STAATSCOURANT Officiële uitgave het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 98 2 juni 2009 Aanwijzing onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte gemeenten Oostzaan en Amsterdam Wij Beatrix, bij de Gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Besluit 16 april 2009, 09.001008, houdende aanwijzing onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte Beschikken bij dit besluit op het verzoek de Hoofdingenieur-Directeur Rijkswaterstaat Noord-Holland bij brief 23 april 2008, kenmerk BBV 2008/1551, tot aanwijzing onroerende zaken ter onteigening ingevolge artikel 72a de onteigeningswet ten behoeve de aanleg de Tweede Coentunnel en de daarbij behorende verbredingen de rijksweg A8 af kilometer 4.100 tot aan het Coenplein (aansluiting op de A10), en de rijksweg A10 af het Coenplein (aansluiting A8) tot kilometer 26.100, met bijkomende werken, in de gemeenten Oostzaan en Amsterdam. Onze Minister Verkeer en Waterstaat heeft de beslissing op het verzoek voorgedragen bij brief 24 februari 2009, RWSCD BJV 2009/657, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed. Overeenkomstig artikel 3:11, eerste lid, de Algemene wet bestuursrecht hebben het ontwerp het te nemen besluit alsmede de in artikel 63 de onteigeningswet genoemde stukken in de periode 12 december 2008 tot en met 22 januari 2009 in de gemeente Amsterdam, bij het Voorlichtingsloket Stadhuis Amsterdam te Amsterdam, de gemeente Oostzaan, in het gemeentehuis de gemeente Oostzaan te Oostzaan en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen. Voorafgaand daaraan is de terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:12 de Algemene wet bestuursrecht aangekondigd in de Staatscourant 10 december 2008, 240, in het Amsterdams Stadsblad 10 december 2008 en in de regiokrant Kompas 9 december 2008. Belanghebbenden zijn hierbij uitgenodigd voor een hoorzitting in de gemeente Oostzaan op 22 januari 2009. Voorts is overeenkomstig artikel 3:13 de Algemene wet bestuursrecht voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp het te nemen besluit toegezonden aan belanghebbenden en aan de verzoeker om onteigening. In genoemde kennisgeving zijn belanghebbenden op de hoogte gesteld de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen zienswijzen. Van de mogelijkheid tot het naar voren brengen een schriftelijke zienswijze is gebruik gemaakt door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, eigenaar de onroerende zaken met de grondplannummers O 132.1 tot en met O 132.4 en AM 132.5 tot en met AM 132.13. Overwegingen Ingevolge artikel 72a de onteigeningswet kan onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve de aanleg en verbetering wegen en bruggen, waaronder begrepen onteigening voor aanleg en verbetering werken ter uitvoering een tracébesluit. Reclamant brengt naar voren, dat in het voortraject het project niet gesproken is over de overname zijn eigendommen. De aanwijzing daar ter onteigening is daarom in strijd met artikel 17 de onteigeningswet. Daarbij heeft reclamant de verzoeker om onteigening geen aanbieding ontgen voor een volledige schadeloosstelling in de zin artikel 40 de onteigeningswet. De ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken maken deel uit de primaire waterkering die bij reclamant in beheer is. Vanuit dat oogpunt heeft reclamant belang bij behoud de eigendom de betrokken onroerende zaken. Een andere vorm privaatrechtelijke regeling voor het gebruik de onroerende zaken kan eventueel worden besproken, aldus reclamant. Reclamant wijst er verder op, dat het opstalrecht dat rust op de onroerende zaak, kadastraal bekend gemeente Amsterdam, Sectie AH, nummer 2384 (de onroerende zaak met grondplannummer AM 132.13) onlosmakelijk is verbonden met een huurovereenkomst tussen hem en Interbest B.V. te Breda. Deze overeenkomst heeft een einddatum 31 december 2022. Verder is deze onroerende zaak reeds gedeeltelijk in gebruik voor de A8 en de A10. Verwerving een gedeelte deze zaak is voor het project niet nodig. Daarbij is het reclamant niet duidelijk welk deel de onroerende zaak dient te worden onteigend. 1 Staatscourant 2009 98 2 juni 2009
Naar aanleiding deze zienswijze merken Wij vooreerst op, dat de onteigening moet worden gezien als ultimum remedium. Daarbij geldt de eis dat ten opzichte de burger eerst naar dit middel (door het starten de administratieve onteigeningsprocedure) kan en mag worden gegrepen, indien langs minnelijke weg redelijkerwijs niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming kan worden gekomen. In de procedure op grond Titel IIa de onteigeningswet is in het algemeen genoegzaam aan deze eis voldaan, indien voor de tervisielegging de onteigeningsbescheiden een aang met het minnelijk overleg is gemaakt. Dit overleg dient tot een redelijk punt te worden voortgezet alvorens, na gebleken noodzaak daartoe, de administratieve onteigeningsprocedure kan worden ingezet. Daarbij is het wenselijk doch niet altijd noodzakelijk, dat ten tijde de tervisielegging de onteigeningsbescheiden reeds een formeel bod is uitgebracht. Voldoende is, dat sprake is geweest een redelijk doch vruchteloos gebleken poging om hetgeen onteigend moet worden langs minnelijke weg te verwerven. dan kan een verzoeker om onteigening - teneinde op een redelijk tijdstip tot uitvoering het betreffende plan het werk over te kunnen gaan - in beginsel tot onteigening besluiten. Het zou te ver gaan de eis te stellen dat partijen reeds ten tijde de tervisielegging het plan het werk in eerste instantie moeten zijn uitonderhandeld. Het minnelijk overleg dient ook tijdens deze procedure te worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het minnelijk overleg dat nog ingevolge artikel 17 de onteigeningswet vooraf zal moeten gaan aan de start de gerechtelijke onteigeningsprocedure, kan uiteindelijk alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden. Er is dus sprake een tweevoudige verplichting tot onderhandelen de partij, die tot onteigening wenst over te gaan: vooreerst in het stadium de administratieve fase de onteigeningsprocedure en wel voor de tervisielegging het plan het werk en vervolgens, na het nemen het koninklijk besluit, en vóórdat tot dagvaarding als bedoeld in artikel 18 de onteigeningswet wordt overgegaan, zijnde het tijdstip waarop de gerechtelijke fase de onteigeningsprocedure aangt. Uit door de verzoeker om onteigening verstrekte informatie is Ons gebleken dat voor de tervisielegging de onteigeningsbescheiden inderdaad niet met reclamant gesproken is over de aankoop de onroerende zaken die bij hem in eigendom zijn. De verzoeker heeft aangegeven dat hij op 30 mei 1991 met reclamant een overeenkomst heeft gesloten (met kenmerk NHTZ-1989-0191), ten behoeve het regelen het beheer en onderhoud een gedeelte de verlengde c.q. aangepaste Oostzanerdijk en de daarop gelegen busbaan in de gemeente Amsterdam. Het is de bedoeling zowel de verzoeker als reclamant om de onroerende zaken die nodig zijn voor de uitbreiding de rijksweg A8 in het kader de aanleg de Tweede Coentunnel, waarop de busbaan zal worden verlegd, onder te brengen in de overeenkomst 1991. Gelet hierop klopt het volgens de verzoeker om onteigening dus dat reclamant geen aanbieding op grond artikel 40 de onteigeningswet hem heeft ontgen. Op grond de reeds bestaande overeenkomst zal, indien dat ingevolge die overeenkomst aan de orde is, aan reclamant een vergoeding worden betaald. Het bovenstaande in aanmerking nemend dient naar Ons oordeel te worden geconcludeerd, dat ten aanzien reclamant niet is voldaan aan de voorwaarde tot het kunnen starten de administratieve onteigeningsprocedure. Hierbij tekenen Wij aan, dat de verzoeker om onteigening zelf reeds in reactie op de zienswijze reclamant heeft aangegeven dat aanwijzing de onroerende zaken reclamant ter onteigening achterwege kan blijven. Gelet hierop zijn de onroerende zaken met de grondplannummers O 132.1 tot en met O 132.4 en AM 132.5 tot en met AM 132.13 dan ook uit de bij dit besluit behorende lijst te onteigenen onroerende zaken geschrapt. Overigens heeft de verzoeker om onteigening naar aanleiding de zienswijze reclamant nog aangegeven, dat het gedeelte de onroerende zaak, kadastraal bekend gemeente Amsterdam, Sectie AH, nummer 2384, waarop een huurovereenkomst toepassing is, niet voor de realisering het werk nodig is. Verder heeft de verzoeker aangegeven, dat de door reclamant bedoelde strook deze onroerende zaak die reeds in gebruik is voor de A8 en A10 een gedeelte betreft waarop de eerder genoemde en reeds bestaande overeenkomst toepassing is. Deze strook zal niet door de verzoeker worden verworven. Wellicht ten overvloede merken Wij hierbij op, dat uit het voorgaande volgt dat deze onroerende zaak ook niet ter onteigening wordt aangewezen. Overige overwegingen De planologische grondslag voor de uitvoering de werken in het kader de Tweede Coentunnel wordt gevormd door het Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel, dat is vastgesteld door de Minister Verkeer en Waterstaat (V&W), in overeenstemming met de Minister Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) op 21 februari 2007. Tegen dit besluit zijn bij de Afdeling bestuursrechtspraak de Raad State twee beroepen ingesteld. De beroepen zijn bij uitspraak 3 december 2008, 200703693/1, door de Afdeling ongegrond verklaard, waarmee het Tracébesluit onherroepelijk is geworden. De Minister V&W heeft naar aanleiding aanvullend luchtonderzoek besloten het Tracébesluit 2 Staatscourant 2009 98 2 juni 2009
Capaciteitsuitbreiding Coentunnel 2007 te wijzigen. Op 10 januari 2008 heeft de Minister hiervoor een ontwerpbesluit vastgesteld. Het Ontwerpwijzigingsbesluit heeft 18 januari tot en met 28 februari 2008 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is er de mogelijkheid geweest om zienswijzen naar voren te brengen. Op 13 maart 2008 heeft de Minister V&W in overeenstemming met de Minister VROM het Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel 2008 vastgesteld, houdende wijziging het Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel 21 februari 2007. Het Tracébesluit 2008 betreft wijziging onderdelen het Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel 21 februari 2007. De wijzigingen betreffen uitsluitend onderdelen die betrekking hebben op (het onderzoek naar) de luchtkwaliteit. De overige onderdelen het Tracébesluit 2007 blijven onverminderd kracht. Op grond de Tracé-m.e.r.-procedure en de Algemene wet bestuursrecht heeft het Tracébesluit 13 maart 2008 ter inzage gelegen 28 maart 2008 tot en met 9 mei 2008. Uit de hiervoor genoemde uitspraak de Afdeling bestuursrechtspraak de Raad State 3 december 2008 blijkt, dat de Afdeling de tegen het Tracébesluit 21 februari 2007 ingestelde beroepen tevens heeft opgevat als gericht tegen dit besluit, zoals gewijzigd bij het Tracébesluit 13 maart 2008. Met de uitspraak de Afdeling, waarbij de beroepen ongegrond zijn verklaard, is derhalve ook dit laatste besluit onherroepelijk geworden. De te realiseren aanleg de Coentunnel en de daarbij behorende verbreding de rijkswegen A8 en A10 West zijn (nog) niet opgenomen in vigerende bestemmingsplannen zowel de gemeente Oostzaan als de gemeente Amsterdam waarbinnen de uit te voeren werken zullen plaatsvinden. Voor zover het Tracébesluit in strijd is met de bestemmingplannen genoemde gemeenten geldt het Tracébesluit als projectbesluit, als bedoeld in artikel 3.29, eerste lid, de Wet ruimtelijke ordening. Het Tracébesluit geldt verder als voorbereidingsbesluit, als bedoeld in artikel 3.7 de Wet ruimtelijke ordening. De Coentunnel is een landelijk bekend verkeersknelpunt. Nu is de Coentunnel nog een flessenhals in de oeververbindingen tussen de gebieden ten noorden en ten zuiden het Noordzeekanaal. Dagelijks staan aan beide kanten de tunnel lange files, vooral in de spitsuren. Daarom is besloten om naast de bestaande Coentunnel een tweede tunnel aan te leggen. In het standpunt over de Trajectnota/MER Capaciteitsuitbreiding Coentunnel de Minister V&W in overeenstemming met diens ambtgenoot VROM 24 oktober 2002 wordt te dien aanzien in de probleemanalyse het volgende aangegeven: Het bereikbaarheidsprobleem rond de Coentunnel is groot. Gedurende de spitsperioden doen zich iedere dag files voor. De tijdsverliezen die het gevolg zijn de files zijn omgrijk. De wegvakken op de A8 en de A10 ten zuiden de Coentunnel hebben te maken met de terugslag de files voor de tunnel, zodat ook het verkeer op die wegvakken met een file wordt geconfronteerd. Hierdoor ondervindt ook verkeer dat niet door de tunnel hoeft vertraging. Gevolg is dat een deel het verkeer gebruik maakt sluiproutes. De fileproblematiek neemt in de periode tot 2010 aanzienlijk toe. Ook de tijdsverliezen die het gevolg zijn de filevorming nemen toe. Op het tunnelwegvak is sprake een ruime verdubbeling de reistijdverliezen. Nog meer dan in de huidige situatie zal de weggebruiker ook buiten de spits met files worden geconfronteerd. Niet alleen de terugslag files, maar ook de afwikkeling op de wegvakken zelf zal op de aanliggende wegvakken een probleem worden. De bereikbaarheid het gebied rond de Coentunnel verslechtert hierdoor aanzienlijk. De toenemende verkeersdrukte heeft ook negatieve gevolgen voor de kwaliteit de leefomgeving langs de A10-West en de A8. Vanwege het bereikbaarheidsprobleem is een studie gestart op basis waar is besloten tot capaciteitsuitbreiding de Coentunnel. De capaciteitsuitbreiding maakt onderdeel uit een samenhangend pakket aan maatregelen om de bereikbaarheid de Noordelijke Randstad te verbeteren en is in samenhang met de Westrandweg verder uitgewerkt tot een inmiddels vastgesteld Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel. Door het uitbreiden de Coentunnel zal de bereikbaarheid in de Noordelijke Randstad verbeteren. De betrouwbaarheid de verbinding zal aanzienlijk toenemen en een dreigende verslechtering het investeringsklimaat wordt omgebogen in een verbetering. Berekend is dat de aanleg de Tweede Coentunnel en de Westrandweg per saldo tot een betere doorstroming leidt op alle verbindingen aan weerszijden het Noordzeekanaal, en op het wegennet rond Amsterdam. Het verkeersonderzoek bij het Tracébesluit geeft per wegtraject de berekende cijfers over het aantal 3 Staatscourant 2009 98 2 juni 2009
passerende auto s in 2020. Wat weggebruikers concreet zullen ervaren is het effect op de vertraging in de verkeersstromen. Mét de Tweede Coentunnel en de Westrandweg hebben automobilisten in 2020 op een gemiddelde dag 12.000 uur minder vertraging dan wanneer de tweede tunnel en Westrandweg niet worden aangelegd. De helft de tijdwinst wordt geboekt op de snelwegen, de andere helft op de aansluitende wegen. De openstelling de Tweede Coentunnel staat gepland voor 2012. De uitvoering zal na verkrijgen een onherroepelijk Tracébesluit volgens de projectplanning af 2009 plaatsvinden. De werkzaamheden zullen, inclusief de voorbereidende en afrondende werkzaamheden, naar verwachting ruim 4 jaar in beslag nemen. Het moet in het belang de doorstroming het verkeer en het verbeteren de bereikbaarheid de Noordelijke Randstad noodzakelijk worden geacht, dat de Staat (Verkeer en Waterstaat) de eigendom verkrijgt de in dit besluit genoemde onroerende zaken. De door reclamant naar voren gebrachte zienswijze wordt zodanig gewicht geacht dat op grond daar het verzoek, om een koninklijk besluit ex artikel 72a de onteigeningswet te bevorderen, voor zover het betreftde onroerende zaken met de grondplannnumers O 132.1 tot en met O 132.4 en AM 132.5 tot en met AM 132.13, moet worden afgewezen. In de bij dit besluit behorende lijst ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken is hiermee rekening gehouden. Beslissing; Gelet op de onteigeningswet, Gehoord de Raad State, advies 18 maart 2009, W09.09.0055/IV, en gezien het nader rapport Onze Minister Verkeer en Waterstaat 6 april 2009, RWSCD BJV 2009/1078, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed, Hebben wij goedgevonden en verstaan: Ten behoeve de aanleg de Tweede Coentunnel en de daarbij behorende verbredingen de rijksweg A8 af kilometer 4.100 tot aan het Coenplein (aansluiting op de A10), en de rijksweg A10 af het Coenplein (aansluiting A8) tot kilometer 26.100, met bijkomende werken, in de gemeenten Oostzaan en Amsterdam zullen ten algemenen nutte en ten name de Staat (Verkeer en Waterstaat) worden onteigend de onroerende zaken, aangeduid op de grondtekening die ingevolge artikel 63 de onteigeningswet in de gemeenten Oostzaan, Amsterdam en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst ter inzage hebben gelegen als: Grondplan Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Amsterdam AI en AM 136.17 geheel wegen 0 22 35 AI 164 Gemeente Amsterdam AI, Amsterdam AM 136.18 0 17 38 (kantoor) erf-tuin AM 136.18A 2 24 14 2 41 52 AI 165 Eigendom belast met erfpacht: Gemeente Amsterdam AI, Amsterdam, Recht erfpacht: De Staat (Verkeer en Waterstaat), Leiden, zetel: s-gravenhage AM 136.19 geheel haventerrein 0 09 38 AI 294 grondplannummer AM 136.18 AM 136.20 0 12 38 wegen 1 87 78 AI 293 grondplannummer AM 136.18 AM 136.20A 1 75 40 AM 136.21 1 47 65 wegen 2 45 83 AI 512 ged grondplannummer AM 136.17 terrein nieuwbouw 0 00 52 AI 512 ged Eigendom belast met erfpacht : Gemeente Amsterdam AI, Amsterdam, Recht erfpacht: De heer Glen de Sanders, Amsterdam AM 136.21A 0 07 25 wegen 2 45 83 AI 512 ged grondplannummer AM 136.17 terrein nieuwbouw 0 00 52 AI 512 ged Eigendom belast met erfpacht : Gemeente Amsterdam AI, Amsterdam, Recht erfpacht: De heer Glen de Sanders, Amsterdam 4 Staatscourant 2009 98 2 juni 2009
Grondplan Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Amsterdam AI en AM 136.21B 0 03 89 wegen 2 45 83 AI 512 ged grondplannummer AM 136.17 terrein nieuwbouw 0 00 52 AI 512 ged Eigendom belast met erfpacht : Gemeente Amsterdam AI, Amsterdam, Recht erfpacht: De heer Glen de Sanders, Amsterdam AM 136.22 0 00 88 wegen 1 40 48 AI 487 grondplannummer AM 136.17 AM 136.23 1 12 04 (kantoor) wegen AM 136.24 0 09 53 terrein nieuwbouw AM 136.24A 0 06 60 12 00 55 AI 520 grondplannummer AM 136.17 2 80 14 AI 531 grondplannummer AM 136.17 AM 136.25 0 02 03 terrein (natuur) 0 58 45 AI 364 grondplannummer AM 136.17 AM 136.25A 0 06 16 AM 136.26 0 02 83 wegen 5 52 48 AI 669 grondplannummer AM 136.17 AM 136.26.1 0 28 30 AM 136.26.A 0 31 13 Grondplan Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Oostzaan en O 126 0 03 13 terrein (grasland) 0 78 10 K 983 De Lange, Pieter Hendrik, gehuwd met Doorgeest, Hendrika Marian, Oostzaan O 136 0 01 34 wonen erf - tuin 0 15 60 C 2314 Visser, Gerrit, gehuwd met Hendriksen, Gonda, Oostzaan; zakelijk recht als bedoeld in art.5,lid3,onder B, de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: Provincie Noord-Holland, Haarlem. O 134.1 0 00 32 terrein (grasland) 1 56 00 H 483 N.V. Nuon Infra West, Amsterdam; zakelijk recht als bedoeld in art.5,lid3,onder B, de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PEN Energiebedrijf Noord-Holland, Amsterdam Zuidoost, zetel: Bloemendaal. O 134.2 0 02 36 water 0 08 39 H 485 N.V. Nuon Infra West, Amsterdam. O 134.3 0 09 26 berging-stalling (garageschuur) terrein (grasland) 0 36 70 H 487 grondplannummer O 134.1 O 139 0 00 47 wegen 0 62 40 C 3406 Provincie Noord-Holland, Haarlem Grondplan Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Sloten (N.H.) en STN 136.27 0 08 91 terrein (nieuwbouw STN 136.28 0 00 64 STN 136.29 3 37 31 terrein (nieuwbouw STN 136.30 0 01 39 terrein (nieuwbouw 3 82 70 K 3291 De Gemeente Amsterdam Sloten, Amsterdam; Eigendom: Telecommunnicatienetwerk, gedeeltelijk: Enertel NV Rotterdam. 4 71 50 K 3289 grondplannummer STN 136.27 1 32 00 K 2646 De Gemeente Amsterdam Sloten, Amsterdam STN 136.31 0 00 59 wegen 0 01 12 K 3238 grondplannummer STN 136.30 STN 136.32 geheel wegen 0 00 21 K 3237 grondplannummer STN 136.30 5 Staatscourant 2009 98 2 juni 2009
Grondplan Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Sloten (N.H.) en STN 136.33 0 02 96 terrein (nieuwbouw 0 07 15 K 3225 De Gemeente Amsterdam Sloten, Amsterdam STN 136.34 0 14 94 wegen 15 97 59 K 3703 grondplannummer STN 136.30 STN 136.35 0 02 40 wegen 0 09 75 K 3230 grondplannummer STN 136.30 STN 136.36 0 06 46 wegen 1 58 20 K 3550 grondplannummer STN 136.30 STN 136.37 0 00 13 wegen 0 07 58 K 3239 grondplannummer STN 136.30 STN 136.38 0 21 84 wegen 0 24 10 K 3235 grondplannummer STN 136.30 STN 136.39 0 27 14 wegen 0 40 35 K 3224 grondplannummer STN 136.30 STN 136.40 0 40 71 wegen 2 59 10 B 2259 grondplannummer STN 136.30 STN 136.41 0 00 55 STN 136.42 0 00 18 gedeeltelijk station bouwterrein straatspoorbaan 1 23 39 B 2096 grondplannummer STN 136.30 Onze Minister Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waar afschrift aan de Raad State zal worden gezonden. s-gravenhage, 16 april 2009 De Minister Verkeer en Waterstaat, 6 Staatscourant 2009 98 2 juni 2009