Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
***I ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2013/0268(COD)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Grensoverschrijdende erkenning en tenuitvoerlegging. mr. dr. M. Freudenthal

Inhoud Voorwoord 11 Lijst van afkortingen Verkort geciteerde literatuur

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

Tweede Kamer der Staten-Generaal

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BELGISCH INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

STAATSCOMMISSIE VOOR HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

ONTWERPADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL 2010/0383(COD) van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar C/ nr. 6 BRIEF VAN DE VICEVOORZITTER VAN DE EUROPESE COMMISSIE

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL JUSTITIE EN CONSUMENTENZAKEN

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 november 2007 (04.12) (OR. en) 14449/07 JUSTCIV 281

HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHTELIJK PROCESRECHT

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

ECHTSCHEIDINGEN KENNEN GEEN GRENZEN (regels van internationaal privaat recht)

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in burgerlijke en handelszaken

The Dutch Collective Settlements Act and Private International Law Aspecten van Internationaal Privaatrecht in de WCAM

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Rolnummer Arrest nr. 84/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T

Tweede Kamer der Staten-Generaal

WERKDOCUMENT. NL In verscheidenheid verenigd NL

Memorie van Toelichting. Algemeen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 mei 2008 (OR. en) 9196/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0048 (AVC) JUSTCIV 94 CH 28 ISL 15 N 18

Europese IPR-verdragen

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

KNIPPERLICHTEN 2012 ACTUALIA INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT. Bart Volders advocaat 2 februari 2012 BV o.v.v. BVBA

De erkenning en uitvoerbaarverklaring van vreemde rechterlijke beslissingen en akten

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nieuwe initiatieven om octrooirechtspraak te Europeaniseren

Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts

Rechtsmacht volgens de Erfrechtverordening

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

GEWOGEN RECHTSMACHT IN HET IPR. Over forum (non) conveniens en forum necessitatis. mr. F. Ibili

Dit Verdrag is van toepassing, welke ook de rechter of de autoriteit is die kennis dient te nemen van het geschil.

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

Procederen in erfrechtzaken onder vigeur van de Europese Erfrechtverordening

Hof van Cassatie van België

MEMORIE VAN TOELICHTING. I Algemeen. 1. Inleiding

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2002 Nr Europees Verdrag inzake de erkenning van de rechtspersoonlijkheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus EH Den Haag. Geachte heer Opstelten,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Inleiding. Geen one size fits all

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Datum van inontvangstneming : 19/09/2017

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 19 september /02 JUSTCIV 133

WODC-onderzoek Tenuitvoerlegging van buitenlandse civielrechtelijke vonnissen in Nederland buiten verdrag en verordening (art.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Overzicht studiestof Burgerlijk Procesrecht A. Inleiding

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag. Datum 9 maart 2018 Betreft Staatsaansprakelijkheid MH17

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hof van Cassatie van België

ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1

(Echt)scheiding en internationaal privaatrecht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

collegebanken Het grensoverschrijdend GAT/LUK en ROCHE Prof. Willem A. Hoyng

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Hebben besloten hiertoe een Verdrag te sluiten en zijn overeengekomen als volgt:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

9317/17 pro/gra/sl 1 D 2A

De EU-lijst van personen, groepen en entiteiten waarvoor specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme gelden

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

Tweede Kamer der Staten-Generaal


Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

de Rechtspraak Raad voor de rechtspraak Ministerie van Veiligheid en Justitie mr. F. Teeven Postbus ER DEN HAAG

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende zaken *

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 994 Haags Bevoegdheids- en Executieverdrag Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal s-gravenhage, 20 januari 2000 In het kader van de Haagse Conferentie voor internationaal privaatrecht wordt thans gewerkt aan een wereldwijd bevoegdheids- en executieverdrag. In deze brief doe ik verslag van de besprekingen over dit verdrag en van de inzet van Nederland bij deze besprekingen. Aan het slot van deze brief geef ik weer welke stappen ik mij voorgenomen heb te nemen ter voorbereiding van de diplomatieke conferentie, die, naar het zich laat aanzien, in het voorjaar van 2001 gehouden zal worden ter vaststelling van dit verdrag. 1. Voorbereiding Een speciale commissie van de Haagse Conferentie is na twee voorbereidende besprekingen in 1996 gestart met de voorbereidingen van een mondiaal verdrag inzake de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen op het gebied van het burgerlijk en handelsrecht. Het initiatief tot dit verdrag is door de delegatie van de Verenigde Staten bij de Haagse Conferentie genomen en in een in 1996 gehouden diplomatieke vergadering van de Haagse Conferentie op het werkprogramma van de Conferentie gezet. Thans heeft de genoemde speciale commissie een ontwerpverdrag gereed gemaakt ter behandeling in de diplomatieke conferentie van de Haagse Conferentie. De (Engelse) tekst van dit ontwerp voeg ik hierbij 1. De voortgang van de werkzaamheden is regelmatig in de vergaderingen van de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht besproken. In mei 1998 is een symposium georganiseerd, waarin met vertegenwoordigers en belangstellenden uit wetenschap en praktijk gesproken is over de stand van de voorbereidingen en gediscussieerd is over de mogelijkheden en wenselijkheid van een dergelijk mondiaal verdrag. 1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie. KST43683 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2000 Tweede Kamer, vergaderjaar 1999 2000, 26 994, nr. 1 1

2. Uitgangspunten van het verdrag Uitgangspunten van de besprekingen zijn geweest te komen tot een verdrag dat wereldwijd kan worden toegepast en dat zowel regels inzake de bevoegdheid als inzake de erkenning en tenuitvoerlegging kent. De EU-lidstaten hebben aan het begin van de onderhandelingen over dit nieuwe verdrag een gemeenschappelijke verklaring afgegeven, waarin zij hun belangstelling voor de opstelling van een wereldwijd verdrag kenbaar hebben gemaakt. Dit verdrag zou parallel kunnen lopen met het op 27 september 1968 te Brussel gesloten Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (het zg. EEX), dat van kracht is tussen de lidstaten van de Europese Unie, en het op 16 september 1988 te Lugano gesloten Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken dat van kracht is tussen de EU-lidstaten en enige andere staten als Zwitserland, Noorwegen, IJsland en Polen (het zg. EVEX). In deze verklaring hebben zij hun gemeenschappelijke houding tegenover een dergelijk verdrag aangegeven. Zij achten de ontwikkeling van een wereldwijd verdrag over de bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in handelszaken ook voor de EU van belang wegens de toenemende mondialisering van de economische relaties. Voor de ontwikkeling van een dergelijk verdrag wordt de Haagse Conferentie het meest juiste forum geacht. Wel mag een dergelijk verdrag niet ten nadele van de beide genoemde regionale verdragen werken, en de afstemming van het nieuwe verdrag met deze twee moet dan ook bijzondere aandacht krijgen. 3. Belang van het verdrag Nederland heeft vanwege zijn omvangrijk aandeel in de internationale handel groot belang bij een voor ons land gunstig verloop van de onderhandelingen over zulk een wereldwijd bevoegdheids- en executieverdrag betreffende handelszaken. De bestaande bevoegdheids- en executieverdragen van Brussel en Lugano hebben sinds dertig resp. tien jaar hun grote bruikbaarheid en nut bewezen. Een mondiaal verdrag dat aansluit bij deze twee verdragen geeft enige garantie van succes in die opzichten. Met de overige EU-lidstaten zal inzet zijn te komen tot een vergelijkbare regeling die onze handelsrelaties met de landen buiten Europa ten goede komt, niet enkel met de Verenigde Staten, maar evenzeer met landen als Australië, Japan, Canada, Nieuw-Zeeland, China, Zuid-Korea, en met de landen van Midden en Zuid-Amerika, verenigd in Mercosur. Ik acht het overigens van belang dat in een wereldwijd verdrag wordt voorkomen, dat rechterlijke bevoegdheidsgronden die een claimcultuur kunnen bevorderen, langs de weg van een mondiaal verdrag wereldwijd worden verbreid. Dat betreft dan onder meer enige in onder andere de common law gekende zeer ruime zogenaamd exorbitante bevoegdheidsgronden als de toevallige aanwezigheid van de gedaagde of enig hem toebehorend vermogensbestanddeel. Dat betreft ook het in de common law landen gekende beginsel van forum non conveniens, dat de eiser in onzekerheid laat omdat de naar de regel bevoegde rechter kan weigeren zijn bevoegdheid te aanvaarden omdat hij een ander gerecht meer aangewezen acht om over de zaak te beslissen. Dat betreft bovendien de met een gerechtelijke procedure in onder andere de VS samenhangende hoge kosten en vergaande maatregelen. Ook de van oorsprong niet-privaatrechtelijke vormen van schadevergoeding gelegen in veroordelingen tot «triple damages» of «punitive damages», welke in Nederland verhaalbaar zouden worden, verdienen de aandacht. Hetzelfde geldt voor de in procesrecht van enige landen bestaande vergaande onmogelijkheid om de eiser, wiens vordering wordt afgewezen, te veroordelen in de kosten van de procedure. Het behoud van Tweede Kamer, vergaderjaar 1999 2000, 26 994, nr. 1 2

de op deze onderwerpen bestaande Nederlandse resp. Europese grondbeginselen van internationaal procesrecht is ten zeerste in het belang van de Nederlandse procespartijen bij een internationale procedure. Inmiddels ontving ik reeds een aantal brieven over dit ontwerp-verdrag, onder andere een brief van de voorzitter van het Nederlands Genootschap van Bedrijfsjuristen, waarin hij namens dit genootschap en het Europees Verbond van Werkgeversorganisaties UNICE met een uitvoerige motivering aandacht vraagt voor de belangen van Nederlandse bedrijven bij de opstelling van deze verdragsregeling. 4. Nog af te ronden onderwerpen Het ontwerp Haagse Bevoegdheids- en Executieverdrag is thans voor het grootste deel gereed en zal zoals gezegd naar verwacht mag worden in het voorjaar van 2001 in een diplomatieke conferentie van de Haagse Conferentie ter bespreking en vaststelling worden voorgelegd. Twee bijzondere onderdelen te weten de bevoegdheidregeling met betrekking tot elektronische handel en de intellectuele eigendom zijn nog niet afgerond. Zij zullen in het voorjaar 2000 in daarvoor bijeen te roepen werkgroepen worden opgesteld. 5. Vorm van het verdrag De vorm van dit nieuwe verdrag is die van een verdrag waarin zowel de bevoegdheid als de erkenning en tenuitvoerlegging geregeld wordt. Met betrekking tot de bevoegdheid werd het gewenst geacht naast een lijst van algemeen aanvaarde bevoegdheden ook een lijst van uitgesloten bevoegdheidsgronden vast te stellen. Bovendien werd in het gemeenschappelijk standpunt verklaard, dat de Europese rechtssubjecten beschermd zouden moeten zijn tegen de tenuitvoerlegging van beslissingen waarin een excessieve schadevergoeding, zoals met name punitive damages, gegeven was. 6. Inhoud van het verdrag 6.1. Toepassingsgebied Het materiële toepassingsgebied zal grosso modo overeenkomen met dat van het EEX, dat wil zeggen dat het betreft burgerlijke en handelszaken. Uitgesloten zijn o.a. geschillen betreffende het familierecht inclusief, anders dan in het EEX, het alimentatierecht, het sociale zekerheidsrecht, arbitrage en faillissement; zie artikel 1. Ook het zeerecht is uitgesloten, waarbij het tot nu toe echter niet duidelijk is, in welke omvang. De verhouding tussen dit mondiale Haagse verdrag en regionale verdragen als het EEX/EVEX zal nog moeten worden bepaald. Ook de verhouding tot nietverdragsstaten moet nog worden geregeld. Zie daarover artikel 2 en Annex. 6.2. Bevoegdheidsgronden De bepaling van de bevoegdheidsregels eist veel aandacht. In het bijzonder de grote verschillen in bevoegdheidsgrondslag die bestaan tussen de common-law rechtsstelsels en de overige stelsels vragen om veel creativiteit. Ook is door de V.S.-delegatie aandacht gevraagd voor een wijze van de structurering van de bevoegdheidsregeling, die tegemoet komt aan het specifieke karakter van het Amerikaanse procesrecht. Voorgesteld wordt in het verdrag dan ook niet alleen aan te geven, enerzijds welke bevoegdheidsgronden zodanig aanvaard zijn, dat de beslissing van deze rechter voor erkenning en tenuitvoerlegging in aanmerking komt, en anderzijds welke bevoegdheidsgronden exorbitant, buitensporig, zijn en Tweede Kamer, vergaderjaar 1999 2000, 26 994, nr. 1 3

dus volgens het verdrag niet mogen worden uitgeoefend en dan ook niet erkend mogen worden, maar ook een «grijze» lijst van bevoegdheden te geven, dat wil zeggen een lijst van bevoegdheden die de rechter op internationale gevallen mag toepassen zo zijn nationale recht hem dat toestaat, maar waarbij de beslissing door andere staten niet behoeft te worden erkend en ten uitvoer gelegd; zie artikel 19 juncto artikel 25 bis. Hoewel de Europese delegaties aanvankelijk gepleit hebben voor een systeem dat slechts aanvaarde en exorbitante bevoegdheidsgronden zou kennen, is de invoering van een «grijze» zone van bevoegdheden als tussenoplossing aanvaardbaar. Het verdrag regelt alleen de internationale bevoegdheid en geeft in geen van de gevallen regels van relatieve bevoegdheid. Dit is anders dan in het EEX en EVEX, waar die relatieve regels in veel gevallen wel gegeven zijn. Bij toetreding zullen staten gehouden zijn te voorzien in de noodzakelijke regels van relatieve competentie. 6.2.1. Algemene bevoegdheidsgronden In het algemeen is aanvaard, dat de verweerder in zijn woonplaats/ gewone verblijfplaats gedagvaard kan worden en dat rechtspersonen gedagvaard kunnen worden in de staat van hun statutaire zetel, van hun incorporatie, van hun centrale administratie en van hun voornaamste handelsactiviteiten, zie artikel 3. Daarnaast zijn als bevoegdheidsgronden onder meer opgenomen de plaats van uitvoering van de overeenkomst (artikel 6) en de plaats van de onrechtmatige daad (artikel 10). Een bijzondere complicatie is het internationale bevoegdheidsrecht van de Verenigde Staten. Volgens de rechtspraak van het US Supreme Court heeft de verweerder een grondwettelijk recht om alleen dan in dat land in een procedure betrokken te kunnen worden, indien hij daarmee hij een economische relatie heeft. Dit geheel andere uitgangspunt van bevoegdheidsrecht heeft meegebracht dat tot op heden geen overeenstemming is bereikt over het onderwerp «doing business»; het is terug te vinden in artikel 9. De in artikel 10, lid 1 bis, geformuleerde uitsluiting van anti-trust zaken is zeer tot ongenoegen van de VS-delegatie opgenomen en zal ongetwijfeld nog nadere discussie oproepen. 6.2.2. Specifieke bevoegdheidsgronden Het verdrag bevat in artikel 4 en 5 regels inzake forumkeuze. Deze kan uitdrukkelijk zijn overeengekomen of worden afgeleid uit het verschijnen van de verweerder zonder de bevoegdheid van de rechter ter discussie te stellen. Ook kent het verdrag uitvoerige voorschriften betreffende de bevoegdheid in consumentenzaken en in arbeidszaken; zie de artikelen 7 en 8. Met name de regeling van de bevoegdheid in arbeidszaken is controversieel, omdat in een aantal rechtsstelsels het arbeidsrecht niet als civielrechtelijk wordt beschouwd. Voor geschillen betreffende trusts is in artikel 12 een bijzondere bevoegdheidsregel gegeven. Zoals hierboven reeds gemeld zal een speciale werkgroep zich binnenkort buigen over de regeling van de bevoegdheid in zaken van intellectueel eigendom. Bovendien kent het verdrag een regeling van de bevoegdheid van de rechter om voorlopige of bewarende maatregelen te nemen, zie artikel 14. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter die niet al reeds bevoegd is in het bodemgeschil, bevoegd is deze maatregelen te nemen indien het betreft vermogensbestanddelen die zich in zijn rechtsgebied bevinden, indien de maatregel beperkt is tot zijn rechtsgebied, of indien de maatregel genomen wordt ter tijdelijke bescherming van de vordering in de bodemprocedure. Tweede Kamer, vergaderjaar 1999 2000, 26 994, nr. 1 4

6.2.3. Exclusieve bevoegdheden Het verdrag kent enige bevoegdheden exclusiviteit toe, in dier voege dat geen andere rechter zich in de gegeven gevallen bevoegd zal mogen verklaren dan de in het verdrag genoemde. Dit betreft onder andere geschillen betreffende zakelijke rechten op onroerende goederen, over het bestaan van rechtspersonen, en over octrooien en merken. Een vergelijkbare regeling is terug te vinden in het EEX en het verdrag van Lugano. 6.2.4. Bevoegdheid in civiele claims met betrekking tot schending van mensenrechten. Bijzondere aandacht kreeg het voorstel van de International Association of Democratic Lawyers, ondersteund door de Human Rights Coalition on Jurisdiction and Enforcement of Judgments en Amnesty International, om slachtoffers van ernstige schendingen van mensenrechten de mogelijkheid te geven hun claims voor civiele schadevergoeding in te dienen voor een andere rechter dan die van de woonplaats van de gedaagde. Een regeling daarvan is voorzien in artikel 20, derde lid. Hierdoor wordt een rechtsmachtregeling gegeven die overeenkomt met het thans bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel tot herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg (kamerstukken II, 26 855); ik verwijs naar het voorgestelde artikel 1.1.8.b/c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. 6.2.5. Exorbitante bevoegdheidsgronden; «grijze zone»-bevoegdheden Naast een regeling van de erkende bevoegdheidsgronden voorziet het verdrag ook in artikel 20 in een lijst van bevoegdheidsgronden die exorbitant geacht worden omdat een wezenlijke band tussen het geschil en de staat van de rechter ontbreekt. De rechter zal zijn internationale bevoegdheid niet op deze gronden mogen baseren en beslissingen op deze bevoegdheidsgronden genomen, worden in andere verdragsstaten niet erkend. Het artikel geeft een indicatie van deze gronden en noemt onder meer de toevallige aanwezigheid van de gedaagde, de woon- of verblijfplaats van de eiser of de nationaliteit van de eiser of de gedaagde. Deze zwarte lijst van bevoegdheidsgronden werkt overigens alleen tussen verdragsstaten. Tenslotte wordt in artikel 19 aangegeven dat er nationale bevoegdheden zijn, die weliswaar niet in het verdrag als bevoegdheidsgrond zijn opgenomen, maar die evenmin behoren tot de exorbitante bevoegdheden. De nationale rechter kan zich veelal op een dergelijke bevoegdheid beroepen, de erkenning van zijn beslissing zal echter in dat geval niet door het verdrag bepaald worden maar door het nationale recht van de erkennende rechter; zie artikel 25 bis. 6.2.6. Litispendentie In een wereldwijd verdrag kan een regeling van de voorrang van het eerstaanhangige geschil boven andere geschillen over dezelfde zaak naar mijn mening niet ontbreken. Voor common law landen is zo n regeling echter niet vanzelfsprekend. Artikel 23 tracht een middenweg te vinden die de litispendentie regelt echter met de flexibiliteit, die de common law-stelsels nodig achten. De nationale procesrechtssystemen die litispendentie kennen, hebben zoals gezegd, meerdere systemen om het moment van aanhangigheid van een zaak, welk moment beslissend is voor de vraag waar een zaak het eerst is voorgedragen, vast te stellen. In artikel 23 van het Haagse verdrag wordt een uniforme regeling van litispendentie gegeven die machinaties en conflicten moet voorkomen. Tweede Kamer, vergaderjaar 1999 2000, 26 994, nr. 1 5

6.2.7. Forum non conveniens Ook bijzondere aandacht vraagt de in de common law bekende bevoegdheidsbeperking van het forum non conveniens: de rechter die volgens de vastgestelde bevoegdheidsregels competent is, heeft in dat rechtssysteem de vrijheid deze bevoegdheid niet te aanvaarden, omdat hij van mening is dat een andere rechter in een betere positie is om de zaak te beoordelen. De continentaal-europese landen hebben forum-nonconveniens regels in dagvaardingsprocedures steeds afgewezen vanwege de onzekerheid (en de daaraan verbonden kosten) die dit systeem meebrengt, met name voor de eisende partij die bij deze rechter zijn vordering aanhangig maakt. Voor de niet-common law-landen is deze onzekerheid steeds een reden geweest zich terughoudend op te stellen ten aanzien van invoering van een dergelijke regel in het Haagse verdrag. Als tussenoplossing is in artikel 24 gekozen voor een aanvaarding van het principe van het forum-non-conveniens, zij het onder zeer strikte beperkingen, onder meer die van de garantie, dat de verwijzing van de zaak naar een andere rechter de verhaalbaarheid van de vordering niet vermindert. 6.3. Erkenning en tenuitvoerlegging De vragen rond de erkenning van vonnissen leveren zowel materieel als processueel veel problemen op. Weliswaar kennen het EEX en EVEX een eenvoudige regeling van de erkenning, maar onzeker is of ook mondiaal tot een vergelijkbaar, op vertrouwen in elkaars rechtspraak gebaseerd geheel van regels gekomen kan worden. Zo speelt de vraag welke vereisten gesteld moeten worden aan de erkenning van vreemde vonnissen: vindt deze van rechtswege plaats dan wel langs procedurele weg, moet de wijze van betekening worden getoetst? In het bijzonder is ook aan de orde de vraag in welke mate de rechter aan wie gevraagd wordt om een exequatur te geven van een buitenlands vonnis, zich mag inlaten met de inhoud van dat vonnis is een juiste procedure toegepast, is een aanvaardbare verwijzingsregel gehanteerd, is de beslissing voldoende gemotiveerd?. En ook vragen rond de vertaalkosten spelen hier een rol. 6.4. Slotbepalingen De artikelen 36 en volgende bevatten de algemene bepalingen van het verdrag en betreffen deels regels betreffende de verhouding tussen dit Haagse verdrag en andere verdragen zoals het EEX en EVEX (zie daarover onder 7), deels regels betreffende de interpretatie van het verdrag, en deels regels betreffende volkenrechtelijke onderwerpen als de wijze van ondertekening, toetreding en opzegging. De slotbepalingen zijn slechts voor een deel ingevuld en zullen tijdens de diplomatieke conferentie belangrijk punt van discussie kunnen zijn. Met name speelt daarbij de door de Australische delegatie opgeworpen vraag of het Haagse verdrag een bilateraliserings-clausule zou moeten bevatten. Met een dergelijke clausule wordt bereikt dat na de toetreding van een staat het verdrag alleen van toepassing is in relatie tot die verdragsstaten die dat uitdrukkelijk hebben aanvaard. De meeste EU-lidstaten, en ook Nederland, hebben zeer terughoudend op dit voorstel gereageerd. 7. Verhouding Haagse Executieverdrag en Europees Executieverdrag Het Haagse Verdrag zal onderdelen van het internationaal procesrecht regelen die ook geregeld zijn in het Europees Bevoegdheids- en Executieverdrag 1968, en in het Verdrag van Lugano 1988. Een zogenaamde Tweede Kamer, vergaderjaar 1999 2000, 26 994, nr. 1 6

«disconnection clausule» zal bepalen in welke gevallen de Haagse, in welke de andere regelingen in een internationaal geschil van toepassing zijn. 8. Onderhandelingsbevoegdheid van de EU-lidstaten resp. van Europese Commissie tijdens diplomatieke conferentie Omdat de internationale bevoegdheid en executie van rechterlijke beslissingen onderwerp is van Europees beleid rijst de vraag of tijdens de diplomatieke conferentie van de Haagse Conferentie de bevoegdheid tot onderhandelen ligt in de handen van de lidstaten van de Europese Unie, of in die van de Europese Commissie, dan wel gedeeld is tussen Europese Unie en lidstaten. Dit hangt mede samen met het nieuwe artikel 65 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat in het Verdrag van Amsterdam geïntroduceerd is en dat onder meer onderwerpen van internationaal procesrecht tot onderwerpen van de interne markt maakt. Over deze vraag vinden thans nog onderhandelingen plaats in de Raad van Ministers. De Nederlandse regering pleit, voor zover mogelijk binnen het Europese rechtsbestel, voor een ruime mate van handelingsvrijheid van de lidstaten. 9. Plan van consultaties voorafgaand aan de diplomatieke conferentie Ik stel mij voor om ter voorbereiding van de diplomatieke conferentie waarop het ontwerp-verdrag zal worden besproken en een verdrag vastgesteld, een aantal duidelijke vraagpunten voor te leggen aan betrokken organisaties. Het betreft dan in het bijzonder de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, de Nederlandse Orde van Advocaten, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, het Koninklijk Verbond van Gerechtsdeurwaarders en het Nederlands Genootschap van Bedrijfsjuristen, alsook de Nederlandse afdeling van Amnesty International. Het resultaat van deze consultaties, en mijn standpunt met betrekking tot de diverse vraagpunten, zal ik U te gelegener tijd doen toekomen. De Minister van Justitie, A. H. Korthals Tweede Kamer, vergaderjaar 1999 2000, 26 994, nr. 1 7