GEBIEDSVISIE VERKLEINEN VASTE AFSTANDEN 2016 GEMEENTE HELMOND
20 SEPTEMBER 2016-2 -
GEBIEDSVISIE VERKLEINEN VASTE AFSTANDEN GEMEENTE HELMOND In opdracht van Gemeente Helmond Opgesteld door Auteur Anita Michiels Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant Wal 28 Postbus 8035 5601 KA Eindhoven Anita Michiels Projectnummer 231158 Datum 20 september 2016 Status DEFINITIEF 20 SEPTEMBER 2016-3 -
Inhoudsopgave 1 Inleiding... 1 1.1 Voornemen... 1 1.2 Gewenste ruimtelijke ontwikkeling... 1 2 Vaste afstanden in de Wet geurhinder en veehouderij... 3 2.1 Standaard normen en afstanden in de Wet geurhinder en veehouderij... 3 2.2 Afwijken: andere normen en afstanden hanteren... 3 3 Methode om te komen tot andere afstanden... 4 3.1 Berekeningen... 4 3.1 Toetswaarde... 5 3.2 Inventarisatie veehouderijen... 6 4 Toetsing aan de randvoorwaarden Wet geurhinder en veehouderij... 7 4.1 De gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied... 7 4.2 Huidige en te verwachten geursituatie in het gebied... 7 4.3 Het belang van een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging... 8 4.4 Noodzaak van een even hoog niveau van de bescherming van het milieu... 8 4.5 Overleg met de naburige gemeenten... 9 5 Conclusies en aanbevelingen... 10 Bijlage: Kaart 1: Veehouderijen verkleinen vaste afstanden Gemeente Helmond 20 SEPTEMBER 2016-4 -
1 Inleiding 1.1 Voornemen De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) beschermt geurgevoelige objecten tegen geurhinder uit veehouderijen. Een aanvraag om een omgevingsvergunning van een veehouderij wordt getoetst aan in de Wgv vastgelegde standaardwaarden voor geurbelasting of aan standaardwaarden voor vaste afstanden. Afhankelijk van de uitkomst van de toetsing wordt de vergunning verleend dan wel geweigerd. Veehouderijen die onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit vallen, moeten voldoen aan de artikelen betreffende geur uit dit besluit. Deze komen vrijwel overeen met wat in de Wgv is vastgelegd. In de Wgv is ook vastgelegd dat gemeenten mogen afwijken van de wettelijke standaardwaarden, d.w.z. binnen een vastgelegde bandbreedte. Dergelijke afwijkende waarden (ook wel normen genoemd) gelden alleen in een bepaald gebied. Voor dat gebied moet de gemeente de gewenste ruimtelijke ontwikkeling in een gebiedsvisie vastleggen. Op basis daarvan wordt een onderbouwing gevonden voor de afwijkende individuele normstelling en/of vaste afstand. De afwijkende normen en vaste afstanden moeten in een gemeentelijke verordening worden vastgelegd. De gemeenteraad besluit over de verordening. De gemeente Helmond heeft een geurverordening opgesteld op 10 juni 2008. In de verordening zijn onderstaande geurnormen vastgelegd: - 1,5 ou E /m 3 voor plangebied Brandevoort I; - 8 ou E /m 3 voor plangebied Brandevoort II. Voor bedrijven met dieren waarvoor geen geuremissiefactoren gelden, de zogenaamde grondgebonden bedrijven, zijn geen afwijkende afstanden vastgelegd in de verordening. Voorbeelden van deze bedrijven zijn melkvee- en paardenhouderijen. Voor deze veehouderijen geldt een vaste afstand van 100 meter ten opzichte van de bebouwde kom en een afstand 50 meter ten opzichte van het buitengebied. Overwogen wordt of de vaste afstand voor deze grondgebonden bedrijven in de omgeving van de bebouwde kom kan worden verkleind. Reden van genoemde overweging is het feit dat de gemeente Helmond voor de in ontwikkeling zijnde plangebieden belemmeringen ondervindt van relatief kleine veehouderijen. De afstand die moet worden aangehouden ten opzichte van de bebouwde kom van 100 meter is niet in verhouding gelet op het vaak gering aantal dieren dat bij de betreffende veehouderijen en hobby-boerderijen wordt gehouden. De Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant is gevraagd om te onderzoeken of het voornemen om de afstanden te verkleinen haalbaar is. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat een goed woon- en leefklimaat van omliggende (toekomstige) woningen blijft gewaarborgd. 1.2 Gewenste ruimtelijke ontwikkeling In de memorie van toelichting bij de Wet geurhinder en veehouderij is aangegeven dat geurhinder een lokaal milieuprobleem is. Middels deze wet is het bevoegd gezag de ruimte geboden om rekening te houden met ruimtelijke en milieuhygiënische omstandigheden in een concreet gebied en met de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting van dat gebied. pagina 1 van 10
De Wet geurhinder en veehouderij geeft de gemeente meer beleidsvrijheid dan voorheen en de mogelijkheid om maatwerk te leveren. Afhankelijk van het karakter van het gebied en zijn gewenste ruimtelijke inrichting mogen immers afwijkende normen en vaste afstanden worden gesteld. Deze vaste afstanden worden vastgelegd in een verordening, die door het bevoegd gezag bij vergunningverlening moet worden gehanteerd. Aan de verordening ligt een gemeentelijke visie op de ontwikkeling van het gemeentelijke grondgebied ten grondslag. In de Structuurvisie Helmond 2030 wordt over de verwevenheid van de stad en het platteland in de gemeente Helmond het volgende beschreven: Helmond heeft een relatief klein buitengebied, dat doordringt in het stedelijk gebied en één geheel vormt met het buitengebied van aangrenzende gemeenten. Dit geeft een belangrijke omgevingskwaliteit aan de stad. Voldoende inzetten op de relatie tussen stad en platteland zorgt voor een goed vestigingsklimaat voor bedrijven en bevordert zeker ook de animo voor werknemers om hier te wonen en te recreëren. De relatie tussen stad en land wordt beïnvloed door structurele veranderingen in het buitengebied. Deels komen veranderingen voort uit de agrarische sector, zoals schaalvergroting en intensivering, deels hebben ze te maken met de stedelijke invloed en ontwikkeling van recreatieve voorzieningen. Het groen in en om Helmond heeft een belangrijke functie als uitloopgebied voor inwoners van stad en regio. Het stedelijk gebied van Helmond is onderdeel van een netwerk van grotere en kleinere woongebieden, werkgebieden, natuur-, landbouw- en recreatiegebieden en infrastructuur. Landschap en infrastructuur zijn de belangrijkste dragers van die samenhang. De wisselwerking tussen stad en land is daarbij van belang om de kwaliteit van stad en land en daarmee van de regio te waarborgen. Er wordt ingezet op samenhang tussen specifieke deelgebieden, herkenbaarheid en robuustheid van landschappen en natuurgebieden en recreatief (mede-)gebruik. In Helmond zijn stedelijk gebied en buitengebied met elkaar verweven. Groen in de stad en uitloopmogelijkheden in het buitengebied worden hoog gewaardeerd en vullen elkaar aan. Stad en land komen harmonieus samen op locaties waar in het verleden vaak grootstedelijke verstedelijkingsclaims lagen. Over de ambities met betrekking tot woningbouw is het volgende te lezen in de Structuurvisie: Na een analyse van de bevolkingsprognose, veranderingen in de woningmarkt, het woningbouwprogramma en de woningbouwcapaciteit, is de conclusie dat de aanwezige plancapaciteit in Helmond voldoende is en dat deze weinig aanpassing vergt. Er moet prioriteit worden gegeven aan grotere, reeds in ontwikkeling zijnde plannen en tegelijkertijd terughoudendheid betracht worden ten aanzien van het realiseren van nieuwe, extra plancapaciteit. Uit de Structuurvisie komt sterk naar voren dat de verwevenheid van de stad met het buitengebied gezien wordt als een gewenste ruimtelijke ontwikkeling. Het voornemen om de vaste afstanden (onder voorwaarden) te verkleinen tussen de bebouwde kom en de grondgebonden veehouderij past in deze visie. Tegelijkertijd schept dit betere mogelijkheden om de in ontwikkeling zijnde plangebieden voor woningbouw te ontwikkelen dan uitgaande van de grotere wettelijke vaste afstanden. pagina 2 van 10
2 Vaste afstanden in de Wet geurhinder en veehouderij Voor geur is de Wet geurhinder veehouderij (Wgv) het exclusieve toetsingskader bij de vergunningverlening aan veehouderijen. De Wet bevat standaard geurnormen en vaste afstanden. 2.1 Standaard normen en afstanden in de Wet geurhinder en veehouderij Geurnormen gelden voor diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor in odour units - is opgenomen in de wettelijke regeling bij de Wet geurhinder en veehouderij. Emissiefactoren zijn er voor: vleesvarkens, zeugen, biggen, opfok- en leghennen, (groot)ouderdieren, vleeskuikens, kalkoenen, eenden, parelhoenders, vleeskalveren, vleesstieren, schapen en geiten. Voor deze diercategorieën wordt de vergunningaanvraag beoordeeld op de met V-Stacks-vergunning berekende geurbelasting. Voor meerdere diercategorieën zijn tot nu toe géén emissiefactoren 1 in de wettelijke regeling opgenomen. Het betreft onder andere melkkoeien en vrouwelijk jongvee, zoogkoeien, paarden, nertsen, struisvogels en andere diersoorten. Bij de vergunningverlening gelden voor deze diercategorieën vaste afstanden. De vaste afstanden zijn in onderstaande tabel weergegeven. In de Wgv opgenomen standaard waarden voor de aan te houden afstand van een veehouderij naar een geurgevoelige object. Vaste afstanden (meters) Melkkoeien, jongvee, zoogkoeien, paarden e.a.* Nertsen 1-1000 dieren 1001-1500 dieren 1501-3000 dieren 3001-6000 dieren 6001-9000 dieren Bebouwde kom 100 175 200 225 250 275 Buitengebied 50 100 125 150 175 200 * andere diercategorieën waarvoor geen emissiefactoren bekend zijn. NB. Indien de nertsen in emissiearme huisvesting worden gehouden dan worden de afstanden uit de tweede rij van de tabel (buitengebied) met 25 meter verkleind. 2.2 Afwijken: andere normen en afstanden hanteren De wet biedt de mogelijkheid om lokaal maatwerk te leveren. De gemeente mag van de wettelijke standaard geurnormen en afstanden afwijken (artikel 6). Andere normen en afstanden moeten worden vastgelegd in een gemeentelijke geurverordening. De wet schrijft voor dat een onderbouwing moet worden geleverd in een zogenaamde geurgebiedsvisie, waarbij rekening wordt gehouden met de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het gebied, de huidige en de toekomstige geursituatie. Wat betreft geurnormen geldt een bandbreedte waarbinnen mag worden afgeweken. Voor de afstanden kent de wet geen bandbreedte, maar wel een minimale afstand van 25 meter naar geurgevoelige objecten in het buitengebied en 50 meter naar geurgevoelige objecten in de bebouwde kom (artikel 6.3). 1 Voor melkvee en nertsen is de geuremissie inmiddels wel gemeten, maar dit heeft nog niet geleid tot het opnemen van een emissiefactor in de Regeling geurhinder en veehouderij. Dit betekent dat de bij de vergunningverlening nog niet aan odour units mag worden getoetst, maar dat de vaste afstanden gelden. pagina 3 van 10
3 Methode om te komen tot andere afstanden De minimale aan te houden afstand tot dierenverblijven van dieren zonder geuremissiefactoren, bedraagt 50 meter binnen de bebouwde kom. Er kan op grond hiervan worden gesteld dat 50 meter de uiterste grens is om geurhinder veroorzaakt door vaste-afstandsdieren te voorkomen binnen de bebouwde kom. Het toestaan van deze hinder is alleen te verantwoorden indien deze hinder wordt veroorzaakt door een geringe veebezetting, bij lage voorgrondbelastingen veroorzaakt door omliggende individuele bedrijven en bij een geringe achtergrondbelasting veroorzaakt door alle omliggende bedrijven samen. De eerste vraag is nu tot welke bedrijfsomvang het verantwoord is de vaste afstand terug te brengen tot minimaal 50 meter. Om deze grens te bepalen is een vergelijking gemaakt met een bedrijf met dieren waarvoor geuremissiefactoren gelden. Hiervan kan namelijk met een geurverspreidingsmodel de geurbelasting naar de omgeving worden bepaald. Er is ten behoeve van de berekening aangenomen dat melkkoeien, jongvee en paarden met betrekking tot geuruitstoot ongeveer gelijk te stellen zijn aan de diercategorie vleesstieren. Dit betekent dat wordt aangenomen dat de geuremissie van een melkkoe, jongvee of een paard 35,6 OU E /s bedraagt. Door deze geuruitstoot aan te nemen is sprake van een worst-case berekening ten opzichte van paarden en jongvee omdat vleesstieren relatief grote dieren zijn die intensief worden gehouden. Dit betekent dat ze veelal onbeperkt worden gevoerd om een goede groei te waarborgen. Dit leidt tot relatief veel mest en dientengevolge ook veel geur. Jongvee en paarden zijn over het algemeen kleiner en deze dieren worden minder intensief gehouden. De voeropname, mestproductie en geur is lager dan bij vleesstieren. De vergelijking tussen vleesstieren en melkkoeien zal redelijk overeen komen omdat sprake is van runderen met een vergelijkbaar gewicht en rantsoen. Door voor zowel paarden, jongvee als koeien uit te gaan van een emissie van gemiddeld 35,6 OU E /s is vanwege de overschatting voor paarden en jongvee enerzijds en de vergelijkbare inschatting voor koeien anderzijds, eerder sprake van een worst-case benadering dan van een onderschatting. Voor overige dieren waarvoor vaste afstanden gelden, zoals konijnen, geldt deze benadering ook. Gelet op het verschil in grootte tussen melkkoeien, jongvee en paarden enerzijds en konijnen anderzijds, is zeker sprake van een worst-case benadering. Op basis van deze aanname zijn berekeningen uitgevoerd met het verspreidingsmodel V-Stacksvergunningen met verschillende aantallen dieren en op verschillende rekenpunten op 50 meter ten opzichte van de bron. 3.1 Berekeningen In deze paragraaf worden het onderzoek en de uitkomsten beschreven met betrekking tot het bepalen van de andere afstanden. Er is met behulp van het verspreidingsmodel V-Stacks vergunningen op basis van de aanname dat de vasteafstandsdieren een geuruitstoot hebben van 35,6 OU E /s op alle windrichtingen om de bron de geurbelasting bepaald. De afstand tussen de bron en de rekenpunten (windrichtingen) is 50 meter. Er zijn berekeningen uitgevoerd van 10 tot en met 100 dieren met tussenstappen van telkens10 dieren. Als gemiddelde ruwheidslengte van de omgeving is 0,5 meter aangehouden. Ook dit is een redelijke worstcase inschatting van de ruwheidslengte omdat de bebouwde kom op relatief korte afstand is gelegen. Bij de berekening is uitgegaan van de volgende invoergegevens: bronhoogte: 1,5 m; gebouwhoogte: 1,5 m; diameter: 0,5 m; pagina 4 van 10
uittredesnelheid: 0,4 m/s. Deze parameters passen bij traditionele huisvesting, natuurlijk geventileerde, geheel luchtdoorlatende stallen. De dieren van de kleinere (hobby-) veehouderijen worden vrijwel altijd in dergelijke stallen gehuisvest. Bovendien is bij deze stallen sprake van een slechte geurverspreiding op korte afstand. Er wordt hierdoor uitgegaan van een worst-case situatie benadering. In onderstaande tabel zijn de resultaten van deze berekeningen weergegeven. Tevens is in de tabel aangeven wat per berekende waarde het hinderpercentage en het bijbehorende woon- en leefklimaat is. Aantal dieren Geur- Emissie (OU E/s) Noord Oost Zuid West Gemiddelde geurbelasting (OU E/m 3 ) 10 356 1 0,9 0,8 0,7 1 4 20 712 2 1,9 1,6 1,4 2 6 30 1068 3 2,8 2,4 2,2 3 8 40 1424 4 3,8 3,2 2,9 3 8 50 1780 5 4,7 4 3,6 4 11 60 2136 6,1 5,7 4,8 4,3 5 12 70 2492 7,1 6,6 5,6 5 6 14 80 2848 8,1 7,6 6,4 5,7 7 16 90 3204 9,1 8,5 7,2 6,5 8 17 100 3560 10,1 9,4 8,1 7,2 9 19 Hinderpercentage (%) Woon- en leefklimaat Zeer goed Zeer goed goed goed Redelijk goed Redelijk goed Redelijk goed matig matig matig Uit deze tabel blijkt dat bij 50 dieren de gemiddelde geurbelasting 4 ou E /m 3 bedraagt. Hier hoort een hinderpercentage bij van 11% en een redelijk goed woon- en leefklimaat. Bij 100 dieren bedraagt de gemiddelde geurbelasting 9 ou E /m 3. Dit komt overeen met een hinderpercentage van 19% en een matig woon- en leefklimaat. 3.1 Toetswaarde Voor de hoogte van de (fictieve) maximale geurbelasting voor vaste afstanden gelden geen wettelijke eisen. De gemeente mag zelf bepalen wat acceptabel is binnen een gebied gelet op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. Het ligt echter wel voor de hand om hierbij aan te sluiten bij de reeds geldende geurnormen en gestelde grenswaarden. De gemeente Helmond heeft in haar gebiedsvisie voor plangebied Brandevoort I een geurnorm vastgelegd van 1,5 ou E /m 3. Voor plangebied Brandevoort II geldt een geurnorm van 8 ou E /m 3. Voor de overige kernen geldt de wettelijke geurnorm van 3 ou E /m 3. In de Verordening ruimte 2014 van de provincie zijn onderstaande grenswaarden opgenomen: - 12% hinder voor de woonkernen, wat overeenkomt met de genoemde 5 ou E /m 3 voor de voorgrond geurbelasting 2. - 20% hinder voor het buitengebied, wat overeenkomt met de genoemde 10 ou E /m 3 voor de voorgrond geurbelasting 7. 2 Zie bijlage 6 en 7 in de bijlage bij de handreiking bij de Wet geurhinder en veehouderij. Infomil, 1 mei 2007. pagina 5 van 10
Gelet op bovengenoemde geldende normen en grenswaarden is het redelijk om aan te sluiten bij de norm uit de Verordening Ruimte 2014 van maximaal 5 ou E /m 3 voor de voorgrond geurbelasting. Dit is ongeveer een gemiddelde norm van alle normen die momenteel gelden voor de bebouwde kom in de gemeente Helmond uit de gemeentelijke verordening (1,5 ou E /m 3 en 8 ou E /m 3 ) en de wettelijke norm (3 ou E /m 3 ). Uitgaande van deze grenswaarde kunnen maximaal 60 vaste-afstandsdieren worden gehouden op een afstand van maximaal 50 meter ten opzichte van geurgevoelige objecten in de bebouwde kom. Het woonen leefklimaat is dan nog steeds redelijk goed. 3.2 Inventarisatie veehouderijen Op basis van het provinciale bedrijvenbestand (web-bvb) is een inventarisatie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat bij 14 van de in totaal 39 veehouderijen in Helmond de vaste afstand ten opzichte van bebouwde kom kan worden verkleind tot 50 meter. Dit wil overigens niet altijd zeggen dat deze bedrijven ook in de directe omgeving van een bebouwde kom liggen. Voor de veehouderijen die buiten de invloedssfeer van de bebouwde kom (zone van 100 m) zijn gelegen, is het verkleinen van de afstand niet relevant. Uit de inventarisatie blijkt dat van de 14 bedrijven er 4 veehouderijen zijn die ook binnen de invloedssfeer van de bebouwde kom zijn gelegen. In onderstaande tabel is een overzicht van de aantallen per categorie weergegeven. Van deze bedrijven kan de afstand ten opzichte van de bebouwde kom worden verkleind naar 50 meter. Hierbij moet wel in acht worden genomen dat dit een momentopname betreft. De verkleining is immers mogelijk op basis van de huidige vergunde of gemelde veebezetting. Als in de toekomst een hogere veebezetting (meer dan 60 dieren) wordt vergund of gemeld dan kan de afstand niet worden verkleind. Totaal aantal bedrijven 39 Bedrijven met maximaal 60 dieren waarvoor vaste afstanden (v.a) gelden 14 Bedrijven met maximaal 60 dieren (v.a.) binnen invloedssfeer bebouwde kom (100 m) 4 De verkleinde vaste afstand geldt overigens ook voor veehouderijen die zijn gelegen buiten de gemeente Helmond indien deze op korte afstand van het grondgebied van Helmond zijn gelegen. De verkleinde vaste afstanden van de betreffende veehouderijen in Helmond zijn weergegeven op kaart 1. Hierbij is uitgegaan van een vaste afstand om het bouwblok. In sommige gevallen zal een vaste afstand om de bedrijfsgebouwen gelden. Dit is het geval als de veehouderij geen mogelijkheid meer heeft om uit te breiden binnen het bouwblok. Dit is in het kader van deze gebiedsvisie niet nader onderzocht. Ook de veehouderijen buiten de gemeente Helmond zijn niet meegenomen in de inventarisatie en staan derhalve niet op de kaart. pagina 6 van 10
4 Toetsing aan de randvoorwaarden Wet geurhinder en veehouderij In de artikelen 6 en 8 van de Wgv zijn de eisen vastgelegd die de gemeente moet betrekken bij het vaststellen van andere normen dan die standaard in de wet zijn opgenomen. In dit hoofdstuk wordt getoetst of wordt voldaan aan deze eisen. 4.1 De gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied Een andere afstand wordt gemotiveerd door de gemeentelijke visie op het deel van het gemeentelijke grondgebied, waarvoor het stellen van die afstand wordt overwogen. De visie bevat de gewenste ruimtelijke inrichting in het gebied, in ieder geval ten aanzien van de ontwikkeling van de veehouderijsector en van geurgevoelige objecten. De handreiking bij de Wgv stelt dat het voor de hand ligt om te motiveren of, en zo ja: hoe en in welke mate, de andere afstand aan realisering van de visie bijdraagt. In de gebiedsvisie van de gemeente Helmond is rekening gehouden met de gewenste ruimtelijke inrichting zoals vastgelegd in de structuurvisie. Hierin is gesteld dat verweving tussen het platteland en de verstedelijkte gebieden een positieve invloed heeft op de leefbaarheid voor de bewoners van Helmond. Verder is het ontwikkelen van de bestaande plangebieden van belang en geniet dit de prioriteit boven de ontwikkeling van nieuwe plannen. Momenteel ondervindt de gemeente Helmond belemmeringen bij het ontwikkelen van de bestaande plangebieden door de wettelijke vaste afstanden van 100 meter. Door de vaste afstand, onder duidelijk omschreven voorwaarden te verkleinen, wordt het mogelijk dat grotere delen van toekomstige woningbouwgebieden kunnen worden bebouwd. Tevens blijft het woon- en leefklimaat goed omdat er een voorwaarde is gesteld aan de maximale grootte van de bedrijven waarvoor de kortere afstand geldt. Ook blijft de verwevenheid met het platteland in stand of wordt deze zelfs vergroot door de kortere afstand. Op grond van het bovenstaande kan worden gesteld dat de gemeente voldoende rekening heeft gehouden met de gewenste ruimtelijke ontwikkeling in het gebied en de motivatie in overeenstemming is met wat de Wgv vereist. 4.2 Huidige en te verwachten geursituatie in het gebied In deze gebiedsvisie is het onderzoek beschreven naar de vaste afstanden die gelden voor dieren waarvoor geen geuremissiefactoren gelden. Dit betekent dat de geuremissie van de betreffende grondgebonden veehouderijen niet te kwantificeren is. De achtergrondbelasting door de intensieve veehouderij is in het kader van de eerdere gebiedsvisie van 2008 wel berekend. Uit dit onderzoek is gebleken dat de achtergrondbelasting in 2008 in de bebouwde kom voldoet aan de gestelde maximale achtergrondbelasting van 10 ou E /m 3. Sindsdien is de achtergrondbelasting zeker niet verslechterd omdat in de directe omgeving van de kernen en de toekomstige plangebieden sinds die tijd nog diverse veehouderijen hun bedrijfsvoering hebben beëindigd. Verder is de gemeente Helmond een overwegend niet-agrarische gemeente met veel verstedelijking. Het relatief geringe aantal intensieve agrarische bedrijven ligt verspreid over het gehele grondgebied. Tevens is een groot deel van gemeente Helmond planologisch aangewezen als gebied beperking veehouderij in het kader van de Verordening Ruimte 2014 waardoor ook in de toekomst de veehouderijen in dit gebied vrijwel geen uitbreidingsmogelijkheden meer hebben. Vanwege deze aspecten is het de verwachting dat de geursituatie in de toekomst zeker niet verslechtert. De verkleining van de vaste afstand onder voorwaarde dat dit alleen mogelijk is bij relatief kleine veehouderijen zal niet leiden tot een verslechtering van de geursituatie ten opzichte van de huidige situatie. Gelet op de verwachting dat pagina 7 van 10
veel intensieve veehouderijen de komende jaren hun bedrijven zullen beëindigen, zal er zelfs sprake zijn van een verbetering van de geursituatie. Hiermee is voldaan aan de eis van de Wgv om rekening te houden met de huidige en te verwachten geursituatie in het gebied. 4.3 Het belang van een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging De IPPC-richtlijn beoogt een geïntegreerde aanpak (preventie en bestrijding) van verontreiniging. Afwenteling van een verontreiniging moet worden voorkomen, teneinde een hoog niveau van bescherming voor het milieu in zijn geheel te bevorderen (overwegingen 7 en 9 van de richtlijn). Daarom moet bij het opstellen van een verordening niet alleen met de geursituatie maar ook met de andere milieucompartimenten rekening worden gehouden. De gemeente zal een kleinere vaste afstand toepassen binnen de bebouwde kom, onder voorwaarde. In het belang van een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging is het volgende in beschouwing genomen: - de andere afstand leidt niet tot een concentratie aan veehouderijen in de nabijheid van voor ammoniak kwetsbare gebieden, de veehouderijen waarvoor deze afstanden relevant zijn liggen immers verspreid over het gehele grondgebied van de gemeente Helmond; - de andere afstanden leiden niet tot het gebruik van emissiereducerende maatregelen met een hoog energieverbruik (zoals luchtwassers). De geuremissie van diercategorieën waarvoor vaste afstanden gelden, kan niet worden gekwantificeerd, om deze reden kan ook geen geurreductie worden behaald met luchtwassers. Gebruik van luchtwassers wordt derhalve door het stellen van een kortere afstand niet gestimuleerd. Overigens: het gebruik van luchtwassers bij de grondgebonden bedrijven is niet gebruikelijk. De uitrusting van stallen op deze bedrijven leent zich daar niet voor. - de andere afstanden staan een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging door het toepassen van de best beschikbare technieken niet in de weg. -de andere afstanden gelden alleen voor de kleine (hobby) veehouderijen. De IPPC-richtlijn geldt niet voor deze kleine bedrijven. De impact van de kleinere afstand zal heel gering zijn. Ook zal deze verkleining van de vaste afstand geen stimulans zijn voor nieuwvestigingen van kleine veehouderijen omdat de Verordening Ruimte 2014 dit niet toestaat. Kortom, de kortere afstand voor de bebouwde kom in Helmond zal niet leiden tot verplaatsing van de verontreiniging naar een ander milieucompartiment, waardoor de bestrijding van andere verontreinigingen en dus een duurzame ontwikkeling (overweging 9 van de IPPC richtlijn) zou worden gefrustreerd. 4.4 Noodzaak van een even hoog niveau van de bescherming van het milieu De gemeentelijke afweging resulteert in een andere afstand, die weliswaar generiek is in een bepaald gebied, maar die voortvloeit uit een maatwerkbenadering ten aanzien van alle onderscheiden veehouderijen in het gebied. De combinatie van deze maatwerkbenadering, de andere afstand die de in de wet vastgelegde boven- en ondergrens niet overschrijdt, de mogelijkheid van toepassing van artikel 2 tweede lid Wgv tot het weigeren van de vergunning en het toepassen van beste beschikbare technieken, waarborgen voor het milieu in zijn geheel ten minste een gelijkwaardig niveau van bescherming, in vergelijking met de situatie waarin alle bedrijven individueel zouden worden beoordeeld. pagina 8 van 10
4.5 Overleg met de naburige gemeenten De gemeentelijke beslissing om voor een bepaald gebied een andere afstand te hanteren, kan effecten hebben op de uitbreidingsmogelijkheden voor veehouderijen in nabij gelegen gemeenten. Om die reden is voorafgaand aan de besluitvorming over de andere afstanden overleg voorgeschreven met de nabijgelegen gemeenten, voorafgaande aan besluitvorming over de andere afstanden (artikel 9 van de Wgv). Dit overleg is alleen nodig wanneer de andere afstanden effecten hebben voor de buurgemeenten. Immers, een andere afstand voor geurgevoelige objecten in een grensgebied kan van invloed zijn op de ontwikkelingsmogelijkheden voor veehouderijen direct buiten de gemeentegrens. Slechts 1 bedrijf in de buurgemeente zal te maken krijgen met deze vaste afstand. Het betreffende bedrijf heeft om planologische redenen al geen uitbreidingsmogelijkheden meer. De kleinere afstand heeft derhalve geen doorwerking naar de ontwikkelingsmogelijkheden voor bedrijven in de buurgemeenten. Om deze reden heeft geen overleg plaatsgevonden. pagina 9 van 10
5 Conclusies en aanbevelingen Op basis van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het grondgebied van gemeente Helmond is het verkleinen van de vaste afstanden, onder voorwaarden, gewenst. De gemeente ondervindt belemmeringen bij woningbouw door relatief kleine veehouderijen waarvoor een grote wettelijke vaste afstand geldt. Deze vaste afstand van 100 meter is, gelet op de omvang van de veehouderijen, disproportioneel groot. In de Structuurvisie 2030 is vastgelegd dat een zekere mate van verwevenheid tussen platteland en stad als gewenst wordt beschouwd. In die zin past het binnen de gewenste ontwikkeling van de gemeente Helmond dat het mogelijk is om de vaste afstand ten opzichte van de bebouwde kom te verkleinen. In deze gebiedsvisie is onderzocht onder welke voorwaarde een verkleining mogelijk is. Deze voorwaarde is zodanig gesteld dat het woon- en leefklimaat van omliggende geurgevoelige objecten niet verslechtert. Bij het onderzoek is uitgegaan van een aantal (worst-case) aannames om berekeningen te kunnen maken met geurverspreidingsmodel V-Stacks-vergunningen. Uit deze berekeningen blijkt dat bij een omvang van maximaal 60 dieren waarvoor vaste afstanden gelden, een verkleining van de vaste afstand van 100 naar 50 meter te verantwoorden is. Het woon- en leefklimaat voor omwonenden op 50 meter afstand blijft dan nog redelijk goed. De vaste afstand kan op basis van de huidige vergunde of gemelde veebezetting bij 4 veehouderijen in Helmond worden verkleind van 100 meter naar 50 meter. Dit zijn de veehouderijen met een huidige gemelde of vergunde veebezetting van maximaal 60 dieren waarvoor vaste afstanden gelden die tevens in (de directe omgeving van) de bebouwde kom liggen. Deze verkleinde vaste afstand geldt ook voor veehouderijen in de naburige gemeenten mits deze binnen de invloedssfeer van de bebouwde kom (zone van 100 meter) van de gemeente Helmond liggen. Aanbevelingen: Het onderzoek uit deze gebiedsvisie leidt tot de volgende aanbeveling: Het terugbrengen van de wettelijke vaste afstand van 100 meter naar minimaal 50 meter in de bebouwde kom voor veehouderijen met maximaal 60 dieren waarvoor vaste afstanden gelden. Dit moet worden vastgelegd in een verordening. pagina 10 van 10