Eten wat de snavel schaft

Vergelijkbare documenten
De Vrije Vogel. Ontwerp je eigen vogel

Lesactiviteit 2.1 Aanpassingen vogels algemeen en die van kusttrekvogels

Help, er zit een meeuw in mijn vuilnis!

Les met werkblad - biologie

Wie eet wie en wie eet wat?

Werkblad Vogels in de Gement

WIE EET WAT OP HET WAD

Voorbereiding post 5. Iedere vogel zijn eigen plekje Groep

NME-leerroute Vogels in het Wandelbos

De vogel X-factor. Martijn Guliker Mirjam van Loon Jenny Smit Gijsbert Peelen

Wie eet wie en wie eet wat?

Weidevogels en watervogels

Voorbereiding post 5. Iedere vogel zijn eigen plekje Groep 1-2-3

Introductieles. Vogels in de klas. groep 7/8. Leerkracht. Inhoud in het kort. Kerndoelen. Lesdoelen

Spreekbeurt de grote Toppereend

Wist je dat?... Overwintering van vlinders. Vragen. De vlinder. De levenscyclus..

Introductieles. Vogels in de klas. groep 5/6. Leerkracht. Inhoud in het kort. Kerndoelen. Lesdoelen

De Groenzoom Struweelvogels

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

De reigerkolonie en andere vogelmanieren. Stadsvogels. Werkboekje van:.. Groep: Datum: Het weer vandaag:.

Kaartenset gewervelde dieren

Watervogels het ganse jaar waar te nemen.

Lees je wijzer met de ooievaar! Tekstbegrip oefenen met de vogels van Beleef de Lente

Lesbrief Bodemdiertjes favoriete voedsel

inhoud blz. 1. Inleiding 2. Snavels 3. Wat eet ik 4. Nectar 5. Insecten 6. Zaden 7. Vissen en andere waterdieren 8. Schelpen 9. Kleine waterdiertjes

Vogels. Duiven Eenden Ganzen

Wie eet wie en wie eet wat?

Introductieles. Vogels in de klas. groep 5/6. Handleiding leerkracht. Inhoud in het kort. Kerndoelen. Lesdoelen

Amfibieën. Les 1 Kenmerken amfibieën en de kikker. 1. De leerkracht vertelt dat de les gaat over hoe je amfibieën kunt herkennen.

LESPAKKET ECOLOGIE. Naam. Dierenrijk is onderdeel van

Kleine Zwaan. Reuzenstern

14 Speuren naar dieren Handleiding voor begeleiders 01

Bewoners van de Noordzee

Tijd Activiteit Leerling Activiteit Docent Hulpmiddelen Opening Het IOP met persoonlijke leerdoelen (opnieuw) bespreken.

Oele de uil en zijn vriendjes de weidevogels

Bijlage VMBO-GL en TL

Lesbrief Bodemdiertjes favoriete voedsel

KRIEBELENDE KRUIPERTJES

De kleine beestjesclub

Oude bomen. Opdracht 1 - Bijzondere bomen. Opdracht 2 De leeftijd van een boom meten. Benodigdheden

Beestige bundel van: 1

Het weer vandaag:. Groep: Datum: Werkboekje van:.. De reigerkolonie en andere vogelmanieren. Stadsvogels. Vogelspeurder - buitenopdracht

Docentenhandleiding Onderzoek Leefomgeving

Flamingo. infoblad. Phoenicopterus ruber

Werkblad: Gedrag van kippen

LESPAKKET ECOLOGIE. Naam. Dierenrijk is onderdeel van

3 Voedselweb van het wad

Verschillende eters vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

DASSENWERK. werkbladen opdrachten Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen. Locatie De Drie Linden Giersbergen 8 Drunen

informatie: vogels steltlopers: scholekster

Vogelproject Maak een poster over één van de vogels van BdL junior!

NME- leerroute Vogels van de Meerse Plas

Beach Clean-up Naam: Klas: Mentor: Vakgroep Biologie ( ) Penta college CSG Scala Rietvelden


NME-leerroute Vogels in het Wandelbos

Wadden. Wat eet ik vanavond? Spelcircuit - quiz. VO onderbouw

Honger! Het voedselweb van de slechtvalk. voor de leerkracht. Instructie & Introductie. Tips: Opwarmopdracht. Junior. groep 7/8

Kijk goed om je heen: hier woont Fenny graag.

Sporen opsnorren docentenhandleiding

NME-leerroute Vogels in het Wandelbos

Examentrainer. Vragen. De iep. De medicinale bloedzuiger

Aquarium. Groep 6, 7 en 8 van het basisonderwijs

,:,- ::s (\') ., - n. -==-. (\) ==} (\) (\) (ih. (\) (h. b,. (\)

NAAR DE HAAIEN! SPEURBLAD VAN:... GROEP 7 & 8 DOE-HET-ZELF LES. Opdracht - voorbeeldvraag VOORBEELDVRAAG

Bijlage VMBO-GL en TL

Uiterlijke kenmerken Lerarenblad 3e graad

De Kunstenaar. Korte lessenserie bij het gelijknamige prentenboek. Doelgroep Groep 6-8. Leerdoelen

2. Maak met de 4 buizen een vierkant op de grond. Dit is het zoekraam.

De Waddenzee - Informatie

Welke uilen en roofvogels zijn dat?

Voedselweb van strand en zee

Lees je wijzer met de ijsvogel! Tekstbegrip oefenen met de vogels van Beleef de Lente

inh oud 1. Leven onder water 3 2. Dieren en planten 3. Vissen 4. Kwallen 5. Zoogdieren 6. Schaaldieren 7. Stekelhuidigen 8. Zeewier 9.

Opdrachten over de Hooge Boezem achter Haastrecht. Op de kaart hierboven zie je het hele gebied.

Opdrachtenboekje Veldwerk klas 1 Mondriaan College Oss Mei/Juni 2006

Handige Harry s. Handleiding en leerdoelen - 2de graad

Zo verstuurt u een WhatsApp! Opdracht: Analyseren, evalueren

Dieren deel 1 luisteren en noteren X Muziek noteren X Luisteren O Individueel X Duo 1. Inleiding: Oriëntatie: 3. Delen oefenen:

Hoe dieren wonen. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

LESBRIEF LES 1 DE VOEDSELKETENLES SAMENVATTING LES 1 VOORBEREIDING BENODIGDHEDEN DUUR LESDOELEN LINK ZAAKVAKKENINHOUD. Wat is voedselverspilling?

Honger! Het voedselweb van de slechtvalk. voor de leerkracht. Instructie & Introductie. Opwarmopdracht. Nabespreking: Tips: Junior.

Lesbrief. biologie NATUUR EN MILIEU OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

Ontwerp je eigen superbijzondere dier

NAAR DE HAAIEN! SPEURBLAD VAN:... GROEP 7 & 8. Opdracht - voorbeeldvraag VOORBEELDVRAAG

Bosmuseum Gerhagen Zavelberg Tessenderlo

Weidevogel fietsroute De Wieden

SPREEKBEURT MANDARIJNEEND

Handleiding Leskist bomen groep 7

Wandelroute Herrendal, tussen Groesbeek en Mook

1. Nest. Opdracht. Hallo allemaal,

Bijlage VMBO-KB. biologie CSE KB. tijdvak 1. Bijlage met informatie.

Lesboek dierverzorging

Het kiemen van zaden

Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 40 tot en met 52. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken.

Rust en Recreatie. een verhitte discussie. Veldwerkopdracht voor de onderbouw havo/vwo

BIOLABO. Voorbereiding in de klas

Klassengesprek - excursie

inhoud 1. Een bijzondere vogel 2. De woonplaats 3. Soorten pinguins 4. Pinguinweetjes 5. Filmpjes Bronnen en foto s Colofon en voorwaarden

NAAR DE HAAIEN! SPEURBLAD VAN:... GROEP 7 & 8 DOE-HET-ZELF LES. Opdracht - voorbeeldvraag VOORBEELDVRAAG

13 Werkblad bij de PLUS

Transcriptie:

Eten wat de snavel schaft Veldwerkopdracht Serooskerke Prunjepolder HAVO/VWO leerjaar 1 & 2 R. van Hintum, M. Dahmen, K. Vrolijk, L. van de Ven Met behulp van observaties in het veld leggen leerlingen de relatie tussen de verschillende snavelvormen en hun functies van negen (water)vogels. Zoektermen: diversiteit, brugklas, Prunjepolder, vogelspotten, foerageergebied 1

Feedback. Paul: In de inleiding benoemen wij het concept diversiteit en niche. Met deze begrippen wordt verder in de opdracht niet zo veel meer gedaan. Diversiteit is een concept wat heel goed wel met een 1 e klas kan worden besproken. Niche is een begrip dat misschien beter voor een hoger leerjaar kan worden bewaard. Diversiteit wordt wel ook in de leerdoelen benoemd, maar eigenlijk niet teruggevraagd tijdens de veldwerk opdracht. We laten de leerlingen in tweetallen werken, maar er is verder geen hele duidelijke rollenverdeling binnen het tweetal. Dat is niet per se nodig, omdat het gaat om een gesloten opdracht. Tijdens de presentatie is het noodzakelijk dat de leerlingen wat meer vertellen over hun vogel dan al bekend is. Omdat alle leerlingen de vogels al hebben gezien tijdens het veldwerk is de kans groot dat bij de 3 e presentatie de aandacht erg zal verslappen. Daarom moeten de leerlingen wellicht ook info opzoeken over broedgebied en overwinteringgebieden. Een ander hulpmiddel om de aandacht erbij te houden is het vermelden dat de info belangrijk is en ook terug kan worden gevraagd op een toets. Bij de beoordeling van de leerling moet concreter worden aangegeven waarop wordt gelet bij de werkhouding en presentatievaardigheden van de leerling. Bij de veldwerkopdracht ontbreekt voor de leerlingen nog het motief waarom deze opdracht wordt uitgevoerd. De opdracht kan/zal meer tot de verbeelding spreken wanneer de leerlingen bijvoorbeeld zelf in de klas een taak moeten volbrengen zonder hun handen te gebruiken. Vogels hebben immers ook geen handen. Paul gaf daarbij het voorbeeld om dropsleutels uit een bak water te eten of andere snoepjes uit een bak zand. Dan gaat voor de leerlingen meer leven waar ze nu eigenlijk naar gaan kijken. Ook moet er rekening worden gehouden met het feit dat soms niet alle vogels aanwezig zullen zijn op de spot. Daarnaast zou er een optie kunnen worden aangebracht waarbij de leerlingen een eigen vogel in kunnen brengen. Testgroep: De testgroep heeft de opdracht als erg leuk ervaren en ze waren positief over het geheel. Als suggestie werd aangegeven dat de volgorde van de lessen en het veldwerk omgedraaid kan worden. De leerlingen krijgen in de eerste les een algemene uitleg over snavels van vogels en hun functie waarna ze tijdens het veldwerk in de praktijk gaan kijken. In principe zouden ze de opdracht al kunnen uitvoeren zonder het veldwerk uit te voeren. Wanneer deze twee lessen worden omgedraaid, leren de leerlingen eerst te kijken en te ervaren in de praktijk en wordt daarna de cyclus rond gemaakt door de theorie erbij te geven in de tweede les. Qua niveau is de opdracht erg enthousiasmerend en motiverend, alleen staan er enkele moeilijke woorden in die wellicht niet op het juiste niveau zijn voor een brugklas havo/vwo (observaties, zout kwel etc.) De opdracht laat relatief weinig keuzeruimte voor de leerlingen, dit is goed aansluitend bij het niveau van een brugklas. 2

De wetenschappelijke context is te weinig uitgediept in ons werkblad. De testgroep gaf aan dat het voor brugklasleerlingen leuk zou zijn om een introductie verhaaltje toe te voegen. Als voorbeeld gaven zij o.a.: - Je werkt bij Willem Wever en je krijgt de opdracht om onderzoek te doen naar verschillende snavels van vogels. - Je hebt een baantje gekregen als vogelgids en je wilt nog wat leren over de verschillende snavels van vogels. 3

Veldwerkopdracht Serooskerke: Eten wat de snavel schaft! Studenten: Ruud van Hintum, Maurice Dahmen, Lieke van de Ven, Kirsten Vrolijk. Handleiding docenten. Deze lessenserie is ontworpen voor leerlingen van de HAVO-VWO stroom in het eerste of tweede leerjaar. Met behulp van deze lessenserie wordt kennis gemaakt met veldwerk en wordt een koppeling aangeboden tussen theorie en praktijk. Deze lessenserie kan worden gebruikt bij een hoofdstuk over ecologie, maar zou ook erg goed kunnen passen in een hoofdstuk over gedrag. Omdat je met veldwerk naar buiten moet hebben we ervoor gekozen om de lessenserie zo te ontwerpen dat deze op zichzelf staat en niet in een vast curriculum programma hoeft te worden afgedraaid. Dit houdt in dat er dus rekening kan worden gehouden met het weer. De leerlingen hebben (van school uit) nog geen ervaring met veldwerk of observeren en hebben nog geen/minimale kennis van ecologie. De leerlingen kruipen met behulp van deze lessenserie voor het eerst in de huid van een veldbioloog/wetenschapper. Waarom deze opdracht? Met deze opdracht hopen wij dat leerlingen inzien dat het zo verwonderlijk is dat er op een klein gebied zo ontzettend veel diversiteit is. Het is daarbij belangrijk dat de leerlingen inzien dat in een leefgebied verschillende niches zijn en de daarmee geassocieerde soorten. In de eerste les zou dit geïllustreerd kunnen worden met behulp van gereedschappen (hamer vs. pincet om een spijker of pincet te verwijderen) of een kolibrie die nectar achteruit een bloem moet halen of een vink die zaden moeten open kraken. Centrale vraag bij de context: Wat is de relatie tussen de snavelvorm en het voedsel dat gegeten wordt? Hierbij wordt nagedacht over: - Wat is de vorm/functie van de snavel? - Wat wordt er gegeten door de vogel? - Waar wordt gefoerageerd? - Hoe wordt gefoerageerd? Leerlingdoelen: - De leerling wordt zich bewust van de diversiteit tussen soorten vogels. - De leerling kan de samenhang tussen vorm en functie van de snavels van een 9-tal vogels beredeneren. - De leerling kan aan de hand van het voedselpatroon van het 9-tal vogels bedenken hoe het foerageergebied van de desbetreffende vogels eruit ziet. - De leerling kan omgaan met een verrekijker en weet zich naar behoren te gedragen in een natuurgebied. 4

Lessenserie: Les 1: Klassikale les (duur: 1 les van 50-60 minuten) waarbij uitleg wordt gegeven over verschillende vormen en functies van snavels in relatie tot het voedsel wat gegeten wordt. Daarbij kan ook uitgeweken worden naar de lengte van de poten, lange poten voor foerageren in water bijvoorbeeld. Ook worden algemene feitjes over watervogels verteld, zoals dat watervogels een klier hebben waar een vettige stof uitkomt die ze zelf over hun veren poetsen zodat ze waterafstotend worden. Niet alle vogels hebben dit! In deze les is het ook belangrijk dat er aandacht wordt besteed aan hoe de volgende les eruit zal zien. Daarbij gaan de leerlingen namelijk naar buiten! Daarom moet er een to bring-list worden besproken. Bij wat kouder/nat weer kan er gedacht worden aan een wind/regen-jack. Daarnaast kan het voor de leerlingen handig zijn om een boek of een schrijfplankje mee te nemen. Natuurlijk moet er ook gedacht worden aan schrijfgerei. Les 2: Een buitenopdracht (duur: 1 les van 50-60 minuten) met werkblad. Tijdens deze opdracht gaan de leerlingen vogels observeren met een verrekijker en aan de hand van hun observaties en de aangereikte informatie de snavels bij de lichamen van de vogels matchen. Op het werkblad wordt in korte stukjes informatie het type voedsel van een vogel vermeld. Op het werkblad wordt om de cirkel rond te maken ook om een reden gevraagd waarom een snavel bij een bepaalde vogel hoort. Dit doen we om ervoor te zorgen dat het gok-element getackeld wordt en dat de leerling gedwongen wordt om na te denken over de functie van een bepaalde snavel. Differentiëren: Als verdiepingsopdracht voor de leerlingen die dit snel afhebben is er een uitbreidingsmogelijkheid waarbij de leerlingen ook de foerageerplek bij de juiste vogel moeten zoeken. Deze opdracht staat op de laatste pagina van het werkblad vermeld. Aan het einde van de les is het de bedoeling dat de leerlingen (welke in tweetallen werken) per tweetal één ingevuld werkblad inleveren. Les 3: In de laatste opdracht worden de leerlingen ingedeeld in 9 groepjes en krijgen ze tijdens de les de tijd om een minipresentatie (max. 3min) voor te bereiden over 1 van de vogels. In deze minipresentatie vertellen de leerlingen over hun vogel, het voedsel dat ze eten en waarom de snavel hiervoor geschikt is. De presentaties worden mondeling uitgevoerd aan het einde van de les, waarbij geen gebruik hoeft te worden gemaakt van PowerPoint. 5

Beoordeling van de leerling Deze opdracht telt mee als PO (éénteller). De leerlingen worden beoordeeld op de volgende punten. - Volledig en juist invullen van het werkblad. (per tweetal) - Werkhouding. (individueel) - Inhoud van de presentatie. (per groepje) - Presentatievaardigheden. (individueel) Evaluatieschema voor de testgroep. - Is deze volledige opdracht haalbaar in 3 lesuren van 60minuten? Of moet er in overleg met school en anderen docenten extra tijd worden vrijgemaakt? - Is de opdracht geschikt voor het beoogde niveau? - Is de opdracht enthousiasmerend genoeg geschreven? 6

Eten wat de snavel schaft! (werkblad) Namen: Informatie die je nodig hebt vooraf! Je kruipt nu zelf in de huid van bioloog en gaat het veld in! Wat opvalt in het veld is dat er heel veel verschillende vogels zijn. Je ziet ze in alle soorten en maten. Dit geldt ook voor hun snavels. Waarom zou dat zo zijn? In eerder onderzoek is al gebleken dat de snavel een belangrijke factor is voor het type voedsel dat gegeten wordt. Je gaat nu zelf met behulp van informatie over voedsel en observaties onderzoeken welke vogels welke snavels hebben. Het is de bedoeling dat je zorgt dat je de aangegeven 9 vogels zelf hebt gezien en de opdrachten aan de hand van je observaties en informatie maakt. Na deze opdracht kun je: - Werken met een verrekijker. - Onderscheid maken tussen verschillende vogels en hun snavels. - Uitleggen welke snavel handig is voor welk soort voedsel. In het veld zorg je dat je je aan de volgende regels houdt: - Je bent in een natuurgebied, dus je gedraagt je rustig, denk aan de dieren. - Je leent apparatuur, dus daar ga je voorzichtig en respectvol mee om. - Laat geen rommel of afval achter in het gebied. - Je fiets zet je ergens netjes langs de weg, geen fietsen op wegen of paden laten staan! Wat heb je nodig? - Dit werkblad - Een verrekijker - Een pen - Een schrijfplankje (of een stevig boek) - Bij bijzonder weer: regenjas, trui, windjack Tijdens deze opdracht werk je in tweetallen, per tweetal lever je 1 ingevuld werkblad in. Zorg wel dat je allebei gewerkt hebt met de verrekijker en dat je allebei de vogels hebt gezien. 7

Routebeschrijving: De Prunjepolder Vandaag brengen we een bezoek aan de Prunjepolder. Deze polder is ontstaan nadat in 1953 grote delen van Zeeland onder water zijn gelopen. Hierna heeft men het gebied omringd met dijken. Met het plan Tureluur is het gebied weer terug gegeven aan de natuur. Zout kwel water sijpelt onder de dijken het gebied in. De zoute kwel uit de Oosterschelde kan weer ongestoord uit de grond naar boven komen en wordt niet langer weggepompt. Met slik, water, veilige droogte en heel veel ondiep water en drassig land is het een vogelparadijs geworden. Routebeschrijving Om de Prunjepolder te bereiken, volgen jullie de route zoals aangegeven op de plattegrond uit afbeelding 1. Het vertrekpunt A is te bereiken door het onverharde pad vanaf het kamphuis te volgen. Vanaf punt A volgen jullie onderstaande instructies op: 1. Ga zuidelijke op Stolpweg 2. Sla linksaf richting Schelphoek 3. Flauwe bocht naar rechts naar de Schelphoek 4. Sla linksaf om op de Schelphoek te blijven 5. Flauwe bocht naar rechts 6. Sla linksaf 950 m 1,6 km 160 m 35 m 1,6 km 8

Afbeelding 1. Fietsroute naar de Prunjepolder Observatiepunt B Jullie zijn nu aangekomen bij het eerste observatiepunt. Op dit punt zullen we kort (10 min) oefenen met de verrekijker (zie opdracht werkblad). Na het oefenen met de verrekijker fietsen we door naar observatiepunt C (zie afbeelding 2). Hier worden de fietsen neergezet en zullen we te voet verder gaan naar de observatietoren. De toren is met een kruis aangegeven in afbeelding 2. Afbeelding 2. Vanaf punt B is de route, zoals jullie zullen fietsen, om bij punt C te komen met een blauwe lijn weergegeven. Op punt C worden de fietsen neergezet en gaan we te voet verder naar de observatietoren. Deze toren is aangegeven met het witte kruisje. 9

Hier begint de opdracht!!! Hieronder staat een korte uitleg over het gebruik van de verrekijker, daaronder begint de opdracht, gevolgd door de verdiepingsopdracht (voor als je snel klaar bent met de hoofdopdracht). Hoe krijg je goed beeld met een verrekijker? Beeld krijgen: Als je door de verrekijker kijkt zie je soms twee afzonderlijke rondjes. Buig de twee buizen meer naar elkaar toe tot je één heel vlak ziet. Als je zwarte randen ziet of haren dan kijk je tegen je eigen oogharen aan. De verrekijker moet dan iets verder van de ogen af. Manier van scherpstellen: Richt de verrekijker op een voorwerp op ongeveer 50m afstand. Sluit je rechteroog en draai met de middenschroef tot je met je linkeroog het voorwerp scherp ziet. Sluit vervolgens je linkeroog en draai aan de ring vlak voor het rechteroog tot je ook dan scherp ziet. Vervolgens kun je met beide ogen kijken en scherpstellen via de schroef in het midden. Voorwerp in beeld krijgen: Kijk eerst zonder verrekijker naar het voorwerp dat je wilt zien. Oefen eerst met een stilstaand voorwerp dichtbij, bijvoorbeeld een paaltje. Hou je blik daarop gericht en zet de verrekijker voor je ogen terwijl je blijft kijken. Dan zie je hetzelfde voorwerp vergroot. (www.vogeltrackers.nl) Brildragers: Je kan zonder je bril door de verrekijker kijken. Zet je bril dus even bovenop je hoofd. Oefen de bovenstaande stappen op een willekeurige vogel die je ziet. 10

Invulblad: Opdracht: Vul in de tabel de letter van de snavel in bij de juiste vogel. De snavels staan in een tabel onder deze tabel. Schrijf één reden op waarom deze snavel bij deze vogel hoort. Nr. Vogel Lichaam Snavel Vb: Zwaan: Zwanen zijn grote vogels met een lange H hals. Ze zijn ook vrij zwaar waardoor ze waggelen en moeilijk opstijgen. Zwanen eten vooral waterplanten en soms ook kleine vissen. Mannetjes en vrouwtjes zien er hetzelfde uit. Bijzonder aan deze vogels is dat ze monogaam zijn. Dat betekent dat een mannetje en vrouwtje hun hele leven een paartje vormen. De ribbels op en in de snavel van de rand van de zwaan is handig voor het grazen boven en onder water. 1 Kluut: (steltloper) De Kluut is een watervogel die het hele jaar door gezien kan worden in Nederland. Het voedsel van de Kluut bestaat uit slakjes, wormpjes, garnalen en kreeftjes. Deze worden gezeefd met de snavel, die als een zeis heen en weer wordt gezwaaid. Vanwege zijn gekromde snavel zegt men wel eens: De kluut wijst met zijn snavel naar zijn snuut. 2 Wulp: (steltloper) De wulp is een trekvogel die zowel op weides als bij het water voorkomt. Het voedsel bestaat uit wormen, insectenlarven, spinnen, slakken, allerlei zaden en bessen. Op kust en wad worden voornamelijk kreeften, krabben en mossels bemachtigd. Vanwege zijn gekromde snavel zegt men wel eens: De wulp wijst met zijn snavel naar zijn gulp. 11

3 Lepelaar: De lepelaar is een watervogel vernoemd naar zijn opvallende snavel. De lepelaar zeeft kleine diertjes en plantjes uit het water. Hierbij gaat hij met zijn snavel als een zeis door het water. De lepelaar overwintert in Afrika en vliegen daarbij soms wel in groepen tot 100 individuen! 4 Wilde eend: De wilde eend is de meest voorkomende eend in Nederland. Je vindt ze overal bij het water, waarschijnlijk heb je hem zelf ook wel eens gezien. De wilde eend is niet kieskeurig over wat hij eet. Zijn voedsel is voornamelijk plantaardig, maar bestaat ook uit insecten, visjes en kreeftjes etc. Het mannetje is goed te herkennen aan zijn glanzend, groene kop, terwijl het vrouwtje geheel bruin gevlekt is waardoor zij goed gecamoufleerd is. 5 Kiekendief: De kiekendief is een roofvogel. De vrouwtjes zijn groter dan de mannetjes. De vrouwtjes zijn bruin en de mannetjes blauwgrijs. Deze vogels leven vooral in open, vochtige gebieden zoals moerassen en oevergebieden. De kiekendief eet kleine zoogdieren (bijvoorbeeld konijnen en muizen) en vogels (zoals zangvogels). Als je een kiekendief ziet vliegen kun je zien dat de spanwijdte (van vleugelpunt tot vleugelpunt) wel 120 centimeter kan zijn! 12

6 Grauwe gans: De grauwe gans is de meest voorkomende gans in Nederland. Tijdens de vogeltrek vliegen grauwe ganzen in een V-vorm, waarbij ze het bekende schor klinkende gak-gak roepen. Het voedsel van de ganzen bestaat uit plantaardig voedsel. Om gras af te kunnen scheuren/trekken hebben de ganzen een ribbelrandje aan de binnenkant van de snavel. De grauwe gans is één van de weinige soorten waarbij er geen uiterlijke verschillen zijn tussen mannetjes en vrouwtjes zijn. 7 Scholekster: De scholekster is een vrij stevig gebouwde, zwart-witte steltloper. Rondom de ogen heeft deze vogel een oranje kring. Bij zowel mannetjes en vrouwtjes zie je het zwart-witte verenkleed. Hun voedsel bestaat uit schelpdieren, wormen en krabben. De vogels knippen de diertjes uit hun schelp, nog voordat de schelp kan dichtslaan! Scholeksters zijn erg territoriaal, zelfs zo erg, dat als hun territorium een slechte kwaliteit heeft gekregen dat ze toch op dat plekje blijven. 8 Aalscholver: De aalscholver is een watervogel die je vaak rechtop ziet staan op bijvoorbeeld palen, pieren, bomen en boeien. De aalscholver vangt middelgrote vis zoals paling, voorn en pos. Omdat de aalscholvers geen waterafstotende vetlaag hebben, zie je ze vaak met uitgespreide vleugels staan om hun veren te drogen. 13

9 Boerenzwaluw: Dit zijn vogels die te herkennen zijn aan hun sierlijke vluchten en hun metaalachtige kleur. Ook zijn ze te herkennen aan hun uitstekende buitenste staartpennen. De boerenzwaluw eet vooral insecten zoals muggen, motten, vliegen en kevertjes. Deze vogels zie je vooral in de buurt van boerderijen, agrarische gebieden en aan de rand van steden. Deze vogels maken hun nesten van onder andere hun eigen speeksel! 14

Snavel Letter A B C D E F G H I J 15

Verdiepingsopdracht (voor een bonuspunt) Geef voor alle vogels aan waar zij foerageren (hun eten zoeken/verzamelen). Je kunt hiervoor kiezen uit de volgende mogelijkheden: - Ondiep water - Diep(er) water - In de lucht - Op het zandbodemoppervlak - In de bodem - Weides en/of grasland Vogel Foerageergebied Vb: Zwaan Ondiep en dieper water 1. Kluut 2. Wulp 3. Lepelaar 4. Wilde eend 5. Kiekendief 6. Grauwe gans 7. Scholekster 8. Aalscholver 9. Boerenzwaluw 16