UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2001-I D NATUURKUNDE



Vergelijkbare documenten
Examen VBO-MAVO-D. Natuurkunde

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2001-I D

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2000 VBO-C NIVEAU: EXAMEN: 2000-I

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2001-I VAK: WISKUNDE B 1,2 EXAMEN: 2001-I

Correctievoorschrift VBO-MAVO-D. Natuurkunde

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Lenzen. J. Kuiper. Transfer Database

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I SCHEIKUNDE HAVO

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: NASK 1. MAVO-D (VMBO kgt) EXAMEN: 2002-I

Examen VBO-MAVO-C. Natuurkunde

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I WISKUNDE. MAVO-D / VMBO-gt

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2001-I VAK: SCHEIKUNDE 1,2 EXAMEN: 2001-I

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Spanning. J. Kuiper. Transfer Database

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1 EXAMEN: 2002-I

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Wet van Ohm. J. Kuiper. Transfer Database

Elektro-magnetisme Q B Q A

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Stroom. J. Kuiper. Transfer Database

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN:

Zelfstandig werken. Ajodakt. Dit antwoordenboekje hoort bij het gelijknamige werkboek van de serie

toelatingsexamen-geneeskunde.be

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2000-II

Maandag 15 juni, uur

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2

Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5)

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Correctievoorschrift VBO-MAVO-C. Natuurkunde

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Weerstand. J. Kuiper. Transfer Database

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 t/m 3

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2000 ECONOMIE MAVO-D NIVEAU: EXAMEN: 2000-I

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Vraag Antwoord Scores

Dit examen bestaat uit 11 opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

6.2 Elektrische energie en vermogen; rendement

1 Warmteleer. 3 Om m kg water T 0 C op te warmen heb je m T 4180 J nodig Het symbool staat voor verandering.

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Reader Periode 3 Leerjaar 3. J. Kuiper. Transfer Database

_voorw :47 Pagina I. Een Goed. Feedbackgesprek. Tussen kritiek en compliment. Wilma Menko

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Repetitie magnetisme voor 3HAVO (opgavenblad met waar/niet waar vragen)

Samenvatting Natuurkunde Kracht

J De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden:

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2 EXAMEN: 2002-I

Fysica. Een lichtstraal gaat van middenstof A via middenstof B naar middenstof C. De stralengang van de lichtstraal is aangegeven in de figuur.

Samenvatting NaSk 1 Natuurkrachten

Examen HAVO - Compex. natuurkunde 1,2 Compex

Werkwoordspelling 2 Toelichting en Antwoorden

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1984 MAVO-C NATUURKUNDE. Dinsdag 8 mei, uur

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus,

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden. Vraag 1

Inhoud. 1 Inleiding energie 19

Dit examen bestaat uit 12 opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Opgave 1 Millenniumbrug

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2008-I

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2000

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2001-I EXAMEN: 2001-I

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2006-I

Stenvert. Taalmeesters 2. Antwoorden. Taalmeesters 2. Zelfstandig werken. Antwoorden. Groep 4. Taal COLOFON COLOFON

Stenvert. Rekenmeesters 5. Zelfstandig werken Rekenen Groep 7 Antwoorden. Zelfstandig werken Stenvert Rekenen Rekenmeesters 5 Antwoorden Groep 7

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS APRIL uur

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Materialen

Eindexamen natuurkunde 1-2 compex havo 2008-I

groep Computerprogramma woordenschat

Stenvert. Taalmeesters 6. Zelfstandig werken Taal Groep 8 Antwoorden. Zelfstandig werken Stenvert Taal Taalmeesters 6 Antwoorden Groep 8

Uitwerking examen e tijdvak

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 27 mei totale examentijd 3 uur

UITWERKING OEFENVRAGEN NEDERLAND EN INDONESIE VIER EEUWEN CONTACT EN BEINVLOEDING GESCHIEDENIS

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Tweede ronde - theorie toets. 21 juni beschikbare tijd : 2 x 2 uur

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Juli blauw Vraag 1. Fysica

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1985 MAVO-C NATUURKUNDE. Donderdag 13 juni, uur. MAVO-C Il

formules havo natuurkunde

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

UITWERKINGEN Examentraining (KeCo) SET-B HAVO5-Na

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Dit examen bestaat uit negen opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2 EXAMEN: 2002-I

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

Mkv Magnetisme. Vraag 1 Twee lange, rechte stroomvoerende geleiders zijn opgehangen in hetzelfde verticale vlak, op een afstand d van elkaar.

Opgave 1 Millenniumbrug

1 ENERGIE Inleiding Het omzetten van energie Fossiele brandstoffen Duurzame energiebronnen

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2001-I

NATUURKUNDE. Donderdag 5 juni, uur. MAVO-C Il EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN C - niveau

Examentraining HAVO5 Oriëntatietoets 1

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Examen VWO. tijdvak 1 vrijdag 20 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2002-I

oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgaven en uitwerkingen vind je op Oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgave 1.

Samenvatting Natuurkunde Verwarmen en isoleren (Newton)

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO/NATIN 2009

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2006-I

Uitwerkingen van de opgaven in Basisboek Natuurkunde

Lees dit voorblad goed! Trek op alle blaadjes kantlijnen

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Reflectie en breking. J. Kuiper. Transfer Database

Transcriptie:

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 001-I D VAK: NIVEAU: EXAMEN: NATUURKUNDE MAVO 001-I D De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. ThiemeMeulenhoff is een educatieve uitgeverij waarin alle fondsen van de voormalige uitgeverijen Meulenhoff Educatief, SMD Educatieve Uitgevers en uitgeverij Thieme zijn samengevoegd. De uitgaven die ThiemeMeulenhoff ontwikkelt, richten zich op het totale onderwijsveld: basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs & volwasseneneducatie en hoger onderwijs. www.thiememeulenhoff.nl ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 001 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 191 j het Besluit van 0 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 3 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 191, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 88, 1180 AW Amstelveen). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 191) dient men zich tot de uitgever te wenden.

1 Keuze: E. De weerstand van de draad bereken je met de Wet van Ohm: U = I x R. Hierin is: U de spanning in V I de stroomsterkte in A R de weerstand in W Kies een punt van de grafiek en vul dat in de formule van de Wet van Ohm. Bijvoorbeeld U = 10,0 V en I = 0,7 A. 10,0 = 0,7 x R 10,0 Hieruit volgt dat R = = 36,8 W. 0,7 Afgerond is de weerstand dus gelijk aan 37 W. Teken het spiegelbeeld van het oog van Karin O. De lichtstraal die van de hoed van Karin vertrekt, lijkt het spiegelbeeld in O te treffen. Teken de lichtstraal voor de spiegel met een normale lijn. Stippel de lichtstraal achter de spiegel. Verbind het snijpunt van de lichtstraal en de spiegel met het oog van Karin. 3 Karin wil behalve haar hoed ook haar schoenen kunnen zien. De lichtstraal die bij haar schoen vertrekt, lijkt het spiegelbeeld in O te treffen. Teken de lichtstraal voor de spiegel weer met een normale lijn. Stippel de lichtstraal achter de spiegel. Verbind het snijpunt van de lichtstraal met de spiegel met het oog van Karin. Geef het gedeelte van de spiegel waarin Karin zichzelf geheel kan zien duidelijk aan. Dit gedeelte bevindt zich tussen de twee getekende lichtstralen. Je krijgt dan onderstaande tekening. Karin passpiegel O' Keuze: B. De lengte van de gloeispiraal kun je berekenen als je de vergroting weet. De lineaire vergroting kun je berekenen met de formule: N = b Hierin is: N de lineaire vergroting v b de beeldafstand v de voorwerpsafstand v = 1 cm, b = 4 cm 4 N = = 1

De lineaire vergroting (N) kun je ook berekenen met de formule: lengte van het beeld N = lengte van het voorwerp De lengte van het beeld is 4,4 cm en N =. 4,4 = lengte van het voorwerp Dus de lengte van het voorwerp = 4,4 =, cm. MAVO NATUURKUNDE 001-I D 4 Keuze: A. Als de voorwerpsafstand (v) groter is dan de brandpuntsafstand (f) en kleiner dan twee keer de brandpuntsafstand, dan ontstaat er een vergroot reëel omgekeerd beeld. Bij deze proef is er sprake van een vergroot reëel beeld dus de voorwerpsafstand is groter dan de brandpuntsafstand. Dus f is kleiner dan 1 cm (de voorwerpsafstand). 5 Keuze: D. Tandwiel P draait van links naar rechts (rechtsom). Tandwiel Q draait dus van rechts naar links (linksom). Tandwiel R draait van links naar rechts (rechtsom) en tandwiel S draait ook van links naar rechts (rechtsom). 6 Keuze: E. Als tandwiel Q één omwenteling maakt, dan zijn er 80 tanden verplaatst. Tandwiel R maakt dan met zijn 0 tanden 4 omwentelingen. Want 4 x 0 = 80. Als tandwiel Q in één minuut 7 omwentelingen maakt, dan maakt tandwiel R 4 x 7 = 88 omwentelingen. Afgerond op twee cijfers is dat,9.10 omw/min. 7 Keuze: C. De lichtbundel die uit het kastje komt, lijkt uit één punt te komen. Zo n lichtbundel heet een divergente bundel. 8 De lens breekt de lichtstralen te weinig om er een evenwijdige bundel van te maken. De lichtstralen moeten onder een kleinere hoek op de lens vallen. Als Thijs de lamp van de lens af schuift, dan vallen de lichtstralen onder een kleinere hoek op de lens. Zo kan Thijs een evenwijdige bundel uit het lichtkastje laten komen. 9 Keuze: C. Licht dat van de ene in de andere stof overgaat, wordt vaak gebroken. Het licht wordt niet gebroken als het licht loodrecht op de andere stof invalt. Dus tekeningen A en B zijn fout. Als licht van een optische dunnere stof (lucht) naar een optisch dichtere stof (glas) gaat, dan wordt het licht naar de normaal toe gebroken. Dat gebeurt bij tekening C. Tekening C is dus juist. Bij tekening D wordt het licht van de normaal af gebroken. Tekening D is dus fout. 10 Keuze: C. Als staaf P en Q een tegengestelde lading hebben, dan zullen ze elkaar aantrekken. Staaf P zal dan naar staaf Q draaien. 3

Als staaf P ongeladen is, dan zal de lading van staaf Q invloed hebben op de elektronen in staaf P. Als staaf Q negatief geladen is, dan worden de elektronen in staaf P afgestoten. De kant van P die dichtbij staaf Q zit, wordt hierdoor positief geladen. Die kant van staaf P wordt door staaf Q aangetrokken en staaf P zal naar staaf Q toedraaien. Als staaf Q positief geladen is, dan worden de elektronen in staaf P aangetrokken. De kant van staaf P die dichtbij staaf Q zit, wordt hierdoor negatief geladen. Die kant van staaf P wordt door staaf Q aangetrokken en staaf P zal naar staaf Q toedraaien. (Dit verschijnsel wordt influentie genoemd.) 11 Keuze: C. Het volume van 100 g alcohol kun je berekenen met de formule van de dichtheid: m = Hierin is: de dichtheid in g.cm v -3 m de massa in g V het volume in cm 3 De dichtheid van alcohol staat in tabel van het Informatieboek Natuurkunde. De dichtheid van alcohol is 0,80.10 3 kg.m -3. Dit kun je schrijven als 0,80 g.cm -3. = 0,80 g.cm -3, m = 100 g 0,80 = 100 v Hieruit volgt: V = V = 1,3.10 cm 3. 100 0,80 = 15 cm 3. Afronden op twee significante cijfers levert: 1 Keuze: B. De planeet aarde verliest warmte aan de rest van het heelal. Hierbij is geen tussenstof betrokken. Straling is de manier van warmtetransport waarbij geen tussenstof nodig is. 13 Keuze: B. Mist ontstaat door het condenseren van waterdamp. Voor het verdampen van water is energie nodig. Deze energie komt weer vrij als je waterdamp condenseert. Doordat er energie vrijkomt, zal de temperatuur minder snel dalen. 14 De stoom is warm en warme lucht stijgt op. óf Als een gas warm wordt, zet het gas uit. De dichtheid is daardoor kleiner. Stoffen met een kleinere dichtheid stijgen op in een stof met een grotere dichtheid. 4

15 Keuze: D. Het stukje ijzer wordt door één van de polen aangetrokken. Plaats 1 is de noordpool en plaats 3 is de zuidpool van de magneet. In het midden van een staafmagneet is het magnetisch veld te zwak om een stukje ijzer aan te trekken. 16 De resulterende kracht is het resultaat van de zwaartekracht en de spankracht in het touw. Door de resulterende kracht te ontbinden met een krachtenparallellogram krijg je de zwaartekracht en de gevraagde spankracht. Zie onderstaande tekening. De zwaartekracht wordt in de tekening aangegeven met een vector met de lengte van 3 cm. De zwaartekracht is 300 N. De krachtenschaal in de tekening is dus 1 cm =ˆ 100 N. De lengte van de spankracht in de tekening is,1 cm. De grootte van de spankracht is dus,1 x 100 = 10 N. 17 De zwaarte-energie die Nienke op het hoogste punt heeft, bereken je met de formule: E z = m x g x h Hierin is E z de zwaarte-energie in J m de massa in kg g de versnelling van de zwaar tekracht in m.s - h de hoogte in m De bewegingsenergie (kinetische energie) van een voorwerp bereken je met de formule: E k = 1 x m x v Hierin is E k de bewegingsenergie in J m de massa in kg v de snelheid in m.s -1 De zwaarte-energie wordt omgezet in bewegingsenergie. Dus m x g x h = 1 x m x v. Hieruit volgt dan g x h = 1 v. 5

g = 10 m.s -, h = 1,5 m 1 v = 10 x 1,5 Dus v = x 10 x 1,5 = 5. Hieruit volgt: v = 5 = 5,0 m.s -. 18 Een goed antwoord bevat drie van de volgende duurzame energiebronnen: zon, waterkracht, biogas, aardwarmte of getijdenenergie. Opmerking: waterkracht mag je ook omschrijven als stromend water. Water alleen is geen energiebron en wordt daarom fout gerekend. 19 Bij de productie van gewone stroom worden fossiele brandstoffen verbrand. Bij die verbranding komt koolstofdioxide in de atmosfeer. 0 Keuze: A. Bij een elektrische stroom door een vaste stof bewegen er vrije elektronen. 1 De groene stroom wordt op een andere manier gemaakt. Het is dus niet hetzelfde product. Ik ben het niet met de conclusie van Petra eens. óf Met de groene stroom doe je dezelfde dingen als met de gewone stroom. Je betaalt er wel meer voor. Ik ben het met Petra eens dat er sprake is van een prijsverhoging. In tabel 1 van het Informatieboek Natuurkunde staat het smeltpunt van ijzer (1808 K) en de soortelijke warmte van ijzer 0,46.10 3 J.kg -1.K -1. De hoeveelheid energie die nodig is om ijzer van 0 C (0 + 73 = 93 K) tot het smeltpunt te verhitten, bereken je met de formule: Q = m x c x T. Hierin is Q de warmte in J m de massa van de stof in kg c de soortelijke warmte van de stof in J.kg -1.K -1 T de temperatuurstijging (Te T b ) van de stof in K m = 6,0.10 3 kg, c = 0,46.10 3 J.kg -1.K -1 en T = 1808 93 = 1515 K Q = 6,0.10 3 x 0,46.10 3 x 1515 = 4,.10 9 J. De tijd die nodig is voor om het ijzer tot het smeltpunt te verhitten bereken je met de formule voor elektrische energie: E = P x t. Hierin is E de elektrische energie in J P het vermogen in W (1W = 1 J/s) t de tijd in sec E = 4,.10 9 J, P = 3,0 MW = 3,0.10 6 W 4,.10 9 4,.10 9 = 3,0.10 6 x t Dus t = 3,0.10 6 = 1,4.10 3 s. 6

3 Ja, om het ijzer te smelten is ook nog energie nodig. In tabel 1 van het Informatieboek Natuurkunde staat de smeltingswarmte van ijzer (0,67.10 6 J.kg -1 ). 4 Door de elektromagneet in te schakelen trekt de elektromagneet het ijzer aan. Je kunt het ijzer dan ophijsen en vervoeren. Na het transport kan men het ijzer weer los laten door de elektromagneet uit te schakelen. 5 De beide gloeidraden zijn parallel geschakeld. De stroomsterkte door de lamp bereken je met de formule voor het vermogen: P = U x I. Hierin is P het vermogen in W P = 1 W, U = 1 V 1 = 1 x I U de spanning in V I de stroomsterkte in A Dus I = 1 = 1,75 A. 1 De weerstand van de draad bereken je met de Wet van Ohm: U = I x R. Hierin is U de spanning in V I de stroomsterkte in A R de weerstand in W U = 1 V, I = 1,75 A 1 = 1,75 x R MAVO NATUURKUNDE 001-I D Dus R = 1 = 6,9 Ω. 1,75 6 Als het vermogen (5W) laag is, betekent dat de stroomsterkte door die draad ook klein is. De spanning is bij beide draden hetzelfde, namelijk 1 V. De stroomsterkte zou je kunnen bereken met de formule voor het vermogen: P = U x I. Bij een kleine stroomsterkte hoort een hoge weerstand (Wet van Ohm: U = I x R). Hoe langer een draad hoe groter de weerstand. Dus bij de draad met het lage vermogen hoort de lange draad. Bij de gloeidraad met het hoge vermogen (1 W) hoort dus de korte draad, draad 1. 7 Keuze: C. De gloeidraden moeten onafhankelijk van elkaar ingeschakeld kunnen worden. Iedere gloeidraad moet in een afzonderlijke stroomkring zijn opgenomen en dan ingeschakeld kunnen worden. Dit kan bij schakeling C. 8 Keuze: C. Door het uitzetten van de borstkast ontstaat er een onderdruk in de longen. Door die onderdruk stroomt er lucht naar binnen. 9 Keuze: D. Op tijd = 1 seconde bevatten de longen van Peter 3,00 liter en begint Peter met uitademen. Op tijd = 4 seconden is Peter klaar met uitademen. Zijn longen bevatten dan,5 liter lucht. Hij begint dan weer met inademen. Op tijd = 6 seconden 7

bevatten de longen van Peter weer 3,00 liter en is hij klaar met inademen. Om één keer in en uit te ademen heeft Peter 6 1 = 5 seconden nodig. Aantal keer in- en uitademen tijd (seconden) 1 5? 60 x 60 5 60? = 5 x 1 = 1. In één minuut (60 seconden) kan Peter 1 keer in en uitademen. 30 Peter ademt 3,00,5 = 0,75 liter lucht per keer uit. De massa van de lucht die Peter per keer uitademt, bereken je met de formule voor de dichtheid: = m V Hierin is de dichtheid in gram/liter m de massa in g V het volume in liter = 1,3 gram/liter, V = 0,75 liter m 1,3 = 0,75 Dus m = 1,3 x 0,75 =0,98 g. 31 Het vermogen van de bliksemstraal bereken je met de formule voor het vermogen: P = U x I. Hierin is P het vermogen in W U de spanning in V I de stroomsterkte in A U = 6 MV = 6.10 6 V, I = 30 ka = 30.10 3 A P = 6.10 6 x 30.10 3 = 1,8.10 11 W. De tijdsduur die de bliksemstraal duurt, bereken je met de formule voor de elektrische energie: E = P x t. Hierin is E de elektrische energie in J P het vermogen in W (1W = 1 J/s) t de tijd in sec E = 9.10 6 J, P = 1,8.10 11 W. 9.10 6 9.10 6 = 1,8.10 11 x t Dus t = = 5.10-5 s. 1,8.10 11 3 De voortplantingssnelheid van geluid in lucht is volgens tabel 5 in het Informatieboek Natuurkunde 0,34.10 3 m.s -1 = 340 m.s -1. De tijd die het geluid nodig heeft om Thea te bereiken bereken je met de formule: s = v x t. Hierin is s de afstand die het geluid aflegt in m v de voortplantingssnelheid van het geluid in m.s -1 t de tijd in s 8

s = 680 m, v = 340 m.s -1 MAVO NATUURKUNDE 001-I D 680 = 340 x t Dus t = 680 =,0 s. 340 Het geluid heeft,0 seconden nodig om Thea vanuit A te bereiken. s = 380 m, v = 340 m.s -1 380 = 340 x t Dus t = 380 = 7,0 s. 340 Het geluid heeft 7,0 seconden nodig om Thea vanuit B te bereiken. Thea hoort het geluid dus 7,0,0 = 5,0 seconden lang. 33 Keuze: B. De kracht waarmee het vliegtuigje wordt weggeschoten, is de resultante van de twee spankrachten van 0 N. Die resultante kan je bepalen door een krachtenparallellogram te tekenen. De resultante is groter dan de spankracht van 0 N. De resultante is kleiner dan 40 N. Twee krachten van 0 N kunnen alleen resultante van 40 N leveren als die twee krachten dezelfde werklijn hebben. 34 Voordat het glauberzout gaat stollen, moet het afkoelen van 80 C naar 3 C. De hoeveelheid warmte die het glauberzout afgeeft tot het gaat stollen, bereken je met de formule: Q = m x c x T. Hierin is Q de warmte in J m de massa van de stof in kg c de soortelijke warmte van de vloeistof in J.kg -1.K -1 T de temperatuurdaling van de stof in K m = 10 kg, c = 1, kj.kg -1.K -1 = 1,.10 3 J.kg -1.K -1 en T = 80 3 = 48 K (Een temperatuursdaling van 48 C = een temperatuursdaling van 48 K.) Q = 10 x 1,.10 3 x 48 = 5,8.10 5 J. Opmerking: Je kunt de afgegeven warmte ook in kj opgeven. Het antwoord is dan 5,8.10 kj. 35 Keuze: B. De eerste daling van 80 C naar 3 C hoort bij het afkoelen van het vloeibare glauberzout. Het horizontale lijnstuk bij T = 3 C hoort bij het stollen van 9

het glauberzout. De tweede daling van 3 C naar 30 C hoort bij het afkoelen van het vaste glauberzout. Het horizontale lijnstuk neemt het grootste gedeelte van de horizontale as in. Langs de horizontale as staat de afgegeven warmte. Bij het stollen van het glauberzout wordt dus de meeste warmte afgegeven. 36 Er zijn vele goede antwoorden mogelijk. De uitleg bepaalt of een antwoord goed is.voorbeelden van goede antwoorden zijn: Je moet meer massa meenemen waardoor je meer energie kwijt bent. Dus het levert geen bijdrage aan de energiebesparing óf Er moet meer massa mee. Maar er wordt ook energie opgeslagen die later weer gebruikt wordt, dus is het niet na te gaan. óf Tijdens de rit wordt warmte opgeslagen. Deze warmte wordt later weer gebruikt. Dus levert het een bijdrage aan de energiebesparing. óf Bij de start is de motor warmer. Daardoor is de verbranding beter en levert het een bijdrage aan de energiebesparing. 37 Hassan stond stil of de computer is te vroeg ingeschakeld. 38 Keuze: B. Direct na t = s neemt de snelheid v af. Hassan remt misschien af voor een bocht. Hij gaat in ieder geval langzamer. Hij staat echter niet stil, want de snelheid wordt niet 0 m/s. 39 Keuze: B. Na de eerste periode van 6,0 uur is de straling gehalveerd tot 50%. In de tweede periode van 6,0 uur halveert die hoeveelheid weer. Na 1 uur is de hoeveelheid straling afgenomen tot 5%. In de derde periode van 6,0 uur halveert die hoeveelheid weer. Na 18 uur is de hoeveelheid straling afgenomen tot 1,5%. In de laatste periode van 6,0 uur halveert die hoeveelheid weer tot 6,5%. Na 4 uur is er nog 6,5% (afgerond 6,3%) van de oorspronkelijke hoeveelheid radioactieve isotoop aanwezig. 40 Keuze: B. Het deeltje is opgebouwd uit 3 neutrale neutronen en 3 positieve protonen in de kern en 4 negatieve elektronen in de elektronenwolk. Doordat het deeltje meer elektronen dan protonen heeft, is de totale lading van het deeltje negatief. Het deeltje is dus een negatief ion. 10