Nederlandse Mededingingsautoriteit

Vergelijkbare documenten
BESLUIT. 6. Op 14 oktober 2004 heeft ten kantore van de NMa een hoorzitting plaatsgevonden. Hierop hebben Move en Stemra zich laten vertegenwoordigen.

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

BESLUIT. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

BESLUIT. 2. Bij brief van 20 augustus 2002 heeft de d-g NMa meegedeeld dat de klacht geen aanleiding geeft voor een nader onderzoek.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 3. Bij brief van 4 augustus 2003 heeft Sakata voornoemde brief van de NMa beantwoord.

BESLUIT. 3. Op 10 april 2007 heeft Home & Away tijdig een gemotiveerd bezwaarschrift ingediend tegen het bestreden besluit.

BESLUIT. 2. Bij besluit van 26 februari 2004 (hierna: het bestreden besluit) heeft de d-g NMa de klacht van de heer Mulder afgewezen.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 2. Bij brief van 17 december 2001 is TDN verzocht informatie te geven naar aanleiding van de klacht.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. 1. Op 23 september 1998 heeft I.T. Holland een klacht ingediend tegen Microsoft B.V. (hierna: Microsoft).

BESLUIT. 4. Tegen het bestreden besluit heeft M.E. Steneker (hierna: bezwaarmaker) tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 3 augustus 2006.

BESLUIT. 3. Op 25 maart 2002 heeft Politheek tegen het bestreden besluit een bezwaarschrift ingediend.

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd.

BESLUIT. 2. Bij besluit d.d. 28 januari 2003, met kenmerk 3279/3 (hierna ook: het bestreden besluit), heeft de d-g NMa genoemde klacht afgewezen.

BESLUIT. 3. Op 19 november 2002 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Daar zijn de standpunten van Incine en Rendac nader toegelicht.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 4. Bij besluit van 30 september 2002 heeft de d-g NMa de klacht van Broadcast afgewezen (hierna: het bestreden besluit).

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. II. Klacht van 10 augustus 2002 en het bestreden besluit van 14 november 2002

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.

BESLUIT. 3. Tegen het bestreden besluit heeft Automark tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 30 juli 2008.

BESLUIT. 3. Bij besluit van 4 april 2003, kenmerk 3444/3, (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

BESLUIT. 3. Bij beslissing van 26 mei 2005 heeft de NMa het verzoek tot handhaving van de heer Hoekstra afgewezen ( de bestreden beslissing ).

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. 1. Verloop van de procedure

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit. I. Het verloop van de procedure

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse mededingingsautoriteit

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld.

1. Op 2 juli 1999 heeft Nellen Seeds bij de NMa een klacht ingediend tegen de Nederlandse Vereniging voor Zaaizaad en Plantgoed (hierna: NVZP).

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbare versie. 1 Verloop van de procedure. Openbaar

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen de beslissing van 23 oktober 2003.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit OPENBAAR. 1 Verloop van de procedure

BESLUIT. Zaaknummer 146: Gemeente Dinxperlo versus IBM Nederland B.V.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Inleiding

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Verloop procedure en feitelijke achtergrond

BESLUIT. 3. Bij brief van 23 mei 2003 heeft VVR bezwaar aangetekend tegen het bestreden besluit.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Zaaknummer 416/ Smit Mode Alblasserdam B.V. I Het verloop van de procedure

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet

BESLUIT. Zaaknummer 1587/30 ATG vs St. OOMT Betreft zaak: ATG vs. SOOMT. I. Inleiding

3. Tegen het besluit werd op 10 oktober 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2

BESLUIT. 3. Tegen het bestreden besluit is door de heer Zwaga tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 6 januari 2009.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 24 van de Mededingingswet.

BESLUIT. 4. Op 31 mei 2011 heeft Careyn bezwaar tegen het bestreden besluit ingesteld. Careyn heeft op 6 september 2011 gronden van bezwaar ingediend.

BESLUIT. 1. Naar aanleiding van deze aanvraag is onderzocht of er mogelijk sprake is van overtreding van artikel 24 Mw door Veenman.

1. Verloop van de procedure

BESLUIT. 4. Bij brief van 16 maart 2010 heeft xcat aangegeven geen aanleiding te zien haar bezwaar mondeling toe te lichten tijdens een hoorzitting.

Beslissing op bezwaar

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Zaaknummer 60/BNA vs. achitectenkeuze gemeente Oud-Beijerland

1. Verloop van de procedure

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Mededingingswet.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Landustrie Sneek B.V. (hierna: Landustrie) een boete opgelegd.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. Voorgeschiedenis

BESLUIT. 3. Tegen het besluit hebben Witteveen, Erdo en Esha Building tijdig bezwaar aangetekend.

BESLUIT. 3. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan Van Oord Holding een boete opgelegd.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar I. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

BESLUIT. 2. Bij besluit van 28 april 2003, kenmerk 2978/38 (hierna: bestreden besluit), heeft de d-g NMa de klacht van Superunie afgewezen.

BESLUIT. 4. Bij besluit van 11 januari 2002 ( het bestreden besluit ) is de klacht van Vink afgewezen.

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 5. Op 2 september 1998 heeft de NMa bij brief een aantal vragen aan partijen voorgelegd, welke bij brief van 15 oktober 1998 zijn beantwoord.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Zaaknummer Betreft zaak: AKO ONLINE vs. KVB. I. II. Inleiding

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Ons kenmerk [VERTROUWELIJK] Contactpersoon [VERTROUWELIJK]

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot afwijzing van een klacht.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit 1 als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bbb\bbb htm

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. 2. Bij brief van 31 oktober 2003, kenmerk , is gemotiveerd uiteengezet om welke redenen het dossier in zaak 3257 wordt gesloten.

Ons kenmerk: Zaaknummer: Documentnummer: ACM/DJZ/2015/200633_OV / Datum: 5 februari 2015

1.1. De Inspecteur heeft appellante voor het jaar 1993 een taxatieve aanslag in de winstbelasting opgelegd, gedagtekend 3 juni 1996.

4. Tegen het afwijzende besluit van 25 juli 2018 hebben LOBCM c.s. op 31 augustus 2018 proforma bezwaar gemaakt.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit van niettoepasselijkheid van artikel 34 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 76, tweede lid, van de Spoorwegwet.

Zaaknummer 1583/Van den Berg vs gemeente Apeldoorn

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. 1 Verloop van de procedure

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Pagina 1/6. Openbaar Besluit. 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure en het bestreden besluit

BESLUIT. 3. Bij brief van 18 november 2002, ingekomen 20 november 2002, heeft Beldico tijdig bezwaar aangetekend.

BESLUIT. 3. De overtreding van Vialis is mede toegerekend aan Koninklijke Volker Wessels Stevin N.V. (hierna: KVWS).

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. 2. Bij besluit van 5 februari 2002 is de klacht afgewezen. De essentie van dit besluit wordt hierna onder III weergegeven.

Transcriptie:

Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 5876 / 30 Betreft zaak: Transvision B.V. vs Connexxion Taxi Services B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) 1 tot ongegrond verklaring van het bezwaar van Transvision B.V. gericht tegen het besluit van 22 december 2006 ( kenmerk 5876/3). I. 1. Bij brief van 18 november 2006 heeft Transvision B.V. (hierna: Transvision) een klacht ingediend bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit ( NMa ) wegens vermeende schending van artikel 24 van de Mededingingswet door Connexxion Taxi Services B.V. (hierna: Connexxion TS). 2. Transvision draagt zorg voor het organiseren en uitvoeren van kleinschalig personenvervoer en vormt daarbij een intermediair tussen landelijke/lokale opdrachtgevers en het lokale (taxi)aanbod. Transvision vervoert niet zelf, maar sluit daartoe contracten met vervoerders, die veelal lokaal of regionaal opereren. 2 3. Connexxion TS richt zich op de uitvoering van vele vormen van kleinschalig personenvervoer in Nederland. Connexxion TS is met name actief op het gebied van collectieve vervoerssystemen die veelal door gemeentes, regio s en provincies in grote vervoerspakketten Europees worden aanbesteed. 3 Connexxion TS maakt onderdeel uit van een concern met aan het hoofd Connexxion Holding N.V. (hierna: Connexxion-concern). 4. Het misbruik van economische machtspositie heeft zich volgens Transvision voorgedaan bij de door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verrichte openbare Europese aanbesteding van de Dienstverlening Bovenregionaal Vervoer Gehandicapten, 4 waarop 1 Met ingang van 1 juli 2005 is de NMa een zelfstandig bestuursorgaan en heeft de Raad de taken en bevoegdheden overgenomen van de d-g NMa; zie Wet houdende wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan, Stb. 2005, 172. 2 Zie ook www.transvision.nl. 3 Zie ook www.connexxion.nl. 4 EG-aanbesteding nr. 2006/S 131-140457. 1 Openbaar

Connexxion TS en Transvision hebben ingeschreven. Connexxion TS heeft deze aanbesteding gewonnen, Transvision is als tweede geëindigd. Connexxion TS heeft volgens Transvision bij deze aanbesteding onder de kostprijs geoffreerd. Gelet op het effect van een zeer lage geoffreerde prijs op de prijscomponent in de beoordelingssystematiek heeft Connexxion TS naar de mening van Transvision de aanbesteding gewonnen op grond van een onrealistische prijsstelling. Transvision vermoedt dat Connexxion TS als onderdeel van het Connexxion-concern via interne concernafspraken haar continuïteitsrisico heeft verkleind. Een zelfstandige B.V. zou een aanbieding met prijzen als in de aanbesteding door Connexxion TS niet hebben kunnen doen, nu dat ten koste van continuïteit en/of kwaliteit van de dienstverlening zou gaan. Door aldus te handelen, maakt Connexxion als concern en Connexxion TS in het bijzonder, volgens Transvision, misbruik van haar economische machtspositie op de Nederlandse markt. 5. Op 8 december 2006 heeft Transvision desgevraagd aangegeven de klacht te handhaven en de NMa verzocht om de klacht in behandeling te nemen. 6. Bij besluit van 22 december 2006 ( het bestreden besluit ) heeft de NMa de klacht van Transvision afgewezen, aangezien op basis van de door Transvision verstrekte informatie het niet aannemelijk is dat Connexxion TS een economische machtspositie heeft op het gebied van bovenregionaal vervoer van gehandicapten. Hierbij wordt opgemerkt dat offreren onder de kostprijs in principe niet verboden is. Dit is slechts anders wanneer er sprake zou zijn van een economische machtspositie, waarvan misbruik wordt gemaakt. Tevens is aangegeven dat de NMa geen bevoegdheden heeft ten aanzien van het aanbestedingsbeleid van (gemeentelijke) overheden. 7. Bij brief van 2 februari 2007 heeft Transvision bezwaar aangetekend tegen het bestreden besluit. Bij brief van 5 maart 2007 heeft Transvision haar bezwaargronden aangevuld. 8. Op 12 juni 2007 heeft ten kantore van de NMa een hoorzitting plaatsgevonden. Bij die gelegenheid heeft Transvision een mondelinge toelichting gegeven op het bezwaarschrift. Ook heeft Connexxion TS haar zienswijze op de zaak gegeven. Van de zitting is een verslag gemaakt, dat aan betrokkenen is toegezonden. II. 9. In juli 2006 heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een Europese openbare aanbesteding uitgeschreven voor de opdracht Dienstverlening Bovenregionaal Vervoer Gehandicapten. Deze opdracht heeft betrekking op het verzorgen van bovenregionale reizen voor personen met beperkingen. Transvision verzorgde op dat 2 Openbaar

moment deze dienstverlening in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport na een gewonnen aanbesteding. 5 10. Vier ondernemingen hebben op deze aanbesteding een geldige inschrijving gedaan, waaronder Transvision en Connexxion TS. Bij brief van 17 oktober 2006 heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan alle inschrijvers bekend gemaakt dat zij voornemens is de opdracht te gunnen aan Connexxion TS. 11. Tegen deze beslissing tot voorlopige gunning heeft Transvision een kort geding aanhangig gemaakt bij de rechtbank Den Haag met als doel definitieve gunning van de opdracht aan Connexxion TS of een andere inschrijver dan Transvision te voorkomen en de Staat te gebieden tot heraanbesteding over te gaan. Connexxion TS heeft zich in deze procedure gevoegd aan de zijde van de Staat. De voorlopige voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van 19 december 2006 de vorderingen van Transvision afgewezen. 6 Transvision is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof Den Haag. Op 15 maart 2007 heeft het gerechtshof Den Haag het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en de grieven van Transvision ongegrond verklaard. 7 12. Met ingang van 1 april 2007 verzorgt Connexxion TS de dienstverlening Bovenregionaal Vervoer Gehandicapten in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het contract dat het ministerie hiertoe heeft gesloten met Connexxion TS heeft een looptijd van drie jaar (tot en met 31 maart 2010) en bevat de mogelijkheid het contract te verlengen met een jaar. Deze verlenging kan maximaal drie keer plaatsvinden. III. 13. Transvision voert in haar bezwaarschrift en ter hoorzitting zakelijk weergegeven de volgende bezwaargronden aan. Economische machtspositie 14. Transvision stelt dat de NMa het ten onrechte niet aannemelijk heeft geacht dat Connexxion TS een economische machtspositie heeft op het gebied van bovenregionaal vervoer gehandicapten. Transvision wijst daarbij op de omstandigheid dat het contract Bovenregionaal Vervoer Gehandicapten uniek is wat betreft betrokken omzet en de omvang van het contract. Buiten Transvision en Connexxion TS zouden er geen andere bedrijven in staat zijn om deze opdracht uit te voeren. Het verschil tussen Transvision en Connexxion TS is dat laatstgenoemde onderdeel is van het Connexxion-concern, waar Transvision (inmiddels) een private vennootschap is. 15. Connexxion TS bedient naar de mening van Transvision een groot deel van de markt voor het contractvervoer (23%). Deze markt bestaat volgens Transvision uit de vervoerssoorten regiotaxi 5 Looptijd van het contract van Transvision met het Ministerie van VWS: 1 april 2004 tot 1 april 2007. 6 LJN: BA1004, KG 06/1329. 7 LJN: BA0867, 07/18 KG. 3 Openbaar

(collectief vraagafhankelijk vervoer), leerlingenvervoer, overig groepsvervoer (onder andere AWBZvervoer), zittend ziekenvervoer, luchthavenvervoer en zakelijk vervoer. Voornoemd marktaandeel zou in 2007 aanzienlijk groter zijn geworden (minimaal 35%), deels door de opdrachten die Connexxion TS heeft verworven na aanbestedingen, deels door overnames van stadsvervoerders door Connexxion TS. De grootste concurrent van Connexxion zou een marktaandeel bezitten van 8%. 16. Volgens Transvision staat zonder meer vast dat Connexxion TS op het gebied van het contractvervoer in Nederland een economische machtspositie heeft, die zij mede kan vergroten en bestendigen vanwege haar onderdeel zijn van het Connexxion-concern. 17. De NMa is er voorts ten onrechte aan voorbij gegaan dat Connexxion TS onderdeel uitmaakt van het Connexxion-concern, van welk concern volgens Transvision vaststaat dat het in Nederland een economische machtspositie heeft op het gebied van meerdere vormen van vervoer en dat de gedragingen en het handelen van Connexxion TS in deze is geschied vanuit en met gebruikmaking van de economische machtspositie van het Connexxion-concern. Misbruik 18. Transvision stelt voorts dat de NMa ten onrechte het offreren door Connexxion TS onder de kostprijs bij onderhavige aanbesteding niet heeft aangemerkt als misbruik (van een economische machtspositie). De door Connexxion TS in de aanbesteding geoffreerde prijzen lagen zodanig ver onder de kostprijs, hetgeen een voor elke zelfstandige aanbieder onaanvaardbaar continuïteitsrisico met zich zou brengen, dat dit had te gelden als prijsdumping en geen ander doel kon dienen dan het uit de markt prijzen van andere aanbieders, waaronder Transvision. 19. Ter onderbouwing daarvan wijst Transvision op een onderzoek dat zij heeft laten verrichten door Adviesbureau ZIN Initiatief Kracht naar de door Connexxion TS in de aanbesteding geoffreerde prijzen. De uitkomsten van dit onderzoek heeft Transvision laten toetsen door SEO Economisch Onderzoek. Uit het rapport van SEO Economisch Onderzoek zou blijken dat een prijs als door Connexxion TS geoffreerd in de onderhavige aanbesteding bij het budget zoals dat voor partijen in de aanbesteding bekend was (EUR 34 mio) tot een verlieslatende exploitatie leidt, waarmee onverantwoorde risico s worden genomen. 8 20. Connexxion TS kan volgens Transvision door haar positie druk uitoefenen op de prijzen van de vervoerders (leveranciers) die zij inzet voor de uitvoering van binnengehaalde contracten. Volgens Transvision kan Connexxion TS lagere prijzen dan reëel bedingen bij deze leveranciers en verschaft zij zich daarmee een oneigenlijk voordeel. Dit voordeel kan Connexxion TS vervolgens aanwenden bij een inschrijving op een aanbesteding. 21. Daarnaast kan Connexxion TS zich te lage biedingen permitteren aangezien zij weet dat zij op het Connexxion-concern kan terugvallen, nu verliezen mogelijk intern (binnen het concern) 8 Transvision heeft dit rapport laten opmaken in verband met de civiele procedure genoemd in randnummer 11 van dit besluit. 4 Openbaar

gecompenseerd kunnen worden. Bovendien zou Connexxion TS kunnen afwegen de verliezen na winst van de aanbesteding af te wentelen op haar leveranciers (vervoerders). 22. Transvision concludeert op basis van het voorgaande dat Connexxion TS in staat is risicovolle biedingen te doen, die een privaat bedrijf, dat niet beschikt over de vangnetten van Connexxion TS en geen economische machtspositie heeft, zich niet kan permitteren. Op deze wijze drukt Connexxion TS andere bedrijven uit de markt, waarmee misbruik van een economische machtspositie vaststaat. Prioriteitenbeleid NMa 23. Transvision is op verzoek van de NMa tijdens de hoorzitting ingegaan op de mogelijkheid dat in bezwaar de klacht wegens het ontbreken van prioriteit niet (nader) wordt onderzocht. 24. Transvision heeft aangegeven dat nader onderzoek van de NMa op haar klacht in de rede ligt. Transvision wijst erop dat de Connexxion TS onderdeel uitmaakt van het Connexxion-concern en dat het Connexxion-concern wordt gemonitord door de NMa. IV. 25. Connexxion TS heeft ter hoorzitting kort en zakelijk weergegeven en voor zover relevant voor het te nemen besluit de volgende opmerkingen gemaakt. 26. De stellingen van Transvision zijn volgens Connexxion TS onjuist en onvoldoende onderbouwd en dienen verworpen te worden. Connexxion TS heeft geen economische machtspositie op de markt voor het vervoer dat wordt uitgevoerd op basis van de Wet Voorzieningen Gehandicapten (hierna: WVG). In 2005 en 2006 zou Connexxion TS op deze markt een marktaandeel van ongeveer 20% hebben behaald. Daarnaast heeft Connexxion TS geen misbruik gemaakt van die positie in het kader van de Europese aanbesteding Dienstverlening Bovenregionaal vervoer Gehandicapten. Connexxion TS benadrukt hierbij dat de positie van het Connexxion-concern niet relevant is. 27. Connexxion TS wijst erop dat de stellingen van Tansvision dat Connexxion TS bij de onderhavige aanbesteding onder de kostprijs zou hebben geboden, reeds aan de orde zijn geweest in de civiele (kort geding) procedure die Transvision tegen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport had aangespannen teneinde de definitieve gunning van de opdracht aan Connexxion TS te voorkomen. Zowel de rechtbank Den Haag als, in hoger beroep, het gerechtshof Den Haag, hebben deze stellingen als onvoldoende gemotiveerd verworpen. Transvision heeft volgens Connexxion TS niets nieuws aangevoerd voor de NMa en baseert zich op aannames waarvan reeds in deze civiele procedure is komen vast te staan dat zij onjuist zijn. V. Bevoegdheid om prioriteiten te stellen onderzoeksplicht van de NMa 5 Openbaar

28. Alvorens het bestreden besluit te heroverwegen acht de Raad het zinvol de wijze waarop de NMa omgaat met klachten te plaatsen tegen de achtergrond van de taak van de Raad ter uitvoering van de Mededingingswet. 29. Allereerst wordt opgemerkt dat de Raad ingevolge artikel 5 Mw belast is met taken ter uitvoering van deze wet, alsmede ter uitvoering van andere wetten, voor zover dat in de desbetreffende wet is bepaald. Uit de Memorie van Toelichting bij de Mededingingswet blijkt dat de Raad bij de beslissing of hij een klacht in behandeling neemt en welke prioriteiten hij daarbij stelt, de nodige discretionaire ruimte heeft. 30. De Raad ontvangt meer klachten dan hij in behandeling kan nemen. Tegen de achtergrond van beperkt beschikbare arbeidscapaciteit en middelen is de Raad derhalve genoodzaakt bepaalde keuzes te maken. 9 Bij het afwegingsproces kunnen verschillende factoren een rol spelen. De NMa heeft daarvoor op 23 januari 2004 in de NMa-agenda 2004 de volgende criteria vastgesteld 10 : economische importantie, het belang voor de consument, de ernst van de vermoedelijke overtreding en de doeltreffendheid en doelmatigheid van het optreden van de NMa. Zo kan de Raad besluiten geen (nader) onderzoek te doen, omdat de gedraging waartegen wordt geklaagd, vergeleken met andere bij de NMa beklaagde gedragingen, naar verwachting minder schadelijk is voor de economie en de consument. Opgemerkt zij in dit verband dat een individuele klager zich ook kan wenden tot de civiele rechter, wanneer hij meent dat er sprake is van onrechtmatig gedrag bestaande uit misbruik van een economische machtspositie. 11 31. Zowel de rechtbank Rotterdam 12 als het College van Beroep voor het bedrijfsleven 13 stellen dat de NMa niet gehouden is iedere klacht in onderzoek te nemen. De rechtbank Rotterdam heeft voorts overwogen dat het door de NMa gevoerde prioriteitenbeleid noch in strijd met de wet, noch in strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur is. 14 Redenen om van (nader) onderzoek af te zien 32. De Raad is van oordeel dat het doen van (nader) onderzoek met het oog op handhavend optreden in deze zaak niet doelmatig en doeltreffend is. De Raad is van oordeel dat concrete en actuele aanwijzingen voor een overtreding van artikel 24 Mw bij de aanbesteding Dienstverlening Bovenregionaal Vervoer Gehandicapten ontbreken en baseert zich hiervoor op het volgende. 33. Het doel van aanbesteden is om concurrentie uit te lokken tussen de op de markt aanwezige aanbieders met het doel de laagst mogelijke prijs of de economisch meest gunstige aanbieding te verkrijgen voor de vereiste prestaties, die de aanbestedende dienst zelf in de beschrijving van het 9 Rechtbank Rotterdam, 3 december 2004, Kingma vs d-g NMa, MEDED 03/2084-KNP. 10 Deze criteria zijn gehandhaafd in de NMa-agenda 2005, zie www.nmanet.nl. 11 Kamerstukken II 1995/96, 24 707, nr. 3, p. 41. 12 Zie de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 3 december 2004, Kingma vs d-g NMa, MEDED 03/2084 KNP respectievelijk 22 maart 2005, Bree vs d-g NMa, MEDED 4/2631-HRK. 13 Uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 17 november 2004, Glasgarage Rotterdam B.V., Carglass B.V. en d-g NMa tegen uitspraak van de rechtbank van 11 april 2003, AWB 03/614, 03/621 en 03/659, rechtsoverweging 8.5.4. 14 Rechtbank Rotterdam, Bree vs d-g NMa, MEDED 4/2631-HRK. 6 Openbaar

werk en in het bestek voorschrijft. 15 Door het opvragen van verschillende offertes kunnen de aanbiedingen worden vergeleken en kan de opdracht vervolgens worden uitgevoerd door de onderneming die de beste prijs-kwaliteit verhouding aanbiedt. Ondernemingen die inschrijven weten dat andere ondernemingen een offerte (kunnen) indienen, hetgeen hen prikkelt om zo laag mogelijk in te schrijven. Aanbestedingen vormen vanwege deze prikkel in beginsel een goede methode om concurrentie uit te lokken. 34. Artikel 24 Mw verbiedt ondernemingen misbruik te maken van een economische machtspositie. Transvision stelt in dit verband dat Connexxion TS te laag, althans onder de kostprijs, heeft ingeschreven op de aanbesteding Dienstverlening Bovenregionaal Vervoer Gehandicapten. Hierdoor zouden andere ondernemingen uit de markt worden gedrukt. Economische machtspositie 35. De stelling van Transvision dat Connexxion TS een aandeel zou hebben van 23% op de markt voor contractvervoer en de stelling van Connexxion TS die uitgaat van een marktaandeel van 20% op de markt voor het vervoer dat wordt uitgevoerd op basis van de WVG, geven de Raad geen aanleiding om (nader) onderzoek te doen naar de marktpositie van Connexxion TS. De Raad merkt op dat dergelijke percentages in algemene zin geen duidelijke aanwijzingen vormen voor het bestaan van een economische machtspositie. 36. De Raad wijst hiervoor ook op vaste Europese jurisprudentie, waarin is vastgesteld dat een ondernemer enkel een machtspositie op een bepaalde markt kan bezitten indien hij erin is geslaagd een niet onbelangrijk deel van die markt te veroveren en dat het marktaandeel een belangrijke factor vormt in deze beoordeling. 16 Het is in dit verband niet aannemelijk dat een onderneming met een marktaandeel kleiner dan 25% een economische machtspositie bezit. 17 37. In het licht van het voorgaande komt de Raad tot de conclusie dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat Connexxion TS dan wel het Connexxion-concern, ten tijde van de inschrijving op onderhavige aanbesteding (in 2006) over een economische machtspositie beschikte zoals bedoeld in artikel 24 Mw. De Raad acht nader onderzoek hiernaar dan ook niet gerechtvaardigd. 38. Overigens wijst de Raad erop dat in onderhavige sector waarin regelmatig grote contracten op het gebied van (taxi)vervoer worden aanbesteed en marktpartijen steeds weer kunnen meedingen naar deze contracten, hoge marktaandelen tot op zekere hoogte dienen te worden gerelativeerd. De concurrentie vindt in een dergelijke situatie steeds plaats op het moment van aanbesteding van het contract. 15 Beschikking EC 5 februari 1992, zaak 92/204, SPO, Pb EG L92, p. 1, randnummers 22 en 73. 16 Zie HvJ EG 14 februari 1978, zaak 27/67, United Brands, Jur. 1978, p. 207, r.o. 107 en HvJ EG 13 februari 1979, zaak 85/76, Hoffmann La Roche, Jur. 1979, p. 461, r.o. 39-41. 17 Zie Verordening (EG) 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, Pb EG L24, p. 1, randnummer 32 en HvJ EG 22 oktober 1986, zaak 75/84, Saba II, Jur. 1986, p. 3021, r.o. 85 en 86.. 7 Openbaar

Misbruik 39. Te lage prijzen kunnen misbruik vormen in de zin van artikel 24 Mw indien sprake is van zogeheten roofprijzen. 18 Roofprijzen worden gekenmerkt door een prijsniveau dat lager ligt dan de gemiddelde kosten en daardoor leidt tot uittreding van (efficiënte) concurrenten. Nadat de uittreding heeft plaatsgevonden, is de dominante speler in staat om het prijsniveau dusdanig te verhogen dat de initiële verliezen, die worden geleden als gevolg van het prijsgedrag, meer dan worden goedgemaakt. Dit laatste staat bekend als recoupment. Roofprijzen moeten derhalve worden gezien als een investering in een verandering van de marktstructuur. 40. Het vermeende hanteren van roofprijzen staat los van de wijze van financiering door het Connexxion-concern daarvan. Dat Connexxion TS de lage bieding op onderhavige aanbesteding mogelijk heeft kunnen doen, omdat zij voor de financiering daarvan kon terugvallen op het Connexxion-concern, is als zodanig niet in strijd met de Mededingingswet. Hetzelfde geldt voor het betoog van Transvision dat Connexxion TS druk uitoefent op de prijzen van de vervoerders (leveranciers) die zij inzet voor de uitvoering van binnengehaalde contracten. Bij dit laatste aspect neemt de Raad in overweging dat Transvision geen enkele aanwijzing ter onderbouwing van haar betoog heeft verstrekt. De Raad heeft daarnaast geen signalen ontvangen die onderzoek op dit aspect rechtvaardigen. 41. Inzake het beweerde misbruik neemt de Raad in overweging dat Transvision het in deze zaak aan de orde zijnde gedrag van Connexxion TS reeds aan de civiele rechter heeft voorgelegd. Zie hiervoor randnummer 11 van dit besluit. Het gerechtshof Den Haag heeft in zijn arrest van 15 maart 2007 expliciet overwogen dat Transvision onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Connexxion onder haar kostprijs heeft geboden. 42. De Raad acht het, zelfs al zou Connexxion TS onder haar kostprijs hebben geboden, onwaarschijnlijk dat het gedrag van Connexxion TS bij onderhavige aanbesteding binnen afzienbare tijd leidt tot uittreding van Transvision of andere marktdeelnemers. Zo is Transvision nog steeds actief op het gebied van (taxi)vervoer. De Raad neemt hierbij in overweging dat op het gebied van (taxi)vervoer voortdurend sprake is van aanbestedingen waarbij Transvision en andere marktdeelnemers steeds weer kunnen meedingen naar contracten. Op de hoorzitting heeft Connexxion TS aangegeven dat er sinds begin mei veertien Europese, taxigerelateerde aanbestedingen zijn gegund, waarvan Connexxion TS er slechts vier gewonnen heeft. 19 De Raad acht het gezien deze omstandigheden ook onwaarschijnlijk dat Connexxion TS, nadat zij voornoemde uittreding bewerkstelligd zou hebben, de prijs hoger kan vaststellen dan het geval zou zijn geweest met concurrentie, zonder daarmee (snelle) toetreding uit te lokken. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat naast vervoerders, ook partijen als Transvision, die zonder daadwerkelijk zelf te vervoeren en daarvoor enorme investeringen te doen, kunnen inschrijven op de aanbesteding van dergelijke contracten. De Raad acht derhalve de kans op een succesvolle roofprijzenstrategie van Connexxion TS klein en een (nader) onderzoek hiernaar niet gerechtvaardigd. 18 Zie bijvoorbeeld GvEA EG 30 januari 2007, zaak T-340/03, France Télécom vs Commissie, n.n.g. 19 Document 5876-21, p. 7. 8 Openbaar

43. Gelet op hetgeen door partijen tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht, lijkt in de branche waarin Connexxion TS en Transvision opereren, sprake te zijn van hevige concurrentie bij de inschrijving op aanbestedingen. Ook op de onderhavige aanbesteding is scherp ingeschreven, conform de ratio van het aanbesteden zoals weergegeven in randnummer 33 van dit besluit. De Raad merkt hierbij op dat Transvision van 1 april 2004 tot 1 april 2007 het bovenregionaal vervoer van gehandicapten heeft verzorgd, nadat Transvision in concurrentie met onder meer Connexxion TS de aanbesteding had gewonnen. Het komt de Raad voor dat bij de onderhavige aanbesteding een zelfde concurrentieslag heeft plaatsgevonden als in 2004 met evenwel een andere winnaar (Connexxion TS). Conclusie 44. De Raad ziet op basis van zijn beleidsvrijheid ten aanzien van het stellen van prioriteiten, en hetgeen hierover nader is overwogen, geen aanleiding om zijn schaarse mensen en middelen in te zetten om de klacht van Transvision (nader) te onderzoeken. De Raad wijst het verzoek van Transvision om handhavend op te treden tegen Connexxion TS dan wel het Connexxion-concern dan ook af. De Raad verklaart het bezwaar van Transvision ongegrond. De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit verklaart de bezwaren van Transvision tegen het besluit van 22 december 2006, kenmerk 5876/3, ongegrond. Datum: 3 septmeber 2007 De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, namens deze, W.g. dr. B. Broers Adjunct-directeur Juridische Dienst Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de rechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50 951, 3007 BM Rotterdam. 9 Openbaar