Masterscriptie Argumenten in de gezondheidsvoorlichting

Vergelijkbare documenten
Argumenten in de HPV-vaccinatievoorlichting

Argumentatie in nalatenschapbrochures

Samenvatting pagina Inleiding pagina 3

Het roken neemt ongemerkt afscheid van u!

Argumenten van War Child

Vaccineren, het beste voor je kind?

De argumentatie van het Longfonds

Stand van zaken jongeren en de e-sigaret en andere alternatieve rookwaren

De argumentatie van Edukans

Rapportage 2015 groepstraining Rookvrij! Ook jij?

Dialogen website Motiveren tot rookstop

5 havo Nederlands mevr. Rozendaal. Leesvaardigheid examenvoorbereidingen

Groepstraining Rookvrij! Ook jij?

Wij hebben dit onderwerp gekozen omdat het slecht is voor de gezondheid en wij willen vertellen waarom dit slecht is.

BENT U ER KLAAR VOOR? Stoppen met roken, het Vlietland Ziekenhuis helpt

Therapietrouw (bij DIABETES)

Deel 1: tijd om na te denken

Rapportage 2016 Rookvrij! Ook jij? begeleiding

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars

MANTELZORG, GOED GEVOEL

Experience-Based Authority Argumentation in Direct-to-Consumer Medical Advertisements R.M. Wierda

Het is nooit te laat om te stoppen met roken

Hoe communicatie kan helpen bij het stimuleren van moeilijk gedrag, zoals plannen voor later. prof. dr. Enny Das Centre for Language Studies

C & B Masterscriptie. Marieke Hoetjes. Jos Hornikx. Mark Reessink S

speciaal onderwijs lesbrief roken UITGAVE: STICHTING VOORKOM! T (030) STICHTING@VOORKOM.NL

Samen sta je sterk. Adviesrapport. Project: Communicatieplan

Oriënterend lezen. Globaal lezen. Intensief lezen. Zoekend leen. Kritisch lezen. Studerend lezen

Hulp bij stoppen met roken

De argumenten van het goede doel Plan Nederland

"Niet jij, zij!" Onderzoek naar de verwerking van indirecte fear appeals in communicatie over telefoon- en alcoholgebruik achter het stuur.

Taal en communicatie - profielwerkstuk

Masterscriptie Communicatie & Beïnvloeding Radboud Universiteit Nijmegen Eerste begeleider: Dr. J. Hornikx Tweede begeleider: Dr. A.

WAT HOUDT U NOG TEGEN?

Examenopgaven VMBO-GL en TL

Stoppen met roken. Waarom stoppen? Nadelen van roken Wat zijn de nadelen van roken? Deze dingen kunt u iedere dag merken:

Roken onder volwassenen De harde feiten 2010

Helpende hand bij het stoppen met roken

Cover Page. Author: Meijer, Eline Title: This is [not] who I am : understanding identity in continued smoking and smoking cessation Date:

Meting stoppers-met-roken juli 2008

Motiverende gesprekstechnieken. zelf. redzaamheid

Samenvatting Nederlands Module 9

Werkstuk Verzorging Roken

Hulp bij stoppen met roken

BEÏNVLOEDINGSSTIJLEN. Tegenbewegende stijlen. Meebewegende stijlen. = duwen = trekken. evalueren aansporen en onder druk zetten

Informatiebrief Internetbehandelingen om alcoholgebruik te verminderen voor (ex-)kankerpatiënten

Begeleiden stoppen met roken bij zwangeren. Hoe? Roos Blom AdviesCoachingTraining

LESBRIEF OVER ROKEN UITGAVE: STICHTING VOORKOM! POSTBUS DB HOUTEN TELEFOON

Informatie over de deelnemers

Nederlands havo 2019-II

Een klein onderzoekje vooraf: rook je? Ondervraag enkele vrienden of klasgenoten. Wat denk je? Rook de meerderheid van de jongeren wel of niet?

Voor de definitie van een superpromoter van overheidsbeleid sluiten we zoveel mogelijk aan bij de definitie van Vogelaar:

Waarschuwende teksten op sigarettenpakjes

Uit onderzoek blijkt dat 75% van de studenten in één keer geslaagd is. óf Bij mij in de klas zijn drie van de vier studenten in één keer geslaagd.

Motiverende gespreksvoering

Rookstopbegeleiding. Informatiebrochure patiënten

Kennisquiz cannabis. 7. Wat is CBD? A. hetzelfde als THC B. Cannabis Bepalings Dosis C. Cannabidiol

Het informatieve doel: Een zender verstrekt gegevens over een gebeurtenis of situatie. Hij onthoudt zich van een eigen beoordeling van die gegevens.

6,3. Praktische-opdracht door een scholier 2161 woorden 24 oktober keer beoordeeld. Wiskunde A

De risico s van roken zijn legio. Hieronder staat een drietal voorbeelden die met onderzoek zijn aangetoond :

lesbrief roken UITGAVE: STICHTING VOORKOM! T (030) STICHTING@VOORKOM.NL

Eerste druk, mei 2010 Herziene uitgave, april Marcel van Mosselveld.

Roken en mondgezondheid

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

Gezondheidsadvies op maat : argumentatieve patronen in adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds

Stoppen met roken is altijd, op elke leeftijd, de moeite waard. Jaarlijks lukt het tienduizenden mensen om te stoppen. Vanaf de eerste dag krijgen

Eindexamen vwo filosofie II

Werkstuk Maatschappijleer Roken

Praktische tips voor het voeren van een gesprek

S E S S I E S H Y P N O S E

Leef rookvrij Geef kanker minder kans

Figuur 1 Precede/Proceed Model

Meting stoppers-met-roken juni 2008

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding

Welke stappen zet je naar een rookvrij ziekenhuis?

KERNCIJFERS ROKEN 2017

Leef rookvrij Geef kanker minder kans

Kom op tegen kanker Roken in het gezin Maart

Meting stoppers-met-roken januari 2009

Werkstuk Maatschappijleer Stivoro

Feedback. Wat is feedback?

Roken en mondgezondheid

Het begrijpelijk communiceren van een gezondheidsrisico

Kennisquiz 4 Het roken van tabak

Roken en een orthopedische ingreep

Informatiebrief Internetbehandelingen om drankgebruik te verminderen voor (ex-)kankerpatiënten

Amsterdam lapt regels preventief fouilleren aan haar laars. 26 maart 2013, Peter van de Wijngaart

Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek

Tekst 3. Tekst 4. A alleen 1 B alleen 2 C alleen 3. A alle lezers B docenten C politici D werkgevers

Motiverende Gespreksvoering

2.9 Lesplan opzet workshop 8 Lesformulier

INFOKAART OUDEREN EN ROKEN

HET GESPREK: KOP ROMP STAART

IK WIJZER. Ik wil graag weten wie ik ben

CASI MODEL (Pag 122) Stappen. Antwoorden

Effectiviteitonderzoek naar de kennisoverdracht van I&E Milieu

Interventie overgewicht bij studenten

Reken maar eens uit wat je per week, per maand of per jaar uitgeeft aan het kopen van sigaretten, sigaren of andere rookwaren!

Meeste mensen blij met rookverbod

EEN FOLDER VOOR HEM & HAAR

Transcriptie:

Masterscriptie Argumenten in de gezondheidsvoorlichting De verwerking van argumenten in voorlichtingsboodschappen over tabak The processing of argumentation in informative brochures about tabacco Student: Lise Ariëns (s4315502) Begeleider: Dr. H.W.M. Giesbers Tweede lezer: Dr. M.B.P. Starren Datum: 15-06-2017 Radboud Universiteit Nijmegen, Master Communicatie- en Informatiewetenschappen, specialisatie Communicatie en Beïnvloeding.

Voorwoord Beste lezer, Voor u ligt de definitieve versie van mijn masterscriptie de verwerking van argumenten in voorlichtingsboodschappen over tabak, waarmee ik mijn studietijd en mijn masterstudie Communicatie en Beïnvloeding aan de Radboud Universiteit zal afronden. Het scriptietraject is gelukkig voorspoedig verlopen, waarvoor ik een aantal mensen wil bedanken. Ik wil mijn begeleider, Herman Giesbers, van harte bedanken voor alle tijd en moeite die hij heeft gestoken in de begeleiding, het geven van feedback en het vrijmaken van zijn kostbare tijd om deze feedback met mij te bespreken. Ook wil ik de tweede lezer, Marianne Starren, bedanken voor de tijd die zij heeft gestoken in het beoordelen van deze masterscriptie en het geven van feedback op het onderzoeksvoorstel. Daarnaast wil ik Anne-Louise Dekker bedanken voor het optreden als tweede codeur bij het corpusonderzoek en alle anderen die met mij hebben mogen sparren over dit onderzoek. Tot slot hebben de participanten aan de interviews ook een bedankje verdient, voor de moeite die zij hebben gestoken in de serieuze deelname en de waardevolle resultaten die zij hebben geleverd. Bedankt daarvoor. Veel plezier met het lezen. Lise Ariëns 15-06-2017 2

Samenvatting Ondanks alle voorlichting over stoppen met roken, zoals brochures, waarschuwingen op sigarettenverpakkingen en campagnes, rookt nog steeds 24.4% van de jongeren tussen de 16 tot 20 jaar (CBS, 2016). Voorlichting over stoppen met roken lijkt weinig effect op hen te hebben. In deze masterscriptie is onderzocht hoe jongeren in de leeftijdscategorie van 16 tot en 20 jaar argumenten uit voorlichtingsboodschappen over stoppen met roken verwerken. Met welke tegenargumenten of weerleggingen komen ze? Allereerst is hiervoor een corpus van zeven voorlichtingsmaterialen over stoppen met roken geanalyseerd. Hieruit bleek dat pragmatische argumentatie en argumentatie op basis van tekens het vaakst worden ingezet om rokers te overtuigen te stoppen met roken. Gebaseerd op de resultaten van het corpusonderzoek, is er vervolgens een brochuretekst opgesteld die besproken is tijdens acht interviews met rokende jongeren. Hieruit is gebleken dat er niet één bepaalde vorm van argumentatie het meest overtuigend wordt gevonden door rokers. Voordat een argument als overtuigend werd bevonden, moest de inhoud van het argument eerst als relevant én herkenbaar worden waargenomen. De gevaren van roken werden bijvoorbeeld wel geaccepteerd, maar de noodzaak van stoppen was niet voelbaar genoeg, wat ervoor zorgde dat het argument afgedaan werd. Een belangrijke aanbeveling om voorlichting over stoppen met roken effectiever te maken is om deze persoonlijker te maken en in te spelen op de emoties van de ontvanger. Vervolgonderzoek kan onderzoeken of dit inderdaad de effectiviteit van voorlichting over stoppen met roken verhoogd en of jongeren zulke voorlichting wel overtuigend vinden. 3

Inhoud Voorwoord... 2 Samenvatting... 3 1. Inleiding... 6 2. Theoretisch kader... 7 2.1. Voorlichting... 7 2.2. Type argumentaties... 8 2.3. Elaboration Likelihood Model... 9 2.4. Cognitieve dissonantie... 10 2.5. Extended Parallel Process Model... 11 2.6. Onderzoeksvraag... 12 3. Methode... 12 3.1. Corpusanalyse... 13 3.1.1. Materiaal... 13 3.1.2. Procedure... 13 3.1.3. Statistische toetsing... 17 3.2. Diepte-interviews... 17 3.2.1. Instrumentatie... 17 3.2.2. Participanten... 18 3.3.3. Procedure... 18 4. Resultaten... 21 4.1 Corpusonderzoek... 21 4.1.1. Pragmatische argumentatie... 22 4.1.2. Argumentatie op basis van tekens... 23 4.1.3. Argumentatie ter verklaring... 24 4.1.4. Argumentatie ter voorspelling... 24 4.1.5. Argumentatie op basis van correlatie... 25 4.1.6. Argumentatie op basis van analogie... 25 4.1.7. Argumentatie op basis van gedragsregels... 26 4.1.8. Argumentatie op basis van voorbeelden... 26 4.1.9. Argumentatie op basis van autoriteit... 27 4.1.10. Standpunten zonder argumentatie... 29 4.2. Constructie brochuretekst... 29 4.3. Interviews... 34 4.3.1. Pragmatische argumentatie... 36 4.3.2. Argumentatie op basis van gedragsregels... 39 4

4.3.3. Argumentatie op basis van tekens... 43 4.3.4. Argumentatie op basis van analogie... 44 4.3.5. Argumentatie op basis van verklaring... 45 4.3.6. Argumentatie op basis van correlatie... 46 4.3.7. Argumentatie op basis van autoriteit en op basis van voorbeelden... 46 4.3.8. Meest overtuigende argumenten... 48 3.4.9. Minst overtuigende argumenten... 49 4.3.10. Aanvullende resultaten... 50 5. Conclusie en discussie... 52 5.1. Conclusie... 52 5.2. Discussie... 52 6. Referenties... 61 Bijlage 1 - Afbeeldingen... 63 Bijlage 2 - EPPM... 64 Bijlage 3 Voorlichtingsbrochures corpus... 65 Bijlage 4 Geconstrueerde brochuretekst... 66 Bijlage 5 Inleiding interviews... 67 Bijlage 6 Transcripties interviews... 68 Interview 1... 68 Interview 2... 71 Interview 3... 74 Interview 4... 77 Interview 5... 81 Interview 6... 86 Interviews 7 & 8... 91 5

1. Inleiding Halverwege de jaren 60 bleek uit steeds meer onderzoeken dat roken niet zo gezond was als algemeen gedacht werd en dat roken zelfs schadelijke effecten met zich meebracht (WHO, 2009). Vanaf de jaren 60 kwam er daarom steeds meer gezondheidscommunicatie over de gevolgen van het roken van tabak. Deze gezondheidscommunicatie moest enerzijds mensen bewust maken van de schadelijke gevolgen van het roken en anderzijds moest het rokers overtuigen te stoppen. Tegenwoordig weet iedereen dat roken schadelijk is voor de gezondheid. Desondanks zijn er wereldwijd nog zo n 1 miljard rokers. Per jaar sterven ongeveer 6 miljoen mensen wereldwijd aan de gevolgen van roken (WHO, 2016). In Nederland zijn er nog ongeveer 3.6 miljoen volwassen rokers (Hartstichting, 2016). Ongeveer 1.3% van de jongeren tussen de 12 en 16 jaar en 24.4% van de jongeren tussen de 16 tot 20 jaar roken (CBS, 2016). De Nederlandse overheid en verschillende non-profit organisaties proberen door de inzet van gezondheidscommunicatie, in de vorm van voorlichting en beleidsmaatregelen, mensen te overtuigen te stoppen met roken en te voorkomen dat niet-rokers, met name jongeren, beginnen met roken. De meeste voorlichting richt zich dan ook op jongeren (Trimbos Instituut, z.j.). Sinds mei 2016 moeten op alle tabaksverpakkingen waarschuwingen tegen de gevolgen van roken staan (door middel van afschrikwekkende illustraties en teksten, zie afbeelding 1 in bijlage 1) en informatie bieden over stoppen met roken (door middel van een verwijzing naar www.ikstopnu.nl en de helplijn; Rijksoverheid, z.j. a). Uit eerder onderzoek van Jansen, van de Berg, Buurman en Smits (2005) naar de effectiviteit van deze afschrikwekkende afbeeldingen op tabaksverpakkingen blijkt een paradox: de combinatie van tekst met een (expliciete) afbeelding leidt tot een versterkt idee dat roken ernstige gevolgen kan hebben en zorgt voor een verlaagde intentie om te roken, maar tegelijkertijd leiden de nieuwe verpakkingen bij rokers ook tot een sterkere neiging om zich bewust defensief te gaan gedragen tegenover de waarschuwingen (Jansen et al., 2005, p.313). Een andere actie waarmee roken ontmoedigd wordt is de regelmatige verspreiding van verschillende voorlichtingscampagnes over roken in de maatschappij. Een voorbeeld hiervan is de campagne Roken is zóóó... van het KWF (zie afbeelding 2 in bijlage 1), waarin niet-roken wordt neergezet als de sociale norm. Ook in de Eigenlijk best gek hé -campagne (ook van het KWF) wordt aan de kaak gesteld waarom roken nog steeds als normaal wordt gezien 6

(afbeelding 3 in bijlage 1). Er lijkt zich steeds meer een tendens voor te doen waarin campagnes zich richten op de sociale omgeving, in plaats van puur op de roker. Dat blijkt uit bovenstaande voorbeelden, maar ook uit de meest recente campagne Help een zwangere roker te stoppen, waar een beroep wordt gedaan op de omgeving van de zwangere roker om niet in haar bijzijn te roken, zodat zij niet in de verleiding komt een sigaret op te steken (NOS, 2017). De overheid en non-profitorganisaties zoals het KWF zetten zich dus actief in om rokers te overtuigen en te helpen te stoppen met roken. Omdat er nog steeds meer dan 3 miljoen rokers in Nederland zijn, wordt er in deze masterscriptie onderzocht hoe rokers de argumentatie in voorlichtingsboodschappen verwerken. Hierbij wordt onderzocht of rokers contraargumenten gebruiken om de argumenten uit de voorlichtingsboodschappen te relativeren en hoe deze er dan uit zien. Deze kennis kan vervolgens gebruikt worden om voorlichting over stoppen met roken effectiever te maken. In het volgende deel komen de theoretische aspecten aan bod die komen kijken bij (persuasieve) voorlichting en overtuiging, wordt er beschreven welke argumenten hierbij kunnen worden ingezet en uiteindelijk wordt de onderzoeksvraag van dit onderzoek besproken. 2. Theoretisch kader 2.1. Voorlichting Voorlichting heeft als doel informatie te verschaffen om de ontvanger te overtuigen bepaald gedrag uit te voeren (Schellens & De Jong, 2000). De ontvanger van de voorlichting heeft hierbij de vrijheid om aan de hand van de aangeboden informatie een eigen standpunt te vormen en aan de hand daarvan een beslissing te nemen (Schellens & Verhoeven, 1994; Green & Kreuter, 2005). Een roker kan dus na het zien van een voorlichtingscampagne zelf beslissen om al dan niet te stoppen met roken. De voorlichting moet voldoen aan twee eisen: alle argumenten die een ontvanger nodig heeft om een oordeel over het standpunt te vormen moeten genoemd worden en de voorlichting mag geen argumenten geven die door de zender niet ondersteund worden (Schellens & Verhoeven, 1994). Voordat er gedragsverandering kan plaatsvinden, moet er eerst een verandering in attitude en vervolgens in intentie ontstaan. De houding die iemand ten opzichte van een bepaald gedrag heeft, wordt de attitude genoemd. Bij rokers is de attitude over roken (waarschijnlijk) positief. Door middel van het geven van informatie tracht voorlichting de attitude over roken 7

te veranderen en rokers te overtuigen te stoppen met roken. Voorlichting kan informatie geven over het beleid van de zender (beleidsvoorlichting) of kan gericht zijn op het beïnvloeden van het gedrag van de ontvanger (gedragsvoorlichting) (Schellens & Verhoeven, 1994). In deze masterscriptie wordt onderzocht hoe rokers de argumenten in gedragsvoorlichting verwerken. Voorbeelden van gedragsvoorlichting zijn de waarschuwingen op tabaksverpakkingen en in voorlichtingscampagnes. Hierbij wordt geprobeerd om aannemelijk te maken waarom een bepaald gedrag, stoppen met roken, voor de ontvanger verstandig is. 2.2. Type argumentaties Om de attitude te veranderen zijn argumenten nodig. Argumentatie is noodzakelijk als er iets beweerd wordt waarvan niet zeker is dat de ontvanger dit zomaar zal aannemen (Schellens & Verhoeven, 1994). Het argument maakt het standpunt aannemelijk. Schellens en De Jong (2004) vonden dat er aan drie aspecten voldaan moet zijn voordat er een systematische verwerking van argumentatie kan optreden. Individuen moeten hierbij in staat zijn om: (1) te kunnen afleiden dat het om argumentatie gaat, (2) het argumenttype te onderscheiden en (3) evaluatiecriteria toe te passen die bij het argumenttype horen. Schellens en Verhoeven (1994) onderscheiden een aantal verschillende vormen van argumentatie, die ook gebruikt kunnen worden in de voorlichting. Zij maken hierbij een onderscheid tussen gebonden en ongebonden argumentaties. Dit houdt in of de argumentaties gekoppeld (gebonden) zijn aan een bepaald soort standpunt. Onder gebonden argumentaties vallen argumentatie op basis van regelmaat (argumentatie ter voorspelling, ter verklaring en niet-causale argumentatie), argumentatie op basis van regels (gedrags- en waarderingsregels) en pragmatische argumentatie (argumentatie op basis van voor- en nadelen, dilemma en middel-doel). Onder ongebonden argumentaties vallen argumentatie op basis van voorbeelden, argumentatie op basis van autoriteit en argumentatie op basis van analogie (Verhoeven & Schellens, 2008; Schellens & Verhoeven, 1994). De verschillende argumentatievormen, zoals ontwikkeld door Schellens en Verhoeven (1994) worden in de methodesectie toegelicht en met het bijbehorende argumentatieschema weergegeven. In een argumentatieschema worden het standpunt en het gegeven argument in hun samenhang weergegeven. 8

Schellens en De Jong (2000, p.293) vonden dat in persuasieve communicatie en gedragsvoorlichting het meest gebruik wordt gemaakt van pragmatische argumentatie, gevolgd door argumentatie ter voorspelling. Argumentatie op basis van voorbeelden, regels, autoriteit en ter verklaring komen in mindere mate voor. Minst voorkomend is argumentatie op basis van analogie. In deze masterscriptie wordt onderzocht of deze argumentatietypen ook in deze volgorde van frequentie voorkomen in voorlichtingsboodschappen over roken. Argumenten worden niet alleen gebruikt om ervoor te zorgen dat anderen bepaalde meningen en overtuigingen over een onderwerp overnemen, maar ook om ervoor te zorgen dat de ontvanger handelt in overeenstemming met deze meningen en overtuigingen (Ketcham, zoals geciteerd in O Keefe, 2011). Het overtuigingsproces is erg complex. Verschillende modellen gaan in op dit proces en proberen inzichten te bieden in de manier waarop argumenten worden verwerkt. Het Elaboration Likelihood Model van Petty en Cacioppo (1984) is een van de belangrijkste modellen op het gebied van onderzoek naar beïnvloeding (Schellens & De Jong, 2000). 2.3. Elaboration Likelihood Model Argumentatieve (voorlichtings-)boodschappen kunnen volgens het Elaboration Likelihood Model van Petty en Cacioppo (1984) door de ontvanger op twee manieren worden verwerkt: via centrale verwerking en via perifere verwerking. Centrale verwerking treedt op wanneer men gemotiveerd en in staat is om de gegeven argumenten af te wegen. De argumenten worden dan zorgvuldig geëvalueerd om tot een weloverwogen beslissing te komen. Wanneer de ontvanger niet gemotiveerd of in staat is om de boodschap te verwerken, treedt perifere verwerking op. Karakteristieken van de boodschap spelen dan een grote rol (zoals kleur en lay-out van het materiaal) en er wordt weinig energie gestoken in de verwerking van argumenten. Individuen hanteren dan vuistregels om tot een beslissing te komen, zoals de deskundigheidsvuistregel ( als een deskundige het zegt, dan zal het wel zo zijn ; Petty & Cacioppo, 1984). De informatie in voorlichtingsboodschappen is zo goed mogelijk afgestemd op de doelgroep om te sturen naar een rationele overweging, wat de kans vergroot dat er centrale verwerking optreedt. Bij de meeste ontvangers treedt echter niet meer dan een perifere verwerking op (Schellens & De Jong, 2000). Attitudeverandering via de centrale route is volgens Petty en Cacioppo (1986) stabieler dan via de perifere route en dus ook wenselijker. In het geval van voorlichting over (stoppen met) roken willen voorlichters immers dat rokers 9

overtuigd blijven dat stoppen met roken beter is én dat dit gedrag vervolgens ook daadwerkelijk uitgevoerd wordt. Wanneer argumenten centraal verwerkt worden, treedt acceptatie van de boodschap alleen op als de gebruikte argumenten in de boodschap overtuigend en als noodzakelijk overkomen (Hoeken, 1998), maar de boodschap zal weerstand oproepen wanneer de argumenten als zwak en misleidend worden waargenomen (Petty & Cacioppo, 1984). Daarnaast worden argumenten die niet overeenkomen met het eigen standpunt kritischer geëvalueerd en krijgen meer aandacht (motivated reasoning; Hoeken & Van Vugt, 2014; Klaczynski, Gordon & Fauth, 1997). Het is dus waarschijnlijk dat juist rokers de argumenten uit een voorlichtingsboodschap kritisch zullen verwerken voordat er eventuele acceptatie, en uiteindelijk attitudeverandering, plaatsvindt. 2.4. Cognitieve dissonantie Een belangrijke motivatie voor attitude- (en uiteindelijk gedrags-) verandering is cognitieve dissonantie. Cognities zijn de meningen, opvattingen of gevoelens die iemand over zichzelf of zijn omgeving heeft (Koelen & Martijn, 1994). Cognities zijn dissonant als de ene cognitie tegengesteld is aan de andere of als het gedrag niet in overeenstemming is met de cognitie (Festinger, zoals geciteerd in Koelen & Martijn, 1994). De mate van dissonantie hangt af van de hoeveelheid dissonante en consonante (relevante, niet dissonante) cognities, en van het belang dat aan de cognitie wordt gegeven. Een roker kan roken stressverminderend vinden werken (consonante cognitie), maar ook weten dat roken longkanker veroorzaakt (dissonante cognitie). Als er meer dissonante cognities ten opzichte van roken zijn dan consonante, zal de roker meer dissonantie ervaren (Koelen & Martijn, 1994). Dissonantie is een belangrijke factor voor attitude- en gedragsverandering; wanneer er dissonantie optreedt, zal iemand moeten beslissen of het oude gedrag aangehouden wordt of dat men iets verandert in het gedrag. Wanneer rokers een voorlichtingsboodschap zien over roken kan dit cognitieve dissonantie oproepen, aangezien uit de voorlichtingsboodschap blijkt dat roken ongezond is en dat men moet stoppen, terwijl de roker dit (waarschijnlijk) helemaal niet wil. In deze masterscriptie wordt onderzocht op welke manier rokers de argumenten uit voorlichtingsboodschappen verwerken en of hierbij contra-argumenten worden ingezet om wellicht dit dissonante gevoel te relativeren en het eigen (rook-)gedrag te bevestigen. 10

2.5. Extended Parallel Process Model Bij de overweging van argumenten spelen de waarschijnlijkheid en de wenselijkheid van de gevolgen ook een rol (Hoeken, in Schellens & De Jong, 2000). In pragmatische argumentatie wordt de (on)wenselijkheid en (on)waarschijnlijkheid van het gedrag geïllustreerd (Schellens & Verhoeven, 1994; Schellens & De Jong, 2000). Een methode die vaak wordt ingezet om onwenselijke gevolgen te benadrukken is de fear appeal, waarbij op de angst van de lezer wordt ingespeeld. Een voorbeeld van een fear appeal is de waarschuwing op een sigarettenverpakking, Roken is dodelijk. In het extended parallel processing model (EPPM) van Witte (1998) wordt geïllustreerd hoe fear appeals bij kunnen dragen aan de effectiviteit van de boodschap (bijlage 2) (Witte, 1992, 1998). Individuen evalueren de ernst van de bedreiging (perceived severity) en de waarschijnlijkheid/kwetsbaarheid voor deze dreiging (perceived susceptibility). De uitkomsten van deze evaluatie leiden tot een inschatting van de dreiging (perceived threat). Wanneer de gevolgen als ernstig en waarschijnlijk worden gezien, zullen individuen een oordeel vormen over de voorgestelde oplossing. Hierbij wordt geëvalueerd of de oplossing het ongewenste gevolg kan voorkomen (perceived response efficacy) en of men in staat is de oplossing uit te voeren (perceived efficacy). Voor rokers geldt dat zij een verhoogde kans op ziektes hebben (perceived susceptibility), zoals kanker (perceived severity). De oplossing is stoppen met roken (perceived response efficacy), maar het verslavende aspect van roken maakt stoppen echter niet makkelijk (perceived efficacy). Wanneer de dreiging is geaccepteerd en de oplossing als doeltreffend wordt gezien, neemt men de voorgestelde gedragsverandering over om de dreiging te doen verminderen en is de boodschap dus geaccepteerd (danger control). Als de boodschap niet dreigend genoeg is of de oplossing niet als doeltreffend gezien wordt, zal de boodschap niet geaccepteerd worden. Om angstgevoelens die de boodschap oproepen te verminderen, zwakken de ontvangers van de boodschap de dreiging dan af (fear control) en verwerpen de boodschap (Witte, 1998; Hoeken, Hornikx & Hustinx, 2012). Volgens Peters, Ruiter, Kessels en Kok (2013) is angst niet de belangrijkste drijfveer voor gedragsverandering. Fear appeals zouden er in de praktijk alleen toe leiden dat het negatieve gevolg wordt benadrukt, maar dat de eigen-effectiviteit om het gewenste gedrag uit te voeren nauwelijks wordt geïllustreerd. Peters et al. (2013) beweren dat de eigen-effectiviteit sterker de aandacht moet krijgen, zodat men zich in staat acht het gedrag uit te voeren. De fear appeal zou effectiever zijn als deze aan de ene kant een hoge kwetsbaarheid (perceived susceptibility) 11

en ernst (perceived severity) weergeeft en aan de andere kant een duidelijke, eenmalige actie aanbeveelt die dit kan oplossen (Tannenbaum, Hepler, Zimmerman, Saul, Jacobs, & Wilson, 2015). Voorlichtingsbrochures over roken zouden dan duidelijk moeten weergeven hoe iemand kan stoppen met roken en welke hulpmiddelen hierbij te pas kunnen komen. In deze masterscriptie wordt onderzocht op welke manier rokers de dreiging uit voorlichtingsboodschappen verwerken en fear control (bijvoorbeeld in de vorm van contraargumentatie) toepassen om de dreiging te verminderen en het eigen gedrag te bevestigen. 2.6. Onderzoeksvraag In dit onderzoek is onderzocht hoe argumenten in voorlichtingsboodschappen over roken verwerkt worden door rokers. Deze kennis draagt bij aan bestaand wetenschappelijk onderzoek over persuasieve voorlichting, en kan daarnaast inzichten bieden in wat voor typen argumentaties het effectiefst zijn om rokers te overtuigen te stoppen met roken. De centrale vraag in dit onderzoek is dan ook Op welke manier reageren rokers op de argumenten die zij onderscheiden in voorlichtingsbrochures over roken?. Om deze vraag te beantwoorden is er een corpusanalyse van argumentatieve voorlichtingsbrochures over (stoppen met) roken samengesteld. Uit de analyse van het corpus is gebleken welke soorten argumentaties voorkomen in de verzamelde brochures over roken en in welke frequentie dit gebeurt. Op basis van de resultaten van het corpusonderzoek is er vervolgens een voorlichtingsbrochure opgesteld. Deze brochure is gebruikt in diepteinterviews met rokers om te onderzoeken hoe zij reageren op de argumentaties in deze brochure en of zij met contra-argumenten komen om de boodschap te relativeren. 3. Methode Om de onderzoeksvragen te beantwoorden is er gebruik gemaakt van twee onderzoeksmethodes. Ten eerste is een corpus van voorlichtingsmaterialen over (stoppen met) roken onderzocht op welke typen argumentaties hierin het meest worden ingezet. Op basis van het corpusonderzoek is vervolgens een brochure opgesteld. Dit materiaal is in diepte-interviews met rokende jongeren besproken om achter de soort contra-argumentaties en reacties te komen die rokers hebben bij het zien van de argumenten over stoppen met roken. 12

3.1. Corpusanalyse Om te achterhalen welke typen argumentaties gebruikt worden in voorlichtingsmaterialen over roken zijn verschillende voorlichtingsboodschappen over stoppen met roken geanalyseerd op argumentatiepatronen, in overeenstemming met het onderzoek van Schellens en De Jong (2000). Het verschil tussen het onderzoek van Schellens en De Jong (2000) en deze masterscriptie was dat in het huidige onderzoek specifiek voorlichtingsboodschappen over (stoppen met) roken onderzocht werden. 3.1.1. Materiaal Het corpus bestond uit zeven voorlichtingsbrochures over (stoppen met) roken. Het corpus is verzameld in de periode maart april 2017 en geanalyseerd in de periode april mei 2017. De inhoud van het corpus is geselecteerd aan de hand van twee kenmerken: het moest voorlichting betreffen en over stoppen met roken gaan. Volgens het Trimbos Instituut richten de meeste voorlichtingsboodschappen over roken zich op jongeren (Trimbos Instituut, z.j.). Tijdens het onderzoek kwam echter naar voren dat de meeste voorlichtingsboodschappen niet specifiek gericht zijn op een bepaalde doelgroep. Alle materialen in het corpus hebben dan dus ook een meer algemene doelgroep, op brochure nummer 7 na (Trimbos Instituut Kun jij nee zeggen?, zie bijlage 3). Brochure nummer 7 was wel gericht op jongeren. Dit was te zien aan de lay-out van de brochure en de aanspreekvorm van de tekst ( je ). Er is echter niet specifiek aangegeven op welke leeftijdscategorie de brochure zich richt. De brochures zijn te vinden in bijlage 3. In het volgende deel, de diepte-interviews, bestond de doelgroep wel specifiek uit jongeren tussen de 16 tot 20 jaar. 3.1.2. Procedure Alle materialen in het corpus zijn geanalyseerd op basis van welke typen argumentatieschema s er gebruikt werden en hoe vaak deze voorkwamen. Deze analyse werd aan de hand van de classificatie van Schellens en Verhoeven (1994) uitgevoerd. Schellens en Verhoeven (1994) onderscheiden 14 soorten argumentaties: argumentatie ter voorspelling, argumentatie ter verklaring, argumentatie op basis van correlatie, argumentatie op basis van tekens, argumentatie van tijd naar causaliteit, argumentatie op basis van waarderingsregels, argumentatie op basis van gedragsregels, argumentatie op basis van voordelen, argumentatie 13

op basis van nadelen, middel-doelargumentatie, dilemma, argumentatie op basis van autoriteit, argumentatie op basis van voorbeelden en argumentatie op basis van analogie. Hieronder is een gedetailleerdere weergave van de typen argumentaties en de bijbehorende argumentatieschema s te vinden. De voorlichtingsboodschappen zijn geanalyseerd door de onderzoekster. Wanneer een standpunt plus bijbehorende argument(en) ontdekt werd, is hier een classificatie aan gekoppeld. Wanneer een standpunt ondersteund werd door meerdere argumenten, werd aan elk argument apart een classificatie gegeven. De classificaties werden gegeven om na de analyse het berekenen van de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid te vergemakkelijken. De classificaties staan hieronder ook toegelicht. Soorten argumentatieschema s (Schellens en Verhoeven, 1994) Argumentatie op basis van regelmaat ondersteunt standpunten met een feitelijk karakter. Hieronder vallen: Argumentatie ter voorspelling (classificatie 1) A leidt (meestal) tot B A is het geval Dus: (waarschijnlijk) B Argumentatie ter verklaring (classificatie 2) B wordt (meestal) veroorzaakt door A B is het geval Dus: (waarschijnlijk) A Onder argumentatie op basis van niet-causale regelmaat vallen de volgende argumentatieschema s: Argumentatie op basis van correlatie (statistische verbanden) (classificatie 3) A gaat meestal gepaard met B A Dus: B Argumentatie op basis van tekens (aanwijzingen/cues duiden aan dat iets bij iets anders/een verschijnsel hoort) (classificatie 4) A gaat meestal gepaard met B 14

A Dus: B Argumentatie op basis van tijd naar causaliteit (classificatie 5) A is het geval B is het geval Dus: A is waarschijnlijk het gevolg (of de oorzaak) van B Argumentatie op basis van regels ondersteunt een normatief standpunt. Waarderingsregels gaan over beoordelingen of maatstaven, gedragsregels gaan over gedrag en wat hierbij (on)acceptabel is: Argumentatie op basis van waarderingsregels (classificatie 6) Als A kenmerk E heeft, is waardering W over A gerechtvaardigd A heeft kenmerk E Dus: waardering W is over A gerechtvaardigd Argumentatie op basis van gedragsregels (classificatie 7) Als B het geval is, is actie A passelijk B is het geval Dus: actie A is passelijk Pragmatische argumentatie/argumentatie op basis van voor- en nadelen betreft standpunten over de wenselijkheid van iets of gedragingen gebaseerd op de voor- en nadelen ervan. Middel-doelargumentatie en dilemma-argumentatie vallen ook onder pragmatische argumentatie: Argumentatie op basis van voordelen (classificatie 8) Actie A leidt tot B B is gewenst Dus: A is gewenst Argumentatie op basis van nadelen (classificatie 9) Actie A leidt tot B B is ongewenst Dus: A is ongewenst 15

Middel-doelargumentatie (classificatie 10) Actie A leidt tot D D is het doel Dus: actie A is gewenst Dilemma-argumentatie (classificatie 11) Een keuze tussen actie A1 en A2 is noodzakelijk Actie A1 leidt tot B Actie A2 leidt tot C B en C zijn in gelijke mate ongewenst Dus: A1 en A2 zijn in gelijke mate ongewenst Argumentatie op basis van autoriteit ondersteunt een uitspraak op basis van bevoegdheid of deskundigheid (classificatie 12): Autoriteit A zegt X Dus: X Argumentatie op basis van voorbeelden ondersteunt een uitspraak door het weergeven van relevante voorbeelden (classificatie 13): In voorbeeld A1 is B het geval In voorbeeld A2 is B het geval Dus: in gevallen van A is B het geval Argumentatie op basis van analogie ondersteunt een uitspraak op basis van een vergelijkbare situatie (classificatie 14): Bij A was X het geval B komt overeen met A Dus: Bij B is X het geval Om de betrouwbaarheid te waarborgen heeft een tweede codeur ook de standpunten en argumentaties uit de tekst geclassificeerd op nominaal meetniveau. Standpunten en/of argumenten waar de beoordelaars niet zeker over waren, werden besproken met een deskundige (Dr. Giesbers) om vervolgens tot één classificatie te komen. 16

3.1.3. Statistische toetsing De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de classificaties van de twee codeurs was goed: κ =.975, p <.001. 3.2. Diepte-interviews Aan de hand van het corpusonderzoek is een voorlichtingsbrochure opgesteld dat representatief was voor de argumentaties in het gehele corpus. Aangezien deze tekst afhankelijk was van de resultaten van het corpusonderzoek, wordt in de resultatensectie verder toegelicht hoe deze brochure er uitziet. Deze tekst is een combinatie van de meest voorkomende argumentaties en argumentatietypen in het corpus. Vervolgens werd de opgestelde voorlichtingsboodschap gepresenteerd aan de participanten tijdens een diepteinterview. Tijdens diepte-interviews kan er doorgevraagd worden op gegeven antwoorden, om zo achter de manier te komen waarop de argumentaties verwerkt worden en achterliggende motieven, gedachten en ideeën duidelijker te krijgen. Deze informatie is essentieel om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. 3.2.1. Instrumentatie Het doel van de diepte-interviews was om inzicht te verkrijgen in de manier waarop de argumentatie uit de voorlichting verwerkt werd door de geïnterviewden. Volgens Hoeken (1997, 1998) treedt acceptatie van de boodschap alleen op als de gebruikte argumenten overtuigend en als noodzakelijk overkomen. Daarnaast is attitudeverandering volgens Petty en Cacioppo (1989) stabiel wanneer deze via de centrale route heeft plaatsgevonden (wanneer individuen gemotiveerd zijn de argumenten te verwerken en wanneer de boodschap persoonlijk relevant is). Wanneer argumenten niet overeenkomen met het eigen standpunt zullen deze kritischer verwerkt worden en meer aandacht ontvangen (Hoeken & Van Vugt, 2014; Klaczynski et al., 1997). Tijdens de interviews is er dan ook aangestuurd op centrale verwerking om een zorgvuldigere afweging van argumenten tot stand te brengen. Er is op de centrale verwerking aangestuurd door ten eerste te vragen of de participanten zorgvuldig de tekst wilden doorlezen en ten tweede door te vragen aan de participanten of ze plusjes en minnetjes wilden zetten bij de argumenten/zinnen uit de tekst die ze overtuigend/belangrijk/goed/etc. (zie bijlage 5) vonden. Tot slot is er, door aan de hand van de vragen de focus op de argumenten te leggen, nogmaals aangestuurd op de centrale verwerking. Wanneer een participant na het lezen van de tekst en na het zetten van de plusjes 17

en minnetjes zelf geen verdere uitleg meer gaf aan een bepaalde codering is hier door de interviewster naar gevraagd om toch een uitgebreidere reactie te ontlokken. Er zijn in totaal acht diepte-interviews uitgevoerd. De topiclijst van de interviews bestond uit de volgende onderwerpen: persoonlijke gegevens (leeftijd, opleidingsniveau, rookgedrag); doel en overtuigingskracht van de gehele tekst; herkenbaarheid, geloofwaardigheid en overtuigendheid van de argumenten; aanvullende informatie/opmerkingen. Om de betrouwbaarheid van het onderzoek te bewaren werden de vragen zo open mogelijk gesteld om sturing in de richting van bepaalde antwoorden te voorkomen. 3.2.2. Participanten De participanten zijn geselecteerd uit het persoonlijke netwerk van de onderzoekster. Op het sociale medium Facebook is een oproep geplaatst waarin kennissen van de onderzoekster werden gevraagd of ze rokende jongeren tussen de 16 en 20 jaar kenden die mee wilden werken aan een kort interview. Als dank stond hier een VVV-bon van 5 euro tegenover. Hieruit zijn uiteindelijk negen reacties gekomen, waarvan acht participanten uiteindelijk hebben deelgenomen (75% vrouwelijk, 25% mannelijk). Er waren drie selectiecriteria waaraan de participanten moesten voldoen: ten eerste moesten de participanten roken. Het tweede criterium was dat de participanten tussen de 16 tot 20 jaar moesten zijn. Uit de cijfers van het CBS (2016) bleek dat er maar 1.3% van de jongeren tussen de 12 en 16 jaar roken. Aangezien het percentage van de jongeren tussen de 16 tot 20 jaar die roken veel groter is (24.4%), is er besloten om op deze doelgroep te richten. Tot slot moesten de participanten minimaal een vmbo of mbo opleiding volgen of hebben gevolgd, aangezien de voorlichting zich met name op deze groep jongeren richt (Rijksoverheid, z.j. b). De gemiddelde leeftijd van de participanten was M = 18.75 jaar (SD = 1.39). De participanten rookten gemiddeld 10 sigaretten per dag (SD = 5.50, min = 4, max = 20) en waren gemiddeld M = 15.13 jaar toen ze (vast) begonnen met roken (SD = 1.13, min = 13, max = 16). Het meest voorkomende opleidingsniveau was mbo-4 (50%), gevolgd door vmbo (25%) en mbo-2 en mbo-3 (12,5%). 3.3.3. Procedure Voorafgaand aan de diepte-interviews is er een tekst geconstrueerd op basis van de geanalyseerde voorlichtingsmaterialen in het corpus. Deze tekst was een combinatie van de meest voorkomende argumentaties in het corpus. Aangezien de inhoud van de brochure afhankelijk was van de corpusanalyse, worden de inhoudelijke aspecten in de resultatensectie 18

besproken. Het doel van deze tekst was om te achterhalen welke typen argumentaties het meest overtuigend zijn en welke (eventuele) contra-argumentaties worden ingezet om het eigen gedrag te bevestigen. De opgestelde tekst is daarna gepretest op begrijpelijkheid, geloofwaardigheid en natuurlijkheid. De Jong en Schellens (1995, p.8) definiëren pretesten als de fase waarin de voorlaatste versie van een tekst wordt onderzocht op de mate van publieksafstemming. De pretest was doelgroepgericht, waarbij onderzocht werd hoe leden van de doelgroep reageren op het voorgelegde materiaal. Na de pretest zijn de opmerkingen verwerkt. De versie die hieruit voortkwam, is gebruikt in de diepte-interviews. De opgestelde brochure is te vinden in bijlage 4. In de resultatensectie worden de resultaten van de pretest besproken. De diepte-interviews begonnen met een korte introductie over het onderzoek. Hierbij werd het doel wat algemener omschreven om de participanten niet van tevoren te beïnvloeden of ze een bepaalde richting in te sturen. Er is toestemming gevraagd om geluidsopnames te maken en benadrukt dat met de informatie uit het interview volledig anoniem en vertrouwelijk omgegaan werd. Vervolgens is het persoonlijke rookgedrag van de participant besproken, daarna het geconstrueerde voorlichtingsmateriaal. Aan de participanten is verteld dat de tekst een conceptversie van een voorlichtingsbrochure was en is gevraagd of ze de tekst op overtuigingskracht van de argumentaties wilden beoordelen. Hiervoor hebben de participanten tijdens het lezen plussen en minnen gezet om de eerste ingevingen over de tekst te markeren. De plussen en minnen dienden ter indicatie van welke argumenten overtuigend waren en welke niet. In de introductie is aangegeven dat de participant niet te lang moest nadenken over het zetten van een plus of min. Na het zetten van de plussen en minnen werden de participanten gevraagd een codering te geven aan wat met een plus of min bedoeld werd. Hiervoor kregen ze een lijst met mogelijke coderingen, zoals B wanneer iets belangrijk gevonden werd, of O wanneer iets overtuigend gevonden werd (zie bijlage 5). De participanten mochten ook een eigen codering toekennen wanneer dit van toepassing was. Vervolgens werden de gezette plussen en minnen besproken in een diepte-interview. Na het zetten van de plussen en minnen heeft de onderzoekster eerst gevraagd naar de algemene indruk van de tekst, wat men hiervan vond, wat het doel is geweest en of het doel behaald was. Vervolgens werden de gezette plussen en minnen besproken. Hierbij heeft de onderzoeker allereerst gevraagd waarom bij een argument, waarbij een plus of min stond, 19

een bepaalde codering was gezet, om zo achter de redeneringen van de participant te komen. Op de antwoorden van de participanten werd vervolgens doorgevraagd tot de interviewster voldaan was met het antwoord. Argumenten waarbij geen plus of min gezet waren, zijn door de interviewster nogmaals aangewezen en gevraagd waarom er geen codering bij gezet was en wat de participanten hiervan vonden. Daarnaast is er aan de participanten gevraagd welke argumenten uit de tekst zij het meest en minst overtuigend vonden, om te achterhalen of bepaalde argumenten overtuigender zijn dan andere argumenten. Tot slot heeft de interviewster ruimte gegeven voor opmerkingen of om vragen te stellen alvorens het interview afgesloten werd. 20

4. Resultaten 4.1 Corpusonderzoek In het eerste deel van het onderzoek is onderzocht welke type argumentaties voorkomen in voorlichtingsbrochures over roken en in welke frequentie dit gebeurt. Tabel 1 geeft een overzicht van de frequentie van de verschillende argumentatietypen per brochure. Tabel 1. Frequentie van de verschillende argumentatietypen per brochure Argumentatieschema 1 2 3 4 5 6 7 Totaal Argumentatie ter voorspelling Argumentatie ter verklaring Argumentatie o.b.v. correlatie Argumentatie o.b.v. tekens Argumentatie o.b.v. tijd naar causaliteit Argumentatie o.b.v. waarderingsregels Argumentatie o.b.v. gedragsregels Argumentatie o.b.v. voordelen Argumentatie o.b.v. nadelen Middel-doelargumentatie Argumentatie o.b.v. dilemma Argumentatie o.b.v. autoriteit Argumentatie o.b.v. voorbeelden Argumentatie o.b.v. analogie 1 3 2 2 1 5 1 1 2 18 2 4 2 8 1 7 2 3 6 35 4 2 1 3 6 14 17 3 3 53 6 2 6 4 21 1 40 4 2 2 1 9 3 1 2 11 1 1 19 3 1 8 6 1 1 1 21 16 18 14 22 0 0 8 66 25 0 0 5 8 13 195 Gebonden argumentaties bleken veel vaker voor te komen dan ongebonden argumentaties. De meest voorkomende vorm van gebonden argumentaties bleek pragmatische argumentatie (argumentatie op basis van voor- en nadelen) te zijn. Hierbij werden de voor- en nadelen van (stoppen met) roken benadrukt. Middel-doelargumentatie, argumentatie op basis van dilemma, argumentatie van tijd naar causaliteit en argumentatie op basis van waarderingsregels werden niet gevonden in het corpus. De meest voorkomende vorm van ongebonden argumentaties was argumentatie op basis van analogie. Zoals te zien in tabel 1 werden in alle brochures verschillende soorten argumentaties toegepast. Hieronder worden de verschillende soorten argumentaties toegelicht op volgorde van frequentie, met een voorbeeld uit het corpus. 21

4.1.1. Pragmatische argumentatie Pragmatische argumentatie bleek het meest voor te komen in de voorlichtingsmaterialen uit het corpus. Bij deze vorm van argumentatie werd vaak een standpunt gegeven dat ondersteund werd door meerdere argumenten (in de vorm van een opsomming). Argumentatie op basis van voordelen was hiervan het meest voorkomend, deze vorm werd 66 keer toegepast. Door het geven van voordelen van het gewenste gedrag probeerde de brochure rokers aan te zetten tot stoppen met roken. Een voorbeeld hiervan is te vinden in onderstaande passage, waarbij regel 1 het standpunt is, en regels 2 tot en met 10 de argumenten vormen die dit standpunt aannemelijk maken. Brochure 6, pagina 2. (1) Stoppen met roken is de beste beslissing die je voor jezelf kan nemen. (2) Je gezondheid gaat er aanzienlijk op vooruit. (3) Je kleding, haren en handen ruiken niet meer naar rook. (4) Je krijgt weer een frisse adem. (5) Je smaak- en reukvermogen verbeteren. (6) Je krijgt een gezonder gebit en tandvlees en je tanden worden niet nog geler. (7) Je slaapt beter. (8) Je hebt minder last van hoofdpijn. (9) Je rokershoestje verdwijnt. (10) Je omgeving profiteert ervan: ze roken niet meer mee. Deze vorm van argumenteren is terug te voeren op het argumentatieschema dat hoort bij argumentatie op basis van voordelen, zoals hieronder geïllustreerd met het argument uit regel vier. Actie A leidt tot B: B is gewenst: Dus, A is gewenst: Stoppen met roken zorgt voor een frissere adem Een frisse(re) adem is gewenst Stoppen met roken is gewenst / de beste beslissing die je kan nemen Argumentatie op basis van nadelen bleek ook veel voor te komen in de onderzochte voorlichtingsmaterialen. In totaal zijn er 25 argumentaties op basis van nadelen gevonden. Ook hierbij werd vaak een standpunt gegeven dat ondersteund werd door meerdere argumenten. Door het geven van nadelen van het ongewenste gedrag probeerde de brochure de lezer aan te zetten tot stoppen met roken. In onderstaande passage is in regel 11 het standpunt te vinden, dat ondersteund wordt door de argumentaties in regels 12 tot en met 17. 22

Brochure 3, pagina 4. (11) Roken heeft nadelen voor uw lichaam en uw gezondheid. (12) U loopt het risico op een hartaanval, hoge bloeddruk, blindheid en andere aandoeningen aan het hart en vaten, zoals aderverkalking. (13) Roken zorgt voor meer rimpels op jongere leeftijd en een grauwe huid. (14) Vrouwen worden moeilijker zwanger. (15) Mannen hebben last van impotentie en hebben minder en minder goed sperma. (16) Zwangere vrouwen lopen het risico op een miskraam of te vroeggeboren baby. (17) Wonden genezen langzamer waardoor u sneller en meer ontstekingen heeft. Deze argumenten zijn te herleiden tot het argumentatieschema behorend bij argumentatie op basis van nadelen, zoals geïllustreerd met regel 13. Actie A leidt tot B: B is ongewenst: Dus: A is ongewenst: Roken leidt tot meer rimpels op jonge leeftijd Rimpels op een jonge leeftijd is ongewenst Roken is ongewenst 4.1.2. Argumentatie op basis van tekens Argumentatie op basis van tekens bleek 22 keer voor te komen in het corpus. In onderstaande passage is te zien dat regel 18 het standpunt vormt, dat ondersteund wordt door het argument in regel 19. Het argument duidt aan dat het minder goed voelen hoort bij het niet opsteken van een sigaret en daarom roken dus verslavend is. Brochure 2, pagina 2. (18) Roken is erg verslavend. (19) Je voelt je minder goed als je niet regelmatig een sigaret opsteekt. Dit is te herleiden op het volgende argumentatieschema: A gaat meestal gepaard met B: A: Dus: B Je bent verslaafd als je je minder goed voelt wanneer je niet regelmatig een sigaret opsteekt Je voelt je minder goed wanneer je niet regelmatig een sigaret opsteekt Je bent verslaafd 23

Hierbij moet men dus zelf afleiden dat het minder goed voelen en het niet regelmatig een sigaret opsteken verband houden met elkaar en dat dit dus betekent dat men verslaafd is aan het roken. 4.1.3. Argumentatie ter verklaring Argumentatie ter verklaring kwam 18 keer voor in het corpus. Deze vorm van argumenteren werd regelmatig ingezet om het standpunt toe te lichten. In onderstaande passage is te zien dat het standpunt in regel 20 ondersteund en toegelicht wordt door het argument in regel 21. Brochure 5, pagina 4. (20) Roken zorgt voor longkanker. (21) De stoffen in tabaksrook zorgen ervoor dat een cel niet meer weet dat hij moet ophouden met delen. Hierbij hoort het volgende argumentatieschema: B wordt (meestal) veroorzaakt door A B is het geval Dus: (waarschijnlijk) A Longkanker wordt veroorzaakt doordat een cel zich teveel deelt De stoffen in tabaksrook zorgen ervoor dat een cel zich teveel deelt De stoffen in tabaksrook veroorzaken longkanker Bovenstaand argument in regel 21 kan echter ook als redengeving gekarakteriseerd worden. Het argument vormt immers de verklaring voor het standpunt. Er is hier echter gekozen om regel 21 toch als argumentatie ter verklaring te classificeren, omdat het standpunt uit regel 20 waarschijnlijk niet zomaar door rokers geaccepteerd zal worden. Regel 21 vormt dan ook het argument om het standpunt te ondersteunen. 4.1.4. Argumentatie ter voorspelling Argumentatie ter voorspelling werd 16 keer ingezet om de waarschijnlijkheid van de (causale) gevolgen van het gewenste gedrag te illustreren. In onderstaande passage werd deze vorm van argumenteren ingezet om te adviseren het stoppen met roken niet te combineren met lijnen, omdat dan de stoppoging niet vol te houden is. Dit standpunt, te vinden in regel 26, wordt ondersteund door het argument in regel 27, dat vervolgens weer wordt ondersteund door het argument in regel 28.

Brochure 6, pagina 4. (26) Wat je vooral niet moet doen, is stoppen met roken en lijnen tegelijkertijd. (27). Dat werkt niet. (28). Nicotine is een verslaving en je hebt al je energie nodig om je stoppoging vol te houden. Dit is te herleiden op het volgende argumentatieschema: A leidt (meestal) tot B: A is het geval: Dus: (waarschijnlijk) B: Stoppen met roken neemt al je energie in beslag Je gaat stoppen met roken Stoppen met roken en lijnen tegelijkertijd werkt niet 4.1.5. Argumentatie op basis van correlatie Argumentatie op basis van correlatie werd 14 keer ingezet om een standpunt te verdedigen. Hierbij werden standpunten vaak door middel van statistische verbanden ondersteund, zoals te zien is in onderstaande passage. Brochure 2, pagina 6. (22) Roken heeft een negatief effect op je gezondheid en conditie. (23) In Nederland is roken de belangrijkste oorzaak van voortijdig overlijden. Dit is te herleiden tot het volgende argumentatieschema: A gaat meestal gepaard met B A Dus: B Roken kan de oorzaak zijn van voortijdig overlijden U rookt Roken heeft een negatief effect of uw gezondheid / kan ervoor zorgen dat u voortijdig overlijdt 4.1.6. Argumentatie op basis van analogie Argumentatie op basis van analogie werd 13 keer ingezet om te illustreren wat vergelijkbare anderen in dezelfde situatie hebben gedaan: het is andere rokers ook gelukt om te stoppen. Dit is te zien in de onderstaande passages. Hierbij worden het standpunt uit regel 24 ondersteund door het argument in regel 25. Brochure 3, pagina 6. (24) Niet iedereen die stopt, mist het roken. (25) Ongeveer de helft van de mensen is juist opgelucht dat het gelukt is om te stoppen. 25

Deze argumentaties zijn te herleiden op het volgende argumentatieschema: Bij A was X het geval B komt overeen met A Dus: Bij B is X het geval De helft van de mensen die stopten met roken was opgelucht U wilt ook stoppen met roken Dus u zult ook opgelucht zijn dat u bent gestopt In de brochures zijn een aantal passages gevonden waarin ex-rokers vertellen hoe het hen is gelukt om te stoppen met roken. Deze vorm van argumenteren kan ook als argumentatie op basis van analogie gezien worden, aangezien vergelijkbare anderen vertellen over hun ervaring met stoppen met roken. Deze passages worden echter, in overeenstemming met Schellens & De Jong (2000) als autoriteitsargumentatie gezien en zullen onder het kopje 4.1.9. verder worden toegelicht. 4.1.7. Argumentatie op basis van gedragsregels Argumentatie op basis van gedragsregels werd 8 keer ingezet om te illustreren of bepaald gedrag wenselijk of onwenselijk was. In onderstaande passage is te zien dat een voordeel van roken is dat andere mensen niet ziek worden door de rook. Het vergroten van de kans dat iemand ziek wordt van sigarettenrook wordt dus als nadelig, onwenselijk gedrag gezien. Brochure 3, pagina 7. (29) Sommige voordelen van stoppen met roken merkt u pas later. (30) De kans dat andere mensen ziek worden door uw rook wordt kleiner. Dit is te herleiden tot het volgende argumentatieschema: Als B het geval is, is actie A passelijk B is het geval Dus: Actie A is passelijk Als mensen ziek worden van uw rook, moet u stoppen Mensen kunnen ziek worden van uw rook Dus (impliciet): stoppen met roken is wenselijk 4.1.8. Argumentatie op basis van voorbeelden Argumentatie op basis van voorbeelden werd 8 keer ingezet om de gewenste én ongewenste effecten van stoppen met roken te illustreren, zoals te zien in onderstaande passage. Het standpunt in regel 31 wordt toegelicht door de voorbeelden uit regels 32 t/m 34. 26

Brochure 7, pagina 9. (31) Als je geen nicotine meer binnenkrijgt, kun je daar last van krijgen. (32). Misschien wordt je onrustig. (33) Of krijg je hoofdpijn. (34) Misschien kun je je minder goed concentreren. Dit is te herleiden op het volgende argumentatieschema: In voorbeeld A1 is B het geval: In voorbeeld A2 is B het geval: Dus in gevallen van A is B het geval: Stoppen met roken kan hoofdpijn veroorzaken Stoppen met roken kan onrust veroorzaken Stoppen met roken kan vervelende, tijdelijke effecten veroorzaken Daarnaast kan onderstaande passage ook als argumentatie op basis van voorbeelden worden gezien, aangezien hier andere Nederlanders als voorbeeld worden genomen om te illustreren dat stoppen met roken mogelijk is. Brochure 2, pagina 1. (35) Stoppen met roken kan! (36) Miljoenen Nederlanders zijn al blijvend gestopt. Dit is te herleiden tot het volgende argumentatieschema: In voorbeeld A1 in B het geval In voorbeeld A2 is B het geval In voorbeeld A-miljoen is B het geval Dus: in alle gevallen van A is B het geval Roker 1 is al blijvend gestopt met roken Roker 2 is al blijvend gestopt met roken Miljoenen rokers zijn als blijvend gestopt Dus: U kunt ook stoppen met roken 4.1.9. Argumentatie op basis van autoriteit De organisaties achter de brochures zijn in dit onderzoek niet opgevat als autoriteitsargument, maar zouden wel zo door ontvangers geïnterpreteerd kunnen worden: ( als gezaghebbende instellingen zoals de Hartstichting en het KWF een brochure uitbrengen over stoppen met roken, dan zal de informatie die hierin staat wel kloppen ). De bronnen van de brochures zijn in dit onderzoek niet verder onderzocht, maar kunnen eventueel wel een rol spelen in de verwerking van de argumenten. In de brochures zijn vijf autoriteitsargumentaties teruggevonden, waarbij een beroep werd gedaan op onderzoek. Hierbij wordt het gedane onderzoek dus als autoriteit gezien, zie ook onderstaande passage: 27

Brochure 7, pagina 12. (37) Nicotinevervangers werken alleen goed voor jongeren die dagelijks meer dan tien sigaretten roken. (38) Dat weten we uit onderzoek. Hierbij wordt de waarschijnlijkheid van effecten en de wenselijkheid van bepaald gedrag beargumenteerd door de inzet van de autoritaire bron onderzoek. Een andere vorm van autoriteit kan teruggevonden worden in de testimonials van ex-rokers. Hierbij vertellen (ex-)rokers over hun ervaringen met stoppen met roken om de standpunten over het gewenste gedrag aannemelijk te maken. In overeenstemming met Schellens en De Jong (2000) wordt deze vorm van argumenteren gezien als autoriteitsargument in plaats van argumentatie op basis van analogie, aangezien deze ex-rokers als ervaringsdeskundigen een zekere mate van autoriteit hebben. Door middel van deze testimonials probeert de brochure tegenargumenten te weerleggen, weerstanden te verminderen en de voordelen van het roken te benadrukken. In drie van de zeven brochures werden deze testimonials toegepast, zoals de onderstaande testimonial uit brochure 4, pagina 12 (regel 39 tot en met 58): (39) Hoe het mij lukte om te stoppen. (40) De eerste dagen nadat ik gestopt was, leefde ik zo n beetje van uur tot uur. (41) Want dat was de regelmaat waarmee mijn lijf om een sigaret vroeg. (42) Maar ik had een paar trucjes waarmee die trek meestal binnen een paar minuten verdween: - (43) Een glas water drinken; - (44) Meer fruit eten; - (45) Bewust en diep ademhalen; - (46) Je op iets storten wat je volledige concentratie nodig heeft; - (47) Een praatje maken of andere afleiding zoeken; - (48) Een stuk lopen of fietsen; (49) Na drie weken kreeg ik het moeilijk. (50) Hoewel je lijf dan is afgekickt van de nicotine, vond ik het lastig om vol te houden. (51) Dat zat dus vooral tussen mijn oren. (52) Ook had ik last van slapeloosheid en kon ik me niet goed concentreren. (53) Om toch vol te houden heb ik de volgende handigheidjes toegepast: - (54) Situaties leren herkennen waarin de verleiding om te roken heel groot is; 28

- (55) Een andere uitlaatklep zoeken bij spanningen en teleurstellingen of als je iets te vieren hebt; - (56) Minder koffie en alcohol drinken, al gaat dat vrijwel vanzelf omdat je van een sigaret meer zin krijgt in een bak koffie of een drankje; - (57) Elke week het geld dat je uitspaart opzij leggen. (58) Uiteindelijk is het me hiermee gelukt om definitief te stoppen. (59) En daar ben ik heel blij om. Argumentaties op basis van autoriteit en de testimonials kunnen worden herleid tot het volgende argumentatieschema: Autoriteit A zegt X: Dus: X: Een ervaringsdeskundige zegt dat stoppen met roken kan Ik kan ook stoppen met roken. 4.1.10. Standpunten zonder argumentatie Er zijn een aantal standpunten gevonden die niet ondersteund werden door middel van een argument. Het was hierbij dus aan de lezer om zelf een argument af te leiden uit de context. De context kan dan bestaan uit de omliggende tekst, maar ook uit de gehele brochure. Een voorbeeld van een standpunt zonder argumentatie is te vinden in onderstaande passage. Brochure 2, pagina 14. (62) Stoppen met roken is een topprestatie! Het standpunt uit regel 62 wordt niet ondersteund door een argument. De lezer moet hierbij zelf argumenten construeren om dit standpunt te verdedigen. Door de lezer actief een eigen argument hiervoor te laten bedenken, wordt wellicht aangestuurd op de centrale verwerking, die er weer voor zorgt dat de boodschap eerder geaccepteerd wordt (Hoeken, 1998) en de attitudeverandering die hierbij optreedt is blijvender (Petty & Cacioppo, 1986). 4.2. Constructie brochuretekst Op basis van de resultaten van het corpusonderzoek is een brochuretekst opgesteld (zie bijlage 4). Uit de analyse bleek dat in de onderzochte voorlichtingsbrochures veel verschillende argumentatietypen gebruikt werden. De gebruikte argumentaties in de geconstrueerde brochuretekst zijn dan ook representatief voor de argumentaties in het corpus. Volgens het Trimbos instituut is de meeste voorlichting gericht op jongeren. Deze doelgroep is echter (bijna) niet terug te vinden in de bestaande brochures. Uit het corpusonderzoek bleek dat de meeste voorlichtingsmaterialen een meer algemene doelgroep 29

hadden. Dit bleek onder andere uit de manier waarop de lezer aangesproken werd (aanspreekvorm is u ) en de inhoud van de brochures: in de brochures wordt over onderwerpen als zwangerschappen en het hebben van kinderen gesproken. Ook waren de personen uit de testimonials allemaal volwassen, een leeftijdscategorie waarmee jongeren zich wellicht minder (kunnen) identificeren. Eén van de materialen was wel specifiek gericht op jongeren. Dit bleek uit het speelse design van de brochure en de aanspreekvormen ( jij en je ). Inhoudelijk kwamen de verschillende brochures qua argumentatie echter erg overeen: de voor- en nadelen van roken werden besproken evenals de beste manieren om te stoppen. Het verschil in toespitsing op doelgroep zat met name in het taalgebruik en design. In de opgestelde brochure zijn er dan ook argumentaties gebruikt uit het corpus die met name voor jongeren van toepassing zijn en is de tekst qua taalgebruik afgestemd op de doelgroep jongeren tussen de 16 en 20 jaar (aanspreekvorm is je ). Aangezien pragmatische argumentatie veruit de meest voorkomende vorm van argumenteren bleek, komt deze vorm ook het meest terug in het geconstrueerde materiaal. Ook argumentatie ter verklaring en voorspelling en argumentatie op basis van tekens, correlatie en analogie werden erg vaak aangevoerd. Ook hiervan zijn meerdere argumenten opgenomen in de opgestelde brochure. Aangezien er in enkele brochures gebruik werd gemaakt van testimonials als autoriteitsargument, is er ook een testimonial opgenomen in de brochure. In deze testimonial wordt ook weer van twee argumentatietypen gebruik gemaakt: argumentatie op basis van voordelen en argumentatie op basis van voorbeelden. De argumentaties zijn verwerkt in een informatieve tekst die, net zoals de voorlichtingsmaterialen in het corpus, de lezer moest aanzetten te stoppen met roken. De volledige brochure is in bijlage 4 te vinden. Tabel 2 illustreert welke argumentatietypen met bijbehorende standpunten en argumenten gebruikt zijn in de geconstrueerde brochuretekst. De brochure is vervolgens gepretest onder drie jongeren uit de doelgroep. De gemiddelde leeftijd was M = 19.33 (SD =.58). De tekst is gemeten op begrijpelijkheid en geloofwaardigheid. De variabele begrijpelijkheid bestond uit 6 items (makkelijk-moeilijk / eenvoudig-ingewikkeld / duidelijk-onduidelijk / overzichtelijk-onoverzichtelijk / logisch-onlogisch / bondig-omslachtig) en is gemeten op een 7-punts Likert schaal. De tekst scoorde een gemiddelde van M = 6.17 (SD =.48) op begrijpelijkheid en Cronbach s alpha was voldoende α =.672. De variabele geloofwaardigheid bestond uit 4 items (betrouwbaar-onbetrouwbaar / geloofwaardig- 30

ongeloofwaardig / eerlijk-oneerlijk / oprecht-onoprecht) en is gemeten op een 7-punts Likert schaal. De tekst scoorde een gemiddelde van M = 5.67 (SD =.12) op geloofwaardigheid en Cronbach s alpha was goed α =.762. Tevens is gemeten met een 7-punts Likert schaal (1 = helemaal mee oneens, 7 = helemaal mee eens) of de participanten vonden dat ze deze tekst zouden kunnen ontvangen wanneer ze informatie over stoppen met roken opvroegen. Dit bleek zo te zijn (M = 5.33, SD =.58). Uit de resultaten van de pretest zijn daarnaast ook een paar kleine tekstuele aanpassingen voortgevloeid, zoals de aanpassing van studie naar school, aangezien deze term beter de opleiding van de doelgroep omschreef. Ook kwam de tekst bij één respondent meer over als een presentatie dan als een brochure. Om dit idee te verminderen zal bij de interviews een inleidende zin gezegd worden waarin wordt uitgelegd dat dit een concepttekst is voor een brochure en of de participanten deze willen beoordelen op begrijpelijkheid en overtuigendheid. 31

Tabel 2. Argumenten en standpunten uit de opgestelde brochure Argumentatie Standpunt Argument o.b.v. voordelen Roken is ongezond / Stoppen met roken is een van de beste dingen die Je wordt een stuk fitter en bent dus minder snel moe tijdens het sporten je voor jouw gezondheid kan doen Het is makkelijker om te stoppen met roken als jullie dit samen doen (Testimonial Kim) Ik voel me een stuk lekkerder in mijn vel nu ik gestopt ben met roken. Je kleding, haren en adem ruiken een stuk frisser Je krijgt minder gele tanden en een minder grauwe huid Je kan dan op elkaar steunen bij moeilijke momenten En jullie kunnen samen leuke dingen gaan doen van het geld dat je bespaart Mijn vriendinnen klaagden altijd dat ze me zo vonden stinken en keken me vies aan wanneer ik een sigaret erbij pakte. Ik snapte dat nooit zo goed, maar nu ik gestopt ben merk ik pas hoe vies en vervelend roken eigenlijk voor anderen is. o.b.v. correlatie Roken is slecht voor je [impliciet] Nicotine geeft je ongeveer 20 minuten lang een goed gevoel. Daarna ga je je steeds onrustiger voelen. Wist je dat je door roken een grotere kans hebt op ziektes zoals kanker, en dat 1 op de 2 rokers overlijdt aan de gevolgen van het roken? Dat komt omdat de hoeveelheid nicotine in je lichaam daalt o.b.v. tekens Roken is erg verslavend Na één sigaret kan je al verslaafd zijn. Je bent verslaafd als je je minder goed voelt als je niet regelmatig een sigaret opsteekt o.b.v. analogie Roken is erg verslavend Stoppen met roken kan echt! Wist je dat nicotine in een sigaret even verslavend werkt als cocaïne en heroïne? Heel veel jongeren zijn al blijvend gestopt met roken o.b.v. nadelen Roken heeft veel nadelen [impliciet] Roken kost je veel geld dat je niet meer aan andere dingen kan besteden. Roken vermindert je concentratie

ter voorspelling Stoppen met roken is altijd de moeite waard Het heeft direct een positieve invloed op jouw gezondheid ter verklaring Voor sommige momenten is roken een gewoonte geworden Roken is niet meer van deze tijd Bij bepaalde momenten hoort dan gewoon een sigaret. Steeds meer jongeren stoppen dan ook met roken o.b.v. gedragsregels Stoppen met roken heeft ook sociale voordelen [impliciet] Andere mensen hebben geen last meer van jouw rook De kans dat andere mensen ziek worden van jouw rook wordt ook kleiner o.b.v. autoriteit Testimonial Kim o.b.v. voorbeelden (Testimonial Kim) Ook bij het sporten merkte ik het voordeel van niet roken Ik was niet meer kortademig en kreeg ook niet meer snel hoofdpijn 33

4.3. Interviews In totaal zijn er acht interviews afgenomen. Elk interview werd ingeleid met een korte toelichting over het onderzoek. Hierbij werd verteld dat onderzocht werd hoe rokende jongeren voorlichtingsbrochures over stoppen met roken beoordelen. Daarnaast werd de te gebruiken methodiek (de plus/min methode) toegelicht, zoals te zien is in het transcript uit bijlage 5. Vervolgens werd de tekst eerst wat algemener besproken, om vervolgens over te gaan tot het bespreken van de gezette plussen en minnen (zie bijlage 6 voor de uitgewerkte interviews). De interviews duurden gemiddeld 20 minuten. Over het algemeen werd de tekst als positief ervaren. Op de vraag Wat vond je van de tekst die je zojuist hebt gelezen? kwamen over het algemeen positieve reacties. Er zijn dan ook gemiddeld meer plusjes (M = 6) dan minnetjes (M = 3.75) gezet. Het doel van de tekst, rokers te overtuigen te stoppen met roken, werd door alle participanten correct beschreven. De participanten vonden het interessant om meer te weten te komen over de gevolgen van roken en realiseerden zich wel dat het beter was om te stoppen met roken, maar waren nog niet voldoende overtuigd na het lezen van de tekst om dit daadwerkelijk ook te doen. De brochure bood dus geen argumenten die overtuigend genoeg waren voor hen om te stoppen met roken. Een opvallende reactie over de tekst werd gegeven door ITEE2 (regel 161 162): ITEE2: Het klopt eigenlijk wel gewoon wat er staat. Ja, klopt, klopt, het is eigenlijk gewoon een standaard tekst die je wel vaker ziet over roken. Hierbij lijkt de participant het in eerste instantie eens te zijn met de inhoud van de brochure, maar vervolgens ondermijnt de participant deze reactie door toe te voegen dat het eigenlijk maar een standaard tekst is. Hiermee lijkt dan weer de geldigheid van de tekst in twijfel getrokken te worden. ITEE3 omschrijft hoe het komt dat de tekst niet overtuigend werkt (ITEE3, regel 248 256): ITEE: Wat vond je nou van de tekst die je zojuist gelezen hebt? ITEE3: Eh, ja wel duidelijk. Maar, ja, het heeft me niet echt aan het denken gezet van je moet stoppen ofzo. Ja, ik vond het wel interessant om te lezen, maar het heeft me niet echt overgebracht van, ja. ITER: En waarom denk je dat dat zo is? ITEE3: Ja, ik weet het niet. Omdat ik er zelf nog niet bij stil sta, om te stoppen. Heel

veel mensen hebben wel van ik wil nou stoppen, dan gaan ze dat soort dingen juist lezen, maar als ik zoiets heb van ik wil niet stoppen en ik lees zoiets dan denk ik ook van ja, ik kan er wel over doorpraten, maar eh. ITER: Het zal wel, zoiets? ITEE3: Ja Het tegenargument van ITEE3 dat de tekst niet overtuigend werkt omdat ze er mentaal nog niet klaar voor is om te stoppen, bleek ook uit het gesprek met ITEE7 (regel 1281 1291): ITEE1: Ik was op een gegeven moment zo erg aan denken over stoppen met roken, maar toen ging ik juist denken over de punten waarom ik juist niet zou stoppen met roken. Ja, echt heel slecht. Maar ik dacht, maar ik ga binnenkort op vakantie, en met uitgaan, en de vriendengroep rookt, en die roken binnen. En dan zit je daar binnen, en dan wil je roken en iedereen rookt om je heen, maar nee, ik ben gestopt. En dat heeft geen zin, ik weet nu al dat dat niet gaat lukken als ik zo n gedachten heb. En ik bedoel, op vakantie je zit constant buiten, in het lekkere weer, ja en dan pak ik al sneller een sigaret. Roken ze binnen, pak ik nog sneller een sigaret. Anders moet ik elke keer naar buiten lopen, en daar heb ik dan geen zin in. Ja, als je binnen zit komt de een na de ander. ITER: Maar dat is dan wel een beetje een gedachtegang, je moet daar wel mentaal klaar voor zijn? ITEE1: Je moet het er gewoon helemaal mee eens zijn van Oké, ik stop, en jammer dan voor de consequenties. Dan rookt de rest maar lekker door, maar ik stop gewoon. Dat heb ik nog niet. Een roker moet er dus echt mentaal klaar voor zijn om te stoppen met roken, voordat voorlichting hierover effectief kan zijn. Ondanks het feit dat alle participanten het standpunt roken is ongezond accepteerden, was dit niet overtuigend genoeg om ook daadwerkelijk te stoppen met roken. De participanten realiseren zich dus wel dat roken ongezond is, maar hopen dat ze geen negatieve gevolgen van het roken zullen ondervinden, zoals ITEE6 (regel 733 738) illustreert: ITEE6: Ja, roken is gewoon ongezond. Er zitten gewoon allemaal giftige stoffen in. Ja, daar kan je niet omheen draaien. 35

( ) ITER: (...) En wat doet dat dan met je als je zoiets ziet op de verpakking? ITEE6: Hopen dat ik het niet krijg, maar dat zal denk ik wel niet. Hoop ik. Hier lijkt ITEE6 zichzelf in eerste instantie gerust te stellen dat ze geen negatieve gevolgen van het roken zal ondervinden. Er is echter toch een zekere mate van twijfel merkbaar, door de toevoeging hoop ik, waardoor het maar de vraag is of de participant wel zo zeker van haar zaak is als ze doet voorkomen. Ook ITEE5 geeft aan op het moment geen negatieve gevolgen van het roken te ondervinden en dat ze op tijd zal gaan stoppen met roken, zodat deze ook niet zullen optreden (ITEE5, regel 644 645): ITEE5: Ja, maar, ik weet niet. Ik denk daar nu nog allemaal niet zo over na. Ik denk dan, ik ben nu nog jong, stel dat ik over een paar jaar stop dan heb ik daar waarschijnlijk ook geen last meer van. De waarschuwingen op sigarettenverpakkingen of in voorlichting over roken blijken dus in eerste instantie wel geaccepteerd te worden, maar de ernst van de gevolgen lijkt nog niet genoeg door te dringen tot de participanten. ITEE8 (regel 1204 1206) is het er mee eens dat de waarschuwingen op sigarettenverpakkingen weinig effect hebben op rokers, maar geeft aan dat het preventief wel heel goed werkt: ITEE8: Nee, dit voelt eerder als, net zoals de plaatjes op de sigarettenverpakkingen, treiterij. Ik denk dat mensen dat meer zo oppakken, die al roken. Ik denk dat die preventief heel goed werkt, maar ik denk dat mensen die al roken, dat die zoiets hebben van, nou dan ga ik er nog maar een roken. ( ) ITEE8: Ik ben gewoon begonnen met ze te verzamelen, omdat ik het eigenlijk wel grappig vind. In het volgende deel worden de reacties op de inhoudelijke argumenten van de brochure besproken. Hierbij is per argumentatietype een korte toelichting gegeven bij de reacties op de argumenten uit de brochure. 4.3.1. Pragmatische argumentatie Uit het corpus bleek dat pragmatische argumentatie het vaakst ingezet werd om de 36

wenselijkheid van stoppen met roken te benadrukken. De pragmatische argumentaties gegeven bij het standpunt roken is ongezond bleken echter niet zomaar geaccepteerd te worden. Het standpunt werd door alle rokers geaccepteerd, zelfs al voordat ze de bijbehorende argumentatie lazen. Uit de interviews bleek dat de pragmatische argumentaties die gegeven werden om dit standpunt te ondersteunen, alleen effectief waren wanneer de roker de inhoud van het argument belangrijk vond én wanneer dit herkend werd in het eigen gedrag. In onderstaande passage uit het interview met ITEE1 (regel 8 10) is te zien dat het argument verworpen wordt omdat de participant geen waarde hecht aan het onderwerp: ITEE1: Ik vond dat er heel veel goede punten instaan, zoals je wordt een stuk fitter, dat geloof ik ook echt wel. Ehm, maar ja, voor iemand die geen sportfanaat is en iemand die er echt geen zin in heeft, vind ik het niet heel belangrijk. Het is wel interessant, maar niet belangrijk. [Over het argument: Je wordt een stuk fitter en bent dus minder snel moe tijdens het sporten ]. ITEE5 (regel 572 580) gaf juist aan wel waarde te hechten aan een goede conditie en bleek het argument je wordt een stuk fitter en bent minder snel moe tijdens het sporten wel overtuigend te vinden: ITER: Oké. En dat [minder fit door roken] vond je wel overtuigend. Hecht je dan ook veel belang aan sporten en een goede conditie? ITEE5: Ja, ik zou wel een betere conditie willen hebben. Het is nou ook niet dat ik helemaal niks kan, maar ik merk wel dat ik sneller gewoon buiten adem ben. ITER: En denk je ook dat dat voor een deel veroorzaakt wordt door het roken, of misschien omdat je minder sport? ITEE5: Ja, ook doordat, ik denk dat het allebei is. ITER: Allebei? ITEE5: Gewoon het roken en minder sporten. Wanneer de participanten de opgesomde voordelen van stoppen met roken (een betere conditie, een mooiere huid, wittere tanden en een frissere geur) minder belangrijk voor zichzelf vonden, bleken deze argumenten dan ook verworpen te worden. Dit is ook terug te zien in gezette plusjes en minnetjes. Bij het eerste argument Je wordt een stuk fitter en bent dus minder snel moe tijdens het sporten werden meer minnen (M = 4) dan plussen gezet (M 37

= 3). Bij het argument Je kleding, haren en adem ruiken een stuk frisser werden juist meer plussen (M = 5) dan minnen (M = 1) gezet. Hieruit bleek dus dat het belangrijk vinden van een bepaalde waarde een voorwaarde is voordat het argument overtuigend word bevonden. Een andere voorwaarde is dat men het argument moet kunnen herkennen in het eigen gedrag. In de volgende passage is te zien dat ITEE6 (regel 743 747) het impliciete argument je kleding, haren en adem ruiken minder fris door het roken niet bij zichzelf herkende: ITER: Oké. Bij de volgende heb jij bij alle twee een plusje met mee eens. Maar toch zijn dit geen redenen voor jou om te stoppen met roken? Ondanks dat je het er wel mee eens bent? ITEE6: Ja nou, ik, mijn kleding stinkt niet, mijn haren stinken niet en je ruikt mij sowieso niet. Dus. ITER: Dus dit geldt gewoon niet voor jou? ITEE6: Nee, eigenlijk niet. Je ruikt mij echt niet. ITER: Nee, oké. En stel, andere mensen zouden het wel ruiken? ITEE6: Ja, dat is dan pech. ITER: Dat doet niks met je? ITEE6: Nee Bij het argument ook zorgt roken ervoor dat jij je minder goed kunt concentreren, werden alleen maar minnetjes gezet (M = 4). Niet alle participanten bleken dit argument direct te herkennen, maar de participanten gaven vervolgens in het interview wel aan dat dit niet zo ervaren werd en dus ook niet overtuigend was. Wanneer het aankwam op uiterlijke gevolgen zoals gelere tanden en een grauwere huid (ITEE5, regel 587 592), of juist dat het negatieve gevolgen kan hebben voor de gezondheid, bleek dat dit pas overtuigende argumenten zouden zijn wanneer de gevolgen merkbaar werden (ITEE7, regel 941 942): ITEE5: Ja, dat is ook gewoon waar, dat weet ik ook. [Over het argument: je krijgt minder gele tanden en een minder grauwe huid ]. ITER: Maar dat vind jij niet belangrijk genoeg? ITEE5: Ja, kijk, nu heb ik dat nog niet zo erg. Misschien dat ik dadelijk zeg van oh, ik krijg wel echt rimpels en een grauwe huid, dat ik dan denk van ik moet echt stoppen, maar, ja. ITER: Maar omdat je het nu nog niet merkt? 38

ITEE5: Nee ITEE7: Ja, zolang ik er geen last van heb, heb ik ook niet zoiets van ik moet eigenlijk wel stoppen, maar dan heb ik zoiets van ja, waarom?. Een ander genoemd tegenargument bij het argument je kleding, haren en adem ruiken een stuk frisser was dat partners/vrienden/vriendinnen ook rookten, dus dat die er geen last van hadden. De participanten namen daarnaast ook maatregelen om de geur van sigaretten te verminderen, zoals buiten roken, na het roken handen te wassen, een kauwgom te nemen of een geurtje op te spuiten. Door het nemen van deze maatregelen probeerden de rokers te voorkomen dat anderen mensen last hadden van hun geur, zoals te lezen in onderstaande passage (ITEE4, regel 427-433). ITER: Ja, oké. Dus jij vindt het dan minder belangrijk dat je niet naar rook ruikt of dat roken geen uiterlijke sporen op jou achterlaat? ITEE4: Ja, ik zorg wel dat ik gewoon nog steeds fris ruik ITER: Door andere middelen? Dat compenseer je dan? ITEE4: Ja. En ook, ik ga vaak naar de tandarts, dus daar let ik ook wel op. ITER: Oké, dus het is meer dat je het dan compenseert. ITEE4: Ja 4.3.2. Argumentatie op basis van gedragsregels Argumentatie op basis van gedragsregels werd in het corpus ingezet om te illustreren of bepaald gedrag wenselijk of onwenselijk was. Het argument Daarnaast hebben andere mensen geen last meer van jouw rook en wordt de kans kleiner dat je vrienden of vriendinnen ziek worden van jouw sigarettenrook illustreert dus dat het creëren van een kans dat anderen ziek worden van jouw sigarettenrook onwenselijk is. Dit argument werd echter niet zomaar geaccepteerd. Maar twee van de acht participanten accepteerden dit argument, terwijl de overige participanten de inhoud hiervan betwijfelden. De participanten vroegen zich af of mensen wel echt ziek kunnen worden door meeroken wanneer er buiten gerookt wordt. Het argument werd dan ook vrijwel meteen verworpen, zoals te zien in onderstaande passage (ITEE1, regel 34 38): 39

ITEE1: ( ) En dan heb je daarnaast, hebben andere mensen geen last meer van jouw rook, ja, ik vind als je echt merkt dat iemand astma heeft, of echt er last van heeft, dan heb ik zoiets van, oké, ik snap het. Maar ik vind wel, dat als je bijvoorbeeld samen buiten bent ofzo, kan ik zelf niet inzien dat iemand anders daar ziek van wordt omdat ik, ja ik heb zoiets van je bent samen buiten. Daarnaast zou het de eigen schuld zijn wanneer anderen ziek worden door meeroken, aangezien ze ervoor hebben gekozen bij de roker te blijven te staan in plaats van weg te gaan (ITEE3, regel 288 294): ITER: Oké. Niet eens, de kans wordt kleiner dat je vrienden of vriendinnen ziek worden van jouw sigarettenrook. Wat vind je daarvan, waarom is dat niet eens? ITEE3: Ja, omdat ik eigenlijk niet echt vrienden heb die er ziek van worden ofzo. Ja, iedereen die niet rookt die zegt wel gewoon van ik ga wel mee naar buiten, dus dat is ook hun schuld, zal ik zo maar zeggen, niet echt hun schuld, maar ze kiezen er zelf voor om er ook bij te zitten. Ik heb wel een vriendin van mij, die wordt wel misselijk van, maar die staat er dan ook gewoon zelf bij. Dan denk ik van, je kiest er zelf voor, dus, ja. Het argument dat roken onwenselijk is omdat anderen er ziek van kunnen worden, werd dus verworpen door ten eerste de waarheid ervan in twijfel te trekken en ten tweede de oorzaak van de gevolgen neer te leggen bij een ander. In alinea vier van de brochure werden de volgende vragen gesteld: Vraag jezelf eens af waarom je rookt. Vind je het nou echt lekker? Of rook je omdat je vrienden dit doen?. Dit bleek de participanten wel degelijk aan het nadenken te zetten. Drie participanten gaven aan dit heel overtuigend te vinden. Eén participant gaf aan dat deze vraag té vaak gesteld werd en het daarom dus niet meer overtuigend was. Uit de antwoorden van de participanten bleek dat ze vaak niet eens zo goed wisten waarom ze eigenlijk rookten (zoals verwoord door TEE7 en ITEE8, regels 1006 1019): ITEE7: Ja, ik had, dat vroeg mijn moeder aan mij, waarom rook je eigenlijk? Vind je het echt lekker en dit en dat? En eerst had ik zoiets van ja, dat is eigenlijk best wel een goede vraag. Dus het is wel, ik had zoiets van, je gaat er wel over nadenken waarom je rookt. Alleen dan heb je weer zoiets van dan moet ik weer stoppen, maar dat zie ik eigenlijk ook weer niet zitten. 40

ITER: Ja ITEE7: Dat is heel erg tegenstrijdig, want ik snap ook wel dat het niet goed voor je is, maar ja, ik heb ook zoiets van ja, niet echt een hele goede mening over. ITER: Maar weet je wel, dat vind ik wel interessant, weet je wel waarom je rookt? Of is dat ook een beetje bij jezelf ITEE8: Ik denk vooral sociaal. ITEE7: Ja Hieruit bleek ook dat roken vooral gezien werd als iets sociaals, dat samen met vrienden gedaan wordt. Roken hoort echt bij bepaalde momenten, zoals uitgaan of op het terras zitten. Het feit dat anderen in de naaste omgeving roken lijkt een grotere rol te spelen in het zelf gaan roken, dan het al dan niet lekker vinden van de smaak van een sigaret (ITEE3, regel 306 315): ITER: Oké. Interessant, voor dat hele stukje? Wat was daar interessant aan? [Over de vraag waarom rook je eigenlijk? ] ITEE3: Ja. Ja gewoon, dat ze echt op je ingaan van, vind je het nou lekker, en waarvoor doe je het? Doe je het voor jezelf, of doe je het voor anderen? En dan denk je er toch over na van vind ik het eigenlijk wel lekker? En dan denk je erover na van nee, ik vind het eigenlijk helemaal niet lekker, maar je doet het ook gewoon omdat al je vrienden roken, dus dan rook je zelf ook. ITER: Oké, dus ondanks dat het jou doet realiseren dat je het niet lekker vindt, blijf je wel doorgaan? ITEE3: Ja, omdat eigenlijk al je vrienden het doen, dus dan denk je van ik ga ook niet stoppen. Want net zoals als je dan uitgaat ofzo, of je bent bij mensen, buiten, dan denk je van het is saai, dus dan blijf je maar de hele tijd door roken en door roken terwijl je eigenlijk zelf gewoon door hebt van ja, ik moet nu eigenlijk stoppen, maar dan stop je niet en heb je zo een heel pakje op gerookt. Wanneer de participanten op deze momenten niet meer zouden kunnen roken, zou dit effect hebben op hoe het moment ervaren wordt. ITEE6 (regel 800 808) gaf aan dat wanneer ze niet kan roken tijdens het uitgaan, feestjes, of wanneer ze buiten zit, deze momenten minder leuk worden: 41

ITER: Ja, oké. Even kijken, hier heb je een plusje met een mee eens. Bij bepaalde momenten hoort dan gewoon een sigaret. Wat voor momenten zijn dat voor jou? ITEE6: Ja, uitgaan, feestjes, buiten zitten, dat soort dingen. ITER: Oké. En zou dat dan minder leuk zijn als je niet zou kunnen roken? ITEE6: Ja, dat denk ik eerlijk gezegd wel. De meeste mensen roken ook gewoon voor de gezelligheid, niet omdat ze verslaafd zijn, maar voor de gezelligheid. Dat is gewoon zo. De grote rol die de omgeving speelt blijkt ook uit onderstaande passage, waarin ITEE4 (regel 507 510) aangeeft dat ze niet zou hebben gerookt als haar vriendinnen dit ook niet hadden gedaan: ITER: En stel, want je zei dat al jouw vriendinnen die roken. Stel, ze zouden allemaal niet roken? ITEE4: Dan zou ik ook niet hebben gerookt. ITER: Dus dat je rookt, dat komt door je vriendengroep? ITEE4: Ja Het gedrag van de ouders speelt daarnaast wellicht nog wel een grotere rol. Ouders hebben een voorbeeldrol voor hun kinderen. Zij spiegelen zich dan ook aan wat ze bij de ouders zien. De kans is veel groter dat een jongere gaat roken wanneer de ouders of broers/zussen dit ook doen (Vink, 2016). Wanneer de ouders niet roken zet dit een heel ander voorbeeld dan wanneer de ouders wel roken (ITEE6, regel 767 772): ITER: En wat zou het met jou doen als jouw omgeving niet zou roken en jij wel? ITEE6: Ja, maar dat ligt eraan. Als jij in een familie opgroeit die niet rookt dan is dat natuurlijk anders. Ik denk dat je dan ook automatisch niet rookt, lijkt me. ITER: Als jouw ouders niet zouden roken? Of jouw omgeving? Je vrienden, bedoel ik dan. ITEE: Nee, ik denk dat het deels ook vanuit de ouders komt. Denk ik. Aangezien ik toch daardoor ben begonnen met roken. Mama rookt ook, ik ga het ook doen. Tevens werd aangegeven dat wanneer de ouders roken, zij het rookgedrag van het kind minder snel afkeuren dan dat niet-rokende ouders dit doen. Wanneer kinderen hun ouders 42

zien roken en er dus een afkeuring van roken ontbrak, verlaagde dit voor de participanten de drempel om zelf te gaan roken (ITEE7 en ITEE8, regel 1260 1272): ITEE8: Maar het scheelt natuurlijk, ik heb ook een vriendin gehad, en heel die familie was anti roken. En ons mam, toen ik begon met roken, die heeft mij geleerd shag te draaien bijvoorbeeld, die vond dat heel leuk om te zien. Die was zelf ook rond die leeftijd begonnen. En die had helemaal niet zoiets van dat is slecht voor je, dus ik denk ook wel dat het een stukje is dat je thuis meekrijgt. Hoe ze er daar mee omgaan. ITEE7: Mijn moeder rookte zelf eerst ook. ITEE8: Ja, jij zal ook wel flink wat gezeik hebben gekregen dat je rookt. ITEE7: Ja, dat wel. ITER: Heeft dat voor jou de drempel verlaagd? Dat jouw moeder heeft gerookt, om dan ook zelf te beginnen? ITEE7: Ja, een beetje wel. Maar mijn broer rookte ook, mijn vader dan weer niet. Maar je ziet je moeder constant roken, en je ziet je broer roken. En dan zie je dat je broer het stiekem doet, en dan denk je oh, dat kan ik ook stiekem doen. De sociale omgeving en opvoeding speelde dus een grote rol in de overweging om wel of niet te gaan roken voor de participanten. 4.3.3. Argumentatie op basis van tekens Uit het corpus bleek dat argumentatie op basis van tekens ook erg veel werd ingezet. In de brochure zijn twee argumenten op basis van tekens gebruikt, die beide het standpunt Roken is erg verslavend verdedigden: (1) na één sigaret kan je al verslaafd zijn en (2) je bent verslaafd als je je minder goed voelt als je niet regelmatig een sigaret opsteekt. Het standpunt werd hier ook weer geaccepteerd voordat men de argumentatie hierbij las. De argumentaties werden niet door alle participanten geaccepteerd, zoals ITEE6 verwoordt (ITEE6, regel 780 785): ITER: Ja, oké. Hier zeg je niet eens : na een sigaret kan je al verslaafd zijn. Waarom ben je het daar niet mee eens? ITEE6: Omdat dat gewoon niet waar is. Ik geloof dat niet. Na één sigaret. ITER: Oké, dat is dan wat je bij jezelf hebt gemerkt, of wat je bij anderen merkt? ITEE6: Nou, sowieso als je je eerste sigaret pakt, dan krijg je het gewoon super 43

benauwd en moet je hoesten. Dan denk je niet oh, jippie, ik wil nog een keer. Dus dat kan ik me eigen niet indenken. Het tweede argument werd geaccepteerd, aangezien dit terug te koppelen was naar wat men zelf ervaarde wanneer ze al een tijdje niet meer gerookt hadden (ITEE3, regel 298 305; ITEE5, regel 607 610): ITEE3: Ja, omdat ze daar wel, ze hebben er wel gelijk in. En het is ook wel overtuigend, want ik merk wel als je daarna, even een tijdje niet meer rookt, dat je wel heel onrustig wordt. En dat komt wel echt door de hoeveelheid nicotine, omdat je de hele tijd wil blijven roken en blijven roken. En dan eh, ja, het is gewoon heel overtuigend. ( ) ITER: Dus deels het is iets nieuws aan kennis voor jou, en deels je herkend het in je eigen gedrag? ITEE3: Ja ITEE5: Ja, sigaretten zijn gewoon heel verslavend, dat weet ik zelf ook. Want als ik een dag niet rook ben ik echt heel chagrijnig. Dus, ja, daarom was ik het daar wel mee eens. ITER: Dat is dus omdat je het kan terugkoppelen naar je eigen gedrag? ITEE5: Ja 4.3.4. Argumentatie op basis van analogie Het standpunt Roken is erg verslavend werd ondersteund door het argument Wist je dat nicotine in een sigaret even verslavend werkt als cocaïne en heroïne?. Dit argument bleek voor een groot deel van de participanten nieuw, die hiervan toch lichtelijk geschrokken bleken. Dit argument bleek echter bij ITEE7 en ITEE8 een grote weerstand op te roepen, aangezien ze het niet eerlijk vonden dat nicotine als softdrugs zo negatief in beeld wordt gezet net zoals harddrugs als cocaïne en heroïne, welke veel negatievere gevolgen kunnen hebben (ITEE7 en ITEE8, regel 1240 1249): ITEE7: Net zo verslavend, dat is niet waar, want ik kan echt wel een dag zonder te roken. ITER: Ja ITEE8: Ik denk dat, ik heb vrienden die verslaafd zijn geweest aan cocaïne enzo, dat is niet leuk. Dat is, dat zijn mensen die letterlijk alles ervoor zouden doen om dat in hun 44

handen te krijgen. Ik denk niet dat ik iemand dat heb zien doen voor een sigaretje. ITEE7: Ik zou echt niet hetzelfde doen voor een sigaretje. ITEE8: En dit is wel zoiets waardoor je hen in een heel slecht daglicht zet vind ik, naar de rokers toe. Dat je zie wel heel veel, nu, dat softdrugs wordt vergeleken met harddrugs. En ik vind dat nicotine onder softdrugs valt. En volgens mij valt het daaronder. Dus dat vind ik een heel slecht argument. Maar de rest ben ik het eigenlijk allemaal wel mee eens. 4.3.5. Argumentatie op basis van verklaring Het standpunt Roken is niet meer van deze tijd en het bijbehorende argument op basis van verklaring Steeds meer jongeren stoppen dan ook met roken bleken ook gemengde reacties op te roepen. Deze reactie was gebaseerd op of men dit herkende in de eigen sociale kringen. Onder andere ITEE7 en ITEE8 zagen in hun omgeving wel steeds meer mensen stoppen met roken of mensen die nooit gerookt hebben. Ondanks dat ze het wel herkenden in hun omgeving, werd het standpunt wel als cliché bevonden (zie ITEE7 en ITEE8, regel 1154 1161). Desondanks werd het wel geaccepteerd, met name omdat ze dit wel zo ervaarden in hun eigen omgeving. ITEE6 was het juist helemaal niet eens met het argument, omdat ze in haar omgeving juist meer jongeren zag beginnen met roken (ITEE6, 823 831): ITER: ( ) Steeds meer jongeren stoppen met roken, daar heb jij een niet geloofwaardig. Waarom is dit niet geloofwaardig voor jou? ITEE6: Omdat juist steeds meer jongeren gaan roken. ITER: In jouw omgeving? ITEE6: Nee, dat zie je gewoon overal dat het gewoon steeds erger wordt. Op feestjes zie je kinderen van 14 ofzo aan het roken en dan denk ik van ja, als dat dan al begint. Ja, oké, ik was ook 15, maar ik weet niet, dat is toch anders. ITER: Oké, dus je merkt gewoon, als jij om je heen kijkt, dat je juist het tegenovergestelde ziet? ITEE6: Ja Het lijkt alsof hier de leeftijd een rol speelde: de oudere respondenten (19-20 jaar) accepteerden dit standpunt omdat ze het herkenden in hun omgeving, de jongere respondenten (17-18 jaar) herkenden dit niet in de eigen omgeving en accepteerden het argument dan dus ook niet. 45

4.3.6. Argumentatie op basis van correlatie De argumenten (1) Wist je dat je door roken een grotere kans hebt op ziektes zoals kanker, en (2) dat 1 op de 2 rokers overlijdt aan de gevolgen van het roken? werden aan de ene kant overtuigend gevonden, maar aan de andere kant riepen deze argumenten ook weerstand op en werden ze verworpen door een aantal participanten. Dit gebeurde op twee manieren. Participanten waren zich ervan bewust dat roken de kans vergroot op het krijgen van allerlei ziektes, maar vonden dit desondanks niet overtuigend genoeg, aangezien niet-rokers ook deze ziektes kunnen krijgen en roken niet de enige oorzaak van kanker hoeft te zijn (ITEE4, regel 462 465): ITEE4: Ja, je weet dat roken kanker veroorzaakt. Maar, je kunt ook veertig zijn en altijd goed hebben geleefd en ook nog steeds overlijden. Dus ik vind, ja, als ik rook heb ik wel, dan is het mijn eigen schuld, maar als ik nou goed zou leven kan ik ook gewoon over tien jaar kanker krijgen en het dan twee maanden later begeven. Het tweede argument werd ook niet direct geaccepteerd. Een aantal participanten gaven aan een stukje bewijsvoering hierin te missen, anderen vonden het juist een erg overdreven getal (ITEE7, regel 897; ITEE6, regel 809 816): ITER: Oké. Hier heb je helemaal niks opgeschreven. Dus die statistieken, een op de twee rokers overlijdt aan de gevolgen van roken, dat doet niks met je? ITEE6: Ja maar is dat wel waar? ITER: Je vraagt je af of dat waar is? ITEE6: Ja. ITER: En waarom denk je dat het niet waar is? Waarom twijfel je hieraan? ITEE6: Er zijn zoveel ziektes in de wereld, dan kan niet alleen roken veroorzaken. Dat is zoveel, dat kan ik me niet indenken. 4.3.7. Argumentatie op basis van autoriteit en op basis van voorbeelden De laatste alinea in de brochure was het exemplar van Kim. Het gehele exemplar was te karakteriseren als argumentatie op basis van autoriteit, aangezien Kim als ervaringsdeskundige weet hoe het is om te stoppen. Dit kwam bij sommige participanten ook daadwerkelijk zo over, en zij vonden dit stukje dan ook erg geloofwaardig en konden dit ook terugkoppelen naar hun eigen ervaringen (ITEE7, regel 1067 1074): 46

ITER: Ja, oké. Ik snap het. Dan even over dit stukje. Want dat is dus een verhaal over een meisje dat dus ook gestopt is. Even over het hele stukje, wat vond je daarvan? ITEE7: Daar was ik het mee eens. ITER: Was dat herkenbaar voor jou? Kon je je identificeren met haar? ITEE7: Ja, een beetje. Want het is, ik ken ook wel een meisje en die rookt niet. En zij had een vriend en die rookt wel, en zij had zoiets van dat is echt gewoon vies, weet je wel. Dus toen had hij zoiets van, ja hoe is dat dan, dus had zij, gewoon zoiets van oké, dan rook ik wel een paar hijsjes van een sigaretje, en dan kan je meemaken hoe vies dat is. En toen zei hij zelf ook wel van oké, ja dat is wel echt niet lekker. Dus, daarom had ik wel zoiets van ik ben het er eigenlijk wel, ja, het is wel. Andere participanten gaven aan dit niet overtuigend te vinden. Zij vonden dat iedereen anders is en dus ook hele verschillende ervaringen met stoppen met roken kunnen hebben. Ook zou de situatie wellicht heel anders kunnen zijn bij hen (ITEE1, regel 140-146): ITEE1: Ik vond het niet overtuigend. Ik denk toch dat dat voor iedereen heel verschillend is. ITER: En een verhaal van iemand anders, dan zeg jij maar dat kan een heel andere situatie zijn geweest? ITEE1: Ja. Plus ik denk dat als je het zelf meemaakt dat het dan anders is. Ik kan bijvoorbeeld ook zeggen van nou ik heb een tatoeage laten zetten en het doet geen pijn, en jij gaat dadelijk een tatoeage laten zetten en jij zegt oh, dit deed echt pijn. Dat is toch voor iedereen heel anders, iedereen ervaart het anders. Je moet het toch zelf meemaken. Ook konden sommige participanten zich niet met haar identificeren, omdat al hun vriendinnen ook roken en ze dus geen last hebben van de afkeuring waar Kim over praat in het exemplar. Daarnaast stond er niet bij vermeld hoeveel sigaretten Kim rookte voordat ze stopte, waardoor een aantal participanten zich ook al niet meer identificeerde met haar. Wel waren de meeste participanten het er mee eens dat roken vies voor anderen kan zijn, dus dit werd dan wel weer als overtuigend gevonden. Bij het standpunt Ook bij het sporten merkte ik meteen het voordeel van niet roken en het argument ik was niet meer kortademig en kreeg minder snel hoofdpijn werd door één 47

respondent een plusje gezet. Ook hier was het weer belangrijk dat de participanten het argument bij zichzelf herkenden, zoals ITEE3 (regel 333 334) aangeeft: ITEE3: Ja, ik vind wel eh, ja ik weet het niet. Ja, het is wat zij ervan vindt. Ik vind het eigenlijk niet echt interessant ofzo. Kijk ik vind het heel leuk voor haar dat ze gestopt is en dat ze het nou beter heeft enzo. Maar ik vind gewoon wat ze daar zegt, niet echt eh, niet eens. Net zoals, dan zegt ze wel van, voor mijn vriendinnen snap ik wel dat het nou fijner is want het stonk enzo, en dan denk ik van ja, dat vind ik wel belangrijk. Maar de rest van ik ga lekkerder in mijn vel zitten en, even kijken, wat nog meer ja, ik was niet meer kortademig met sporten, ja dat vind ik dan wel belangrijk, dat heb ik ook. Maar keken me vies aan toen ik een sigaret pakte, dat haar vrienden haar vies aankijken daar heb ik allemaal geen last van. Ja, weet je het is van, je bent er zelf bij, dus je kiest er zelf ook voor. Dus dan vind ik dat niet belangrijk. 4.3.8. Meest overtuigende argumenten Uit de interviews bleek dat er geen argument was dat alle participanten het meest overtuigend vonden. Twee participanten vonden de vraag Vraag jezelf eens af waarom je eigenlijk rookt het meest overtuigend, omdat dit hen het meest aan het denken zetten over waarom ze roken en of ze het eigenlijk wel lekker vonden (ITEE7 en ITEE8, regel 1185 1190): ITER: Ja het is misschien veel, het zijn vaak wel dezelfde argumenten die gebruikt worden. Oké. Wat vonden jullie het meest overtuigende argument uit deze tekst? ITEE7: Eigenlijk van vraag jezelf eens af waarom je eigenlijk rookt, dat is wel echt van waarom rook ik nu eigenlijk? ITEE8: Ja, tuurlijk. Dat is het beste om iemand een spiegel voor te houden, zeker met een verslaving, vind ik dat zeker wel het beste stukje. ( ) Een ander argument dat door twee participanten als het meest overtuigend werd gevonden was het argument Wist je dat rokers een grotere kans hebben op ziektes zoals kanker, en dat 1 op de twee rokers overlijdt aan de gevolgen van roken?. Andere argumenten die het meest overtuigend werden gevonden door de participanten waren: Je kleding, haren en adem ruiken een stuk frisser, Nicotine in een sigaret is even verslavend als cocaïne en heroïne en Roken is ongezond. Deze argumenten werden echter maar ieder door één respondent als meest overtuigend aangewezen. 48

Daarnaast gaven twee participanten aan dat ze waarschijnlijk pas zullen stoppen met roken wanneer ze zwanger zijn, een argument die niet in de brochure vermeld stond. Hieruit blijkt dat de participanten wel hebben nagedacht over de gevolgen die het roken voor hen en hun toekomstige kinderen kan hebben. Er werd echter niet eenduidig een argument aangewezen die alle participanten als het meest overtuigend ervaarden. 3.4.9. Minst overtuigende argumenten Daarnaast bleek ook dat er niet één argument was dat als het minst overtuigend werd ervaren. Twee participanten vonden het argument Roken zorgt ervoor dat jij je minder goed kan concentreren het minst overtuigend. Een ander argument dat door twee participanten als het minst overtuigend werd ervaren, was het argument Steeds meer jongeren stoppen dan ook met roken. Hierbij kwam ook weer terug dat men dit moest ervaren voordat dit argument geaccepteerd werd. Men ervaarde zelf geen verminderde concentratie en zag in zijn/haar omgeving ook niet terug dat steeds meer jongeren stopten met roken. Andere argumenten die als het minst overtuigend werden bevonden, waren Nicotine in een sigaret werkt even verslavend als cocaïne en heroïne, Wist je dat rokers een grotere kans hebben op ziektes zoals kanker, en dat één op de twee rokers overlijdt aan de gevolgen van roken?, Je wordt een stuk fitter en bent dus minder snel moe tijdens het sporten en de kans wordt kleiner dat je vrienden of vriendinnen ziek worden van jouw sigarettenrook. Opvallend hierbij is dat de argumenten Wist je dat rokers een grotere kans hebben op ziektes zoals kanker, en dat 1 op de twee rokers overlijdt aan de gevolgen van roken? en Nicotine in een sigaret werkt even verslavend als cocaïne en heroïne als meest overtuigend én minst overtuigend werden aangewezen. Het eerste argument, over de grotere kans op ziektes, werd als meest overtuigend gevonden door een respondent omdat ze wist dat het gewoon zo was, maar juist als minst overtuigend door een andere respondent omdat dit argument té vaak gebruikt werd om aan te zetten om te stoppen met roken. Het tweede argument, de vergelijking met cocaïne en heroïne, werd als meest overtuigend gevonden door een respondent omdat cocaïne en heroïne een serieuzere reputatie hebben dan roken, en de respondent zich niet had gerealiseerd dat nicotine dus net zo verslavend was. Aan de andere kant vond de respondent die dit als minst overtuigend aangaf dat dit niet met elkaar te vergelijken was, omdat nicotine onder softdrugs valt en cocaïne en heroïne harddrugs zijn. 49

Deze participant vond dit argument misleidend, waardoor deze weerstand opriep (in overeenstemming met Petty & Cacioppo, 1984). 4.3.10. Aanvullende resultaten Een aantal participanten gaven aan wat ze wel overtuigend zouden vinden in een brochure over stoppen met roken. Pragmatische argumentatie zou bijvoorbeeld overtuigender zijn wanneer hier echt feiten als bewijsvoering bij zouden staan, bijvoorbeeld in de vorm van procenten: ITEE1, regel 131: Ik denk dat ze in de tekst meer feiten hadden mogen stoppen, veel meer zelfs. Bijvoorbeeld je bent een stuk fitter en wordt dus minder moe tijdens het sporten, laat dat zien met procenten en dat soort dingen. Dat is al veel overtuigender dan dat je een zinnetje neerzet en gewoon moet geloven wat daar staat. Het toevoegen van feiten in de vorm van percentages of bronnen bij een argument zou dan wellicht een stukje weerstand kunnen verminderen. ITEE2 (regel 2015) geeft bijvoorbeeld aan iets niet te geloven omdat hier geen verdere toelichting of bewijsvoering voor is gegeven: ITEE2: Ik denk dat roken, dat je je minder goed kunt concentreren, ja, waar maken ze dat van op, snap je? Waar halen ze dat uit? Hieruit blijkt ook een zekere mate van perifere verwerking. Ondanks dat de participant gevraagd was de tekst zorgvuldig door te nemen en de argumenten goed af te wegen, geeft de participant aan het argument niet overtuigend te vinden omdat er een vuistregel, een deskundigheid, mist (Petty & Cacioppo, 1984). Wellicht ontstond dit uit het ontbreken van een interne motivatie om de argumenten zorgvuldig af te wegen. Een andere verbeterpunt voor voorlichting over stoppen met roken kwam voort uit het gesprek met ITEE7 en ITEE8. Zij gaven aan dat voorlichting over stoppen met roken veel meer zou raken wanneer deze persoonlijker was, in plaats van de algemene, té vaak genoemde argumenten die er vaak nu instaan: ITEE8: ( ) Ja, ik denk dat mensen waarvan je wilt dat ze stoppen, dat je het heel persoonlijk moet maken. Wil je ze echt laten stoppen. En met dit soort globale feiten, dat een op de twee doodgaan, dat het niet meer van deze tijd is, dat je fitter bent. Mensen denken daar niet over na. Stel je begint over iemands zusje, en die komt de kamer binnengelopen terwijl je zit te roken, en de heeft de volgende, twee maanden later wordt er longkanker geconstateerd, dan schrikken mensen, dan heb je mensen- 50

ITEE7: Dichtbij ITEE8: Dichtbij, en dan gaan ze er ook over nadenken. ITER: Dus dit is te abstract eigenlijk? ITEE7: Te algemeen ITEE8: Ja, dit is het spotje dat je op tv ziet. ITEE7: Eigenlijk wel. Zo van Stop nu, een op de twee gaat dood. dat is echt, ja, alsof je het plaatje op de sigarettenverpakking leest. ITER: Dat raakt niet? ITEE8: Nee, dit voelt eerder als, net zoals de plaatjes op de sigarettenverpakkingen, van treiterij. Ik denk dat mensen dat meer zo oppakken, die al roken. Ik denk dat die preventief heel goed werkt, maar ik denk dat mensen die al roken, dat die zoiets hebben van, nou dan ga ik er nog maar een roken. Voorlichting over stoppen met roken zou dus persoonlijker moeten zijn, meer laten zien wat het met jezelf én met je omgeving doet en daarnaast meer bewijsvoering in de vorm van percentages en bronnen moeten toevoegen. 51

5. Conclusie en discussie 5.1. Conclusie Met deze masterscriptie is er geprobeerd een antwoord te vinden op de vraag: Op welke manier reageren rokers op de argumenten die zij onderscheiden in voorlichtingsboodschappen over roken (brochures)?. De belangrijkste bevinding van dit onderzoek is dat wanneer rokers tussen de 16 en 20 jaar een argument niet herkennen in hun eigen gedrag of ervaring, het argument meteen verworpen wordt. Voorlichting over stoppen met roken zou dan ook in het meest ideale geval argumenten moeten gebruiken die voor iedereen herkenbaar zijn. Te vaak gebruikte argumenten, zoals rokers hebben een grotere kans op ziektes, roepen echter ook direct weerstand op. Deze weerstand kan overwonnen worden door de voorlichting persoonlijker te maken, en daarbij minder algemene argumentaties te gebruiken. Daarnaast blijkt dat de sociale omgeving een grote rol speelt in of de jongere begint met óf blijft roken. Rokende ouders en vrienden verlagen de drempel om zelf ook te gaan roken, en verhogen tegelijkertijd de drempel om te stoppen. Wanneer de sociale omgeving ook rookt wordt het als gezelliger ervaren om mee te roken. Argumenten die inspelen op de sociale omgeving zouden dan wellicht meer effect kunnen hebben dan argumenten die inspelen op de persoon. Voorlichting over (stoppen met) roken zou zich dan moeten richten op de sociale omgeving van een roker, om de sociale druk om te stoppen met roken te vergroten. Daarnaast was het opvallend dat sommige standpunten al geaccepteerd werden voordat hierbij het bijbehorende argument was gegeven. Sommige standpunten hadden dus geen argumenten nodig om ervoor te zorgen dat de overtuiging overgenomen of geaccepteerd werd. Tot slot, een andere belangrijke bevinding van dit onderzoek is dat het geven van voor- en nadelen niet als meest overtuigende manier wordt ervaren om rokers te overtuigen te stoppen met roken. In voorlichting over stoppen met roken komt deze vorm van argumenteren echter wel het vaakst voor. In de discussie wordt dit verder toegelicht. 5.2. Discussie Voorlichting over stoppen met roken heeft als doel de ontvanger te overtuigen te stoppen met roken. De argumenten die gegeven worden in deze voorlichting moeten er dan ook voor zorgen dat de ontvangers bepaalde overtuigingen overnemen en handelen in overeenstemming met deze overtuigingen (Ketcham, zoals geciteerd in O Keefe, 2011). Uit het onderzoek is gebleken dat rokers wel de overtuiging hebben of overtuigd raken dat roken 52

ongezond is, maar vervolgens niet in overeenstemming (willen) handelen met deze overtuiging. Wanneer een roker nog niet klaar is om te stoppen met roken wordt voorlichting over stoppen met roken ook niet opgenomen en is men dus niet gemotiveerd om argumenten hierover af te wegen. Dit sluit aan bij de bewering van Schellens en De Jong (2000), dat bij de meeste mensen alleen een perifere verwerking van voorlichting tot stand komt. Er ontstaat hierbij dan ook geen stabiele attitudeverandering (Petty & Cacioppo, 1986) en men zal dan ook niet overtuigd zijn om te stoppen met roken. Volgens Schellens en De Jong (2000) wordt er in voorlichting het meest gebruik gemaakt van pragmatische argumentatie om te zorgen dat anderen de overtuigingen uit de voorlichting overnemen. Na pragmatische argumentatie zou volgens Schellens en De Jong (2000) argumentatie ter voorspelling het vaakst hiervoor worden ingezet. Uit dit onderzoek bleek dat, in overeenstemming met Schellens en De Jong (2000), pragmatische argumentatie het meest gebruikt werd in voorlichting over stoppen met roken. In totaal zijn er 81 pragmatische argumentaties gebruikt, waarvan de meerderheid argumentatie op basis van voordelen (66) was. Argumentatie op basis van tekens bleek uit dit onderzoek daarna de meest gebruikte vorm van argumentatie te zijn, gevolgd door argumentatie ter verklaring. Daarna kwam argumentatie ter voorspelling. Dit onderzoek komt dus overeen met de bevindingen van Schellens en De Jong (2000) op het punt dat pragmatische argumentatie de meest gebruikte vorm van argumentatie in gezondheidsvoorlichting is, maar komt niet overeen met de bevindingen over welke vorm van argumentatie daarna de meest gebruikte vorm is. Een ander verschil met het onderzoek van Schellens en De Jong (2000) is dat uit hun onderzoek bleek dat argumentatie op basis van analogie het minst voorkwam in gezondheidsvoorlichting, terwijl uit dit onderzoek bleek dat argumentatie op basis van analogie toch een aantal keer ingezet werd om standpunten te verdedigen. Argumentatie op basis van waarderingsregels en argumentatie van tijd naar causaliteit bleken echter helemaal niet voor te komen in het huidige onderzoek. In het corpus werd dus de bewering van Schellens en De Jong (2000), dat pragmatische argumentatie het vaakst wordt ingezet in voorlichting, bevestigd. Uit de interviews bleek echter dat deze vorm van argumentatie niet de meest overtuigende was. Op de vraag wat de participanten het meest overtuigend vonden aan de tekst kwam geen eenduidig antwoord. Elke respondent haalde iets anders uit de tekst dat ze het meest overtuigend vonden. Dit bleek 53

met name gebaseerd op de eigen ervaring met betrekking tot het roken. Wanneer het argument niet herkend werd in het eigen gedrag of ervaring werd het argument meteen verworpen. Wanneer men aangaf niet te ervaren dat bijvoorbeeld hun concentratie minder was geworden door het roken, werd dit argument dan ook als niet overtuigend gevonden. Als iets wel zo ervaren werd, zoals het minder fris ruiken, werd dit wel als overtuigend gevonden. De participanten compenseerden echter de sigarettengeur ook weer door middel van het opspuiten van een geurtje of door het wassen van de handen. Hierdoor werd het argument dus niet meer belangrijk genoeg gevonden om het gewenste gedrag, stoppen met roken, uit te voeren. Dit sluit aan bij de bewering van Hoeken en Van Vugt (2014) en Klaczynski, Gordon en Fauth (1997) dat argumenten waar men het niet mee eens is, kritisch(er) worden geëvalueerd. Men kwam namelijk direct met een tegenargument waarom het argument toch niet voldoende reden was om te stoppen met roken, ondanks dat ze het er wel mee eens waren. Het argument werd centraal verwerkt, maar door de kritische evaluatie en het geven van een tegenargument kwam de boodschap niet meer als noodzakelijk over, waardoor de boodschap niet meer geaccepteerd werd (Hoeken, 1998). Wanneer een argument echter wel herkend werd in het eigen gedrag of ervaring werd het wel overtuigend gevonden. Dit sluit aan bij Hoeken (1998), dat acceptatie van de boodschap alleen optreedt als de gebruikte argumenten in de boodschap overtuigend en als noodzakelijk overkomen (Hoeken, 1998). Petty en Cacioppo (1984) beweren dat wanneer de argumenten in een boodschap als zwak en misleidend worden waargenomen, de boodschap weerstand op zal roepen en dus niet meer geaccepteerd zal worden. De argumenten waarin men zichzelf niet kon herkennen of die anders ervaren werden, bleken ook als niet kloppend bestempeld te worden en riepen dus weerstand op bij de participanten. Een voorbeeld hiervan is te vinden in de reactie van ITEE7 en ITEE8 op het argument Nicotine in een sigaret is even verslavend als cocaïne en heroïne (regel 1240 1249): ITEE7: Net zo verslavend, dat is niet waar, want ik kan echt wel een dag zonder te roken. ITER: Ja ITEE8: Ik denk dat, ik heb vrienden die verslaafd zijn geweest aan cocaïne enzo, dat is niet leuk. Dat is, dat zijn mensen die letterlijk alles ervoor zouden doen om dat in hun handen te krijgen. Ik denk niet dat ik iemand dat heb zien doen voor een sigaretje. 54

ITEE7: Ik zou echt niet hetzelfde doen voor een sigaretje. ITEE8: En dit is wel zoiets waardoor je hen in een heel slecht daglicht zet vind ik, naar de rokers toe. Dat je zie wel heel veel, nu, dat softdrugs wordt vergeleken met harddrugs. En ik vind dat nicotine onder softdrugs valt. En volgens mij valt het daaronder. Dus dat vind ik een heel slecht argument. Maar de rest ben ik het eigenlijk allemaal wel mee eens. ITEE8 geeft hier aan dit argument misleidend te vinden. Zijn reactie komt dan ook overeen met de bewering van Petty en Cacioppo (1984), dat wanneer een boodschap als misleidend wordt waargenomen, deze niet wordt geaccepteerd. Een aantal anderen participanten gaven ook aan het niet eens te zijn met sommige argumenten en vervolgens het argument dan ook niet te accepteren. De participanten gaven daarnaast aan het wel eens te zijn met het standpunt Roken is ongezond uit de brochure, maar toch bleek dit niet overtuigend genoeg om te stoppen met roken. Het onderzoek van Jansen et al. (2005) liet een soortgelijke paradox zien: waarschuwingen op sigarettenverpakkingen leiden tot een versterkt idee dat roken ongezond en gevaarlijk is, maar aan de andere kant leiden deze waarschuwingen ertoe dat men zich hier bewust defensiever tegen gedraagt. Dit bleek ook uit het interview met ITEE8 (regel 1217): ITEE8: Ik ben gewoon begonnen met ze te verzamelen, omdat ik het eigenlijk wel grappig vind. Ook ITEE6 gaf aan hier bewust defensief op te reageren (regel 737-738): ITER: Met name de verpakkingen. En wat doet dat dan met je als je zoiets ziet op de verpakking? ITEE6: Hopen dat ik het niet krijg, maar dat zal denk ik wel niet. Hoop ik. Uit de reactie van ITEE6 blijkt ook een zekere mate van cognitieve dissonantie. Aan de ene kant weet de respondent dat roken ongezond is en dat het kan leiden tot negatieve gevolgen, maar aan de andere kant behoudt de respondent het gedrag dat hiertoe leidt. Het gedrag en de attitude komen dus niet met elkaar overeen, wat leidt tot cognitieve dissonantie (Festinger, zoals geciteerd in Koelen & Martijn, 1994). Cognitieve dissonantie zou een motivatie kunnen zijn voor gedragsverandering. De cognitieve dissonantie leidt hier echter niet tot een 55

verandering in gedrag; de respondent behoudt het gedrag dat tegen de attitude ingaat. In het interview met ITEE6 kwam nog een attitude naar boven die dit zou kunnen verklaren: ITER: Nee, oké. Maar je ervaart dus geen drang om te roken. Wat is dan wel voor jou de reden om dan toch maar weer een sigaret op te steken? ITEE6: Omdat ik het gewoon lekker vind, ja. Deze attitude, roken is lekker, zal waarschijnlijk door de respondent belangrijker gevonden worden dan de attitude roken is ongezond, waardoor de cognitieve dissonantie verminderd wordt en het gedrag dus behouden blijft. Aangezien alle participanten aangaven te weten dat roken ongezond is en gevaarlijk kan zijn voor het eigen lichaam én voor de omgeving, maar toch blijven roken, lijkt de cognitieve dissonantie die als gevolg hiervan optreedt op deze manier verminderd te worden. Een andere mogelijke verklaring is dat participanten zich de ernst van het roken wel realiseren, maar zichzelf niet in staat achten de voorgestelde oplossing, stoppen met roken, uit te voeren. Volgens Witte (1998) en Hoeken, Hornikx en Hustinx (2012) wordt dan de dreiging afgezwakt door middel van fear control en wordt de boodschap verworpen. Dit is goed te zien in het antwoord van ITEE6 (regel 738): Hopen dat ik het niet krijg, maar dat zal denk ik wel niet. Hoop ik. Ook ITEE1 (regel 91) en ITEE4 (regel 462-470) laten een zekere mate van fear control zien: ITEE1: Kijk, inderdaad, je ziet wel dat heel veel mensen overlijden aan kanker, maar ik vind ook, tegenwoordig krijg je het overal van. Je krijgt het van teveel zonnen, van knakworstjes, van dit, van dat, van zus, van zo. Dus ik vind dat argument een beetje, ja, het zou bijvoorbeeld ook kunnen gebeuren als ik nu te lang buiten in de zon lig. ITEE4: Ja, je weet dat roken kanker veroorzaakt. Maar, je kunt ook veertig zijn en altijd goed hebben geleefd en ook nog steeds overlijden. Dus ik vind, ja, als ik rook heb ik wel, dan is het mijn eigen schuld, maar als ik nou goed zou leven kan ik ook gewoon over tien jaar kanker krijgen en het dan twee maanden later begeven. ( ) ITEE4: Je kunt het ook zomaar uit het niks krijgen. 56

Deze reactie, dat er meerdere aspecten zijn in het leven waarvan je ziek kan worden, werd door meerdere participanten toegepast om het argument Wist je dat rokers een grotere kans hebben op ziektes zoals kanker, en dat 1 op de 2 rokers overlijdt aan de gevolgen van roken? te weerleggen en de dreiging te relativeren. De meeste voorlichtingscampagnes over stoppen met roken lijken zich tegenwoordig op de sociale omgeving te richten, zoals de campagne Help zwangere vrouwen te stoppen met roken van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) (NOS, 2016), die zich richt op de omgeving van de zwangere vrouw. Wellicht realiseren voorlichters zich dat voorlichting gericht op het individu niet effectief blijkt te zijn. Dit sluit aan bij wat ITEE8 zegt over dat voorlichting meer persoonlijk moet, en minder algemene feiten moet overbrengen: ITEE8: ( ) Ja, ik denk dat mensen waarvan je wilt dat ze stoppen, dat je het heel persoonlijk moet maken. Wil je ze echt laten stoppen. En met dit soort globale feiten, dat een op de twee doodgaan, dat het niet meer van deze tijd is, dat je fitter bent. Mensen denken daar niet over na. Stel je begint over iemands zusje, en die komt de kamer binnengelopen terwijl je zit te roken, en de heeft de volgende, twee maanden later wordt er longkanker geconstateerd, dan schrikken mensen, dan heb je mensen- ITEE7: Dichtbij ITEE8: Dichtbij, en dan gaan ze er ook over nadenken. Dit sluit aan bij wat Tannenbaum et al. (2015) beweren. Volgens hen zouden fear appeals in voorlichtingsboodschappen effectiever zijn wanneer er een hoge kwetsbaarheid en ernst gecommuniceerd wordt, met daarbij een eenmalige actie die dit kan oplossen. ITEE8 noemt hier als hogere kwetsbaarheid iemand uit de omgeving van de roker, die ziek is geworden van de rook (de ernst). De eenmalige actie is dan om te stoppen met roken zodat anderen niet meer ziek kunnen worden van jouw sigarettenrook. Wellicht dat deze aanpak rokers meer raakt en overtuigd om te stoppen met roken. Deze masterscriptie draagt bij aan kennis over de verwerking van argumentatieve boodschappen in gezondheidsvoorlichting. Voorlichters kunnen deze inzichten gebruiken om voorlichting over stoppen met roken doeltreffender en effectiever te maken, zodat rokers overtuigd raken dat stoppen met roken beter is én ook het gewenste gedrag uitvoeren. De gebruikte formulering in de geconstrueerde brochure kan wellicht afwijken van andere 57

voorlichtingsmaterialen die ingezet worden om rokers te overtuigen te stoppen met roken, maar inhoudelijk komen de meeste argumenten op hetzelfde neer. Dit onderzoek biedt dan ook inzicht in welke contra-argumentaties gebruikt worden om zulke argumentaties te weerleggen. Beperkingen Dit onderzoek kent enkele beperkingen. Een eerste beperking van dit onderzoek is dat tijdens het analyseren van de voorlichtingsmaterialen uit het corpus, het verschil tussen redengeving en argumentatie ter verklaring soms lastig te onderscheiden was. Hier is wel extra aandacht aan gegeven, waardoor er een aantal classificaties op een later moment nog aangepast zijn in het corpus. Dit heeft geen verdere gevolgen gehad voor de rest van het onderzoek. Een tweede limitatie van dit onderzoek is dat in dit onderzoek is aangestuurd op de centrale verwerking, doordat de participanten werden gevraagd de tekst zorgvuldig door te lezen. De participanten hebben de argumenten uit de voorlichtingsbrochure dus aandachtig gelezen en zorgvuldig geëvalueerd wat ze daarvan vonden. Dit zal echter in de werkelijkheid minder het geval zijn. Het merendeel van de rokers komt niet of nauwelijks in aanraking met voorlichting over stoppen met roken. Wanneer rokers wel in aanraking komen met voorlichting over stoppen met roken, zoals bijvoorbeeld de waarschuwingen op de sigarettenverpakkingen, gaat dit langs hen heen en wordt er nauwelijks aandacht aan geschonken. Wanneer de rokers in het dagelijks leven een voorlichtingsboodschap over stoppen met roken tegenkomen, is de kans dus groter dat ze deze perifeer verwerken, en dus geen energie steken in de verwerking van argumenten. Daarnaast volgen de participanten in dit onderzoek allemaal een vmbo- of mbo-opleiding. Hierbij is het ook de vraag in hoeverre de participanten in staat waren om de argumenten zorgvuldig te verwerken en of ze wel alle argumenten goed konden herkennen. Om te zorgen dat dit zo goed mogelijk verliep, is er van te voren duidelijk uitgelegd wat er van de participanten verwacht werd en is dit nogmaals toegelicht wanneer de participant aangaf dat het nog niet duidelijk was of wanneer de interviewster twijfel opmerkte bij de participant. Ondanks dat dit niet het doel van dit onderzoek was, kan een andere limitatie van dit onderzoek zijn dat er geen generaliseerbare conclusies getrokken kunnen worden. Het bleek vrij lastig om genoeg rokers te vinden die in de doelgroep vielen, omdat ten eerste de 58

onderzoekster bijna geen rokers tussen de 16 en 20 jaar in haar netwerk had, en ten tweede omdat veel potentiële participanten in de examentijd zaten, en dus niet mee wilde werken aan het onderzoek vanwege de studie. Uiteindelijk hebben acht rokende jongeren meegedaan aan het onderzoek. Tijdens de interviews is er erg gelet op de manier waarop vragen werden gesteld door de onderzoekster. Hierbij is geprobeerd geen sturende vragen te stellen, maar juist open vragen, zodat de participanten niet een bepaalde richting op geduwd werden in hun antwoorden. Dankzij het natuurlijke verloop van de gesprekken is dit niet altijd helemaal gelukt. Aanbevelingen voor vervolgonderzoek Om de bevindingen van dit onderzoek te generaliseren is vervolgonderzoek onder een grotere groep participanten nodig. Ook kan vervolgonderzoek meer voorlichtingsbrochures onderzoeken. Daarnaast is het interessant om te onderzoeken of er verschil is in de verwerking van argumentatie over stoppen met roken tussen verschillende opleidings- én leeftijdsgroepen. Een opvallend resultaat was bijvoorbeeld dat de oudere participanten (19-20 jaar) uit het onderzoek wel degelijk een afname opmerkten in het aantal rokende jongeren in hun omgeving, maar de jongere participanten (17-18 jaar) konden zich hier totaal niet in vinden. Wellicht neemt het aantal rokende jongeren vanaf 19 jaar af, waardoor een argument dat gericht is op de sociale omgeving, zoals steeds meer jongeren stoppen met roken, wel geaccepteerd wordt. Een andere optie voor vervolgonderzoek is om te onderzoeken of de suggestie om voorlichting persoonlijker te maken de voorlichting ook effectiever maakt. Tot slot, volgens Schellens en De Jong (2004) moet er aan drie aspecten voldaan zijn voordat er een systematische verwerking van argumentatie kan optreden. Individuen moeten in staat zijn om: (1) te kunnen afleiden dat het om argumentatie gaat, (2) het argumenttype te onderscheiden en (3) evaluatiecriteria toe te passen die bij het argumenttype horen. In dit onderzoek is alleen rekening gehouden met de eerste eis (individuen moeten in staat zijn om te kunnen afleiden dat het om argumentatie gaat). Participanten werd gevraagd plusjes en minnetjes te zetten voor elk argument dat ze wel/niet overtuigend vonden. Deze methodiek vereist dan dus ook dat de argumenten afgeleid werden. Er is tijdens de interviews niet gevraagd naar wat voor type argument de respondent dacht dat het argument was en welke evaluatiecriteria zij hebben ingezet bij de verwerking hiervan. In het dagelijks leven wordt dit namelijk ook niet of nauwelijks toegepast, en bovendien wilde de onderzoekster achter de 59

eerste ingevingen van de participanten komen. Vervolgonderzoek kan onderzoeken of bij de verwerking van argumentaties in voorlichting over roken nog evaluatiecriteria worden ingezet en of de herkenning van bepaalde argumenttypen nog een rol speelt. 60

6. Referenties Centraal Bureau voor de Statistiek (2016). Leefstijl en (preventief) gezondheidsonderzoek; Persoonskenmerken. Gevonden 12-03-2017, via http://statline.cbs.nl/statweb/publication/?vw=t&dm=slnl&pa=83021ned&d1=0-14%2c16-19&d2=0-2%2c5-6%2c37-41&d3=0&d4=a&hd=160607-1310&hdr=g2%2cg3%2ct&stb=g1 Green, L.W., & Kreuter, M.W. (2005). Health program planning: An educational and ecological approach. New York: McGraw-Hill. Hoeken, H. (1998). Het ontwerp van overtuigende teksten. Wat onderzoek leert over de opzet van effectieve reclame en voorlichting. Bussum: Coutinho Hoeken, J.A.L., Hornikx, J.M.A., & Hustinx, L.G.M.M. (2012). Overtuigende teksten: onderzoek en ontwerp (2 e editie). Bussum, Nederland: Coutinho. Hoeken, J.A.L. & Vugt, M. van (2014). Het bevooroordeelde gebruik van argumentatieschemaspecifieke criteria. Hangt argumentkwaliteit af van het standpunt van de gebruiker? Tijdschrift voor taalbeheersing, 36 (1), pp. 87-105. Jansen, C., Berg, M., van de, Buurman, C., & Smits, M. (2005). Toevoegen van angstaanjagende foto s op tabaksverpakkingen: wat voor effecten zijn er te verwachten? Tijdschrift voor Communicatiewetenschap, 33 (4), pp. 303-316 Klaczynski, P., Gordon, D., & Fauth, J. (1997). Goal-oriented critical reasoning and individual differences in critical reasoning biases. Journal of Educational Psychology, 89, pp. 470-485. Koelen, M., & Martijn, C. (1994). Persuasieve voorlichting. In Röling, N.G., Kuiper, D., Janmaat, R. (Eds.), Basisboek Voorlichtingskunde. Amsterdam/Meppel: Boom. NOS (10-02-2017). Help zwangere roker met stoppen, NOS.nl. Gevonden 05-06-2017, via http://nos.nl/artikel/2157412-help-zwangere-roker-met-stoppen.html O Keefe, D.J. (2012). Conviction, Persuasion, and Argumentation: Untangling the Ends and Means of Influence. Argumentation, 26, pp. 19-32. Petty, R.E., & Cacioppo, J.T. (1984). The effects of involvement on responses to argument quantity and quality: central and peripheral routes to persuasion. Journal of personality and social psychology, 46, pp. 69-81. Petty, R.E., & Cacioppo, J.T. (1986). Communication and persuasion. Central and peripheral routes to attitude change. New York: Springer. 61

Rijksoverheid (z.j. a). Waar moet ik op letten bij de nieuwe regels voor tabak- en rookwaren? Gevonden 24-01-207, via https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/roken/vraagen-antwoord/waar-moet-ik-op-letten-bij-de-nieuwe-regels-voor-tabak--enrookwaren Rijksoverheid (z.j. b) Jongeren ontmoedigen om te beginnnen met roken. Gevonden 31-05- 2017, via https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/roken/inhoud/jongerenontmoedigen-om-te-beginnen-met-roken Schellens, P.J. & Jong, M. de (2000). Soorten argumenten in de voorlichting. Tijdschrift voor Taalbeheersing, 22, pp. 288-308. Schellens, P. J., & Verhoeven, G. (1994). Argument en tegenargument. Martinus Nijhoff, Groningen. Tannenbaum, M.B., Hepler, J., & Zimmerman, R.S., Saul, L., Jacobs, S., Wilson, K., & Albarracin, D. (2015). Appealing to fear: A meta-analysis of fear appeal effectiveness and theories. Psychological bulletin, 141 (6), 1178-1204. Trimbos Instituut (z.j.). Wet en beleid. Gevonden 24-04-2017, via https://www.rokeninfo.nl/professionals/wet-en-beleid Verhoeven, G. & Schellens, P.J. (2008). Argumentatieanalyse. In: P. J. Schellens & M. Steehouder (red.), Tekstanalyse. Methoden en toepassingen (pp. 119-161). Assen: Van Gorcum. Vink, J. (2016). Ben jij verslaafd? Inaugurele rede. Gevonden 25-05-2017, via http://repository.ubn.ru.nl.ru.idm.oclc.org/bitstream/handle/2066/160411/160411.p df?sequence=1 Witte, K (1992). Putting the fear back into fear appeals: the extended parallel processing model. Communication Monographs, 59, pp. 329-349. Witte, K. (1998). Fear as motivator, fear as inhibitor: Using EPPM to explain fear appeal successes and failures. In P.A. Anderson & L.K. Guerro (Eds.), Handbook of communication and emotion: Research, theory, applications, and contexts (pp. 423-450). San Diego, CA: Academic Press. WHO, 2016. Tabacco. Gevonden 24-01-2017, via http://www.who.int/mediacentre/factsheets/fs339/en/ 62

Bijlage 1 - Afbeeldingen Figuur 1. Afbeeldingen op tabaksverpakkingen Afbeelding 2. Roken is zóóó-campagne Afbeelding 3. Eigenlijk best gek, hècampagne 63

Bijlage 2 - EPPM Afbeelding 4. Het Extended Parallel Processing Model van Witte (1988). 64

Bijlage 3 Voorlichtingsbrochures corpus Brochure 1 KWF (Leef rookvrij, geef kanker minder kans) Brochure 2 Trimbos Instituut Brochure 3 KWF (Stoppen met roken, willen en kunnen) Brochure 4 Hartstichting Brochure 5 Stivoro Brochure 6 Pfizer Brochure 7 Smoke Alert 65

Bijlage 4 Geconstrueerde brochuretekst Stoppen met roken Roken is ongezond. Er zijn dan ook erg veel redenen om te stoppen met roken. Stoppen met roken is een van de beste dingen die je voor je gezondheid kunt doen: - Je wordt een stuk fitter en bent dus minder snel moe tijdens het sporten; - Je kleding, haren en adem ruiken een stuk frisser; - Je krijgt minder gele tanden en een minder grauwe huid. Daarnaast hebben andere mensen geen last meer van jouw rook en wordt de kans kleiner dat je vrienden of vriendinnen ziek worden van jouw sigarettenrook. Roken is erg verslavend. Na één sigaret kan je al verslaafd zijn! Nicotine in de sigaret zorgt ervoor dat je ongeveer twintig minuten lang een goed gevoel krijgt. Daarna ga je je steeds onrustiger voelen. Dat komt omdat de hoeveelheid nicotine in je lichaam daalt. Je bent verslaafd wanneer je je minder goed voelt als je niet regelmatig een sigaret opsteekt. Wist je dat nicotine in een sigaret even verslavend werkt als cocaïne en heroïne? Vraag jezelf eens af waarom je eigenlijk rookt. Vind je het nou echt lekker? Of rook je omdat je vrienden dit ook doen? Misschien weet je eigenlijk wel helemaal niet waarom je rookt. Voor sommige jongeren is roken een gewoonte geworden. Bij bepaalde momenten hoort dan gewoon een sigaret. Wegen de voordelen eigenlijk wel op tegen de nadelen? Roken heeft namelijk ook erg veel nadelen. Wist je dat rokers een grotere kans hebben op ziektes zoals kanker, en dat 1 op de 2 rokers overlijdt aan de gevolgen van roken? Roken kost je bovendien erg veel geld, dat je niet meer aan andere dingen kunt besteden. Ook zorgt het roken ervoor dat jij je minder goed kunt concentreren. Dit komt je schoolresultaten ook niet ten goede. Roken is niet meer van deze tijd. Steeds meer jongeren stoppen dan ook met roken. Het is makkelijker om te stoppen met roken als je dit samen doet. Je kunt dan op elkaar steunen bij moeilijke momenten. En jullie kunnen samen leuke dingen gaan doen van het geld dat je bespaart. Het kan echt! Heel veel andere jongeren zijn al blijvend gestopt met roken. Stoppen met roken heeft direct een positieve invloed op jouw gezondheid en is dus altijd de moeite waard! Ik voel me een stuk lekkerder in mijn vel nu ik gestopt ben met roken. Mijn vriendinnen klaagden altijd dat ze me zo vonden stinken en keken me vies aan wanneer ik een sigaret erbij pakte. Ik snapte dat nooit zo goed, maar nu ik gestopt ben, merk ik pas hoe vies en vervelend roken eigenlijk voor anderen is. Ook bij het sporten merkte ik meteen het voordeel van niet roken. Ik was niet meer kortademig en kreeg minder snel hoofdpijn. Kim, 19 jaar Meer informatie? www.rokeninfo.nl / 0800-1995 66