Landelijke Cliëntenraad Oranjestraat 4 2514 JB Den Haag Tel. 070-789 07 70 Fax 070-789 07 74 E-mail: info@lcr-suwi.nl Aan de leden van de Vaste Tweede Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus 20018 2500 EA Den Haag Den Haag, 29 oktober 2007 Betreft: Begroting ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2008 Ref.: LCR/070157/ER/JL Geachte dames en heren, De Landelijke Cliëntenraad heeft kennisgenomen van de rijksbegroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2008. De begroting staat in het teken van meer werk en evenwichtig koopkrachtbeleid. Er is meer werk voor meer mensen; die ontwikkeling zet zich ook in 2008 door. Om die ontwikkeling voor de langere termijn zeker te stellen, is het nodig dat er ook mensen zijn om dat extra werk te doen. Het kabinet neemt hiervoor maatregelen in het actieplan Iedereen doet mee. De LCR wil hierbij uw aandacht vragen voor de volgende onderwerpen. 1 Meer mensen aan het werk, iedereen doet mee. 2 Jongeren onder 27 jaar krijgen geen bijstand meer 3 Privatisering WGA 4 Verruiming begrip passende arbeid WW 5 Onvolledige AOW 6 Cliëntenparticipatie 7 Koopkracht Ad 1 Meer mensen aan het werk, Iedereen doet mee Voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zijn er twee nieuwe maatregelen in het leven geroepen. Varianten voor werk/brugbanen en werken met behulp van uitkering. Werken met behulp van uitkering Mensen die ver van de arbeidsmarkt afstaan, kunnen aan de slag met behulp van uitkering. In beginsel voor maximaal twee jaar. Zij krijgen daarnaast scholing en bonus aangeboden. In beginsel maximaal twee jaar betekent dat er, zo is in de begroting te lezen, verlenging van de termijn mogelijk is, twee keer met één jaar. Zo wordt het dus mogelijk dat mensen 4 jaar met behoud van uitkering werken. De LCR vindt dit verbijsterend. De LCR is van mening dat werken met behulp van uitkering maximaal 6 maanden zou mogen duren. In die periode moet duidelijk zijn dat betrokkenen reëel perspectief op de arbeidsmarkt heeft. Als betrokkene op dat moment nog scholing nodig heeft of nog niet in staat is een volledige
arbeidsprestatie te leveren, dient de werkgever te worden gecompenseerd door middel van een loonkostensubsidie. Tevens dient te worden zorg gedragen dat de noodzakelijke scholing ook werkelijk plaats vindt. Werk moet lonen! Uitkeringsgerechtigden zijn verplicht werk te aanvaarden. Daar dient tenminste het wettelijk minimumloon, loopbaanperspectief en volwaardige arbeidsvoorwaarden tegenover te staan. Uitkeringsgerechtigden zijn verplicht werk te aanvaarden dan wel mee te werken aan activiteiten/trajecten om werk te verkrijgen. Over het recht op inspraak bij de keuze van de te verrichten werkzaamheden wordt in het actieplan, Iedereen doet mee, niet gesproken. er niet langer dan 6 maanden met behulp van uitkering kan worden gewerkt; Werken met behulp van uitkering slechts kan worden opgelegd indien dit noodzakelijk is om de belemmering voor de weg naar werk vast te stellen dan wel onderdeel is van een traject naar een betaalde baan; De werkzoekende inspraak heeft bij de keuze van de te verrichten werkzaamheden. Mogelijkheden voor inzetten loonkostensubsidie Voor werkzoekenden waar een redelijke kans bestaat op uitstroom naar reguliere arbeid uiterlijk na één jaar wordt het mogelijk een loonkostensubsidie in te zetten voor maximaal één jaar. De LCR vindt het positief dat er voor alle werkzoekenden de mogelijkheid wordt geboden voor het inzetten van loonkostensubsidie. De LCR betreurt het dat daaraan een termijn van maximaal één jaar is verbonden en dat pas na één jaar een loonkostensubsidie kan worden ingezet. Tevens betreurt de LCR het dat in het kader van brug of werkbanen niet tevens wordt ingezet op het bieden van scholing. Voor alle werknemers geldt dat scholing bijdraagt aan een duurzaam perspectief op de arbeidsmarkt. Dat geldt des te meer voor hen die een afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Bij de inzet van scholing dient het behalen van het niveau van een startkwalificatie te worden nagestreefd. Indien dit niet mogelijk is, dient ingezet te worden op het aanleren van vakgerichte bekwaamheden. Gebruik van EVC-trajecten is hierbij één van de mogelijkheden. De LCR heeft een aantal vragen bij het voorstel van het kabinet om de loonkostensubsidie tot één jaar te beperken heeft. De loonkostensubsidie kan worden ingezet voor werkzoekenden waarbij wordt ingeschat dat zij na één jaar kunnen uitstromen naar reguliere arbeid. De LCR vraagt zich af op grond van welke criteria deze inschatting wordt gemaakt. Ook vragen wij ons af wat er gebeurt als na één jaar geen uitstroom naar reguliere arbeid plaatsvindt? Als er geen goede afspraken met de werkgever worden gemaakt over het na één jaar in dienst nemen van de werknemer die met loonkostensubsidie is binnengekomen, dreigt het risico dat de werkgever betrokken werknemer niet in dienst neemt en vervolgens een nieuwe werknemer met loonkostensubsidie voor één jaar aanstelt. Bovendien is onduidelijk of voor hen die tevens inburgeringsplichtig zijn, werken, leren en inburgering integraal worden georganiseerd. Tot slot vragen wij ons af of de werkzoekende inspraak heeft bij de keuze van de te verrichten werkzaamheden. De LCR is van mening dat de werk/brugbanen aan een aantal voorwaarden moet voldoen: Inspraak van de werkzoekende bij de keuze van de te verrichten werkzaamheden; Werken in een werk/brugbaan geschiedt op basis van een arbeidscontract en met de arbeidsvoorwaarden zoals die in de betreffende organisatie/bedrijfstak gelden; de werkgever geeft een baangarantie af voor de werknemer op de werk/brugbaan; recht op noodzakelijke scholing voor de werknemer; werken, leren en inburgering integraal wordt georganiseerd. werken in deeltijd moet mogelijk zijn; De LCR pleit er voor dat de werkzoekenden/werknemer wordt gefaciliteerd bij zijn toetreding tot de arbeidsmarkt. Dat wil zeggen dat er middelen ter beschikking worden gesteld voor passende en noodzakelijke scholing en de werkgever door middel van een loonkostensubsidie wordt gecompenseerd voor een lagere arbeidsproductiviteit en extra begeleiding. 2
De toekenning van middelen voor scholing en loonkostensubsidie dient op maat te geschieden en niet op voorhand aan een maximale termijn te worden gebonden. - Loonkostensubsidies eerder en langer dan één jaar kunnen worden ingezet. - Scholing op maat wordt geboden ook voor hen die met loonkostensubsidies werken; - Werken, leren en inburgering integraal wordt georganiseerd; - Werkgevers die werknemers met een loonkostensubsidie in dienst nemen een baangarantie moeten afgeven; - Een werk/brugbaan wordt vervuld met een arbeidscontract en onder de arbeidsvoorwaarden zoals deze in de organisatie/bedrijfstak gelden; - Werk/brugbaan ook in deeltijd kan. Maatschappelijke participatie Voor hen waarvoor de toegang tot de arbeidsmarkt geen reëel perspectief is, wordt ingezet op maatschappelijke participatie. Hierbij wordt gedoeld op mantelzorg en vrijwilligerswerk. De LCR betreurt het dat voor hen geen mogelijkheden worden geboden om betaalde arbeid te verrichten. De LCR is van mening dat voor hen die geen reëel perspectief hebben op deelname aan de arbeidsmarkt, structurele loonvormende arbeid beschikbaar moet komen, waarbij op maat loonkostensubsidies worden ingezet om werkgevers te compenseren voor de lagere arbeidsprestatie en eventuele extra begeleiding van deze werknemers. De LCR verzoekt u zorg te dragen dat er ook mogelijkheden komen voor betaalde arbeid voor hen die geen reëel perspectief hebben op de arbeidsmarkt. In dit kader pleiten wij voor het qua duur en hoogte op maat inzetten van loonkostensubsidies. Ad 2 Jongeren onder de 27 jaar De LCR vindt het van belang dat jongeren niet in de bijstand komen. Echter de wijze waarop het kabinet dit wil bereiken, een werkleerplicht tot 27 jaar, vinden wij een te ongenuanceerd instrument. Jongeren die jonger dan 27 jaar het onderwijs met diploma verlaten, moeten de kans krijgen een baan te vinden op hun niveau. Het verplichten elke vorm van werk te aanvaarden na het afronden van een opleiding leidt in de ogen van de LCR tot kapitaalsvernietiging. De LCR is van mening dat voor deze jongeren een re-integratie-uitkering van één jaar een beter instrument is. Daarna zou dan kunnen worden gekeken of werken met een loonkostensubsidie hen aan passend werk op hun niveau kan helpen. De LCR vindt dat het kabinet weinig ambities heeft met betrekking tot de jeugdwerkloosheid. In tabel 42.8 indicatoren operationele doelstelling 3 (pagina 37) lezen wij dat de jeugd werkloosheid in 2006 11,4% bedroeg, voor 2007 t/m 2012 streeft het kabinet naar een jeugdwerkloosheid van 10 15 %. De LCR kan dit slecht rijmen met iedereen doet mee. Voor jongeren die zonder diploma de school verlaten, dienen werkleertrajecten te worden ingezet gericht op het minimaal behalen van een startkwalificatie indien een hogere kwalificatie mogelijk is dient daar op te worden ingezet. De LCR mist aandacht voor werkgevers, er dienen voldoende leerwerktrajecten beschikbaar te zijn. Als een leerwerktraject met succes wordt afgerond onder de 27 jaar en zij nog geen betaalde baan hebben, dan dienen deze jongeren in aanmerking te komen voor een baan op het bereikte niveau met loonkostensubsidie. Ook voor jongeren onder 27 jaar met diploma geldt dat werk moet lonen! In het bijzonder willen wij aandacht vragen voor tienermoeders en jongeren met een handicap. Hoe wordt voor hen de leerwerkplicht ingevuld. Wat betekent dit voor hen die geen reële mogelijkheid op de arbeidsmarkt hebben. En hoe wordt de passende arbeid voor tienermoeders ingevuld, wordt er bij hun invulling van de leer/werkplicht rekening gehouden met zorgtaken en adequate kinderopvang. Is voor hen werken in deeltijd mogelijk en wat betekent dat voor hun inkomen? 3
Daarnaast wil de LCR nog aandacht vragen voor de jonggehandicapten. Het kabinet wil onderzoeken of de WAJONG moet worden aangepast om te voorkomen dat jonggehandicapten hun arbeidszaam leven van de wajonguitkering gebruikmaken. De LCR kan zich hierin niet vinden. Om te voorkomen dat mensen in de WAJONG-uitkering terecht komen, moet het onderwijs aan jonggehandicapten en de aansluiting onderwijs arbeid worden verbeterd. Tevens dienen werkgevers bereid te zijn jonggehandicapten in dienst te nemen. Wij verzoeken u zorg te dragen dat: De leer/werkplicht voor jongeren maatwerk wordt. De leeftijdsgrens van 27 jaar komt te vervallen en voor hen die in staat zijn een startkwalificatie of hoger te behalen wordt vervangen door een leerwerkplicht tot deze kwalificatie is bereikt; Voor hen die niet instaat zijn een startkwalificatie te halen, dient werken te lonen; Voor tienermoeders de leerwerkplicht in deeltijd kan worden ingevuld, adequate kinderopvang wordt geboden en hun inkomen bij deeltijdarbeid ten minste het minimumloon (100%) bedraagt; Jongeren met een handicap de mogelijkheid hebben de leerwerkplicht in deeltijd in te vullen op basis van hun belastbaarheid. Waarbij het inkomen bij deeltijdarbeid ten minste het minimumloon (100%) bedraagt. 3 Privatisering WGA Het kabinet wil de WGA privatiseren. In 2009 zal de WGA worden geëvalueerd en wordt bezien op welke wijze een overgang naar een volledig privaatstelsel zodanig kan plaatsvinden dat deze overgang bedrijven het minst belast. De LCR pleit voor een brede evaluatie van WGA waarbij ook aandacht wordt geschonken aan de re-integratie van werknemers. De LCR mist aandacht voor de werknemer. Op welke wijze wordt zijn of haar recht op reintegratie verankerd. Welke mogelijkheden krijgt de werknemer om invloed uit te oefenen op zijn of haar re-integratie? Welke mogelijkheden zijn er voor IRO of PRB? Tot slot vindt de LCR het belangrijk dat bij de private uitvoering van de WGA cliëntenparticipatie wordt geregeld. De WGA breed wordt geëvalueerd; Recht op IRO of PRB voor werknemers wordt geregeld; Cliëntenparticipatie bij private uitvoering WGA wordt geregeld. Ad 4 Verruiming begrip passende arbeid WW Er wordt een verruiming van het begrip passende arbeid in de WW aangekondigd. Hierbij wordt zelfs gedacht aan het toepassen van workfirst. In het huidige beleid krijgen mensen in de WW een half jaar de tijd om werk te zoeken op hun eigen niveau. Hierna zijn zij verplicht werk op een lager niveau te accepteren. Uit de uitstroomcijfers blijkt dat 60% binnen een half jaar uitstroomt; na één jaar is dit percentage opgelopen naar 80%. Door de aantrekkende economie en het grote aantal vacatures zal het aantal WW-gerechtigden dat een baan vindt op eigen niveau alleen maar stijgen. Gelet op het tekort aan gekwalificeerde werkzoekenden/werknemers kunnen nu al vacatures niet worden opgevuld. De LCR is dan ook verbaasd dat WW-ers eerder gedwongen worden een baan onder hun niveau te accepteren. Logisch zou zijn te kijken welke kwalificaties en mogelijkheden mensen hebben en op basis daarvan te bezien of er mogelijkheden zijn om werk te vinden op grond van de aanwezige kwalificaties of dat bij- of omscholing noodzakelijk is. Hiermee is niet alleen betrokkene gebaat maar ook de werkgevers. Tevens wordt verdringing aan de onderkant van de arbeidsmarkt voorkomen. Daar waar thans wordt ingezet om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt naar de arbeidsmarkt toe te leiden, vindt de LCR het onverstandig mensen die hoger gekwalificeerd zijn op lager gekwalificeerde functies in te zetten. Dat beperkt de mogelijkheden voor mensen met lagere kwalificaties. 4
Verruiming van het begrip passende arbeid in de WW niet wordt ingevoerd; Wordt ingezet mensen op hun niveau aan het werk te helpen zonodig met behulp van bij- en omscholing. Ad 5 Onvolledige AOW De LCR vindt het een ommissie dat nog steeds geen aandacht is voor het oplossen van het AOW-gat, terwijl het aantal 65-plussers dat een beroep moet doen op een aanvullende bijstandsuitkering jaarlijks toeneemt. Al jaren pleit de LCR voor een oplossing van dit probleem langs de volgende lijnen: Aparte regeling voor AOW-tekort uit te voeren door de SVB; Verbetering huidige inkoopregeling om het tekort aan jaren AOW in te kopen; Mogelijkheid creëren voor belastingaftrek voor mensen die voor AOW-tekort sparen. De LCR verzoekt u aandacht te vragen voor het AOW-gat. Ad 6 Cliëntenparticipatie en Breed Platform Verzekerden en Werk Met de komst van de Wet SUWI en ook in de Wwb is cliëntenparticipatie in wetgeving verankerd. Cliëntenraden hebben een belangrijke rol bij de uitvoering van de sociale zekerheid. Cliëntenraden kunnen bijdragen aan klantgerichte dienstverlening, verbetering van uitvoeringsbeleid en wet- en regelgeving. Om cliëntenraden in staat te stellen hun rol goed te spelen, moet aan een aantal randvoorwaarden zijn voldaan. Eén van deze randvoorwaarden betreft de materiële (financiële middelen) om de werkzaamheden te kunnen verrichten. De materiële middelen waarover cliëntenraden in de sociale zekerheid kunnen beschikken zijn zeer divers. Het wordt aan de uitvoeringsinstellingen overgelaten welke middelen zij ter beschikking willen stellen. Hiertoe wordt geen enkele richtlijn gegeven. De vrijblijvendheid die uitvoerders van de sociale zekerheid zich permitteren met betrekking tot het budget dat zij aan hun cliëntenraad ter beschikking stellen, dient te worden weggenomen. Inspraak van cliënten is een serieuze zaak die ook serieus genomen moet worden. Deze zienswijze is wel doorgedrongen tot het ministerie van VWS met betrekking tot cliëntenraden bij zorginstellingen, bij het ministerie van SZW is men nog niet zover. Als het kabinet de stem van de cliënt belangrijk vindt dan dient zij cliëntenraden ook in staat te stellen de stem van de cliënt te laten horen. Daartoe dient het ministerie van SZW zorg te dragen dat uitvoeringsinstellingen en gemeenten voldoende middelen beschikbaar stellen voor hun cliëntenraden, zodat het functioneren van deze raden niet in de knel komt. Vergelijkbaar met het ministerie van VWS (kamerstuk 27807, nr. 27) zouden er bindende landelijke richtlijnen moeten worden opgesteld met betrekking tot noodzakelijke materiële middelen. Het ministerie van SZW dient daarnaast voldoende middelen beschikbaar te stellen voor subsidies ten behoeve van extra activiteiten van cliëntenraden. Breed Platform Verzekerden en Werk Tot slot wil de LCR hierbij aandacht vragen voor het Breed Platform Verzekeringen en Werk. Dit Platform dreigt te verdwijnen wegens het afbouwen van hun subsidie door het ministerie van VWS en SZW. Het platform heeft een belangrijke informatie en adviesfunctie aan individuele burgers op het snijvlak van arbeid, sociale zekerheid en particuliere verzekeringen. Zowel in de zorg als in de sociale zekerheid is afgelopen jaren veel veranderd en is een vergaande privatisering doorgevoerd. Eigen verantwoordelijkheid van het individu, is daarbij het uitgangspunt. Eigen verantwoordelijkheid vraagt om een goede informatie en adviesfunctie vooral mensen met een gezondheidsvraag / probleem. Zij hebben óók de komende jaren behoefte aan onafhankelijk advies en ondersteuning. De overheid heeft een belangrijke rol om ervoor te zorgen dat op één plaats betrouwbare, goed onderhouden kennis en informatie is te vinden. BPV&W heeft als voordeel dat het materiaal kan ontwikkelen voor websites, brochures en informatiebladen. De praktijkkennis die o.a. wordt ontrokken aan de helpdesk maakt de informatie voor de gebruiker goed toegankelijk. Ook vervult de helpdesk een belangrijke functie om knelpunten zichtbaar te maken. 5
1 Er bindende landelijke richtlijnen komen voor de facilitering van cliëntenparticipatie; 2 De subsidie aan het Breed Platvorm Verzekerden en Werk niet wordt afgebouwd. Ad 7 Koopkracht Mensen met een inkomen op het sociaal minimum gaan er niet op achteruit of licht op vooruit. Dit vindt de LCR verheugend. De middelen die gemeenten krijgen ten behoeve van armoedebestrijding zijn onderdeel van het gemeentefonds. Onduidelijk is om welke bedragen dit gaat. Dat maakt het voor gemeenteraden en cliëntenraden bijna onmogelijk te controleren of de gemeente de middelen voor armoedebestrijding ook volledig voor dit doel inzet. De LCR pleit vooralsnog niet voor oormerken van de middelen voor armoedebestrijding maar wel voor inzichtelijkheid om welke budgetten het per gemeente gaat. Deze transparantie vindt de LCR noodzakelijk ten behoeve van de controle door gemeenteraden en cliëntenraden. Immers dan wordt inzichtelijk of de middelen voor armoedebestrijding ook daadwerkelijk worden ingezet en welke afweging de gemeente maakt bij de besteding van zijn middelen. In het kader van de schuldhulpverlening wil de LCR aandacht vragen voor mensen die geen vast inkomen hebben. De LCR krijgt signalen dat mensen die korte tijdelijke banen hebben, problemen hebben om in aanmerking te komen voor schuldhulpverlening/schuldsanering. De LCR vindt dit onaanvaardbaar in het licht van de verplichting voor bijstandsgerechtigden elke vorm van werk, ook korte tijdelijke banen te moeten aanvaarden. de middelen voor armoedebestrijding per gemeente zichtbaar worden gemaakt; ook mensen met korte tijdelijke banen in aanmerking komen voor schuldhulpverlening/schuldsanering; De LCR verzoekt u zijn reactie te betrekken bij de behandeling van de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Met vriendelijke groet J.P. Laurier Voorzitter Samenstelling Landelijke Cliëntenraad Landelijke cliëntenorganisaties: Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV), Chronisch zieken en Gehandicaptenraad Nederland (CG-Raad), Cliëntenbond in de geestelijke gezondheidszorg/stichting Landelijke Patiënten en Bewonersraden in de geestelijke gezondheidszorg (Cliëntenbond/LPR), Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO), Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), Federatie van Ouderverenigingen (FvO), Landelijke Vereniging van Arbeidsongeschikten (LVA), Samenwerkingsverbanden Landelijk Overleg Minderheden (LOM), vertegenwoordigers van cliëntenraden bij UWV, CWI en SVB, vertegenwoordigers van de gemeentelijke cliëntenparticipatie te weten: Landelijk Netwerk Cliëntenorganisaties/Samenwerkingsverband Mensen Zonder Betaald Werk (LNCO/SMZBW), Landelijke Vereniging Thuislozen (LVT), Landelijk overleg cliëntenraden Sociale Zekerheid (LocSZ). 6