Naam: Klas:.. 2HV 12 december 21 december Docent: Mevr. K.Kompier
Inhoudsopgave INLEIDING 3 1. LES 1 ORIËNTATIELES 3 2. LES 2 ARGUMENTEN VERZAMELEN 4 3. LES 3 - LEREN BEOORDELEN 6 4. LES 4 DROGREDENEN 9 5. LES 5 - AFSLUITING 13 2
Inleiding In deze lessenserie zullen we ons bezig gaan houden met argumenteren. Voor deze lessenserie zul je een cijfer krijgen. Dit cijfer wordt bepaald naar aanleiding van dit werkboekje. Werk hier dus netjes in en voer alle opdrachten goed uit. Dit werkboekje zal op school blijven om de kans op kwijtraken te verkleinen. Het cijfer dat je krijgt voor deze lessenserie telt 2 keer mee. 1. Les 1 Oriëntatieles In groepjes met even aantallen wordt een discussie gevoerd over een stelling. De helft van een groepje zal over deze stelling discussiëren, terwijl de andere helft zal observeren en aantekeningen zal maken over wat er gezegd wordt. Elke leerling van de observerende helft let op één specifieke leerling. Stelling 1: Alleen donoren hebben recht op donororganen. Na zeven minuten wordt er gewisseld. De observatoren discussiëren nu en de discussianten gaan observeren. Hierbij wordt een nieuwe stelling gebruikt. Stelling 2: Rokers hebben geen recht op medische zorg, bij ziektes veroorzaakt door roken. Na zeven minuten krijgen de leerlingen de gelegenheid om bij hun observatie aantekeningen te schrijven over wat ze vonden van bepaalde argumenten. Aantekeningen: 3
2. les 2 Argumenten verzamelen Er worden groepjes met leerlingen gemaakt. De helft van de groepjes gaan argumenten voor de stelling verzinnen en de andere helft van de groepjes gaan argumenten tegen de stelling verzinnen. Dit doen we als volgt. In elke groepje verzint iedereen 4 argumenten voor de stelling (als je in het voor groepjes zit) of tegen de stelling (als je in een tegen groepje zit). Schrijf deze hier onder in de eerste vier vakjes. De boekjes worden doorgegeven naar links. Leerlingen voegen één nieuw argument toe. De boekjes worden weer doorgegeven en argumenten worden toegevoegd tot elke leerling zijn eigen blaadje weer terug heeft. Elke leerling heeft nu een blaadje met in het totaal zeven argumenten vóór of zeven argumenten tegen de stelling. Stelling 3: Als je weet dat je ongeboren kind het syndroom van down heeft moet je abortus plegen. Argumenten voor deze stelling: eigen argument 1 2 3 4 overige argument 5 6 7 Argumenten tegen deze stelling: eigen argument 1 2 3 4 overige argument 5 6 7 4
Deel 2: Alle leerlingen met hetzelfde nummer gaan nu bij elkaar zitten. In de nieuw gevormde groepjes zitten nu leerlingen die argumenten vóór de stelling hebben en leerlingen die argumenten tegen de stelling hebben. In dit groepje maken jullie een argumentatieschema Bedenk wat de beste en belangrijkste argumenten zijn Alle leerlingen hebben nu als het goed is alle argumenten vóór en alle argumenten tegen gezien. Argumentatieschema Stellingen Voor Tegen feiten? vermoeden? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 5
3. Les 3 - Leren beoordelen Gezamenlijk wordt er een stukje van het jongeren lagerhuis bekeken. Bedenk bij het kijken van dit stukjes wat je goed vind aan de discussies en wat minder goed. Schrijf dit hieronder op Video 1 goed en minder goed 6
Uit deze goede en minder goede dingen kunnen we samen algemene regels voor goed discussiëren opstellen. Deze komen op het bord. Schrijf ze hier onder Algemene regels voor goed discussiëren 7
Kijk nu naar een nieuw stukje van het lagerhuis. Kijk nog eens wat je goed vindt en wat je minder goed vindt. Let hierbij goed op de regels die we hiervoor besproken hebben. Video 2 goed en minder goed 8
4. Les 4 Drogredenen Een drogreden is een argumentatie die correct lijkt, maar het niet is. Het bijzondere aan drogredenen is dat je ook zonder ze te kennen meestal al aanvoelt dat er in het gegeven argument iets niet helemaal in de haak is. Door de drogredenen te kennen en te benoemen wordt het eenvoudiger precies aan te geven wat er dan wel niet klopt. Zo kun je de onjuiste argumentatie van je tegenstander gemakkelijk ontkrachten. Hieronder vind je een lijst met de meest voorkomende drogredenen en hun - veelal Latijnse - benaming. 1. Argumentum ad hominem (de persoonlijke aanval): hierbij wordt op de man gespeeld in plaats van op het ter discussie staande standpunt of argument. Men spreekt twijfel uit over kennis, intelligentie, karakter of goede trouw van tegenpartij. Ook worden motieven van de ander verdacht gemaakt. Bijvoorbeeld: "iedereen behalve mijn tegenstander weet " of "wat kan mijn tegenstander als student nou weten van...?" 2. Het hellend vlak (the slippery slope): hierbij wordt ten onrechte gesuggereerd dat een maatregel van kwaad tot erger leidt. Bijvoorbeeld: "als we vandaag de viagra-pil in het ziekenfondspakket plaatsen, gaan we morgen BMW's vergoeden!" 3. Drogreden van de verkeerde tegenstelling (vals dilemma): er worden twee tegengestelde opties gesuggereerd (waar er nog veel meer zijn). Bijvoorbeeld: "wat heb je liever in het ziekenfonds: viagrapillen voor macho's of thuiszorg voor oude omaatjes?" 4. Argumentum ad populum (populistische drogreden): hierbij wordt de mening van anderen als enige bewijsvoering aangebracht. Bijvoorbeeld: "iedereen is het er over eens dat..." of "duizenden lezers staan achter de denkbeelden van X, dus..." 9
5. Bevestigen van de consequens: de relatie tussen twee zaken wordt omgedraaid in een als... dan-redenering. Bijvoorbeeld: 1 - Als een middel helpt, dan zit het in het ziekenfonds. 2 - Het middel zit in het ziekenfonds (correcte argumenten). 3 - Dus het middel helpt (incorrecte conclusie). 6. Argumentum ad verecundiam (autoriteitsdrogreden; verecundia = bescheidenheid): hierbij wordt ten onrechte de eigen of iemand anders autoriteit aangehaald om een standpunt te ondersteunen. Bijvoorbeeld: "Als Veldman zegt dat het zo is, dan zal ze wel gelijk hebben: ze is tenslotte professor". 7. Post hoc ergo propter hoc (onjuiste oorzaak-gevolgrelatie): hierbij wordt er al te makkelijk van uitgegaan dat als een verschijnsel na een ander verschijnsel optreedt, het eerste verschijnsel de oorzaak is van de tweede. Bijvoorbeeld: "Het invoeren van het alcoholverbod tijdens koniginnenacht was succesvol, want er zijn dit jaar aanzienlijk minder ordeverstoringen geweest". (Terwijl bijvoorbeeld het feit dat het een zeer koude nacht was een meer voor de handliggende verklaring zou zijn.) 8. Secundum quid (drogreden van de overhaaste generalisatie). Op grond van slechts een enkel voorbeeld wordt een algemene conclusie aangenomen. "Frankrijk is een onveilig vakantieland, want Karel is daar vorig jaar beroofd". 10
Oefenen met drogredenen Nu je weet wat drogredenen zijn gaan we er mee oefenen Stelling 4: Mensen die roken moeten meer geld betalen voor hun zorgverzekering Verzin drie drogredenen voor of tegen deze stelling. Schrijf er achter of het argument voor of tegen de stelling is. Drogredenen van jezelf 1 2 3 Bespreek deze drogredenen nu met een andere leerling. Schrijf de drogredenen van die leerling hieronder. Schrijf er achter of het argument voor of tegen de stelling is. 4 Drogredenen van je partner 5 6 Met zijn tweeën verzinnen jullie nu nog vijf goede argumenten voor of tegen deze stelling. Schrijf er achter of het argument voor of tegen de stelling is. 1 Goede argumenten van jullie samen 2 3 4 5 11
Nu gaan jullie twee samenwerken met een ander tweetal. Het ene tweetal legt een argument voor aan het andere tweetal. Dit tweetal moet bedenken of het een drogreden is of niet. Als ze denken dat het een drogreden is moeten ze zeggen wat voor soort drogreden het is. Na elk argument wisselt het tweetal dat vraagt en het tweetal dat antwoord. argument 1. drogereden? soort drogreden ja/nee 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 12
5. Les 5 - Afsluiting In groepjes met even aantallen wordt een discussie gevoerd over een stelling. De helft van een groepje zal over deze stelling discussiëren, terwijl de andere helft zal observeren en aantekeningen zal maken over wat er gezegd wordt. Elke leerling van de observerende helft let op één specifieke leerling. Stelling 5: Junkfood zoals patat, kroketten en pizza moet veel duurder worden. Na zeven minuten wordt er gewisseld. De observatoren discussiëren nu en de discussianten gaan observeren. Hierbij wordt een nieuwe stelling gebruikt. Stelling 6: Ouders van kinderen die spijbelen moeten een boete krijgen. Na zeven minuten krijgen de leerlingen de gelegenheid om bij hun observatie aantekeningen te schrijven over wat ze vonden van bepaalde argumenten. Aantekeningen: 13
Evaluatie Schrijf hieronder wat je van deze lessenserie vond. Beantwoord de volgende vragen. 1. Wat heb je er van geleerd? 2. Wat vond je er leuk aan? 3. Wat vond je er niet zo leuk aan? 4. Wat zijn jouw tips voor als we dit nog een keer gaan doen? 14