Beroepsprestaties beoordelen volgens een driepuntschaal: Verantwoording en procedure Versiebeheer Versie Datum Auteurs Status Wijzigingen 1 9-1-2013 WvD Concept 2 15-1-2013 WvD Concept Opmaak / criteria uitgewerkt Distributie Versie Datum Naam 1 10-1-2013 MO 2 15-1-2013 Praktijkwerkgroep combi-opleiding / HB, HS, MO, GA, secr. CLEC & coo s Zorg en Welzijn
INLEIDING Met ingang van 1 augustus 2012 dienen alle mbo opleidingen voor de specifieke (beroepsgerichte) examenonderdelen ten minste een driepuntschaal te hanteren zodat goed presterende studenten zich kunnen onderscheiden. Dat betekent dat er een beoordelingsvoorschrift ontwikkeld moet worden voor het beoordelen volgens een driepuntschaal. In zo n voorschrift wordt voorgeschreven op grond waarvan een prestatie van een examenkandidaat met een bepaalde score moet worden gewaardeerd. In dit document is een beoordelingsvoorschrift voor een driepuntschaal uitgewerkt voor het Consortium materiaal. Er worden twee onderwerpen besproken: 1. De verantwoording van de methodiek (deel A). 2. Het beoordelingsvoorschrift (deel B). Pagina 2 van 9
DEEL A VERANTWOORDING Wettelijke eisen Voor de opleidingen die in cursusjaar 2012-2013 van start zijn gegaan geldt dat de exameninstrumenten voorzien zijn van ten minste een driepuntschaal. Indicator 2.1.4. uit het toezichtkader bve 1 stelt daarnaast dat deze instrumenten voorzien zijn van een beoordelingsvoorschrift dat een zo objectief mogelijke beoordeling waarborgt. Dat houdt in dat voor elk meetpunt (prestatie-niveau) op de schaal moet worden aangegeven wat dat punt precies inhoud. Stand van zaken: Consortium materiaal Het examenmateriaal van het Consortium is ontwikkeld voor een tweepuntschaal met de prestatieniveaus aangetoond én niet aangetoond. De tweepuntschaal is vervolgens vervangen door een driepuntschaal met de prestatie-niveaus onvoldoende-, voldoende- en goed aangetoond. De prestatie-indicatoren van de tweepuntschaal zijn echter gehandhaafd (zie Figuur 1 en 2). Omdat de prestatie-indicatoren niet zijn aangepast is de driepuntschaal in de praktijk lastig te hanteren. De bestaande indicatoren kunnen niet gebruikt worden voor het maken van een onderscheid tussen voldoende aangetoond en een goed aangetoond. Figuur 1: WP1.1, competentie K met een tweepuntschaal. Figuur 2: WP1.1, competentie K met een driepuntschaal. 1 Zie Inspectie van het Onderwijs Toezichtkader 2012, pagina 50. Pagina 3 van 9
Het initiatief voor het opstellen van een beoordelingsvoorschrift ligt bij de onderwijsinstellingen die werken met het Consortium materiaal. Het Consortium heeft wel contact gehad met de inspectie over de driepuntschaal. De Inspectie heeft aangegeven dat het geen afvinklijstje mag worden. Zij stelt voor om met portretten te werken waar in termen van waarneembaar gedrag wordt aangegeven wat een goed is en wat een voldoende. Uitgangspunten voor een beoordelingsvoorschrift Voor het opstellen van een beoordelingsvoorschrift worden de volgende uitgangspunten (specificaties) gehanteerd: Beperkt aantal (algemene) criteria naast de criteria (de competenties) die het Consortium hanteert. Het exameninstrumentarium van het Consortium gaat uit van de werkprocessen uit het kwalificatiedossier. De beoordeling wordt gegeven op het niveau van competenties waarbij de prestatie-indicatoren aangeven of de student de betreffende competentie voldoende heeft aangetoond. Uitgaande van de systematiek van het Consortium zou voor elk exameninstrument op het niveau van de competenties nieuwe prestatie-indicatoren ontwikkeld moeten worden voor voldoende aangetoond en goed aangetoond. Voor een individuele onderwijsinstelling is dit qua investering niet haalbaar. Omdat de waardering van voldoende en goed niet geïntegreerd kan worden binnen het bestaande instrumentarium wordt er gewerkt met een apart beoordelingsvoorschrift. Als oplossing is er voor gekozen om met een beperkt aantal algemene criteria te werken met prestatie-indicatoren voor voldoende aangetoond en goed aangetoond. Deze criteria kunnen binnen alle opleidingen gebruikt worden. De algemene criteria verwijzen naar de criteria die het Consortium hanteert. De algemene criteria dienen te verwijzen naar de specifieke criteria (de competenties) van het Consortium materiaal (zie Bijlage 1). Op deze manier wordt gewaarborgd dat er geen extra criteria worden meegenomen in de beoordeling. Het beoordelingsvoorschrift voor voldoende aangetoond en goed aangetoond gaat uit van waarneembaar gedrag. De prestatie-indicatoren worden beschreven in termen van waarneembaar gedrag. Zo vormen de algemene criteria samen het portret in termen van waarneembaar gedrag voor voldoende aangetoond en goed aangetoond. Gedragsschaal. Als beoordelingstechniek wordt er gewerkt met gedragsschalen (behaviorally anchored rating scales). Deze gedragsschalen bevatten gedragsvoorbeelden (prestatie-indicatoren) voor de verschillende schaalpunten (prestatie-niveaus). Pagina 4 van 9
DEEL B: BEOORDELINGSVOORSCHRIFT VOLDOENDE-GOED TOELICHTING Een beroepsprestatie bestaat uit verschillende bewijsstukken. Eén van de bewijsstukken is altijd de afgetekende beoordelingslijst (bewijstsuk A). Dit is de uitvoering van het totaal van het betreffende examenonderdeel (zie Figuur 3). Figuur 3: Beoordelingslijst. In bewijsstuk A worden één of meerdere werkprocessen met bijbehorende competenties beoordeeld volgens een driepuntschaal. De driepuntschaal kent de volgende prestatie-niveaus: Onvoldoende aangetoond (o), Voldoende aangetoond (v), Goed aangetoond (g). De prestatie-indicatoren die genoemd worden in bewijsstuk A geven aan waaraan een kandidaat moet voldoen om een voldoende aangetoond te halen. De prestatie-indicatoren geven echter niet aan wat het onderscheid is tussen een voldoende en een goed. Voor het onderscheid tussen voldoende en goed wordt een apart beoordelingsvoorschrift gebruikt. Het gebruik van dit algemene voorschrift wordt in de volgende apragrafen toegelicht. Een goed presterende kandidaat. Voor het vaststellen van een goed zijn drie algemene criteria ontwikkeld met bijhorende prestatieindicatoren. Deze criteria dienen als aanvulling bij bewijsstuk A. Het gaat om de volgende criteria: Pagina 5 van 9
Sociale vaardigheden Integriteit Uitvoeren van de werkzaamheden De drie criteria vormen samen het portret waarmee een onderscheid kan wordt gemaakt tussen een voldoende en een goed. Beoordelen volgens een driepuntschaal Het beoordelen verloopt in twee stappen: 1. De assessor vult de beoordelingslijst (Bewijsstuk A) in aan de hand van de driepuntschaal. 2. De assessor vult de algemene beoordelingslijst in. Deze beoordelingslijst dient als verantwoording voor de gemaakte keuzes bij bewijsstuk A. Het beoordelingslijst voor voldoende-goed staat op de pagina s 7 en 8. Voorbeeld van ingevulde lijst Bij elke beroepsprestatie wordt een algemene beoordelingslijst ingevuld. De ingevulde lijst (Figuur 4) dient als verantwoording bij bewijsstuk A van de beroepsprestatie. Figuur 4: Een ingevuld beoordelingsformulier Pagina 6 van 9
Beroepsprestatie: Naam student: Opleiding: Cohort: Fase: Datum: Criterium: SOCIALE VAARDIGHEDEN De kandidaat reageert gepast op de behoeftes, gevoelens en capaciteiten van anderen. In de communicatie houdt de kandidaat rekening met de specifieke persoon en situatie. De kandidaat is een actief lid van het team. De kandidaat is zich bewust van de gemoedstoestand van anderen en kan daar gepast op reageren. De kandidaat luistert en stelt vragen voor een beter begrip en reageert adequaat. De kandidaat neemt alle aspecten van de situatie in overweging alvorens te reageren. De kandidaat reageert gepast door zich in te leven in anderen. De kandidaat reageert adequaat op feedback. De kandidaat is actief op zoek naar feedback om zo mogelijkheden tot verbetering te identificeren. De kandidaat helpt anderen bij het uitvoeren van taken. De kandidaat helpt anderen zonder dat daar bepaalde verwachting voor erkenning tegenover staan. De kandidaat helpt collega s en neemt mede de verantwoordelijk zonder dat het expliciet om wordt gevraagd. Criterium: INTEGRITEIT Integer en betrouwbaar De kandidaat behandelt anderen fair. De kandidaat is zich bewust van de geldende normen en waarden. De kandidaat behandelt anderen continue met respect. De kandidaat is zich bewust van de impact van de geldende normen en waarden en past het handelen hierop aan. Pagina 7 van 9
Criterium: UITVOEREN VAN DE WERKZAAMHEDEN De kandidaat maakt gebruik van de benodigde tijd en hulpmiddelen zodat het werk efficiënt wordt uitgevoerd. De kandidaat spant zich actief in om concrete resultaten te behalen. De kandidaat stelt de prioriteiten vast voor het uitvoeren van de werkzaamheden en stelt deze bij indien dit nodig is. De kandidaat maakt continu een onderscheid tussen kritische en minder kritische taken en stemt de werkzaamheden daar op af. De kandidaat handelt wanneer dat nodig is en wacht daarbij niet op anderen. De kandidaat anticipeert op de situatie en denkt van te voren na over gepaste acties. De kandidaat voltooit de werkzaamheden op tijd. De kandidaat gebruikt de tijd effectief en rond alle werkzaamheden af ook de minder wenselijke. De kandidaat voltooit de werkzaamheden ver voor de deadlines. De kandidaat neemt op tijd actie om de taken te voltooien en doelen te behalen. De kandidaat neemt actie om taken eerder dan gepland te voltooien. Het handelen van de kandidaat is er op gericht om kwalitatief goed werk af te leveren. De kandidaat gebruikt de tijd effectief en zorgt dat irrelevante zaken de taakuitvoering niet beïnvloeden. De kandidaat reageert op onverwachte verzoeken met minimale onderbrekingen van de werkzaamheden. De kandidaat werkt goed samen met anderen. De kandidaat is actief op zoek naar feedback om zo mogelijkheden tot verbetering te identificeren. Onderbouwing van de beoordeling Naam beoordelaar Naam beoordelaar Naam Student Handtekening Handtekening Handtekening Pagina 8 van 9
BIJLAGE 1: VERANTWOORDING ALGEMENE SCHALEN Algemene criteria Voldoende - goed Competenties A. Beslissen en activiteiten iniëren K. Vakdeskundigheid toepassen Uitvoeren van de werkzaamheden L. Materialen en middelen inzetten M. Analyseren Q. Plannen en organiseren D. Aandacht en begrip tonen Sociale vaardigheden E. samenwerken en overleggen R. Op de behoefte en verwachtingen van de klant richten. Integriteit F. Ethsich en integer handelen. Pagina 9 van 9