Milieuhandhavingscollege



Vergelijkbare documenten
Milieuhandhavingscollege

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen hierna de

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Milieuhandhavingscollege

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

35-VK van. hierna de. tegen. hierna de. 9 augustus 2012

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

hierna de tegen voor wie hierna de 29 maart 20122

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 4 maart 2010 in de zaak A /XII-5232.

Milieuhandhavingscollege

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 8 juli 2004 in de zaak A /XII-662.

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST

Voorliggende publicatie bundelt dan ook de geanonimiseerde versies van de uitspraken van het Milieuhandhavingscollege in 2010:

Hof van Cassatie van België

hierna de tegen voor wie hierna de

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Rolnummer Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

51-VK van. mevrouw. raadsman, hierna de. tegen. voor wie. hierna de. noemen, 6 november 2012

Milieuhandhavingscollege

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Milieuhandhavingscollege

die woonplaats kiest bij advocaat S. De Vleeschauwer, kantoor houdende te Stekene, Kerkstraat 16 tegen :

Hof van Cassatie van België

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Hof van Cassatie van België

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

mevrouw hierna de tegen hierna de 16 februari 2012

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST

MHHC-11/ /5-VK. advocaat. hierna de. tegen. hierna de

Hof van Cassatie van België

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. XIVe KAMER A R R E S T. nr van 13 december 2011 in de zaak A /XIV-32.

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

Milieuhandhavingscollege

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Hof van Cassatie van België

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr van 14 juli 2015 in de zaak A /VII

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Transcriptie:

Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/15-VK van 20 februari 2014 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreden mrs. Johan DURNEZ en Erwin GOFFIN, advocaten, met kantoor te 3050 OUD-HEVERLEE, Waversebaan 134 A, bij wie keuze van woonplaats is gedaan, hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, voor en namens wie optreedt mr. Steve RONSE, advocaat, met kantoor te 8500 KORTRIJK, President Kennedypark 6/24, bij wie keuze van woonplaats is gedaan, hierna de verwerende partij te noemen, ingeschreven in het register van de beroepen op 12 juli 2013 onder nummer 13/MHHC/58-M, MHHC-14/15-VK 20 februari 2014 1

heeft het Milieuhandhavingscollege het volgende overwogen: 1. Voorwerp van het beroep Het beroep is gericht tegen de beslissing 12/AMMC/114-M/BVB van 10 juni 2013. Met deze beslissing legt de gewestelijke entiteit aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van 1.074 euro, vermeerderd met de opdeciemen die ten tijde van de verbalisering van de feiten van toepassing waren voor de strafrechtelijke geldboeten, aldus gebracht op 6.444 euro, dit wegens het lozen van een tiental tankwagens afvalwater met slib in een rioolkolk die uitmondt in een open gracht. 2. Verloop van de rechtspleging 2.1. Op 24 januari 2012 beslist de procureur des Konings te Leuven om de milieumisdrijven niet strafrechtelijk te behandelen. Met brief van 20 juni 2012 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. Met brief van 28 juni 2012 bezorgt de verzoekende partij verweer aan de gewestelijke entiteit. Op 10 juni 2013 legt de gewestelijke entiteit de voormelde bestuurlijke geldboete op. De kennisgeving van deze beslissing aan de verzoekende partij gebeurt op 21 juni 2013. 2.2. Met een aangetekende brief van 11 juli 2013 stelt de verzoekende partij beroep in tegen de beboetingsbeslissing. Het verzoekschrift bevat een inventaris van de overtuigingsstukken. De geïnventariseerde stukken zijn er aan toegevoegd. De verwerende partij dient op 19 juli 2013 bij de griffie een dossier in met een kopie van de bestreden beslissing en de stukken op grond waarvan de gewestelijke entiteit haar beslissing heeft genomen. De verwerende partij dient op 16 september 2013 een memorie van antwoord in. De verzoekende partij dient op 21 oktober 2013 een memorie van wederantwoord in. De verwerende partij dient op 8 november 2013 een laatste memorie in. 2.3. Bij beschikking 13/MHHC/58-M/B1 van 18 november 2013 heeft de kamervoorzitter de behandeling van het beroep vastgesteld op de zitting van 19 december 2013. De verzoekende partij is vertegenwoordigd door mr. Johan DOMS, die optreedt loco mr. Johan DURNEZ, haar raadsman. De verwerende partij is vertegenwoordigd door mr. Meindert GEES, die optreedt loco mr. Steve RONSE, haar raadsman. Bestuursrechter Carole M. BILLIET brengt verslag uit. De partijen worden gehoord. De debatten worden gesloten en de zaak wordt voor uitspraak in beraad genomen. MHHC-14/15-VK 20 februari 2014 2

3. Ontvankelijkheid Het beroep, dat op 11 juli 2013 is ingediend met een aangetekende brief, is tijdig en regelmatig naar vorm. Er stellen zich geen problemen met betrekking tot andere aspecten van de ontvankelijkheid ervan en de verwerende partij werpt desbetreffend geen excepties op. Het beroep is ontvankelijk. 4. Feiten De feiten die vaststaan en relevant zijn voor de beoordeling van het beroep zijn de volgende. 4.1. Op 10 januari 2012 begeven een intergemeentelijke toezichthouder van INTERLEUVEN (hierna de verbalisant) en een gemeentelijk milieuambtenaar zich naar de Langestraat te BOORTMEERBEEK, aan de grens met KAMPENHOUT. De inspectie wordt uitgevoerd ingevolge een klacht die bij de gemeente was toegekomen op 3 januari 2012: In deze klacht werd gemeld dat de firma [ ] in de periode tussen kerstmis en nieuwjaar diverse tankwagens zou geloosd hebben in een rioolkolk van de straat. Het geloosde water en slib is hierdoor in de gracht achter de woning van betrokkene (indiener klacht) terecht gekomen. ; Er zouden volgens de klacht een 10-tal vrachtwagens/tankwagens hun lading geloosd hebben in betreffende rioolkolk. De verbalisant stelt vast: Bij het uitvoeren van de controle was de gemelde lozing uiteraard niet meer bezig. Er waren ook geen duidelijke sporen meer merkbaar van deze feiten, noch in de straat (goot) noch in de rioolkolk of nabije opvangput. Het geloosde water en slib had zich ondertussen uiteraard reeds verplaatst van de rioolkolk naar de afwateringsgracht, waarin betreffend stuk straatriolering uitmondt. Zowel het water in deze gracht als het aanwezige slib bleek (visueel) sterk vervuild. Over geheel de lengte van de gracht was er een dikke (20-30cm) zwarte (vermoedelijk vervuilde) sliblaag aanwezig. Deze laag is vermoedelijk deels het gevolg van de illegale lozing, deels het gevolg van de normale lozingen. De private gracht is immers als afwateringsgracht in gebruik en ontvangt ook nog ander huishoudelijk afvalwater (rechtstreeks en onrechtstreeks). Proces-verbaal wordt opgesteld. 4.2. In haar antwoord op een brief van 19 januari 2012 van de gemeente aangaande de feiten, ontkent de verzoekende partij het illegale karakter van de lozing en citeert zij volgende verklaring van de man ter plaatse : In opdracht van RIOBRA werd de riool gekuist in de [woonwijk] Lievekensbossen. Bij de eerste inspectie van de riolering van de wijk, werd in het bijzijn van de Heer Joris Sarens van RIOBRA vastgesteld dat het afvalwater van de ganse wijk terechtkwam in een open beek. Er was dus onvoldoende val, waardoor het afvalwater in de riolering bleef staan. Alvorens te kunnen overgaan tot het kuisen van de riolering moet het overtollige afvalwater worden weggepompt. We hebben dit water dus opgepompt en geloosd in de Langestraat, omdat we ons daar in een ander circuit bevinden (...). Onze vrachtwagen beschikt over een hoge zuigbuis waardoor we perfect het slib van het water kunnen scheiden, en we dus in staat zijn om enkel water te lozen. (...) Het slib wordt verwerkt bij het Grondverwerkingsbedrijf Karremans in Lummen. Dit kan gestaafd worden met de afvalbonnen die steeds kunnen opgevraagd worden. Voornoemde beslissing werd genomen in samenspraak met de Heer Joris Sarens van RIOBRA. Vermits het over afvalwater van dezelfde buurt ging en binnen dezelfde gemeente bleef, was er ons inziens geen enkel probleem. MHHC-14/15-VK 20 februari 2014 3

5. Beoordeling 5.1. De gewestelijke entiteit kwalificeert de vastgestelde feiten als een milieumisdrijf overeenkomstig artikel 16.1.2, 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna DABM), meer bepaald als een schending van: - artikel 12 van het destijds geldende decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen (hierna Afvalstoffendecreet), luidens hetwelk het onder meer verboden is afvalstoffen achter te laten, en - artikel 2 van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging (hierna Oppervlaktewaterenwet), dat onder meer verbiedt om zonder milieuvergunning of -melding verontreinigde vloeistoffen in de openbare riolen te lozen. Zij legt met toepassing van de artikelen 16.4.25 tot en met 16.4.38 DABM en artikel 76 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI DABM de voormelde alternatieve bestuurlijke geldboete op. 5.2.1. Met haar verzoekschrift beoogt de verzoekende partij de vernietiging, met kwijtschelding minstens een vermindering van de (...) opgelegde bestuurlijke geldboete. Ten dien einde werpt zij verschillende bezwaren op: - de immuniteit van de uitvoeringsagent; - geen tijd voor een formeel bestuursbesluit; - ontstentenis van milieumisdrijf gezien de afwezigheid van een moreel bestanddeel; - ontstentenis van milieumisdrijf gezien enkel zuiver water werd geloosd. In haar memorie van wederantwoord voert ze een bijkomend bezwaar aan, met name overmacht: zij werd gedwongen door een macht die zij niet heeft kunnen weerstaan, te weten RIOBRA dat handelt in opdracht van het Vlaamse Gewest. In het licht van artikel 7, 1, 4, van het besluit van 27 mei 2011 van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de rechtspleging voor het Milieuhandhavingscollege (hierna Procedurebesluit), moet dit bezwaar worden geweerd. Inderdaad, de daar bepaalde vereiste dat het verzoekschrift de ingeroepen bezwaren dient te vermelden, impliceert a contrario dat bezwaren die, zoals te dezen, voor het eerst in de memorie van wederantwoord worden ingeroepen, niet ontvankelijk zijn. 5.2.2. Samen met de memorie van wederantwoord legt de verzoekende partij één nieuw stuk neer: een brochure aangaande de pompwagens die zij gebruikt met samenvatting van de werking daarvan. Zij voegt ook ten overvloede een uitprint toe van de website van haar firma, die reeds integraal geciteerd staat in de memorie. Ingevolge artikel 9, 1, Procedurebesluit kan de verzoekende partij na de indiening van haar verzoekschrift slechts aanvullende stukken aan het dossier toevoegen op voorwaarde dat deze haar op het ogenblik van het indienen van het beroep (...) niet bekend waren. Uit de aard van de neergelegde brochure blijkt dat dit stuk de verzoekende partij bekend moest zijn ten tijde van het indienen van het beroep. Het stuk wordt dan ook geweerd. 5.3. Gezien zijn strekking, behoort eerst het bezwaar te worden onderzocht waarin de verzoekende partij betoogt dat zij geen milieumisdrijf pleegde vermits enkel zuiver water werd geloosd. 5.3.1. De verzoekende partij voert aan dat er geen bewijs voorhanden is dat [zij] een inbreuk heeft gepleegd op Art. 12 van het Afvalstoffendecreet en Art. 2 van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging. Centraal in haar desbetreffende argumentatie staan de technische capaciteiten van [haar] pompwagens, die de ambtenaren en getuigen niet gekend is en waarmee dan ook geen rekening is gehouden bij de vaststellingen en de beoordeling daarvan. Zij licht toe dat de pompwagens beschikken over een krachtige zuigbuis waardoor het slib wordt gescheiden van het water. De pompprocedure verloopt, samengevat, als MHHC-14/15-VK 20 februari 2014 4

volgt: Het rioolwater wordt opgepompt in de tank ; Het slib wordt vervolgens gescheiden van het rioolwater door een zelfreinigende filter ; Het slib wordt opgedroogd in de pompwagen ; Gezuiverd water komt er aan de andere kant van de pompwagen praktisch direct uit. Zij legt een stuk neer (stuk 7) dat de gebruiksaanwijzing bevat van het type tankwagen voor rioolreiniging waarmee zij werkt. Zij legt tevens afvalbonnen voor daterend van 13, 16, 20 en 23 december 2013 waaruit blijkt dat zij die dagen respectievelijk 16.300, 12.060, 10.560 en 9.660 kg netto RIOOL/KOLKENSLIB heeft afgezet bij het Grondreinigingscentrum Limburg nv, wat volgens haar bewijst dat het slib wel degelijk werd gescheiden van het water. Zij beklemtoont: (...) alleen water werd geloosd in de gracht aan de Langestraat ; er kan geen sprake zijn van enige lozing van verontreinigde vloeistoffen. Zij wijst erop dat er evenmin bewijs voorligt van schade aan het waterbestand of van een opruiming van het beweerd geloosde slib. Zij legt verder uit dat haar inkomsten uit dergelijke [rioolruimings-]opdrachten kom[en] uit de hoegrootheid van het opgedroogde slib, dat zij verkoopt aan afvalbedrijven, zoals bv. Carmans-Grondreinigingscentrum Limburg nv. Zijzelf heeft er dus alle belang bij (...) om een zo groot mogelijke hoeveel[heid] slib te verzamelen teneinde een zo groot mogelijke winst te genereren. ; het opgezogen slib terug lozen in een andere gracht zou tegen alle logica indruisen. In haar memorie van wederantwoord beklemtoont zij nog uitvoerig dat zij als gespecialiseerd bedrijf in ontstopping en reiniging met een jarenlange ervaring en reputatie zich niet kan veroorloven milieuovertredingen te begaan. Zij citeert uit haar website, waar haar specialisatie in Afvalstoffenmanagement blijkt en waar gewag wordt gemaakt van haar uitgebreid netwerk aan partners die over de modernste verwerkingsinstallaties beschikken. Zij besluit dat zij dan ook afdoende aannemelijk maakt dat zij geen milieumisdrijf heeft gepleegd. 5.3.2. In haar repliek herinnert de verwerende partij vooreerst aan de bijzondere bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel die het opgestelde proces-verbaal toekomt op grond van artikel 16.3.25 DABM. Zij citeert de vaststellingen die de verbalisant persoonlijk verrichte: Zowel het water in deze gracht als het aanwezige slib bleek (visueel) sterk vervuild. Over geheel de lengte van de gracht was er een dikke (20-30cm) zwarte (vermoedelijk vervuilde) sliblaag aanwezig. en merkt op dat deze vaststellingen ook duidelijk blijken uit de fotobijlage van het proces-verbaal. Zij beklemtoont Er is vastgesteld dat er slib werd geloosd. Zij vervolgt door te betogen dat de verzoekende partij faalt in het leveren van het tegenbewijs, in het weerleggen van de zintuigelijke vaststellingen van de verbalisant, die nota bene verder worden gestaafd d.m.v. foto s die tot het proces-verbaal behoren. De afvalbonnen betreffen immers dagen in december 2011 en niet de dag van de vaststelling van de feiten, zijnde 10 januari 2012. De verzoekende partij zou afvalbonnen van die dag moeten kunnen voorleggen om deugdelijk tegenbewijs te leveren voor de zintuiglijke vaststellingen van de verbalisant. De argumentatie op grond van de technische capaciteiten van de pompwagens wordt evenmin geacht tegenbewijs te leveren: Het feit dat deze pompwagens zo werken doet (...) geen afbreuk [aan de vaststelling dat er slib werd geloosd]. De feiten zijn wat ze zijn. Het economisch argument, tenslotte, dat de verzoekende partij geen baat zou hebben bij het lozen van het slib gezien haar inkomsten afhankelijk zijn van het geleverde slib, met verwijzing naar haar website, doet de verwerende partij af als enkel en alleen loutere beweringen (...), die geenszins op redelijke wijze worden gestaafd. 5.3.3. Artikel 16.4.27, tweede lid, DABM bepaalt, in de versie die van toepassing was ten tijde van het plegen van de feiten: Een alternatieve bestuurlijke geldboete kan uitsluitend worden opgelegd voor de milieumisdrijven vermeld in artikelen 16.6.1 [tot] 16.6.3septies [DABM]. De milieumisdrijven die de gewestelijke entiteit te dezen bewezen acht, zijn milieumisdrijven zoals bedoeld in artikel 16.6.2, 1, en artikel 16.6.3 DABM. De wettelijke voorschriften waarvan de gewestelijke entiteit de schending meer in het bijzonder bewezen acht, luiden als volgt: - artikel 12 Afvalstoffendecreet: Het is verboden afvalstoffen achter te laten (...) in strijd met de voorschriften van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan. - artikel 2 Oppervlaktewaterenwet: Het is verboden (...) in de openbare riolen (...) verontreinigde vloeistoffen (...) te lozen, met uitzondering van (...) de lozing van afvalwater waarvoor vergunning is verleend of melding is gedaan (...). De verzoekende partij geeft grif toe dat zij water, opgepompt uit de riolering van de woonwijk Lievekensbossen te Boortmeerbeek, in de rioolkolk van de Langestraat, eveneens te Boortmeerbeek, geloosd heeft. Wat zij wel, en met klem, betwist is dat het water dat zij in de Langestraat heeft geloosd MHHC-14/15-VK 20 februari 2014 5

verontreinigd was. Dit was niet het geval vermits het slib eruit was verwijderd. Aldus betwist de verzoekende partij zowel de schending van artikel 2 Oppervlaktewaterenwet, vermits zij geen verontreinigde vloeistoffen loosde, als de schending van artikel 12 Afvalstoffendecreet, vermits zij geen afvalstoffen heeft achtergelaten. Dienaangaande oordeelt het Milieuhandhavingscollege als volgt. 5.3.3.1. Volgens de getuige die klacht neerlegde, gebeurden de lozingen in de rioolkolk van de Langestraat tussen kerstmis en nieuwjaar 2011; zijn desbetreffende klacht kwam bij de gemeente toe op 3 januari 2012. De eigen zintuiglijke vaststellingen van de verbalisant, waarnaar de verwerende partij met klem verwijst en die met toepassing van artikel 16.3.25 DABM inderdaad bijzondere bewijswaarde genieten, gebeurden op 10/01/2012, dit is minstens tien dagen na de lozingen. Deze vaststellingen beperken zich tot het bestaan, die 10 januari 2012, in de gracht, van een dikke, zwarte sliblaag. Aangaande de oorsprong van de sliblaag ontbreken eigen vaststellingen. De verbalisant uit ter zake enkel vermoedens, uit hun aard gespeend van bijzondere bewijswaarde, die de oorsprong van de sliblaag deels aan de lozing door de verzoekende partij en deels aan lozingen van huishoudelijk afvalwater toeschrijven. Woordelijk stelt hij: Zowel het water in deze gracht als het aanwezige slib bleek (visueel) sterk vervuild. Over geheel de lengte van de gracht was er een dikke (20-30cm) zwarte (vermoedelijk vervuilde) sliblaag aanwezig. Deze laag is vermoedelijk deels het gevolg van de illegale lozing, deels het gevolg van de normale lozingen. De private gracht is immers als afwateringsgracht in gebruik en ontvangt ook nog ander huishoudelijk afvalwater (rechtstreeks en onrechtstreeks). Er zijn geen verdere onderzoeken verricht die informatie geven over de samenstelling, en meteen ook de oorsprong, van het slib. Feitelijke informatie over de stand van het slib in de gracht voorafgaand aan Kerstmis 2011, waaruit onrechtstreeks een begin van bewijs had kunnen blijken, ontbreekt eveneens. Daarnaast staat dat de verzoekende partij, door de neerlegging van afvalbonnen die de afzet bewijzen in december 2011 van tonnen RIOOL/KOLKENSLIB bij het Grondreinigingscentrum Limburg nv, meteen afdoende bewijst: - dat zij in die periode bij rioolruimingswerken over tankwagens beschikte die technisch in staat waren om opgepompt rioolwater te scheiden in een fractie water en een fractie slib, en - dat zij deze ook gebruikte. Aldus maakt zij aannemelijk dat ook het water dat zij in de rioolkolk van de Langestraat loosde, water was waaruit de fractie slib was verwijderd. Gezien, enerzijds, de ontstentenis aan informatie over de oorsprong van het slib in de gracht en, anderzijds, de vaststaande gegevens dat de verzoekende partij in december 2011, de periode van de rioolwerken en de verweten lozing, beschikte over tankwagens die water en slib konden scheiden en deze ook gebruikte, oordeelt het Milieuhandhavingscollege dat er geen bewijs voorligt dat de lozingen door de verzoekende partij aan de oorsprong liggen van een deel van de sliblaag in de gracht. In zoverre het bezwaar de schending van artikel 12 Afvalstoffendecreet viseert, is het gegrond. 5.3.3.2. Voorts stelt het Milieuhandhavingscollege vast dat de stukken van het dossier geen informatie bevatten die de samenstelling van het geloosde water preciseren. Het enige wat vaststaat, is dat het water afkomstig is uit de riolen van een woonwijk. Aannemelijk is dat deze riolen ook hemelwater afvoerden. Niets is geweten over de omvang en samenstelling van de vuilvrachten uit de woningen en over de reinigingshistoriek van de betrokken rioleringen. Contextuele gegevens die een begin van bewijs hadden kunnen leveren, ontbreken volledig. Vermits bestuurlijke geldboeten punitieve sancties zijn, behoort het opleggen ervan omringd te worden met de waarborgen waarin de artikelen 6 en 7 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna EVRM) voorzien. Luidens artikel 6, 2, EVRM omvatten deze waarborgen het vermoeden van onschuld, dat de bewijslast bij de vervolgende overheid legt en voorhoudt dat twijfel in het voordeel van de beklaagde dient te worden uitgelegd. Te dezen is het Milieuhandhavingscollege van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorligt om te stellen, boven redelijke twijfel heen, dat de verzoekende partij verontreinigd water heeft geloosd. MHHC-14/15-VK 20 februari 2014 6

In zoverre het bezwaar de schending van artikel 2 Oppervlaktewaterenwet viseert, is het eveneens gegrond. 5.3.3.3. Bij ontstentenis aan schendingen van artikel 12 Afvalstoffendecreet en artikel 2 Oppervlaktewaterenwet die naar eis van recht bewezen zijn, schendt de bestreden beslissing artikel 16.4.27, tweede lid. Zij is met bevoegdheidsoverschrijding genomen en behoort vernietigd te worden. 5.4. Nu de eventuele gegrondverklaring van de overige bezwaren tot geen ruimere vernietiging kan leiden, is onderzoek ervan overbodig. 5.5. De behandeling van het beroep door het Milieuhandhavingscollege heeft geen kosten met zich gebracht, zodat een beslissing over de kosten van het geding zonder voorwerp is. Om deze redenen beslist het Milieuhandhavingscollege: 1. Het door de verzoekende partij ingediende beroep is ontvankelijk en gegrond. 2. De beslissing 12/AMMC/114-M/BVB van 10 juni 2013 van de gewestelijke entiteit wordt vernietigd. Dit arrest is uitgesproken in Brussel op de openbare zitting van 20 februari 2014 door het Milieuhandhavingscollege, dat samengesteld is uit: Carole M. BILLIET Ludo DE JAGER Luk JOLY Josef NIJS Peter SCHRYVERS Johan CEENAEME ondervoorzitter plaatsvervangend, wettig verhinderd bij de uitspraak bijgestaan door Xavier VERCAEMER griffier. De griffier, De ondervoorzitter, Xavier VERCAEMER Carole M. BILLIET MHHC-14/15-VK 20 februari 2014 7