gemeente Overbetuwe O B&W ADVIES Kenmerk: 13BW000383 Datum ambtelijk voorstel: 9 oktober 2013 Nr.: Onderwerp: Start voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters Te besluiten: De doelgroepdefinitie voor voorschoolse educatie vast te stellen WE subsidie te verlenen aan organisaties die voldoen aan de voorwaarden De teammanager TBR te mandateren de subsidiebeschikkingen te ondertekenen Team/ behandelend ambtenaar: TBR/JAM. Zondag Status advies: openbaar Portefeuillehouder: F.M.J. van Rooijen gezien: Datum b&w-vergadering: 2 oktober 2013 Ingewonnen advies andere teams: -TOW Ingewonnen advies/informatie extern: - N.v.t. In voorbereidende vergadering: N.v.t. In raadsvergadering: N.v.t. Ingewonnen advies adviseurs: Financieel Regelgeving, delegatie of mandaat: N.v.t. Advies TKW: N.v.t. Akkoord Bespreken Opmerkingen Burgemeester - 4-'g- G.C. Koopmans- Jacobs F.M.J. van Rooijen F.H.G.M. Witjes R.W. Mooij Gemeentesecretaris D.P.M. Ploum (TM) -fa -1i Besluit b&w Bijlagen: Bijlage 1. Toelichting advies 13ink18552: Aanvullende begroting 2013 SPO III III I III II II llll I III I
gemeente Overbetuwe B&W ADVIES Kenmerk: 13BW000383 Datum ambtelijk voorstel: 9 oktober 2013 Nr.: Onderwerp: Start voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters o Te besluiten: De doelgroepdefinitie voor voorschoolse educatie vast te stellen WE subsidie te verlenen aan organisaties die voldoen aan de voorwaarden De teammanager TBR te mandateren de subsidiebeschikkingen te ondertekenen Team/ behandelend ambtenaar: TBR / J.A.M. Zondag Status advies: openbaar Portefeuillehouder: F.M.J. van Rooijen Ingewonnen advies andere teams: -TOW gezien: Datum b&w-vergadering: ^oktober 2013 1ST In voorbereidende vergadering: N.v.t. Ingewonnen advies/informatie extern: In raadsvergadering: N.v.t. - N.v.t. Ingewonnen advies adviseurs: Financieel Regelgeving, delegatie of mandaat: N.v.t. Advies TKW: N.v.t. Akkoord Bespreken Opmerkingen Burgemeester G.C. Koopmans- Jacobs F.M.J. van Rooijen F.H.G.M. Witjes R.W. Mooij / Gemeentesecretaris ér D.P.M. Ploum (TM) Besluit b&w Bijlagen: Bijlage 1. Toelichting advies 13ink18552: Aanvullende begroting 2013 SPO
Toelichting 1. Aanleiding / Probleemstelling De gemeente Overbetuwe ontvangt een specifieke uitkering Onderwijsachterstandenbeleid voor de periode 2011-2014. Door capaciteitstekort is het de organisatie niet gelukt beleidsmatige invulling te geven aan de Voor- en Vroegschoolse Educatie (WE). De ontvangen gelden mogen uiterlijk in 2014 besteed worden. De rijksoverheid wil met deze uitkering de volgende doelstellingen bereiken: een voldoende en kwalitatief hoogwaardig aanbod van voorschoolse educatie integrale en kwalitatief goede activiteiten gericht op het wegwerken van grote taalachterstanden (o.a. schakelklassen). Het toezicht op Voor- en Vroegschoolse Educatie (WE) is, als uitvloeisel van de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE), een structurele taak voor de onderwijsinspectie. In 2012 heeft de inspectie onderzoek gedaan naar de voor- en vroegscholen in Overbetuwe. In maart 2013 is het definitieve rapport met een groot aantal verbeterpunten verschenen. In dit voorstel wordt een aanzet gegeven voor de verbetering en verdere ontwikkeling van het WE-beleid in Overbetuwe. 2. Aansluiting bij collegeprogrammafs) Leren en Werken. Het voorstel komt tegemoet aan: Hoofddoel 1: Een sterke doorlopende leerlijn en de subdoelen: Het versterken van voor- en vroegschoolse voorzieningen; Het verbeteren van de overgang van een kind of jongere naar een volgend onderwijsniveau. 3. Doelstelling en beoogd effect 1. Ontwikkelen van gemeentelijk WE-beleid 2. Realiseren van randvoorwaarden voor uitvoering van voorschoolse educatie 1. Ingewonnen adviezen/informatie A. Vakteams: TOW B. Extern: C. Adviseurs: 1. Financieel D. Team Kwaliteit: 5. Ambtelijk advies aan het college De onderwijsinspectie WE-beleid in Overbetuwe Uit de onderwijsinspectie volgt een groot aantal verbeterpunten. (zie bijlage) Op dit moment is een werkgroep gestart waarin zowel de peuterspeelzalen, de kinderopvang, logopedie als de STMG (consultatiebureau) vertegenwoordigd zijn. In de werkgroep zullen de verbeterpunten verder uitgewerkt worden. In dit advies wordt invulling gegeven aan de verbeterpunten: a. Vaststellen doelgroepdefinitie b. Vaststellen subsidievoorwaarden. Ad. a. Doelgroepdefinitie en indicatie: In overleg met de verschillende partners is de volgende doelgroepdefinitie geformuleerd: 1. Kinderen vanaf 2,5 jaar met een taalachterstand, te indiceren door het consultatiebureau (eventueel in samenwerking met een logopedist);
2. Kinderen vanaf 2,5 jaar met een achterstand in hun taal- of sociaal-emotionele ontwikkeling of een gezinssituatie die de ontwikkeling van het kind bedreigt, te indiceren door het consultatiebureau. Zie bijlage voor een verdere toelichting van de uitgangspunten voor de doelgroepbepaling. Ad. b. Subsidievoorwaarden De rijksoverheid heeft in de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE) de volgende kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie opgenomen: Voorschoolse educatie wordt ten minste vier dagdelen of 10 uur per week gegeven op een peuterspeelzaal of een kinderdagverblijf. Op een groep waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden staat minimaal één beroepskracht per 8 kinderen. In groepen van 9 tot maximaal 16 kinderen staan twee beroepskrachten. De beroepskrachten hebben ten minste een opleiding gevolgd op PW3 niveau. Onderdeel van deze beroepsopleiding, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. Als de beroepskracht niet deze module heeft gevolgd, bezit deze een bewijs dat specifieke scholing is afgerond over voorschoolse educatie. De houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin staat beschreven hoe de kennis en vaardigheden in voorschoolse educatie van beroepskrachten worden onderhouden. Voor de voorschoolse educatie wordt een breed programma gebruikt dat zich richt op taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. De gestelde kwaliteitseisen vormen de basis voor de subsidievoorwaarden. Naast de kwaliteitseisen zijn gemeenten verplicht om slechts een minimale ouderbijdrage voor doelgroepkinderen te bepalen. Voorgesteld wordt om de ouders van de peuterspeelzaal het derde en vierde dagdeel gratis ter beschikking te stellen. In de subsidiering van de SPO wordt hiermee rekening gehouden. Ook bij kinderopvang komen peuters voor die tot de doelgroep behoren. Als deze organisaties een WE aanbod aan deze kinderen bieden kunnen ze in aanmerking komen voor een bijdrage in de extra kosten die ze hiervoor maken. Voorgesteld wordt om de organisatie hiervoor een bijdrage van 300 per peuter per jaar te bieden. We gaan ervan uit dat deze kinderen al vier dagdelen gebruik maken van de kinderopvang, zodat geen bijdrage in de ouderbijdrage wordt betaald. Start uitvoering voorschoolse educatie Op basis van de doelgroepdefinitie is onderzoek gedaan naar peuters die aan de omschrijving voldoen. Vooralsnog zijn overzo'n 80 peuters zorgen geuit. In samenspraak met de STMG (consultatiebureau) en de ouders wordt bepaald welke peuters gebruik gaan maken van de extra dagdelen. Gezien de wachtlijsten voor peuterspeelzaalwerk is plaatsing van doelgroeppeuters binnen de huidige groepen niet mogelijk. De organisatie van SPO is bereid om na de herfstvakantie te starten met extra groepen peuterspeelzaalwerk om de doelgroeppeuters vier dagdelen voorschoolse educatie te kunnen bieden. Organisaties die voldoen aan de voorwaarden kunnen vooralsnog tot 1 januari 2014 subsidie ontvangen. De doorontwikkeling van het WE-beleid en harmonisatie In de komende maanden wordt het WE- beleid verder ontwikkeld.
Daarnaast wordt verder invulling gegeven aan de harmonisatie van het peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. In veel gemeenten wordt dit inmiddels vormgegeven door het peuterspeelzaalwerk om te vormen tot peuterwerk onder de wettelijke vereisten voor kinderopvang. Deze vorm wordt ook wel "peuteropvang" genoemd. Met de organisaties worden gesprekken gevoerd om peuteropvang in Overbetuwe verder vorm te geven. Uitgangspunt nierbij is behoud van het huidige peuterspeelzaalwerk tegen lagere kosten. Hoe nu verder? Voorgesteld wordt om vast te starten met de uitvoering van WE en in samenspraak met het onderwijs, oa. in LEA verband de verbeterpunten uit het rapport van de onderwijsinspectie verder handen en voeten te geven. Dit beleid dat zo werkende weg ontwikkeld wordt zal, in combinatie met het voorstel voor invoering van peuteropvang, als beleidsnotitie aan de raad worden voorgelegd. 6. Middelen a. Communicatie Is er een communicatieplan over dit onderwerp? nee Zo nee, waarom niet? Heeft er al communicatie plaatsgevonden? ja Zo ja, welke communicatie heeft er al plaatsgevonden? Werkgroep WE en LEA Welke in- en externe doelgroepen worden er over het besluit geïnformeerd? Organisaties voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang, participatieraad, LEA Hoe wordt het voorstel gecommuniceerd? Overleg b. Juridisch Wie is het bevoegde bestuursorgaan? college Is er een beslistermijn van toepassing? nee Zo ja, voor welke datum moet het besluit bekend worden gemaakt? N.v.t. Is bekendmaking van het besluit verplicht? nee Zo ja, hoe wordt het besluit (te zijner tijd) bekendgemaakt? Is mededeling van het besluit verplicht? ja Zo ja, hoe wordt het besluit (te zijner tijd) meegedeeld? Brief aan belanghebbende c. Financieel Voor WE ontvangt de gemeente sinds 2011 op jaarbasis 41.362,87. Tot nu toe is slechts een minimale bijdrage uit dit budget gebruikt voor het project Onderwijs aan Woonwagen- en Zigeunerleerlingen (OWWZ). Het budget voor de jaren 2011 tot 2014 wordt in 2015 in z'n geheel afgerekend met de rijksoverheid. Gelden ontvangen in 2011, 2012 en 2013 kunnen tot 2015 ingezet worden. De gelden worden daarna structureel via het gemeentefonds beschikbaar gesteld. 7. Uitvoering en evaluatie Het besluit wordt gecommuniceerd in de LEA. Organisaties krijgen een subsidiebeschikking. Op korte termijn wordt verder invulling gegeven aan de harmonisatie van het peuterspeelzaalwerk en de verdere ontwikkeling van het WE beleid.
Bijlage bij advies: Start voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters De onderwijsinspectie WE-beleid in Overbetuwe Uit de onderwijsinspectie voor voorschoolse en vroegschoolse educatie volgen de volgende verbeterpunten: a. Het vaststellen van ambiteuze en meetbare WE-doelstellingen voor de voor- en vroegscholen. b. Bepaling van de definitie van "doelgroepkind". De rijksoverheid gaat voor Overbetuwe uit van 43 doelgroeppeuters (75% van het aantal doelgroepkleuters in 2009). c. Zorgdragen voor voldoende plaatsen. d. Opzetten ouderbeleid e. Integrale uitvoering WE-programma f. Externe zorg g. Beleid op interne kwaliteitszorg h. De doorgaande lijn borgen. i. Versterking van de WE-coördinatie op gemeentelijk niveau. j. Afspraken over systematische evaluatie en verbetering van WE k. Opstellen subsidievoorwaarden De gelden die de gemeente van het rijk ontvangt zijn bedoeld voor voorschoolse educatie. Om uitvoering te kunnen geven aan de verbeterpunten van de onderwijsinspectie dient (i.v.m. de doorgaande leerlijn) nauw samengewerkt te worden met het onderwijs. Zij zijn verantwoordelijk voor de vroegschoolse educatie en ontvangen hiervoor een kleine bijdrage van de rijksoverheid. Op dit moment is een werkgroep WE gestart waarin zowel de peuterspeelzalen, de kinderopvang, logopedie en de STMG (consultatiebureau) vertegenwoordigd zijn. Bij de start van de werkgroep was ook het onderwijs vertegenwoordigd. Deze persoon heeft echter vanwege bezuinigingen zich terug moeten trekken. Inmiddels hebben de schoolbesturen in het LEA-overleg van september 2013 medewerking aan de werkgroep toegezegd. In de werkgroep WE zullen de verbeterpunten verder uitgewerkt worden. In dit advies wordt invulling gegeven aan de verbeterpunten b (de doelgroepdefinitie en indicering) en k (de subsidievoorwaarden). Toelichting op de doelgroepbepaling en indicatie voor deelname aan voorschoolse educatie voor peuters: Met de werkgroep WE zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd om de WEdoelgroep te bepalen: We kijken naar het kind, niet als eerste naar de ouders; WE is bedoeld om een brede ontwikkeling te stimuleren bij kinderen die opgroeien in een omgeving waar het taalaanbod beperkt is en waar weinig aandacht is voor informeel leren; WE is niet bedoeld voor kinderen met een ontwikkelingsstoornis. Voor hen is een ander aanbod passender. De signalering van problemen in de ontwikkeling is onderdeel van de WE-methode Startblokken, die in alle peuterspeelzalen gehanteerd wordt. Dit is een goede manier om problemen te herkennen, zoals een taalachterstand, maar ook ontwikkelingsstoornissen zoals autisme, ADHD of dyslexie. Voor kinderen met een dergelijke stoornis biedt een WE-plek niet dé oplossing. Kinderen met grotere zorgbehoefte (bijv. gedragsproblemen of een ontwikkelingsstoornis) kunnen beter op een gespecialiseerde opvang worden on-
dersteund of via ambulante begeleiding in een peuterspeelzaal of kinderopvang. Door de signalering die in de WE-methode verwerkt is, kan wel de juiste zorg voor deze kinderen gevonden worden. Dit kan bijv. door het inschakelen van het consultatiebureau, klein casusoverleg, zorgadviesteam, MEE of het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Deze voorzieningen zijn in onze gemeente voldoende voorhanden. Vanuit bovenstaande uitgangspunten wordt de volgende doelgroepdefinitie voorgesteld: 2. Kinderen vanaf 2,5 jaar met een taalachterstand, te indiceren door het consultatiebureau (eventueel in samenwerking met een logopedist); 3. Kinderen vanaf 2,5 jaar met een achterstand in hun taal- of sociaal-emotionele ontwikkeling of een gezinssituatie die de ontwikkeling van het kind bedreigt, te indiceren door het consultatiebureau. Om te bepalen welke kinderen hieraan voldoen, zijn de onderstaande indicatoren / risicofactoren benoemd. Deze indicatoren betekenen niet dat een kind per definitie een achterstand heeft. Als een kind scoort op één of meer van deze indicatoren, kan dat aanleiding geven om de ontwikkeling te beoordelen. Als uit die beoordeling blijkt dat het kind een (taal)achterstand heeft, komt het in aanmerking voor een WE-plek. Mogelijke risicosituaties: Opleiding ouders o.b.v. de landelijke gewichtenregeling Chronisch zieke kinderen of ouder (naar oordeel van het consultatiebureau) Langdurige werkloosheid en arbeidsongeschiktheid (één of beide ouders) Verslaafde ouders Ouders met psychi(atri)sche problemen Allochtone kinderen Adoptiekinderen uit het buitenland Kinderen op de vlucht (asielzoekers en vluchtelingen) Illegaal in Nederland Tienermoeder Alleenstaand ouderschap Financiële problemen Ontbreken sociaal netwerk Gesignaleerde risicofactoren: Alleen een buitenlandse taal sprekend in het gezin Op 2 opeenvolgende consulten is niet voldaan aan de minimum spreeknorm Opvoedingsspanning Opvoedingscrisis Opvoedingsnood Ontwikkelingsachterstand Met de voorgestelde keuze voor een uitgebreidere doelgroepbepaling worden zo veel mogelijk kinderen bereikt, die een (risico op een) taalachterstand hebben. Doordat de doelgroep beperkt is, zullen deze kinderen terecht komen in gemengde groepen. Dit komt de ontwikkeling van het kind ten goede. Ook kinderen die niet tot de doelgroep horen, krijgen door de gemengde groepen een stimulans via de methode Startblokken aangereikt.
Toelichting 1. Aanleiding / Probleemstelling De gemeente Overbetuwe ontvangt een specifieke uitkering Onderwijsachterstandenbeleid voor de periode 2011-2014. Door capaciteitstekort is het de organisatie niet gelukt beleidsmatige invulling te geven aan de Voor- en Vroegschoolse Educatie (WE). De ontvangen gelden mogen uiterlijk in 2014 besteed worden. De rijksoverheid wil met deze uitkering de volgende doelstellingen bereiken: een voldoende en kwalitatief hoogwaardig aanbod van voorschoolse educatie integrale en kwalitatief goede activiteiten gericht op het wegwerken van grote taalachterstanden (o.a. schakelklassen). Het toezicht op Voor- en Vroegschoolse Educatie (WE) is, als uitvloeisel van de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE), een structurele taak voor de onderwijsinspectie. In 2012 heeft de inspectie onderzoek gedaan naar de voor- en vroegscholen in Overbetuwe. In maart 2013 is het definitieve rapport met een groot aantal verbeterpunten verschenen. In dit voorstel wordt een aanzet gegeven voor de verbetering en verdere ontwikkeling van het WE-beleid in Overbetuwe. 2. Aansluiting bij collegeprogramma('s) Leren en Werken. Het voorstel komt tegemoet aan: Hoofddoel 1: Een sterke doorlopende leerlijn en de subdoelen: Het versterken van voor- en vroegschoolse voorzieningen; Het verbeteren van de overgang van een kind of jongere naar een volgend onderwijsniveau. 3. Doelstelling en beoogd effect 1. Ontwikkelen van gemeentelijk WE-beleid 2. Realiseren van randvoorwaarden voor uitvoering van voorschoolse educatie 1. Ingewonnen adviezen/informatie A. Vakteams: TOW B. Extern: O Adviseurs: 1. Financieel D. Team Kwaliteit: 5. Ambtelijk advies aan het college De onderwijsinspectie WE-beleid in Overbetuwe Uit de onderwijsinspectie volgt een groot aantal verbeterpunten. (zie bijlage) Op dit moment is een werkgroep gestart waarin zowel de peuterspeelzalen, de kinderopvang, logopedie als de STMG (consultatiebureau) vertegenwoordigd zijn. In de werkgroep zullen de verbeterpunten verder uitgewerkt worden. In dit advies wordt invulling gegeven aan de verbeterpunten: a. Vaststellen doelgroepdefinitie b. Vaststellen subsidievoorwaarden. Ad. a. Doelgroepdefinitie en indicatie: In overleg met de verschillende partners is de volgende doelgroepdefinitie geformuleerd: 1. Kinderen vanaf 2,5 jaar met een taalachterstand, te indiceren door het consultatiebureau (eventueel in samenwerking met een logopedist); in in i ui ii mui i in i in i
2. Kinderen vanaf 2,5 jaar met een achterstand in hun taal- of sociaal-emotionele ontwikkeling of een gezinssituatie die de ontwikkeling van het kind bedreigt, te indiceren door het consultatiebureau. Zie bijlage voor een verdere toelichting van de uitgangspunten voor de doelgroepbepaling. Ad. b. Subsidievoorwaarden De rijksoverheid heeft in de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE) de volgende kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie opgenomen: Voorschoolse educatie wordt ten minste vier dagdelen of 10 uur per week gegeven op een peuterspeelzaal of een kinderdagverblijf. Op een groep waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden staat minimaal één beroepskracht per 8 kinderen. In groepen van 9 tot maximaal 16 kinderen staan twee beroepskrachten. De beroepskrachten hebben ten minste een opleiding gevolgd op PW3 niveau. Onderdeel van deze beroepsopleiding, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. Als de beroepskracht niet deze module heeft gevolgd, bezit deze een bewijs dat specifieke scholing is afgerond over voorschoolse educatie. De houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin staat beschreven hoe de kennis en vaardigheden in voorschoolse educatie van beroepskrachten worden onderhouden. Voor de voorschoolse educatie wordt een breed programma gebruikt dat zich richt op taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. De gestelde kwaliteitseisen vormen de basis voor de subsidievoorwaarden. Naast de kwaliteitseisen zijn gemeenten verplicht om slechts een minimale ouderbijdrage voor doelgroepkinderen te bepalen. Voorgesteld wordt om de ouders van de peuterspeelzaal het derde en vierde dagdeel gratis ter beschikking te stellen. In de subsidiering van de SPO wordt hiermee rekening gehouden. Ook bij kinderopvang komen peuters voor die tot de doelgroep behoren. Als deze organisaties een WE aanbod aan deze kinderen bieden kunnen ze in aanmerking komen voor een bijdrage in de extra kosten die ze hiervoor maken. Voorgesteld wordt om de organisatie hiervoor een bijdrage van 300 per peuter per jaar te bieden. We gaan ervan uit dat deze kinderen al vier dagdelen gebruik maken van de kinderopvang, zodat geen bijdrage in de ouderbijdrage wordt betaald. Start uitvoering voorschoolse educatie Op basis van de doelgroepdefinitie is onderzoek gedaan naar peuters die aan de omschrijving voldoen. Vooralsnog zijn overzo'n 80 peuters zorgen geuit. In samenspraak met de STMG (consultatiebureau) en de ouders wordt bepaald welke peuters gebruik gaan maken van de extra dagdelen. Gezien de wachtlijsten voor peuterspeelzaalwerk is plaatsing van doelgroeppeuters binnen de huidige groepen niet mogelijk. De organisatie van SPO is bereid om na de herfstvakantie te starten met extra groepen peuterspeelzaalwerk om de doelgroeppeuters vier dagdelen voorschoolse educatie te kunnen bieden. Organisaties die voldoen aan de voorwaarden kunnen vooralsnog tot 1 januari 2014 subsidie ontvangen. De doorontwikkeling van het WE-beleid en harmonisatie In de komende maanden wordt het WE- beleid verder ontwikkeld. Ill III I III IIII llll I III I
Daarnaast wordt verder invulling gegeven aan de harmonisatie van het peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. In veel gemeenten wordt dit inmiddels vormgegeven door het peuterspeelzaalwerk om te vormen tot peuterwerk onder de wettelijke vereisten voor kinderopvang. Deze vorm wordt ook wel "peuteropvang" genoemd. Met de organisaties worden gesprekken gevoerd om peuteropvang in Overbetuwe verder vorm te geven. Uitgangspunt hierbij is behoud van het huidige peuterspeelzaalwerk tegen lagere kosten. Hoe nu verder? Voorgesteld wordt om vast te starten met de uitvoering van WE en in samenspraak met het onderwijs, oa. in LEA verband de verbeterpunten uit het rapport van de onderwijsinspectie verder handen en voeten te geven. Dit beleid dat zo werkende weg ontwikkeld wordt zal, in combinatie met het voorstel voor invoering van peuteropvang, als beleidsnotitie aan de raad worden voorgelegd. 6. Middelen a. Communicatie Is er een communicatieplan over dit onderwerp? nee Zo nee, waarom niet? Heeft er al communicatie plaatsgevonden? ja Zo ja, welke communicatie heeft er al plaatsgevonden? Werkgroep WE en LEA Welke in- en externe doelgroepen worden er over het besluit geïnformeerd? Organisaties voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang, participatieraad, LEA Hoe wordt het voorstel gecommuniceerd? Overleg b. Juridisch Wie is het bevoegde bestuursorgaan? college Is er een beslistermijn van toepassing? nee Zo ja, voor welke datum moet het besluit bekend worden gemaakt? N.v.t. Is bekendmaking van het besluit verplicht? nee Zo ja, hoe wordt het besluit (te zijner tijd) bekendgemaakt? Is mededeling van het besluit verplicht? ja Zo ja, hoe wordt het besluit (te zijner tijd) meegedeeld? Brief aan belanghebbende c. Financieel Voor WE ontvangt de gemeente sinds 2011 op jaarbasis 41.362,87. Tot nu toe is slechts een minimale bijdrage uit dit budget gebruikt voor het project Onderwijs aan Woonwagen- en Zigeunerleerlingen (OWWZ). Het budget voor de jaren 2011 tot 2014 wordt in 2015 in z'n geheel afgerekend met de rijksoverheid. Gelden ontvangen in 2011, 2012 en 2013 kunnen tot 2015 ingezet worden. De gelden worden daarna structureel via het gemeentefonds beschikbaar gesteld. 7. Uitvoering en evaluatie Het besluit wordt gecommuniceerd in de LEA. Organisaties krijgen een subsidiebeschikking. Op korte termijn wordt verder invulling gegeven aan de harmonisatie van het peuterspeelzaalwerk en de verdere ontwikkeling van het WE beleid. Ill III IIIMIII llll I III I III
Bijlage bij advies: Start voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters De onderwijsinspectie WE-beleid in Overbetuwe Uit de onderwijsinspectie voor voorschoolse en vroegschoolse educatie volgen de volgende verbeterpunten: a. Het vaststellen van ambiteuze en meetbare WE-doelstellingen voor de voor- en vroegscholen. b. Bepaling van de definitie van "doelgroepkind". De rijksoverheid gaat voor Overbetuwe uit van 43 doelgroeppeuters (75% van het aantal doelgroepkleuters in 2009). c. Zorgdragen voor voldoende plaatsen. d. Opzetten ouderbeleid e. Integrale uitvoering WE-programma f. Externe zorg g. Beleid op interne kwaliteitszorg h. De doorgaande lijn borgen. i. Versterking van de WE-coördinatie op gemeentelijk niveau. j. Afspraken over systematische evaluatie en verbetering van WE k. Opstellen subsidievoorwaarden De gelden die de gemeente van het rijk ontvangt zijn bedoeld voor voorschoolse educatie. Om uitvoering te kunnen geven aan de verbeterpunten van de onderwijsinspectie dient (i.v.m. de doorgaande leerlijn) nauw samengewerkt te worden met het onderwijs. Zij zijn verantwoordelijk voor de vroegschoolse educatie en ontvangen hiervoor een kleine bijdrage van de rijksoverheid. Op dit moment is een werkgroep WE gestart waarin zowel de peuterspeelzalen, de kinderopvang, logopedie en de STMG (consultatiebureau) vertegenwoordigd zijn. Bij de start van de werkgroep was ook het onderwijs vertegenwoordigd. Deze persoon heeft echter vanwege bezuinigingen zich terug moeten trekken. Inmiddels hebben de schoolbesturen in het LEA-overleg van september 2013 medewerking aan de werkgroep toegezegd. In de werkgroep WE zullen de verbeterpunten verder uitgewerkt worden. In dit advies wordt invulling gegeven aan de verbeterpunten b (de doelgroepdefinitie en indicering) en k (de subsidievoorwaarden). Toelichting op de doelgroepbepaling en indicatie voor deelname aan voorschoolse educatie voor peuters: Met de werkgroep WE zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd om de WEdoelgroep te bepalen: We kijken naar het kind, niet als eerste naar de ouders; WE is bedoeld om een brede ontwikkeling te stimuleren bij kinderen die opgroeien in een omgeving waar het taalaanbod beperkt is en waar weinig aandacht is voor informeel leren; WE is niet bedoeld voor kinderen met een ontwikkelingsstoornis. Voor hen is een ander aanbod passender. De signalering van problemen in de ontwikkeling is onderdeel van de WE-methode Startblokken, die in alle peuterspeelzalen gehanteerd wordt. Dit is een goede manier om problemen te herkennen, zoals een taalachterstand, maar ook ontwikkelingsstoornissen zoals autisme, ADHD of dyslexie. Voor kinderen met een dergelijke stoornis biedt een WE-plek niet dé oplossing. Kinderen met grotere zorgbehoefte (bijv. gedragsproblemen of een ontwikkelingsstoornis) kunnen beter op een gespecialiseerde opvang worden on- II Mil Mill IIIIIIII III III L
dersteund of via ambulante begeleiding in een peuterspeelzaal of kinderopvang. Door de signalering die in de WE-methode verwerkt is, kan wel de juiste zorg voor deze kinderen gevonden worden. Dit kan bijv. door het inschakelen van het consultatiebureau, klein casusoverleg, zorgadviesteam, MEE of het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Deze voorzieningen zijn in onze gemeente voldoende voorhanden. Vanuit bovenstaande uitgangspunten wordt de volgende doelgroepdefinitie voorgesteld: 2. Kinderen vanaf 2,5 jaar met een taalachterstand, te indiceren door het consultatiebureau (eventueel in samenwerking met een logopedist); 3. Kinderen vanaf 2,5 jaar met een achterstand in hun taal- of sociaal-emotionele ontwikkeling of een gezinssituatie die de ontwikkeling van het kind bedreigt, te indiceren door het consultatiebureau. Om te bepalen welke kinderen hieraan voldoen, zijn de onderstaande indicatoren / risicofactoren benoemd. Deze indicatoren betekenen niet dat een kind per definitie een achterstand heeft. Als een kind scoort op één of meer van deze indicatoren, kan dat aanleiding geven om de ontwikkeling te beoordelen. Als uit die beoordeling blijkt dat het kind een (taal)achterstand heeft, komt het in aanmerking voor een WE-plek. Mogelijke risicosituaties: Opleiding ouders o.b.v. de landelijke gewichtenregeling Chronisch zieke kinderen of ouder (naar oordeel van het consultatiebureau) Langdurige werkloosheid en arbeidsongeschiktheid (één of beide ouders) Verslaafde ouders Ouders met psychi(atri)sche problemen Allochtone kinderen Adoptiekinderen uit het buitenland Kinderen op de vlucht (asielzoekers en vluchtelingen) Illegaal in Nederland Tienermoeder Alleenstaand ouderschap Financiële problemen Ontbreken sociaal netwerk Gesignaleerde risicofactoren: Alleen een buitenlandse taal sprekend in het gezin Op 2 opeenvolgende consulten is niet voldaan aan de minimum spreeknorm Opvoedingsspanning Opvoedingscrisis Opvoedingsnood Ontwikkelingsachterstand Met de voorgestelde keuze voor een uitgebreidere doelgroepbepaling worden zo veel mogelijk kinderen bereikt, die een (risico op een) taalachterstand hebben. Doordat de doelgroep beperkt is, zullen deze kinderen terecht komen in gemengde groepen. Dit komt de ontwikkeling van het kind ten goede. Ook kinderen die niet tot de doelgroep horen, krijgen door de gemengde groepen een stimulans via de methode Startblokken aangereikt. Ill III I III II II llll I III