken een voorbehoud voor nadere bestudering door het Parlement. De Slowaakse delegatie heeft algemeen voorbehoud voor nadere bestudering ingediend. Alle delegaties behalve IE en UK hebben een voorbehoud voor nadere bestudering van hun taalversie gemaakt. o o o Het comité wordt verzocht de onopgeloste vraagstukken te bespreken, zodat het dossier op 6 en 7 december aan de Raad (EPSCO) kan worden voorgelegd met het oog op een politiek akkoord over een gemeenschappelijk standpunt /04 ier/cq/dm 6