VVE-beleid Versienummer Versie 1.0 Afdeling Status

Transcriptie

1 VVE-beleid Auteur P. Vollebregt Versienummer Versie 1.0 Afdeling Status Beleid en Planvorming concept Editiedatum 11 september 2012

2 Talenten ontwikkelen door onderwijs Ontplooiing van ieder individu zoveel mogelijk waarborgen. Aanbieden van voldoende kwalitatief en goed onderwijs. Zorg dragen voor een doorlopende leerlijn en een soepele overgang tussen diverse schooltypen. (programma Leert) VVE-Beleid

3 Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Kader Landelijk lokaal 4 3. Doel en effect 5 4. Monitor voor- en vroegschoolse educatie 5 5. Kwaliteitseisen voorschoolse educatie voor peuterspeelzalen en kinderopvang 6 6. Doelgroepbepaling Doelgroep voorschoolse educatie Doelgroep vroegschoolse educatie 7 7. Toegeleiding van doelgroepkinderen 7 8. VVE-aanbod VVE-programma Extra dagdelen Doorgaande leerlijn 9 9. Afspraken vroegschoolse educatie Toezicht kader Ouderbijdrageverlaging Ouderbetrokkenheid Budget onderwijsachterstanden Uitvoering VVE-beleid Aanbevelingen Communicatie 12 Bijlage I. Begrippen/afkortingenlijst 13 II. Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen VVE-Beleid

4 1. Inleiding Voor u ligt de beleidsnotitie voor voor- en vroegschoolse educatie van de gemeente Woensdrecht voor de periode 2013 t/m Deze notitie geeft de beleidsrichting aan van de gemeente Woensdrecht voor kinderen van 2 tot en met 6 jaar die te kampen hebben met een (onderwijs)achterstand. Kinderen van 2 tot en met 6 jaar zijn onder te verdelen in verschillende groepen. Kinderen zonder achterstand en kinderen met een achterstand. Kinderen zonder achterstand kunnen deelnemen aan het regulier peuterspeelzaalwerk, kinderopvang en basisschool. Kinderen met een achterstand kunnen deelnemen aan een speciaal programma op de voor- of vroegschoolse educatie (VVE). De voorschoolse periode betreft kinderen van 2 tot 4 jaar in de peuterspeelzalen en kinderopvang. In deze periode wordt gewerkt met programma s en observatiesystemen ter bestrijding van (onderwijs)achterstanden. De vroegschoolse periode betreft de eerste twee klassen van het basisonderwijs waar net als in de peuterspeelzalen en kinderopvang gewerkt wordt met programma s en observatiesystemen ter bestrijding van (onderwijs)achterstanden bij kinderen. De gemeente ontvangt jaarlijks een rijksbijdrage voor de bestrijding van onderwijsachterstanden. De gemeente is samen met de organisaties voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang verantwoordelijk voor de voorschoolse educatie en het onderwijs voor de vroegschoolse educatie. De rijksbijdrage wordt ingezet om de doelstellingen uit de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE) en de aanvullende lokale doelstellingen ten aanzien van voor- en vroegschoolse educatie te behalen. Voorschoolse educatie is voor veel kinderen belangrijk. Door deel te nemen aan een voorschools programma hebben zij meer kans op een goede start bij aanvang van het basisonderwijs. Alle kinderen met een (onderwijs)achterstand moeten vanaf 2011 een VVE-programma aangeboden krijgen. Kinderen die VVE nodig hebben worden doorverwezen naar de peuterspeelzaal of kinderopvang waar voorschoolse educatie gegeven wordt. Aanbevelingen vanuit het VVE-beleid staan cursief weergegeven. In paragraaf 14.1 zijn ze samengebracht. 2. Kader 2.1 Landelijk Op 1 augustus 2002 is het besluit landelijk beleidskader gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOA) in werking getreden. Dit besluit gaf gemeenten handvatten voor de uitvoering van de gemeentelijke taken ter bestrijding van onderwijsachterstanden en de inzet van de bijbehorende doeluitkering. Met ingang van 1 augustus 2006 zijn er veel veranderingen doorgevoerd op het gebied van het bestrijden van onderwijsachterstanden, door de komst van het nieuwe onderwijsachterstandenbeleid (OAB). De scholen en schoolbesturen hebben meer VVE-Beleid

5 beleidsvrijheid gekregen en gemeenten minder taken en financiële verantwoordelijkheden. Om hieraan uitvoering te kunnen geven ontvangen schoolbesturen vanaf augustus 2006 zelf de rijksmiddelen voor de bestrijding van onderwijsachterstanden op hun scholen. Gemeenten blijven rijksmiddelen in de vorm van een doeluitkering ontvangen voor de voorschoolse educatie. Sinds 1 augustus 2010 is de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie in werking getreden. De wet OKE heeft de wet kinderopvang, de wet op het onderwijstoezicht, de wet op het primair onderwijs en enkele wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid gewijzigd. Het doel van de wet OKE is om voor jonge kinderen in peuterspeelzalen en kinderopvang een veilige en stimulerende omgeving te creëren, waarbij medewerkers in staat zijn om een risico op (onderwijs)achterstand te signaleren en effectief aan te pakken. De wet OKE beoogt de gemeentelijke regiefunctie te versterken en geeft gemeenten de opdracht om zorg te dragen voor de volgende vier punten: voldoende kwaliteit van het regulier peuterspeelzaalwerk; een dekkend en hoogwaardig aanbod van VVE in de voorschoolse periode; toezicht en handhaving op de kwaliteit van peuterspeelzalen en voorschoolse educatie; het voeren van jaarlijks overleg binnen de gemeente en het maken van afspraken over kernpunten van VVE (LEA). 2.2 Lokaal Vanaf 1 augustus 2006 heeft Stichting Peuterspeelzalen Woensdrecht, in samenwerking met de gemeente Woensdrecht, een tutorprogramma opgezet: Tutorprogramma VVE. Dit programma zorgt voor een individuele begeleiding van het doelgroepkind en ondersteuning van de ouder(s), zodat de ontwikkeling van het kind wordt gestimuleerd op het gebied van de 4 ontwikkelingsdomeinen (taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling). Dit programma is tevens ingevoerd bij de kinderopvang Ons Marieke vof en de Stichting Kinderopvang Zuidwesthoek. Naast het Tutorprogramma VVE is er ook een Lokaal Educatieve Agenda (LEA) opgesteld voor de gemeente Woensdrecht. De LEA is een instrument voor gemeenten, schoolbesturen en overige partners in het veld om in nieuwe verhoudingen (meer gelijkwaardige verhoudingen) tot gezamenlijke afspraken te komen over het onderwijs- en jeugdbeleid. Ook in de kadernota Integraal Jeugdbeleid is aandacht voor de bestrijding van onderwijsachterstanden. Dit beleid richt zich op het stimuleren dan wel in stand houden van voorzieningen en omstandigheden, die de ontwikkeling en groei van jongeren in de richting van maatschappelijke zelfstandigheid en deelname aan het maatschappelijke leven positief beïnvloeden. Daarbij wil de gemeente regie voeren op preventief beleid: voorkomen dat jongeren uitvallen. Dit draagt tevens bij aan de uitvoering van de prestatieveld 2 van de kadernota WMO Het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) kan een preventieve rol vervullen in het VVEbeleid bij de signalering van doelgroepkinderen VVE-Beleid

6 3. Doel en effect Het onderwijsachterstandenbeleid heeft voor de voorschoolse educatie als doel gesteld dat in augustus % van de kinderen met een (onderwijs)achterstand wordt bereikt. Door de jaren heen is echter gebleken dat een 100% bereik niet haalbaar is. Dit omdat ouders niet verplicht zijn om hun kind te laten deelnemen aan een VVE-programma. Met de komst van de wet OKE is ervoor gekozen om het bereik te benaderen vanuit de aanbodzijde. Hiermee is de opgave voor de gemeente veranderd van bereiken wij daadwerkelijk alle doelgroepkinderen naar hebben we het aanbod op orde, dus voldoende VVE-plaatsen beschikbaar. Uit de Monitor Voor- en Vroegschoolse Educatie 2011 blijkt dat de gemeente Woensdrecht voldoende aanbod heeft. Voorkomen moet worden dat een (onderwijs)achterstand op jonge leeftijd resulteert in een leven lang achter de feiten aan hollen en voorkomen dat jongeren uitvallen. 4. Monitor voor- en vroegschoolse educatie Vanaf 2011 wordt er jaarlijks een monitor VVE uitgevoerd door de gemeente Woensdrecht. Het doel van de monitor is om relevante gegevens beschikbaar te krijgen en te verzamelen om ook voor de gemeente Woensdrecht het bereik, kwaliteit van de uitvoering en de opbrengsten van VVE te kunnen monitoren en het beleid eventueel bij te kunnen stellen. De eerste monitor is in de opinieraad van 1 februari 2012 behandeld. Hieronder kort de conclusie van de monitor: Door zowel de voorschoolse voorzieningen als de basisscholen wordt er veel ingezet op (onderwijs)achterstanden. Naast de inzet is er ook een goede samenwerking. Door de komst van de brede scholen samenwerkingsverbanden en de LEA wordt deze samenwerking alleen maar versterkt. Er zal dan ook gestreefd worden om de D- en E- score (Cito taaltoets) te brengen naar 0% bij de overgang van de voorschoolse voorzieningen naar het basisonderwijs en de overgang van groep 2 naar groep 3 binnen het basisonderwijs. De gemeente Woensdrecht is goed op weg de (onderwijs)achterstanden zoveel mogelijk weg te nemen of in te perken. Er is voldoende aanbod voor de doelgroepkinderen. Echter kunnen wij ouders niet verplichten hun kind deel te laten nemen aan een VVE-programma op een voorschoolse voorzieningen. De aanbevelingen die zijn gedaan in de monitor dragen allemaal bij aan het realiseren van één integrale aanpak onderwijsachterstanden. VVE-Beleid

7 5. Kwaliteitseisen voorschoolse educatie voor peuterspeelzalen en kinderopvang Door de komst van de wet OKE worden vanaf 1 augustus 2010 extra kwaliteitseisen gesteld aan peuterspeelzalen en kinderopvang die voorschoolse educatie aanbieden. Hieronder zijn de eisen schematisch weergegeven. Kwaliteitseisen Peuterspeelzalen Kinderopvang Uren per week 4 dagdelen van 2,5 uur. 10 uur per week. Beroepskracht kind ratio 1 beroepskracht per 8 kinderen. Wanneer groep groter dan 8 kinderen dan ten minste 1 beroepskracht die gekwalificeerd is om voorschoolse educatie te geven, rekening houdend met de leeftijd van de kinderen (zie bijlage I). Aantal kinderen Maximaal 16 kinderen. per groep Opleidingsniveau PW3 niveau met ten minste 1 module over het verzorgen van voorschoolse educatie. Opleidingsplan Eisen programma De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin staat beschreven hoe de kennis en vaardigheden in voorschoolse educatie van beroepskrachten worden onderhouden. Gestructureerd en samenhangend programma die de ontwikkeling stimuleert op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. 1 beroepskracht per 8 kinderen. Wanneer groep groter dan 8 kinderen dan ten minste 1 beroepskracht die gekwalificeerd is om voorschoolse educatie te geven, rekening houdend met de leeftijd van de kinderen (zie bijlage I). Maximaal 16 kinderen. PW3 niveau met ten minste 1 module over het verzorgen van voorschoolse educatie. De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin staat beschreven hoe de kennis en vaardigheden in voorschoolse educatie van beroepskrachten worden onderhouden. Gestructureerd en samenhangend programma die de ontwikkeling stimuleert op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. De voorschoolse voorzieningen (peuterspeelzalen en kinderopvang) die voorschoolse educatie aanbieden binnen de gemeente Woensdrecht voldoen aan de bovengenoemde eisen. 6. Doelgroepbepaling Vanaf de in werking treding van GOA in 2002, is er een onderscheid gemaakt in de omschrijving van de voorschoolse en vroegschoolse doelgroep. Bij het vaststellen van de doelgroep voorschoolse educatie gaat de overheid uit van de leeftijdscategorie 2,5 VVE-Beleid

8 tot en met 4 jaar met als criterium minimaal de gewichtenregeling van het basisonderwijs, waarbij het opleidingsniveau van de ouders bepalend is. Gemeenten zijn vrij om verdere criteria voor de doelgroepbepaling vast te stellen. 6.1 Doelgroep voorschoolse educatie De gemeente Woensdrecht heeft in 2002 de volgende criteria vastgesteld voor het bepalen van een doelgroepkind in de leeftijdscategorie 2 tot en met 4 jaar: Gewichtenregeling. Signaal vanuit de peuterleidsters. Signaal vanuit het periodiek overleg met de Thuiszorg West-Brabant (consultatiebureau). Indicaties overigen (huisarts, traverse, etc.). De afgelopen jaren zijn er ontwikkelingen geweest op het gebied van toetsing en observatiesystemen voor voorschoolse educatie. Daarom wordt geadviseerd om vanaf 2013 de volgende criteria te stellen aan doelgroepkinderen in de leeftijdscategorie 2 tot en met 4 jaar (zie ook paragraaf 14.1): Gewichtenregeling op basis van het opleidingsniveau van de ouders. Signalering op de 4 ontwikkelingsdomeinen door beroepskracht, gecertificeerd met voorschoolse educatie, op peuterspeelzalen en kinderopvang. Signalering op de risicofactoren door jeugdarts Thuiszorg West-Brabant (consultatiebureau). Score op de Cito taaltoetsen. Signalering vanuit het observatiesysteem KIJK! (systeem waarin de 4 ontwikkelingsdomeinen per kind wordt geregistreerd door de voorschoolse voorzieningen). Indicaties op de 4 ontwikkelingsdomeinen overige deskundige instellingen (huisarts, CJG, etc.) 6.2 Doelgroep vroegschoolse educatie. De vroegschoolse educatie werd in 2002 gedefinieerd aan de hand van de gewichtenregeling en dat is tot op heden zo gebleven. Wel is door een wijziging in de gewichtenregeling tussen 2006 en 2009 de doelgroep met een kwart verminderd. Voorheen lag de nadruk van de gewichtenregeling meer op de afkomst van de ouders van een kind. Nu ligt de nadruk op het opleidingsniveau van de ouders van een kind. Naast de gewichtenregeling wordt ook gekeken naar de behaalde score op de Cito taaltoetsen en het observatiesysteem KIJK!. 7. Toegeleiding van doelgroepkinderen Door een samenwerking tussen peuterspeelzalen, kinderopvang, CJG en artsen en verpleegkundigen Jeugdgezondheidszorg, wordt efficiënt gewerkt aan signaleren en wegnemen van (onderwijs)achterstanden. Hierbij neemt veelal het consultatiebureau de taak op zich om ouders van risicokinderen te informeren over de meerwaarde van het bezoeken van de peuterspeelzaal of kinderopvang met een VVE-aanbod voor het kind en deze kinderen toe te leiden. VVE-Beleid

9 Een risicokind is niet hetzelfde als een doelgroepkind. Een risicokind is een kind waarbij één of meerdere risicofactoren aanwezig zijn, waardoor het kind opgroeit in een situatie waardoor het een grotere kans heeft een (onderwijs)achterstand op te lopen. Risicofactoren zijn landelijk vastgesteld: Sociaal medische factoren (bijvoorbeeld chronisch ziek kind). Sociaal economische factoren (bijvoorbeeld levend van minimum inkomen). Sociaal culturele factoren (bijvoorbeeld asielszoekerskind). Sociaal-emotionele factoren (bijvoorbeeld gedragsproblemen). Taalachterstand (bijvoorbeeld verzorgende ouder spreekt geen Nederlands). Door het kind extra in de gaten te houden en te monitoren wordt bepaald of het kind daadwerkelijk een doelgroepkind of risicokind is. Dit vindt plaats in het structureel overleg tussen peuterspeelzalen, kinderopvang en Thuiszorg West-Brabant. De toegeleiding van risicokinderen naar de peuterspeelzaal of kinderdagopvang heeft tot gevolg dat meer kinderen met (onderwijs)achterstand de peuterspeelzaal of kinderdagopvang bezoeken. Hierdoor is er ook beter inzicht of alle doelgroepkinderen gebruik maken van het VVE-aanbod. De toegeleiding gebeurt al op de leeftijd van 18 maanden. In de eerste levensjaren is de ontwikkeling van het kind het grootst. Naast het ijkmoment van 18 maanden zal er ook gekeken worden naar mogelijke (onderwijs)achterstanden bij de leeftijden van 2 en 3 jaar. De werkwijze van toegeleiding is hetzelfde als voor een kind van 18 maanden. 8. VVE-aanbod 8.1 VVE-programma De wet OKE schrijft voor dat voor de voorschoolse educatie een programma gebruikt wordt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van de 4 ontwikkelingsdomeinen. Zoals aangegeven in hoofdstuk 2 is er een VVE-programma opgesteld, het Tutorprogramma VVE, met daarin opgenomen de 4 ontwikkelingsdomeinen. Dit tutorprogramma wordt uitgevoerd op bijna alle voorschoolse voorzieningen binnen de gemeente Woensdrecht. Ook de vroegschoolse educatie maakt gebruik van programma s om (onderwijs)achterstanden te bestrijden. Echter op dit moment sluiten de programma s tussen de voorschoolse en vroegschoolse educatie niet op elkaar aan. Aanbeveling: de programma s, gebruikt op voor- en vroegschoolse educatie, op elkaar af te stemmen, waardoor er één integrale aanpak ontstaat. Dit om een goede doorgaande lijn te creëren en te behouden (zie paragraaf 8.3). 8.2 Extra dagdelen Voor doelgroepkinderen wordt een extra aanbod verstrekt door een 3 e en 4 e dagdeel aan te bieden op het gebied van VVE. Het herhalen van het VVE-aanbod draagt bij aan de ontwikkeling op de 4 ontwikkelingsdomeinen. Doelgroepkinderen nemen deel VVE-Beleid

10 aan 4 dagdelen gericht op VVE-activiteiten, waarvan 2 dagdelen regulier en 2 dagdelen extra. De kosten voor deze extra dagdelen bedragen 48,- per maand per doelgroepkind voor het jaar Deze kosten worden vergoed door de gemeente Woensdrecht vanuit het budget onderwijsachterstanden (zie ook hoofdstuk 13). 8.3 Doorgaande leerlijn Het basisonderwijs krijgt sinds het schooljaar zelf middelen voor hun onderwijsachterstandenbeleid. De gemeente Woensdrecht is als gevolg hiervan dus niet meer verplicht te investeren in de vroegschoolse educatie. Anderzijds zijn de scholen niet langer afhankelijk van de gemeente in hun keuzes op dit beleidsterrein. Vanwege de versnippering schrijft de wet OKE voor dat er structureel overleg gevoerd moet worden op het gebied van onderwijs met de schoolbesturen, peuterspeelzalen en kinderopvang. Dit overleg vindt plaats in de LEA. De gemeente acht de samenwerking tussen de voorschoolse voorzieningen en de basisscholen van groot belang voor het creëren en behouden van de zogenoemde doorgaande leerlijn. Deze samenwerking vindt men terug in de LEA en het structureel overleg tussen de voorschoolse voorzieningen en de basisscholen. Door deze samenwerking is het gelukt dat alle voorschoolse voorzieningen en alle basisscholen gebruik maken van hetzelfde observatiesysteem, KIJK!. Daardoor wordt overdracht van gegevens vergemakkelijkt van de voorschoolse voorziening naar de basisschool en draagt bij aan de doorgaande leerlijn. Naast eenzelfde observatiesysteem draagt het afstemmen van de programma s tussen voorschoolse en vroegschoolse educatie bij aan de doorgaande leerlijn. Aanbeveling: creëren en behouden van één integrale aanpak (onderwijs)achterstanden binnen de gemeente Woensdrecht voor de leeftijdscategorie 2 tot en met 6 jaar. 9. Afspraken vroegschoolse educatie In de wet OKE is opgenomen dat gemeenten verplicht zijn met schoolbesturen afspraken te maken over vroegschoolse resultaten. Een voorbeeld van een vroegschools resultaat is het aantal kinderen die laag scoren bij de Cito taaltoets aan het eind van groep 2. Voor het maken van zinvolle afspraken is het nodig dat er een nulmeting plaatsvindt: waar staan we nu en waar willen we naartoe. De inspectie van het onderwijs is gestart met de bestandsopname van voor- en vroegschoolse educatie. Voor eind 2012 wordt ook de gemeente Woensdrecht bezocht door de onderwijsinspectie. Na de inspectie zullen de gegevens van de gemeente Woensdrecht worden opgenomen in de bestandsopname. VVE-Beleid

11 Aanbeveling: aan de hand van de bevindingen worden samen met het onderwijs streefniveaus vastgesteld, waarbij als uitgangspunt wordt genomen het verbeteren van het algemeen gemiddelde. Hierbij zijn met name de landelijke referentiekaders leidend. 10. Toezicht kader 2010 Als uitvloeisel van de wet OKE wordt het toezicht op voor- en vroegschoolse educatie een structurele taak voor de inspectie van onderwijs. Van 2010 tot ongeveer 2013 wordt eerst een bestandsopname gemaakt van de VVElocaties in alle gemeenten. Zodra de bestandsopname in een gemeente is afgerond, wordt overgeschakeld op het zogenaamde signaalgestuurde overzicht. In onze gemeente is op verzoek van de inspectie informatie doorgestuurd in het kader van deze bestandsopname. De daadwerkelijke opname zal plaatsvinden voor eind Ouderbijdrageverlaging Gemeenten zijn wettelijk verplicht om de ouderbijdrage van doelgroepkinderen binnen het peuterspeelzaalwerk te verlagen naar het niveau van de laagste inkomenscategorie in de kinderopvang. Dit heeft als doel de drempel te verlagen voor het deelnemen aan een VVE-programma. Vanaf 2009 ontvangen gemeenten een specifieke uitkering om de ouderbijdrage te verlagen, bovenop de rijksuitkering voor het onderwijsachterstandenbeleid. Op advies van de VNG brengt de gemeente Woensdrecht de ouderbijdrage in lijn met die van de kinderopvang wanneer ouders recht zouden hebben op de maximale kinderopvangtoeslag. Berekening ouderbijdrage: De standaard ouderbijdrage voor 1 kind gedurende 40 weken per jaar en 10 uur per week bedraagt bij gezinnen met de maximale kinderopvangtoeslag: 40 x 10 x 0,59 = 236,00 per jaar. Ouders betalen nu voor 1 kind op de peuterspeelzaal 495,00 ( 45,- per maand x 11 maanden). Om dit naar het niveau te brengen van de kinderopvang is een vergoeding van 259,00 ( 495,00-236,00) nodig van de gemeente (zie ook hoofdstuk 13). De berekening is uitgegaan van de maximale kinderopvangtoeslag voor het jaar 2012, omdat de bedragen voor het jaar 2013 nog niet bekend zijn. 12. Ouderbetrokkenheid De ontwikkeling van kinderen vindt plaats op de voorschoolse voorzieningen, maar vooral ook thuis. Onderzoek toont aan dat activiteiten door ouders in aansluiting op VVE-Beleid

12 wat het kind op de voorschoolse educatie doet, een positief effect hebben op de ontwikkeling van het kind (zowel op het terrein van taal als sociaal-emotionele ontwikkeling). Op dit moment wordt er binnen de gemeente Woensdrecht weinig tot niets gedaan op het gebied van ouderbetrokkenheid in het kader van de voor- en vroegschoolse educatie. Om de ouderbetrokkenheid te stimuleren zijn er programma s. Deze programma s stimuleren ouders om actief aan de slag te gaan met thema s die worden behandeld tijdens het VVE-programma. Dit geeft de ouders extra handvatten om ook thuis een optimale omgeving te creëren voor de ontwikkeling van hun kind. Aanbeveling: met de voorschoolse voorzieningen zal afgesproken moeten worden om ouderbetrokkenheid op te nemen in het Tutorprogramma VVE. 13. Budget onderwijsachterstanden In onderstaande tabellen is schematisch weergegeven wat de inkomsten en bestedingen zijn van de doeluitkering onderwijsachterstandenbudget. De besteding is een aanname, die gebaseerd is op de werkelijke besteding 2011 en aanvragen Inkomsten Overzicht specifieke uitkering onderwijsachterstanden Jaar Bedrag Te verwachten restant , , ,34 Totaal: ,68 Bestedingen Kosten activiteiten VVE per jaar. VVE-activiteit Bedrag Tutorprogramma VVE ,00 3 e en 4 e dagdeel ,00 Structureel overleg basisonderwijs 1.700,00 Zorgoverleg met externe deskundigen (o.a ,00 Thuiszorg West-Brabant) Ouderbijdrageverlaging 7.200,00 Toegeleiding doelgroepkinderen 4.023,00 Totaal: ,00 Voor de jaren 2013 en 2014 is een totaalbedrag van ongeveer ,00 (2 x ,00) nodig. De specifieke uitkering vanuit het rijk moet voldoende zijn om de structurele kosten te kunnen dekken. Het restant van de specifieke uitkering kan ter beschikking worden gesteld voor eventuele trainingen en/of activiteiten in het kader van de ouderbetrokkenheid. Daarnaast mag 15% van het budget worden ingezet voor coördinerende activiteiten, zoals inzet van uren door beleidsambtenaar. Middelen die overblijven aan het eind van 2014, moeten worden terugbetaald aan het rijk. VVE-Beleid

13 14. Uitvoering VVE-beleid Het VVE-beleid geldt voor een periode van 2 jaar. Dit omdat de financiering na 2014 nog niet helder is. Hierdoor kan het zijn dat het beleid eventueel aangepast moet worden. Na vaststelling van het beleid door de raad zal er een plan van aanpak met de betrokken partijen worden opgesteld. Eind 2014 zal er een evaluatie plaatsvinden. Afhankelijk of de specifieke uitkering vanuit het rijk wordt voortgezet zal er een nieuw beleidsplan worden opgesteld Aanbevelingen In het uitvoeringsprogramma zal voornamelijk aandacht besteed worden aan de ouderbetrokkenheid, het afstemmen van de VVE-programma s tussen de voorschoolse voorzieningen en het basisonderwijs en de resultaatafspraken vroegschoolse educatie. Hieronder alle aanbevelingen op een rij: Vaststellen criteria doelgroepkinderen in de leeftijdscategorie 2-4 jaar: o Gewichtenregeling op basis van het opleidingsniveau van de ouders. o Signalering door beroepskracht, gecertificeerd met voorschoolse educatie, op peuterspeelzalen en kinderopvang. o Signalering door jeugdarts Thuiszorg West-Brabant. o Score op de Cito taaltoetsen. o Signalering vanuit het observatiesysteem KIJK! o Indicaties op de 4 ontwikkelingsdomeinen overige deskundige instellingen (huisarts, CJG, etc.) Afstemmen van de programma s tussen de voorschoolse en vroegschoolse educatie. Creëren en behouden van één integrale aanpak (onderwijs)achterstanden voor de leeftijdscategorie 2 tot en met 6 jaar. Maken van resultaatafspraken vroegschoolse educatie met de schoolbesturen. Opnemen van ouderbetrokkenheid in het Tutorprogramma VVE Communicatie Voor het opstellen van het plan van aanpak zal gebruik worden gemaakt van de stuurgroep LEA en de daaronder vallende werkgroep VVE. In deze werkgroep zitten vertegenwoordigers van de peuterspeelzaal, kinderopvang, basisonderwijs en de beleidsmedewerker onderwijs. Indien nodig zal de stuurgroep LEA gevraagd worden de werkgroep VVE uit te breiden, zodat er uitvoering gegeven kan worden aan de aanbevelingen genoemd in paragraaf De stuurgroep LEA komt twee keer per jaar bij elkaar. De werkgroepen worden bij elkaar geroepen indien nodig. De stuurgroep LEA zal dan ook gevraagd worden opdracht te geven aan de werkgroep VVE om de aanbevelingen in een plan van aanpak te zetten en hieraan uitvoering te geven. De voortgang en resultaten van de aanbevelingen zullen worden teruggekoppeld door een vertegenwoordiger van de werkgroep richting de stuurgroep LEA. VVE-Beleid

14 Bijlage I. Begrippenlijst CJG Doelgroepkind Gewichtenregeling Centrum Jeugd en Gezin kind met een (onderwijs)achterstand op grond van de criteria genoemd in paragraaf 6.1. is de basis voor de financiering van basisscholen in het kader van onderwijsachterstandenbeleid. Het opleidingsniveau van de ouders is bepalend voor het gewicht van de leerling. GOA Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid OAB Onderwijsachterstandenbeleid PW3 niveau Risicofactoren Risicokind Stuurgroep LEA VVE Wet OKE Werkgroep VVE beroepsgerichte opleiding MBO Pedagogisch Medewerker 3 - Sociaal medische factoren - Sociaal economische factoren - Sociaal culturele factoren - Sociaal-emotionele factoren - Taalachterstand kind waarbij één of meerdere risicofactoren aanwezig zijn, waardoor het kind opgroeit in een situatie met een grotere kans om een (onderwijs)achterstand op te lopen. deze stuurgroep komt twee keer per jaar bij elkaar. Hierin zitten bestuursleden van de volgende instanties: - Lowys Porquinstichting - Stichting SOM - Ons Middelbaar Onderwijs - Kinderopvang Ons Marieke - Stichting Kinderopvang Zuidwesthoek - Kombinocare - Stichting Peuterspeelzalen Woensdrecht voor- en vroegschoolse educatie wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie deze werkgroep valt onder de stuurgroep LEA en wordt indien nodig bij elkaar geroepen. Leden van de werkgroep zijn: VVE-Beleid

15 - Schoolbesturen: Mevrouw B. van Hees - Kinderopvang: Mevrouw E. Jacobs - Peuterspeelzaal: Mevrouw M. Swagemakers - Gemeente Woensdrecht: Mevrouw P. Vollebregt II. Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 Hieronder zijn lid 1 en 7 van artikel 5 uit de regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 uitgewerkt en heeft betrekking op de groepsgrootte en de beroepskracht-kind ratio. Artikel 5. Aantal beroepskrachten en groepsgrootte in de dagopvang. 1. Bij dagopvang vindt de opvang plaats in stamgroepen, met dien verstande dat in een groep: a. In de leeftijd tot één jaar gelijktijdig ten hoogste twaalf kinderen aanwezig zijn; b. In de leeftijd tot en met drie jaar ten hoogste zestien kinderen aanwezig zijn, waaronder acht kinderen in de leeftijd tot één jaar. 7. Bij dagopvang bedraagt de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijke aanwezige kinderen ten minste: a. Één beroepskracht per vier kinderen in de leeftijd tot één jaar; b. Één beroepskracht per vijf kinderen in de leeftijd van één tot twee jaar; c. Één beroepskracht per zes kinderen in de leeftijd van twee tot drie jaar; d. Één beroepskracht per acht kinderen in de leeftijd van drie tot vier jaar. VVE-Beleid