MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Vergelijkbare documenten
MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Milieuhandhavingscollege

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

hierna de tegen hierna de

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Milieuhandhavingscollege

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Infosessies geluidsnormen muziek

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal

Milieuhandhavingscollege

hierna de tegen 6/24, hierna de

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Milieuhandhavingscollege

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Milieuhandhavingscollege

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

hierna de tegen voor wie hierna de

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

Milieuhandhavingscollege

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

voor wie van de Vlaamse

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Transcriptie:

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw voor wie optreedt, bij delegatie: de gewestelijke entiteit (de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer, AMMC) met kantoren te 1000 Brussel, Koning Albert II-laan 20 bus 8 vertegenwoordigd door: mevrouw Sigrid RAEDSCHELDERS, afdelingshoofd I. BESTREDEN BESLISSING De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 8 augustus 2016 de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 7 juli 2016, gekend onder nummer 14-AMMC- 1525-M. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van 396 euro (66 euro verhoogd met de opdeciemen) wegens schending van artikel 12, 1 van het decreet van 23 april 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (hierna: Materialendecreet). Aan de verzoekende partij wordt verweten dat zij een grote hoeveelheid huishoudelijk afval heeft achtergelaten op de openbare weg. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. De verzoekende partij dient een wederantwoordnota in. De verwerende partij dient een laatste nota in. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 4 mei 2017. De verzoekende partij voert het woord. De heer Christophe SCHELFAUT voert het woord voor de verwerende partij. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 1

houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. FEITEN 1. De verzoekende partij is eigenaar van een huurwoning gelegen in de Azaleastraat 51 te 9040 Gent. De huurder verdween midden juli 2014 zonder een spoor na te laten. Op 1 september 2014 heeft de verzoekende partij het huishoudelijk afval van de huurder op het trottoir voor de woning gedeponeerd. Deze vaststellingen worden opgenomen in het proces-verbaal nummer.ge.64.la.74983/2014, afgesloten op 22 september 2014 en verzonden op 4 november 2014:... Op 03/09/14 om 19.25u - tijdens rondgang op onze buurtomschrijving - bemerken wij in de Azaleastraat te 9040 Gent - thv. het huisnummer 51 een sluikstort van tamelijk grote omvang - bestaande uit allerhande huishoudelijk afval - karton, papier - matrassen en beschadigde apparaten -- er staat tevens een groene afvalcontainer tussen de massa. Voegen ter verduidelijking twee overzichtsfoto's in bijlage. Ambtshalve kunnen wij stellen dat de huurder/bewoner reeds een tijdje terug (circa midden juli 2014) er met de spreekwoordelijke noorderzon is verdwenen - dit betrof de genaamde Tempels Ralph ( 04/09/71). Lastens betrokkene werd inmiddels een voorstel tot ambtshalve schrapping opgesteld - zijn huidige woon/verblijfplaats is vooralsnog onbekend. De eigenaar van het pand is ons bekend als de genaamde Rouges Jozef, wnd. Dam 27 te 9080 Lochristi kunnen hem echter op bedoeld tijdstip niet bereiken. Op 04/09/14 om 08.00u treffen wij de eigenaar - zoals hiervoor bedoeld - aan in de omgeving van ons politiekantoor -- Hij vertelt ons spontaan de massa afval en vuilnis - samen met zijn echtgenote en zoon - eigenhandig op het trottoir voor de woning te hebben gedeponeerd op datum van 01/09/14. Het geheel werd er achtergelaten (weliswaar in de woning) door de vorige huurder (Tempels Ralph). Hij laat tevens weten de diensten van Ivago tot driemaal toe te hebben gevraagd om voor de nodige opruiming te zorgen - wat tot 04/09 nog steeds zonder resultaat was gebleven. Contacteren later op de dag zelf lvago van wie wij vernemen dat er bij hun diensten geen registratie bekend is voor een comfort (grofvuil) ophaling op het bedoelde adres (Azaleastraat 51) -- Na menig bemiddelen en heen en weer telefoneren tussen de veroorzaker (= eigenaar pand) en Ivago kan er uiteindelijk geen onderlinge regeling en/of schikking bekomen worden Op 7 november 2014 meldt de procureur des Konings dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Met een brief van 25 november 2014 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. 2

De verzoekende partij bezorgt haar schriftelijk verweer aan de gewestelijke entiteit, met een niet gedateerde brief, ontvangen op 5 december 2014 door de gewestelijke entiteit. De gewestelijke entiteit legt op 7 juli 2016 de vermelde bestuurlijke geldboete op. Deze beslissing wordt aan de verzoekende partij betekend met een aangetekende brief van 20 juli 2016. De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt: De vastgestelde feiten worden beoordeeld in toepassing van de artikelen zoals vervat in afdeling IV van hoofdstuk IV van titel XVI van het DABM: "De bestuurlijke geldboeten". 4.1. De toerekenbaarheid aan de overtreder Artikel 12, 1 van het Materialendecreet verbiedt om afvalstoffen achter te laten of te beheren in strijd met dit decreet of zijn uitvoeringsbesluiten. Het achterlaten omvat zowel het deponeren van afvalstoffen op een daartoe niet bestemde plaats als het verzuim om wederrechtelijk gedeponeerde afvalstoffen op te ruimen. Uit de vaststellingen en verklaringen in het dossier blijkt dat vermoedelijke overtreder op 1 september 2014 een grote hoeveelheid huishoudelijk afval op de openbare weg (het trottoir) voor de woning gelegen te Azaleastraat 51, 9040 Gent heeft achtergelaten. Aangezien de vermoedelijke overtreder in zijn schriftelijk verweer stelde dat het blijven staan van het afval tot gevolg had dat ook derden afval ter plaatse begonnen achter te laten en het dossier geen elementen bevat die wijzen op het tegendeel, wordt in het voordeel van de vermoedelijke overtreder aangenomen dat deze enkel verantwoordelijk is voor het achterlaten van een substantieel deel (gelet op de vermelding dat er met drie personen een dag aan werd gewerkt om het afval buiten te zetten) van het ter plaatse aanwezige huishoudelijk afval. Deze feiten houden een schending in van artikel 12, 5 1 van het Materialendecreet en vallen onder de definitie van milieumisdrijf als bedoeld artikel 16.1.2 DABM waarvoor een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. De bewering dat de vermoedelijke overtreder voorafgaand IVAGO zou hebben gecontacteerd en het afval buiten werd gezet na toezegging van ophaling door IVAGO vindt geen steun in het dossier. IVAGO deelde op 4 september 2014 aan de verbalisant mee dat er bij hun diensten geen registratie voor een ophaling van comfort (grofvuil) bekend was voor het adres Azalealaan 51, 9040 Gent. Het milieumisdrijf staat vast in hoofde van de overtreder 4. De hoogte van de geldboete Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete wordt rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de frequentie en de omstandigheden waarin de feiten gepleegd of beëindigd zijn. 4.1. De ernst van de feiten De doelstelling van bovenvermelde regelgeving is het voorkomen of beperken van de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en 3

handelingen die milieubelastend kunnen zijn, of die gevaarrisico's in zich kunnen dragen. De hele maatschappij levert grote inspanningen om een degelijk afvalverwijderingsbeleid te voeren. Dit vraagt inspanningen van ieder individu om zijn afval legaal te verwijderen, teneinde de omgeving leefbaar te houden voor iedereen. Voor huishoudelijke afvalstoffen zijn er mogelijkheden genoeg om zich legaal en met minimale kosten van zijn afval te ontdoen, waaronder de afvalophaling georganiseerd door de gemeente en de afvalinzameling via de gemeentelijke containerparken. Het achtergelaten afval betrof minstens een substantieel deel van de hoeveelheid huishoudelijk afval die door de verbalisant op 4 september 2015 voor de woning gelegen te Azaleastraat 51, 9040 Gent werd aangetroffen. Deze feiten zijn derhalve voldoende ernstig om gesanctioneerd te worden. 4. De frequentie Het betreft een eenmalige schending. Er zijn minstens geen indicaties die erop wijzen dat bij overtreder reeds eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld. Het criterium frequentie geeft derhalve geen aanleiding tot een hogere geldboete. 43. De omstandigheden De bestuurlijke geldboete is een punitieve sanctie. Bij het opleggen van de bestuurlijke geldboete geldt overeenkomstig artikel 16.4.4. DABM een proportionaliteitsverplichting, hetgeen betekent dat er geen kennelijke wanverhouding mag bestaan tussen de feiten enerzijds en de boete die op grond van deze feiten wordt opgelegd anderzijds. Bij het afwegen van de mate waarin een boete de overtreder pijn berokkent, moet rekening gehouden worden met de financiële draagkracht van de overtreder. Uit het meegedeelde uittreksel van de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) blijkt dat de overtreder voor de maand januari 2014 een inkomen uit pensioen genoot van ca. 1183 euro. Andere informatie omtrent zijn inkomsten en vermogen, onder meer door overlegging van een recent fiscaal aanslagbiljet, wordt niet meegedeeld zodat het niet valt uit te sluiten dat hij nog over andere inkomsten en financiële middelen beschikt. Dit geldt des te meer nu uit het dossier blijkt dat de overtreder eigenaar is van de woning gelegen te Azaleastraat 51, 9040 Gent en deze te huur aanbiedt. AMMC is bijgevolg niet in de mogelijkheid om met kennis van zaken de financiële draagkracht van de overtreder te beoordelen in het licht van de proportionaliteitsbeoordeling die artikel 16.4.4 DABM voorschrijft. Het bestaan van een beperkte financiële draagkracht in hoofde van de overtreder wordt niet aangetoond en kan derhalve niet als omstandigheid worden meegenomen bij de bepaling van de hoogte van de geldboete. Per aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs van 25 november 2014 werd de overtreder door AMMC op de hoogte gebracht van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelsontneming. Artikel 16.4.37 DABM voorziet dat AMMC een boetebeslissing moet nemen binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving. Deze termijn van 180 dagen is een termijn van orde, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. 4

Aangezien deze beslissingstermijn inmiddels verstreken is en AMMC van oordeel is dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen, acht AMMC het passend het boetebedrag met één vijfde te verlagen, rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure. Behoudens de overschrijding van de beslissingstermijn zijn er, wat dit milieumisdrijf betreft, geen bijzondere omstandigheden die in acht worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de boete. Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen. V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING Enig middel Standpunt van de partijen 1. Uit de uiteenzetting in het verzoekschrift blijkt dat de verzoekende partij haar enig middel ontleent aan een mogelijke schending van artikel 16.4.25 en 16.4.27 DABM. Uit de uiteenzetting blijkt dat zij nog stelt dat zij de feiten niet intentioneel heeft gepleegd en dat zij wijst op haar ouderdom en beperkte financiële mogelijkheden, waardoor zij impliciet een schending inroept van de decretale waarderingscriteria zoals bepaald in artikel 16.4.4 juncto 16.4.27 DABM. De verzoekende partij ontkent dat zij een milieumisdrijf heeft gepleegd. Zij geeft een overzicht van de problemen die zij ondervond met een huurder wiens afval werd achtergelaten in haar woning. Zij bevestigt dat zij dit huisvuil op de openbare weg heeft gezet nadat zij met IVAGO, de ophaaldienst in Gent, telefonisch afspraken heeft gemaakt over de ophaling ervan. Zij geeft een chronologisch overzicht van de telefonische contacten van het moment van de plaatsing van het afval tot op het ogenblik van de ophaling een week later, door bemiddeling van de stedelijke milieudienst. Zij stelt dat zij zich aan de afspraken met de ophaaldienst heeft gehouden en als een goed huisvader heeft gehandeld. Zij acht zich niet verantwoordelijk voor het niet nakomen van de afspraken door de ophaaldienst. Zij stelt bovendien dat zij bejaard is en het niet breed heeft.. De verwerende partij verwijst in de antwoordnota naar artikel 16.4.25, eerste lid en 16.4.27, tweede lid DABM waaruit volgt dat de verwerende partij enkel overgaat tot het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete wanneer zij één of meerdere milieumisdrijven, zoals omschreven in de artikelen 16.6.1 tot 16.6.3.septies DABM, bewezen acht. Hierbij moeten de feiten die milieumisdrijven uitmaken, en het daderschap van die feiten, bewezen zijn. De verwerende partij merkt in dit verband op dat uit de vaststellingen van de verbalisant, de verklaring van de verzoekende partij van 8 oktober 2014, het schriftelijk verweer en het verzoekschrift bij het College blijkt dat de verzoekende partij het afval dat zijn voormalige huurder in de woning had achtergelaten, op de openbare weg heeft gedeponeerd op 1 september 2014. 5

Volgens de verwerende partij vindt de bewering van de verzoekende partij dat zij voorafgaand aan het buitenzetten van het afval IVAGO zou hebben gecontacteerd en het afval werd buitengezet na toezegging voor ophaling door IVAGO geen steun in het dossier. IVAGO deelde op 4 september 2014 aan de verbalisant mee dat er bij hun diensten geen registratie voor een ophaling van comfort (grofvuil) gekend was voor het adres Azalealaan 51, 9000 Gent. 3. In de wederantwoordnota herhaalt de verzoekende partij dat er iets mis is gelopen met de afspraken bij de ophaaldienst en zij daaraan geen schuld heeft. 4. In de laatste nota verduidelijkt de verwerende partij het onderscheid tussen de twee verschillende ophaalmogelijkheden voor grof huisvuil. De verzoekende partij legt geen bewijs van contact met de ophaaldienst voor en toont niet aan dat zij het nodige heeft gedaan voor de voorafgaande betaling. Beoordeling door het College 1. Overeenkomstig artikel 16.4.25 DABM is de bestuurlijke geldboete een sanctie waarbij de gewestelijke entiteit een overtreder verplicht een geldsom te betalen. Als overtreder wordt beschouwd degene die een milieu-inbreuk of een milieumisdrijf heeft gepleegd, alsook diegene die opdracht heeft gegeven om handelingen te stellen die een milieu-inbreuk of milieumisdrijf uitmaken. Een alternatieve bestuurlijke geldboete kan bij toepassing van artikel 16.4.27, tweede lid DABM uitsluitend worden opgelegd voor de milieumisdrijven, vermeld in artikelen 16.6.1, 16.6.2, 16.6.3, 16.6.3bis, 16.6.3ter, 16.6.3quater, 16.6.3quinquies, 16.6.3sexies en 16.6.3septies DABM. Het achterlaten van huishoudelijk afval op de openbare weg wordt gesanctioneerd door artikel 12, 1 Materialendecreet dat verbiedt om afvalstoffen achter te laten in strijd met dit decreet. Het verbod valt onder de definitie van milieumisdrijf zoals omschreven in artikel 16.1.2 DABM. De verzoekende partij bevestigt in het proces-verbaal van 22 september 2014 met nummer GE.64.LA.74983/2014 dat zij het afval op de openbare weg heeft gedeponeerd. Zij herneemt die bevestiging in het verzoekschrift en de wederantwoordnota. De materialiteit van de feiten staat bijgevolg vast. De verzoekende partij betwist dat deze feiten haar kunnen toegerekend worden en stelt dat de feiten hun oorsprong vinden in de nalatigheid van een derde partij, met name de huurder van de verzoekende partij. Los van de vaststelling dat de relatie tussen de verhuurder en de huurder een burgerrechtelijke zaak betreft, blijkt uit het dossier dat het afval door de huurder in de woning was achtergelaten en nadien door de verzoekende partij op eigen initiatief op straat werd gezet. De verzoekende partij verwijst ook naar de afspraken die werden gemaakt met ophaaldienst IVAGO, die deze niet zou nagekomen zijn. Het College kan slechts vaststellen dat deze bewering niet wordt gestaafd door deugdelijke stukken en bovendien wordt tegengesproken door IVAGO zelf die verklaarde geen spoor terug te vinden van een vraag tot ophaling op het adres van de afvalstorting. 6

In de mate dat de verzoekende partij niet aantoont, noch concreet aannemelijk maakt, dat het achterlaten van het door haar geplaatste afval op de openbare weg dient toegerekend te worden aan een derde partij, blijft zij verantwoordelijk voor de door haar gepleegde feiten en gedragingen. 3. Het College stelt vast dat de verzoekende partij op het ogenblik van de feiten meer dan 80 jaar oud was. Hoewel geen bewijs voorligt van de beweerde afspraken gemaakt met IVAGO, acht het College het mogelijk dat de telefonische contacten door de verzoekende partij omwille van zijn leeftijd verkeerd zijn begrepen. Hoewel het ten laste gelegde milieumisdrijf geen opzet vereist, is het College van oordeel dat de leeftijd van de verzoekende partij had moeten meegenomen worden als criterium bij het bepalen van het boetebedrag. Het College stelt vast dat de opgelegde boete overeenkomt met ongeveer één derde van het maandelijks pensioen. Het College is van oordeel dat de opgelegde boete in dat opzicht als kennelijk onredelijk kan beschouwd worden en beperkt de boete in alle billijkheid tot de helft. Het middel is in de aangegeven mate gegrond. BESLISSING VAN HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE 1. Het College vernietigt de beslissing van de gewestelijke entiteit van 7 juli 2016, met nummer 14-AMMC-1525-M in zoverre zij aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete oplegt van 66 euro, vermeerderd met de opdeciemen die van toepassing waren voor de strafrechtelijke geldboeten op het ogenblik van de feiten, aldus gebracht op 396 euro. Het College vermindert de alternatieve bestuurlijke geldboete tot 33 euro verhoogd met de wettelijke opdeciemen die van toepassing waren voor de strafrechtelijke geldboeten op het ogenblik van de feiten, aldus gebracht op 198 euro. 3. De behandeling van het beroep heeft geen kosten met zich gebracht, zodat een beslissing over de kosten van het geding zonder voorwerp is. Dit arrest is uitgesproken te Brussel in openbare zitting van 16 mei 2017 door de eerste kamer. De toegevoegd griffier, De voorzitter van de eerste kamer, Chana GIELEN Marc VAN ASCH 7