ARMOEDEMONITOR 2015 GEMEENTE CAPELLE AAN DEN IJSSEL

Vergelijkbare documenten
ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2015

BIJLAGE 4 ARMOEDEMONITOR 2015 GEMEENTE NOORDWIJK

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016

EVALUATIE MINIMABELEID GEMEENTE OLST-WIJHE

Armoedemonitor 2014 gemeente Zoetermeer

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2017

Betreft: Evaluatie minimaregelingen Albrandswaard Geachte raadsleden,

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LANSINGERLAND 2015

aparte regeling Bereik:40,2% (bekeken op huishoudniveau) Regeling maatschappelijke participatie +228,6% Aantal: 208

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2016

Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012

Armoedemonitor gemeente Menterwolde 2014

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LEEUWARDEN

Armoedemonitor Wassenaar 2012

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LEEUWARDEN 2017

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE WASSENAAR 2016

Armoedemonitor Voorschoten 2012

ARMOEDE-INDEX GEMEENTE KRIMPENERWAARD

KERNBOODSCHAP De cijfers in de armoedemonitor laten zien dat we op de goede weg zijn. We continueren daarom de koers die is ingezet.

ARMOEDEMONITOR 2016 GEMEENTE DEN HAAG

Armoedemonitor Voorschoten 2012

Armoedemonitor Den Haag 2008

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE HEERHUGOWAARD 2017

CUMULATIEONDERZOEK GEMEENTE EMMEN 2015

INVENTARISATIE DOELGROEP ARMOEDEBELEID AMELAND

Armoedemonitor Ridderkerk 2009

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250

ARMOEDEMONITOR 2018 GEMEENTE RIDDERKERK

ARMOEDE IN DE GEMEENTE WOUDENBERG

Gemeenteraad van Albrandswaard p/a de griffie

Armoedemonitor Leeuwarden

Armoedemonitor Zoetermeer 2010

Armoedemonitor Den Haag 2014

Kerncijfers armoede in Amsterdam

Sociale index: Gebiedsteam Sneek Noord 1 oktober 2014

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE HATTEM

Minimamonitor Haarlem 2012

BIJLAGE 5 INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE NOORDWIJK 2015

Sociale index Gebiedsteam Sneek Zuid 1 oktober 2014

Evaluatie armoederegelingen 2017 Ridderkerk

Sociale index Gebiedsteam Bolsward, Platteland Bolsward en Witmarsum-Arum 1 oktober 2014

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE WIJK BIJ DUURSTEDE 2015

Bereik minimaregelingen onder Leidse huishoudens

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE VLISSINGEN

BIJLAGE 5 INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE NOORDWIJK 2015

Amsterdamse Armoedemonitor 2009

EVALUATIE MINIMABELEID GEMEENTE OVERBETUWE

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE RIDDERKERK 2018

Armoedemonitor Tilburg 2014

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE WAALWIJK 2014

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE OLST-WIJHE

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE HEERHUGOWAARD 2018

Armoede in de Stad. Armoedemonitor Groningen 2015

EVALUATIE ARMOEDE EN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE SOEST

Amsterdamse armoedemonitor

Rapportage Cliënten inkomensregelingen Almere 2016

Amsterdamse Armoedemonitor 2011

*U * *U *

Januari Nulmeting sociaal domein Aa en Hunze

Amsterdamse Armoedemonitor

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO

HERIJKING ARMOEDEBELEID GEMEENTE MONTFERLAND

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Verdere daling langdurige minima. Aandeel langdurige minima gedaald

In Amsterdam wonen veel mensen met een minimuminkomen én veel mensen met een relatief hoog inkomen. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE ARMOEDE BESTRIJDING GEMEENTE DOETINCHEM

INKOMENSEFFECTEN LANDELIJKE EN GEMEENTELIJKE MINIMAREGELINGEN

Armoedemonitor : Lage inkomens in Amsterdam

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

Hoofdstuk 25 Financiële dienstverlening

Amsterdamse Armoedemonitor 2012

Armoede in Voorschoten in beeld

Sociaal-economisch wijkprofiel: De Wierden en gebied 1354

Bijgaand ontvangt u ter kennisname de tweede Zeeuwse Armoedemonitor, zoals recent door Scoop uitgebracht.

SCENARIOANALYSE SOCIAAL DOMEIN GEMEENTE RIDDERKERK

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE RIDDERKERK 2014

Persbericht. Aantal huishoudens met kans op armoede in 2008 toegenomen. Centraal Bureau voor de Statistiek

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Huishoudens in Leiden

[Geef tekst op] Onderzoek, Informatie en Statistiek

Doelgroeponderzoek AWBZ en Wmo Utrecht

Podium 6. Rechten van raadsleden (vragen, moties en dergelijke) 7. Informatie van de portefeuillehouder

Armoede in Schildersbuurt

Armoedemonitor Zwolle 2017

Hoofdstuk 20. Financiële dienstverlening

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Armoedeconferentie 2015 De eindjes aan elkaar knopen

WMO PROGNOSE GEMEENTE HEERHUGOWAARD

Werkloosheid 50-plussers

Amsterdamse Armoedemonitor

Armoedemonitor Minima in Groningen. Februari Erik van der Werff. Klaas Kloosterman.

Interne Memo nr. commissie MO G.E. Oude Kotte Datum: december 2014 Onderwerp: BOT-overleg armoedebeleid 2015 Afschrift aan: vul in

Inkomenstatistiek 2008 Westfriesland

Hoofdstuk 24 Financiële situatie

Inkomensstatistiek Westfriesland Augustus 2014

Rapportage Sociaal Domein 2016 Gemeente Bergen (L) Rapportage Sociaal Domein 2016 Gemeente Bergen (L)

ARMOEDE NIET IN BEELD Overzicht op basis van CBS-data

Nieuwsbrief Minimabeleid 2010 Gemeente Schagen

Hoofdstuk 11. Financiële dienstverlening

Financiële regeling voor langdurige minima: langdurigheidstoeslag

Overzicht huidige minimaregelingen

Transcriptie:

ARMOEDEMONITOR 2015 GEMEENTE CAPELLE AAN DEN IJSSEL

Armoedemonitor 2015 gemeente Capelle aan den IJssel Onderzoek naar de omvang en samenstelling van de doelgroepen voor het gemeentelijke armoedebeleid en het gebruik van inkomensondersteunende regelingen in de gemeente Capelle aan den IJssel. Colofon Opdrachtgever Gemeente Capelle aan den IJssel Datum Juni 2015 Auteurs Tessa Schoot Uiterkamp Bert van Putten Databewerking Wim Zijlema KWIZ Stavangerweg 23-5 9723 JC Groningen 050-5252473 1Tcontact@kwiz.nl Uitgave Deze publicatie is een uitgave van KWIZ B.V.. Het overnemen van cijfers en / of teksten is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld. Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd en / of openbaar gemaakt worden in welke vorm dan ook zonder voorafgaande toestemming van KWIZ B.V..

Inhoudsopgave Inleiding... 2 Samenvatting... 4 1. Minima in beeld... 8 1.1. Kenmerken minimahuishoudens... 8 1.2. Vergelijking minimahuishoudens 2014 2012... 10 1.3. Langdurige minima... 12 1.4. Vergelijking langdurige minima 2014 2012... 14 1.5. Nieuwe minima... 16 2. Kinderen in armoede... 17 2.1. Kinderen in minimahuishoudens... 17 2.2. Minimahuishoudens en jeugdzorg... 19 3. Instrumenten voor financiële ondersteuning... 21 3.1. Regelingen voor het minimabeleid... 21 3.2. Kwijtschelding gemeentelijke belastingen... 21 3.3. Bijzondere bijstand... 22 3.4. Langdurigheidstoeslag... 22 3.5. Collectieve zorgverzekering... 23 3.6. Rotterdampas... 24 3.7. Bijdrage indirecte studiekosten... 24 3.8. Jeugdsport- en cultuurfonds... 25 3.9. Duurzame gebruiksgoederen pensioengerechtigden... 26 3.10. Eenmalige koopkrachttegemoetkoming 2014... 26 3.11. Cumulatief gebruik inkomensregelingen... 27 4. Gebruik Wmo en schuldhulpverlening... 30 4.1. Wmo... 30 4.2. Schuldhulpverlening... 32 4.3. Cumulatief gebruik... 34 5. Het armoedebeleid in perspectief... 35 5.1. Doelgroep armoedebeleid... 35 5.2. Gebruik regelingen nader belicht... 37 5.3. Gebruik regelingen in vergelijkend perspectief... 38 5.4. Overig... 39 Bijlage 1. Verantwoording... 40 Bijlage 2. Bevolkingskarakteristieken... 42 1

0BInleiding De gemeente Capelle aan den IJssel voert een actief beleid gericht op de preventie en bestrijding van armoede. Om de resultaten van het gevoerde beleid in beeld te brengen is een armoedeonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is een vervolg op de armoedemonitor 2013. Dit rapport beschrijft de doelgroep voor het lokale armoedebeleid en gaat in op het gebruik en het bereik van een aantal inkomensondersteunende regelingen die de gemeente kent. De gegevens over de omvang en samenstelling van de doelgroep minimahuishoudens geven de situatie per 1 januari 2015 weer (peildatum minimapopulatie). Het gebruik van de regelingen is gemeten over het gehele kalenderjaar 2014. Waar mogelijk worden de cijfers vergeleken met die van de armoedemonitor 2013. Voor de armoedemonitor 2013 is het gebruik van de regelingen gemeten over geheel 2012 en is de minimapopulatie met een inkomen tot 110 procent van het Wettelijke sociaal minimum (Wsm) weergegeven met als peildatum 1 juni 2013. Omdat in 2014 de grenzen van een aantal minimaregelingen zijn verruimd naar 120 procent Wsm geeft de huidige armoedemonitor de minimapopulatie met een inkomen tot 120 procent Wsm weer. Dit heeft tot gevolg dat we alleen de minimapopulatie met een inkomen tot 100 1 procent Wsm met elkaar kunnen vergelijkenp0f P. In deze rapportage worden de volgende onderzoeksvragen beantwoord: 1. Hoe groot is de doelgroep van het minimabeleid op basis van de inkomensgrens tot 120 procent van het Wsm? 2. Wat zijn de achtergrondkenmerken van deze minimahuishoudens en hoe lang zijn zij al aangewezen op een dergelijk inkomen? 3. Hoeveel kinderen in de leeftijd tot 18 jaar groeien op in huishoudens die tot de minimapopulatie behoren? 4. Hoe groot is het gebruik en niet-gebruik van de inkomensondersteunende regelingen? 5. Wat zijn de achtergrondkenmerken van de groepen minimahuishoudens die van deze regelingen gebruik maken? 6. Hoe groot is het gebruik van de Wmo, schuldhulpverlening en jeugdzorg, en welke achtergrondkenmerken hebben deze gebruikersgroepen? 7. In hoeverre is er overlap tussen de groep minimahuishoudens en gebruikers van de Wmo, schuldhulpverlening en jeugdzorg? 10TOnderzoeksopzet Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van registratiegegevens van de verschillende lokale en landelijke regelingen die de gemeente uitvoert: de Wet werk en bijstand (WWB), minimaregelingen en kwijtschelding gemeentelijke belastingen. Met behulp van de gemeentelijke bevolkingsadministratie (Gba) zijn de gebruikersgegevens vervolgens op huishoudniveau gegroepeerd. Op deze manier ontstaat een samenhangend beeld op de omvang en samenstelling van de minimapopulatie, de mate van gebruik van regelingen en de overlap in het gebruik van regelingen op andere beleidsterreinen. 10TLeeswijzer Na de samenvatting wordt in het eerste hoofdstuk de doelgroep voor het minimabeleid beschreven aan de hand van een aantal kenmerken. In hoofdstuk twee gaan we nader in op kinderen die in een minimahuishouden opgroeien. Vervolgens worden in hoofdstuk drie een 1 Omdat voor de armoedemonitor 2013 is uitgegaan van 110 procent Wsm is voor dat jaar niet bekend hoeveel huishoudens een inkomen tot 120 procent Wsm hebben. Door verruiming van de inkomensgrenzen van een aantal regelingen kunnen we voor de huidige armoedemonitor wel rapporteren op 120 procent. Deze verruiming heeft eveneens tot gevolg dat het aantal huishoudens met een inkomen tot 110 procent Wsm in 2015 minder nauwkeurig is vast te stellen dan in 2013. Het inkomen bepalen we namelijk aan de hand van de inkomensgrens van de regeling. We kunnen niet vaststellen of een huishouden dat voor een regeling met als grens 120 procent Wsm in aanmerking komt, een inkomen heeft van 110 procent Wsm. Wel weten we zeker dat het inkomen van dit huishouden lager is dan 120 procent Wsm en daarom gaan we er vanuit dat dit het huishoudinkomen is. 2

aantal minimaregelingen die de gemeente kent in beeld gebracht en gaan we nader in op het cumulatief gebruik van voorzieningen. In hoofdstuk vier geven we het gebruik van de Wmo en schuldhulpverlening weer, en laten we de overlap tussen deze voorzieningen met het armoedebeleid zien. In het laatste hoofdstuk formuleren we een aantal conclusies en aanbevelingen. In bijlage 1 staat de verantwoording van het onderzoek beschreven en bijlage 2 geeft een aantal kenmerken van alle huishoudens in de gemeente weer. 3

1BSamenvatting In de gemeente Capelle aan den IJssel hebben op 1 januari 2015 4.172 huishoudens een inkomen tot 120 procent Wsm. Dit is bijna 14 procent van alle 30.508 huishoudens in de 2 gemeente en ligt onder het landelijk gemiddelde van 15 procentp1f P. Ontwikkeling minimapopulatie Op 1 januari 2015 hadden 3.257 huishoudens een inkomen tot 100 procent Wsm (10,7 procent van alle huishoudens). Dit is een lichte daling ten opzichte van 2013 toen 3.317 huishoudens een inkomen tot 100 procent Wsm hadden (10,9 procent van alle huishoudens). Wel ligt het aandeel van 10,7 procent nog boven het landelijk gemiddelde van 10 procent. Onder de minima tot 100 procent Wsm is het aantal huishoudens met een WWB-uitkering behoorlijk gestegen: van 1.692 in 2013 naar 1.954 in 2015 (+ 15,5 procent). Het aantal minima met een overige inkomensbron (WW, werk) is juist gedaald. Een deel van deze groep is ingestroomd in de WWB. De overige achtergrondkenmerken zijn nagenoeg hetzelfde gebleven (de helft is alleenstaand en bijna twee derde is van allochtone afkomst). Onderstaand geven we een aantal kenmerken van de minimahuishoudens met een inkomen tot 120 procent Wsm weer. 3TBijna de helft van de minimahuishoudens heeft een WWB-uitkering Van de minimahuishoudens heeft 47 procent een WWB-uitkering, 20 procent ontvangt AOW en 33 procent komt rond van een ander hoofdinkomen zoals werk of WW. 3TEenoudergezinnen meer kans op armoede Eenoudergezinnen behoren vaker tot de minimapopulatie dan andere huishoudens: van alle eenoudergezinnen leeft 51 procent op een inkomen tot 120 procent Wsm. Alleenstaanden vormen in absolute zin de grootste groep onder de minima, 46 procent valt in deze categorie. 3TIn Oostgaarde Noord, Middelwatering Oost en Schenkel is het aandeel minima hoger In de woonwijken Oostgaarde Noord, Middelwatering Oost en Schenkel moeten respectievelijk 22 procent, 18 procent en 17 procent van alle huishoudens rondkomen van een minimuminkomen. Deze aandelen liggen boven het gemeentelijk gemiddelde van 14 procent. In de wijken Capelle West en s-gravenland en Oostgaarde Zuid zijn de aandelen minimahuishoudens het laagst. Van alle 4.172 minimahuishoudens woont een kwart (1.054 huishoudens) in Schollevaar Zuid. Niet-westerse allochtone huishoudens zijn vaker minima dan autochtone huishoudens Van alle niet-westerse allochtone huishoudens in de gemeente moet bijna een derde rondkomen van een inkomen tot 120 procent Wsm. Onder westerse allochtone huishoudens is dit 13 procent en onder autochtone huishoudens is dit 8 procent, 6 procentpunten onder het gemeentelijk gemiddelde. 65-plussers zijn minder vaak minima dan huishoudens tot 45 jaar Van alle 65-plus huishoudens heeft 9 procent een inkomen tot 120 procent Wsm, 5 procentpunten onder het gemeentelijk gemiddelde. Onder huishoudens tot 27 jaar en 27 tot 45 jaar is aandeel fors hoger (resp. 20 procent en 18 procent). Hoewel de gemeente vergrijst, groeit het aandeel oudere minimahuishoudens dus niet evenredig mee. 2 Bron: CBS Statline. 4

3TDe helft van alle minima is al drie jaar of langer minima In de gemeente moet 52 procent van alle minimahuishoudens tot 120 procent Wsm al drie jaar of langer van dit inkomen rondkomen. In totaal gaat het om 2.169 huishoudens. Dit komt overeen met aandelen die we landelijk zien. Minima met een AOW-uitkering zijn vaker langdurig aangewezen op een minimuminkomen dan minima met een andere inkomensbron. Nieuwe minima hebben vaak een andersoortig hoofdinkomen 29 procent van alle minima (1.199 huishoudens) leeft korter dan een jaar op een inkomen tot 120 procent Wsm. Ruim de helft van deze groep komt rond van een zogenaamd andersoortig inkomen, zoals WW of loon. Onder alle minima is dat 33 procent, deze groep is dus oververtegenwoordigd onder nieuwe minima. Verder is bijna de helft van de nieuwe minima jonger dan 45 jaar en is het aandeel alleenstaanden kleiner dan onder alle minima. 3T1 op de 5 van alle kinderen groeit op in een minimahuishouden Van de 13.558 kinderen die de gemeente telt, groeien er 2.799 op in een minimahuishouden met een inkomen tot 120 procent Wsm. Dit is bijna 21 procent van alle kinderen in de gemeente. Van alle kinderen uit een eenoudergezin, behoort meer dan de helft (56 procent) tot de minima. Dit beeld zien we ook in andere gemeenten. In Oostgaarde Noord, Middelwatering Oost, Schenkel en Schollevaar Zuid groeien kinderen vaker op in een minimahuishouden dan in andere wijken. 3TBereik minimaregelingen Onderstaande figuur geeft het bereik per inkomensondersteunende regeling weer. Waar mogelijk wordt het bereik vergeleken met dat van de armoedemonitor 2013. Voor sommige regelingen geldt dat de inkomensgrenzen in de tussentijd zijn aangepast. Verder maken we een vergelijking met het bereik van regelingen in andere gemeenten. Hierbij is wel de nodige voorzichtigheid geboden, omdat de inhoud van de regelingen per gemeente verschilt. Hierdoor is vergelijking soms lastig. Figuur 1. Bereik inkomensondersteunende regelingen 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2014 2012 Het bereik van de kwijtschelding is met 76 procent het hoogst, een stijging van 1 procentpunt ten opzichte van twee jaar daarvoor. Voor de kwijtschelding geldt dat een bereik van 80 procent maximaal is; De langdurigheidstoeslag heeft een bereik van 37 procent (2012: 38 procent). Bij andere gemeenten met een referteperiode van vijf jaar zien we meestal een bereik van rond de 45 procent. Een langere referteperiode leidt meestal ook tot een lager bereik van de doelgroep; 5

Het bereik van de collectieve zorgverzekering onder minimahuishoudens tot 110 procent Wsm is met 27 procent iets lager dan in 2012 (30 procent). In 2014 betrof het 1.189 (betalende) verzekerden en in 2012 1.277. Hoewel het bereik enigszins aan de lage kant is vergeleken met andere gemeenten, neemt het bereik van de collectieve zorgverzekering de laatste jaren in veel gemeenten af. Dit heeft te maken met het feit dat de kosten van een collectief pakket soms hoger uitvallen voor de klant; Het bereik van de Rotterdampas is, net als in 2012, 27 procent. De inkomensgrens is wel opgetrokken van 110 procent naar 120 procent Wsm; De regeling indirecte studiekosten heeft een bereik van 16 procent. Voor een vergoeding van schoolkosten zien we bij andere gemeenten vaak een bereik van 40 procent. In Capelle aan den IJssel is de regeling echter krapper dan in veel andere gemeenten. Er worden drie soorten kosten vergoed (schoolfonds, schoolreisjes/werkweken, voorgeschreven kleding ) en dit kan een reden zijn dat het bereik lager is dan in andere gemeenten; Het Jeugdsportfonds (JSF) en Jeugdcultuurfonds (JCF), die de Doe Mee-regeling grotendeels heeft vervangen, heeft een bereik van 42 procent. De Doe Mee-regeling had in 2012 een bereik van 55 procent. Een verklaring voor het lagere percentage van het JSF en JCF ligt waarschijnlijk in het verschil in de aanvraag- en uitvoeringsprocedure. Anders dan bij de Doe Mee-regeling kunnen ouders bij het JSF en JCF niet zelf een aanvraag doen, maar verloopt dit via een intermediair. Verder krijgen de ouders niet zelf een geldbedrag in handen van het JSF en JCF, maar gaat dit rechtstreeks naar de aanbieder van de betreffende activiteit zodat de voorziening altijd ten goede komt aan het kind. Vergeleken met andere gemeenten die het JSF en JCF aanbieden is het bereik in Capelle aan den IJssel goed te noemen; Het bereik van de categoriale bijstand duurzame gebruiksgoederen voor pensioengerechtigden is afgenomen: van 15 procent in 2012 naar 13 procent in 2014; De eenmalige koopkrachttegemoetkoming 2014 heeft een bereik van 71 procent. Bij de meeste andere gemeenten ligt het bereik van deze tegemoetkoming eveneens rond de 70 procent. Het bereik in Capelle is dus gemiddeld te noemen. Een redelijk bereik van veel generieke voorzieningen leidt tot een laag percentage toekenning van bijzondere bijstand. Dit geldt ook voor de gemeente Capelle aan den IJssel. Het bereik van de bijzondere bijstand is in 2014 afgenomen tot 23 procent, een percentage dat gangbaar is in veel andere gemeenten. De daling van het bereik kan (voornamelijk) worden toegeschreven aan de aanscherping van het bijzondere bijstandsbeleid eind 2012. 3TVan de gebruikers van Wmo-voorzieningen heeft 20 procent een minimuminkomen In 2014 hebben 3.380 huishoudens van een of meerdere Wmo-voorzieningen gebruikgemaakt (2012: 3.808). Dit betreft woonvoorzieningen, hulp bij het huishouden, rolstoelen en vervoersvoorzieningen. Dit is 11 procent van alle huishoudens in de gemeente. Daarvan hebben 661 huishoudens (20 procent) een inkomen tot 120 procent Wsm. Alleenstaande huishoudens (66 procent) en 65-plussers (75 procent) vormen de grootste groep onder de Wmo-gebruikers. In Middelwatering Oost wonen, afgezet tegen alle huishoudens, de meeste Wmo-gebruikers. 3TOnder de gebruikers van de schuldhulpverlening is 65 procent minima In 2014 hebben 1.070 huishoudens op enig moment in een minnelijk of wettelijk schuldhulpverleningstraject gezeten, 4 procent van alle huishoudens in de gemeente. Dit is een stijging ten opzichte van 2012 (884 huishoudens, 3 procent). Deze huishoudens zijn voor het grootste deel alleenstaand (37 procent) en van niet-westerse allochtone afkomst (56 procent). In de wijk Oostgaarde Noord wonen, afgezet tegen alle inwoners, de meeste huishoudens die in de schuldhulpverlening zitten (6 procent). Van alle 1.070 huishoudens heeft 65 procent (698 huishoudens) een inkomen tot 120 procent Wsm. 8 procent van de jongeren is aan de gemeente overgedragen met een indicatie voor Jeugdzorg Jeugdhulpaanbieders hebben 1.064 jongeren die op 1 januari 2015 een indicatie voor jeugdzorg hadden aan de gemeente overgedragen. Dit is 8 procent van alle jongeren in de 6

gemeente. Ruim de helft daarvan is tussen de 4 en 12 jaar oud. Deze 1.064 jongeren wonen in 936 huishoudens, en dit zijn voor het grootste deel (70 procent) meerpersoonshuishoudens met kinderen en huishoudens van autochtone afkomst (60 procent). Van deze huishoudens heeft ruim een kwart een inkomen tot 120 procent Wsm. Het werkelijke aantal jongeren, en daarmee het aantal huishoudens, met een indicatie voor jeugdzorg ligt overigens naar verwachting enkele tientallen procenten hoger. 3TMinimahuishoudens maken ook gebruik van andere voorzieningen Van alle minimahuishoudens heeft 16 procent ook gebruikgemaakt van de Wmo en 17 procent heeft een SHV-traject doorlopen. Ruim 5 procent heeft ook een of meerdere thuiswonende kinderen die op 1 januari 2015 een indicatie voor Jeugdzorg hadden en aan de gemeente zijn overgedragen. 7

1. 2BMinima in beeld In de gemeente Capelle aan den IJssel geldt voor een aantal gemeentelijke inkomensvoorzieningen een bovengrens van 120 procent van het wettelijk sociaal minimum. In deze paragraaf beschrijven we de kenmerken van deze doelgroep. In bijlage 2 staan de karakteristieken van de gehele bevolking van de gemeente beschreven. 1.1. 10TKenmerken minimahuishoudens De volgende tabel bevat een overzicht van het aantal en aandeel minimahuishoudens in de gemeente op de peildatum van het onderzoek. Tabel 1.1.1 Huishoudens naar inkomen in Capelle aan den IJssel Inkomenspercentage t.o.v. Wsm 2015 Aantal Aandeel 2013 Aantal Aandeel Tot 100% 3.257 10,7% 3.317 10,9% 100% tot 120% 915 3,0% Nb Nb Overig 23.336 86,3% 27.008 89,1% Totaal 30.508 100% 30.304 100% In 2015 moet bijna 11 procent van alle huishoudens in de gemeente rondkomen van een inkomen tot 100 procent Wsm, 3.257 huishoudens in getal. Nog eens 915 huishoudens hebben een inkomen tussen de 100 en 120 procent Wsm. In totaal hebben 4.172 huishoudens in de gemeente een inkomen tot 120 procent Wsm (13,7 procent). Ten opzichte van 2013 is het aandeel en aantal minima met een inkomen tot de bijstandsnorm licht gedaald. In paragraaf 1.2 komen we daar op terug. Wel ligt het aandeel van 10,7 procent nog boven het landelijk gemiddelde van 10 procent. 10TInkomensbron Als we de huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum uitsplitsen naar hoofdinkomen zien we de volgende verdeling. 5TTabel 1.1.2 Inkomensbron minima, inkomen tot 120% Inkomensbron Aantal Aandeel WWB 1.954 47% AOW 825 20% Ander inkomen 1.393 33% Totaal 4.172 100% Iets minder dan de helft van alle minima met een inkomen tot 120 procent Wsm moet rondkomen van een bijstandsuitkering, in totaal gaat het om 1.954 huishoudens. Verder zijn er 825 minimahuishoudens waarvan het oudste gezinslid 65 jaar of ouder is waar uitsluitend een AOW-inkomen binnenkomt. In de leeftijdsgroep tot 65 jaar treffen we 1.393 huishoudens met een ander hoofdinkomen aan waarvan we de hoogte kennen maar niet weten uit welke componenten dit bestaat. Het kan bijvoorbeeld gaan om een WW of WIA uitkering, een inkomen uit werk of een combinatie hiervan. 10THuishoudtype Het volgende overzicht geeft het huishoudtype van de minimahuishoudens weer. Bijna de helft van alle minimahuishoudens is een alleenstaand huishouden. Eenoudergezinnen vormen met 21 procent ook een grote groep onder de minimahuishoudens. Als we de aantallen minimahuishoudens naar huishoudtype afzetten tegen de totale huishoudpopulatie zien we dat meer de helft van alle eenoudergezinnen in de gemeente tot de minima behoort. Onder alleenstaanden ligt dit aandeel op 17 procent. 8

5TTabel 1.1.3 Huishoudtype minima, inkomen tot 120% Huishoudtype Minimahuishoudens Alle huish. Aandeel Aantal Aandeel minima Alleenstaand 1.932 46% 36% 17% Eenoudergezin 876 21% 6% 51% Meerpersoons zonder kinderen 734 18% 38% 6% Meerpersoons met kinderen 630 15% 20% 10% Totaal 4.172 100% 100% 14% 10TLeeftijd De volgende tabel geeft een overzicht van de huishoudens op basis van de leeftijd van de oudste persoon in het huishouden. Tabel 1.1.4 Leeftijdsopbouw minimahuishoudens, inkomen tot 120% Leeftijdscategorie Minimahuishoudens Alle huish. Aandeel Aantal Aandeel minima Tot 27 jaar 267 6% 4% 20% 27 tot 45 jaar 1.502 36% 27% 18% 45 tot 65 jaar 1.578 38% 39% 13% 65 jaar en ouder 825 20% 29% 9% Totaal 4.172 100% 100% 14% De leeftijdsopbouw onder de minimahuishoudens wijkt af van die van de gehele bevolking. Zo vinden we onder minima minder 65-plussers en juist meer huishoudens in de leeftijd tot 27 en 27 tot 45 jaar. In de leeftijdscategorie 65 jaar en ouder is het aandeel minima 5 procentpunten lager dan het gemeentelijk gemiddelde van 14 procent. Hoewel de gemeente vergrijst, groeit het aandeel oudere minimahuishoudens dus niet evenredig mee. 10TGeografische spreiding In de volgende tabel de verdeling van minimahuishoudens naar woonwijk. Tabel 1.1.5 Woonwijk minimahuishoudens, inkomen tot 120% Woonwijk Minimahuishoudens Alle huish. Aandeel Aantal Aandeel minima Schenkel 481 11% 9% 17% Middelwatering West 456 11% 12% 12% Schollevaar Zuid 1.054 25% 22% 16% Schollevaar Noord 146 4% 5% 10% Oostgaarde Noord 672 16% 10% 22% Oostgaarde Zuid 334 8% 12% 9% Middelwatering Oost 760 18% 14% 18% Capelle West en s-gravenland 146 4% 13% 4% Fascinatio 123 3% 3% 12% Totaal 4.172 100% 100% 14% Een kwart van alle minimahuishoudens in de gemeente woont in Schollevaar Zuid. Ook in Middelwatering Oost en Oostgaarde Noord is het aantal minimahuishoudens groot. Afgezet tegen alle huishoudens per woonplaats is de populatie minimahuishoudens het grootst in Oostgaarde Noord, Middelwatering Oost en Schenkel: respectievelijk 22 procent, 18 procent en 17 procent van alle huishoudens in deze woonwijken heeft een inkomen tot 120 procent Wsm. In Capelle West en Oostgaarde Zuid is het aandeel minimahuishoudens het laagst. 9

10TEtniciteit De volgende tabel geeft een overzicht van de huishoudens op basis van de etniciteit van de oudste persoon in het huishouden. Tabel 1.1.6 Etnische achtergrond minimahuishoudens, inkomen tot 120% Etniciteit Minimahuishoudens Alle huish. Aandeel Aantal Aandeel minima Autochtoon 1.615 39% 66% 8% Westers allochtoon 548 13% 13% 13% Niet-westers allochtoon 2.009 48% 21% 32% Totaal 4.172 100% 100% 14% Bijna de helft van alle minima in de gemeente is van niet-westerse allochtone afkomst. Afgezet tegen alle huishoudens is het ook deze bevolkingsgroep die oververtegenwoordigd is: bijna een derde van alle niet-westerse allochtone huishoudens heeft een inkomen tot 120 procent Wsm. Onder autochtone huishoudens is dit aandeel met 8 procent fors lager. 1.2. 9BVergelijking minimahuishoudens 2014 2012 In deze paragraaf vergelijken we de uitkomsten van het onderzoek over 2014 met die van 2012. De inkomensgrenzen voor het beleid zijn, zoals hierboven al aangegeven, gewijzigd. Daarom maken we hier een vergelijking tussen de kenmerken van minimahuishoudens tot 100 procent van het Wsm. 5TTabel 1.2.1 Inkomensbron minimahuishoudens, inkomen tot 100% Inkomensbron 2014 2012 Aantal Aandeel Aantal Aandeel WWB 1.954 60% 1.692 51% AOW 594 18% 586 18% Ander inkomen 709 22% 1.039 31% Totaal 3.257 100% 3.317 100% Het aantal minimahuishoudens tot 100 procent van het Wsm is gedaald met 60. Het aantal huishoudens afhankelijk van een WWB is sterk gestegen (+15,5%), het aantal minimahuishoudens tot 100 procent van het Wsm met een ander inkomen is gedaald met ruim 30 procent. Hiervoor zijn twee verklaringen. Ten eerste is een deel van de groep huishoudens die in 2012 afhankelijk waren van bijvoorbeeld een WW uitkering ingestroomd in de WWB. Hierdoor is het aantal huishoudens dat afhankelijk is van een ander inkomen dan WWB of AOW gedaald. Deze daling is versterkt doordat er behoorlijk wat minder huishoudens met een ander inkomen dan WWB of AOW gebruik maken van de individuele bijzondere bijstand. De belangrijkste reden hiervoor is dat het beleid bijzondere bijstand eind 2012 drastisch is bijgesteld. Hierdoor is het aantal huishoudens dat we vinden via de bijzondere bijstand gedaald met ruim 100 huishoudens. Voor meer cijfers en toelichting hierop verwijzen we naar paragraaf 3.3. 10

De volgende figuur brengt de kenmerken van de minimahuishoudens in beide jaren in beeld. 10TFiguur 1.2.1 Kenmerken minimahuishoudens, inkomen tot 100%, 2014-2012 Alleenstaand Eenoudergezin Meerpersoons zonder kinderen Meerpersoons met kinderen 20% 20% 16% 16% 14% 14% 50% 50% tot 27 jaar 27 tot 45 jaar 45 tot 65 jaar 65 jaar en ouder 7% 6% 18% 18% 37% 38% 38% 38% Autochtoon Westers allochtoon Niet-westers allochtoon 13% 13% 35% 37% 52% 50% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% In de samenstelling van de groep huishoudens met een inkomen tot 100 procent van het Wsm is vrijwel niets veranderd. Het aandeel niet-westerse allochtonen is licht gestegen, het aandeel autochtonen is licht gedaald. In de onderstaande tabel de verdeling naar wijk. 10TTabel 1.2.2 Wijken minimahuishoudens, inkomen tot 10010T10 T% Wijk 2015 2013 Aantal Aandeel Aantal Aandeel Schenkel 389 12% 394 12% Middelwatering West 357 11% 355 11% Schollevaar Zuid 851 26% 877 26% Schollevaar Noord 107 3% 111 3% Oostgaarde Noord 538 16% 517 16% Oostgaarde Zuid 251 8% 233 7% Middelwatering Oost 601 19% 652 20% Capelle West en s-gravenland 93 3% 102 3% Fascinatio 70 2% 76 2% Totaal 3.257 100% 3.317 100% Ook hierin zijn nauwelijks wijzigingen. 11

1.3. 10BLangdurige minima In deze paragraaf gaan we nader in op de achtergrondkenmerken van de groep die we langdurige minima noemen. Dit zijn huishoudens die drie jaar of langer aangewezen zijn op een inkomen tot maximaal 120 procent van het geldende sociale minimum. De volgende tabel bevat een overzicht van de verdeling naar duur op het inkomen. 5TTabel 1.3.1 Langdurigheid minimahuishoudens, inkomen tot 120% Duur minimuminkomen Aantal Aandeel Korter dan 1 jaar 1.199 29% 1 tot 3 jaar 804 19% 3 jaar en langer 2.169 52% Totaal 4.172 100% Ruim de helft van alle minimahuishoudens moet drie jaar of langer rondkomen van een minimuminkomen tot 120 procent. Van alle 30.508 huishoudens die de gemeente telt heeft 7 procent drie jaar of langer een dergelijk inkomen. Ten opzichte van 2 jaar geleden valt op dat er in verhouding meer minima korter dan 1 jaar afhankelijk zijn van een minimuminkomen. Dit is voor een belangrijk deel terug te voeren op de grote instroom in de WWB. 10TInkomensbron Als we de huishoudens die drie jaar of langer een minimuminkomen hebben uitsplitsen naar hoofdinkomen zien we de volgende verdeling. 5TTabel 1.3.2 Inkomensbron langdurige minima, inkomen tot 120% Inkomensbron Langdurige minima Alle Aandeel Aantal Aandeel minima langdurig WWB 1.219 56% 47% 62% AOW 575 27% 20% 70% Ander inkomen 375 17% 33% 27% Totaal 2.169 100% 100% 52% Het aandeel langdurige minima onder huishoudens met een AOW-uitkering ligt het verst boven het gemeentelijke gemiddelde. Dit aandeel van 70 procent is logisch, omdat deze groep geen perspectief op inkomensverbetering heeft. Van alle huishoudens met een uitkering WWB is iets meer dan drie op de vijf al langer dan drie jaar afhankelijk van een dergelijke WWB uitkering. Zowel getalsmatig als ook absoluut treffen we de kleinste aandelen langdurige minima aan in de groep met een ander inkomen. 10THuishoudtype Het volgende overzicht geeft het huishoudtype van de langdurige minimahuishoudens weer. 5TTabel 1.3.3 Huishoudtype langdurige minima, inkomen tot 120% Huishoudtype Langdurige minima Alle Aandeel Aantal Aandeel minima langdurig Alleenstaand 1.166 54% 46% 60% Eenoudergezin 364 17% 21% 42% Meerpersoons zonder kinderen 368 17% 18% 50% Meerpersoons met kinderen 271 12% 15% 43% Totaal 2.169 100% 100% 52% Alleenstaanden vormen, zowel in getal als ook afgezet tegen alle minima, de grootste groep onder de langdurige minima. Dit houdt voor een deel verband met de grote groep AOW ers die langdurig op het minimum leven. Huishoudens met kinderen zijn minder vaak langdurig op een minimuminkomen aangewezen dan huishoudens zonder kinderen. 12

10TLeeftijd Op basis van de leeftijd van de oudste persoon in het huishouden ziet de leeftijdsverdeling onder langdurige minima er als volgt uit. 5TTabel 1.3.4 Leeftijdsopbouw langdurige minima, inkomen tot 1205T5T% Leeftijdscategorie Langdurige minima 13 Aantal Aandeel minima langdurig Tot 27 jaar 54 3% 6% 20% 27 tot 45 jaar 653 30% 36% 43% 45 tot 65 jaar 887 41% 38% 56% 65 jaar en ouder 575 26% 20% 70% Totaal 2.169 100% 100% 52% Alle Aandeel Huishoudens onder de 27 jaar zijn minder vaak langdurig op een minimuminkomen aangewezen dan oudere huishoudens. Het aandeel dat langdurig afhankelijk is van een minimuminkomen loopt op met de leeftijd. In de groep tussen de 45 en 65 is bijna 3 op de 5 huishoudens langer dan 3 jaar afhankelijk van een minimuminkomen. Het hoge aandeel langdurige minima onder de 65-plussers zagen we al eerder bij de groep met AOW. 10TGeografische verdeling Onderstaand geven we de langdurige minimahuishoudens weer, verdeeld naar woonwijk. Tabel 1.3.5 Woonwijk langdurige minimahuishoudens, inkomen tot 120% Woonwijk Langdurige minima Alle Aandeel Aantal Aandeel minima langdurig Schenkel 277 13% 11% 58% Middelwatering West 236 11% 11% 52% Schollevaar Zuid 558 26% 25% 53% Schollevaar Noord 70 3% 4% 48% Oostgaarde Noord 347 16% 16% 52% Oostgaarde Zuid 158 7% 8% 47% Middelwatering Oost 395 18% 18% 52% Capelle West en s-gravenland 67 3% 4% 46% Fascinatio 61 3% 3% 50% Totaal 2.169 100% 100% 52% Afgezet tegen alle minima per woonwijk wonen in Schenkel en Schollevaar Zuid de meeste langdurige minimahuishoudens. Minima in Capelle West en s-gravenland zijn het minst vaak langdurig op een minimuminkomen aangewezen. Het aandeel langdurige minima in de wijken geeft tussen de wijken geen hele grote verschillen. 10TEtnische achtergrond Op basis van de leeftijd van de oudste persoon in het huishouden ziet de verdeling naar etnische achtergrond onder langdurige minima er als volgt uit. 5TTabel 1.3.6 Etnische achtergrond langdurige minima, inkomen tot 1205T5T% Etniciteit Langdurige minima Alle Aandeel Aantal Aandeel minima langdurig Autochtoon 793 36% 39% 49% Westers allochtoon 300 14% 13% 55% Niet-westers allochtoon 1.076 50% 48% 54% Totaal 2.169 100% 100% 52% De helft van alle langdurige minima is van niet-westerse allochtone afkomst. Afgezet tegen alle minima in de gemeente, moeten allochtone huishoudens iets vaker langdurig rondkomen van een minimuminkomen dan autochtone huishoudens. De verschillen zijn echter niet groot.

1.4. 11BVergelijking langdurige minima 2014 2012 In het onderstaande vergelijken we de omvang en de kenmerken van de groep huishoudens die al langer dan drie jaar op een inkomen van 100 procent van het Wsm moet rondkomen. 5TTabel 1.4.1 Langdurigheid minimahuishoudens, inkomen tot 100%, 2014-2012 Duur minimuminkomen 2014 2012 Aantal Aandeel Aantal Aandeel Korter dan 1 jaar 512 16% 289 7% 1 tot 3 jaar 623 19% 1.482 38% 3 jaar en langer 2.122 65% 2.136 55% Totaal 3.257 100% 3.907 100% Het aantal huishoudens dat langer dan drie jaar rond dient te komen van een inkomen tot 100 procent van het Wsm is nagenoeg gelijk gebleven. Het aandeel minima dat langdurig op dit inkomen leeft is wel gestegen van 55 procent naar 65 procent van alle minimahuishoudens tot 100 procent Wsm. Met name de groep die tussen de 1 en 3 jaar afhankelijk is van een minimuminkomen is fors gedaald. 10TInkomensbron Als we de huishoudens die drie jaar of langer een minimuminkomen hebben uitsplitsen naar hoofdinkomen zien we de volgende verdeling. 5TTabel 1.4.2 Inkomensbron langdurige minima, inkomen tot 100%, 2014-2012 Inkomensbron 2014 2012 Aantal Aandeel Aantal Aandeel WWB 1.219 58% 1.004 47% AOW 539 25% 623 29% Ander inkomen 364 17% 509 24% Totaal 2.122 100% 2.136 100% Het aandeel en aantal huishoudens dat langdurig van een WWB uitkering afhankelijk is, is gestegen. Bij de ouderen en bij de groep met een ander inkomen heeft een daling plaatsgevonden. In de volgende figuur vergelijken we de groep op meer kenmerken. 14

5TFiguur 1.4.1 Kenmerken langdurige minima, inkomen tot 100%, 2014-2012 Alleenstaand Eenoudergezin Meerpersoons zonder kinderen Meerpersoons met kinderen 17% 18% 17% 17% 13% 13% 54% 53% tot 27 jaar 27 tot 45 jaar 45 tot 65 jaar 65 jaar en ouder 3% 2% 31% 31% 25% 29% 42% 38% Autochtoon Westers allochtoon Niet-westers allochtoon 14% 14% 36% 41% 45% 50% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% De grootste verschuivingen zien we in de leeftijdsgroep tussen de 45 en 65 jaar. Deze groep is verhoudingsgewijs behoorlijk gegroeid. Ook het aandeel niet-westerse allochtonen is gegroeid: zij maken nu de helft uit van de groep huishoudens die langdurig een inkomen hebben tot 100 procent Wsm. Tot slot zetten we de verdeling over de wijken nader op een rij. 10TTabel 1.4.3 Wijken langdurige minimahuishoudens, inkomen tot 100%, 2014-20110T10T2 Wijk 2014 2012 Aantal Aandeel Aantal Aandeel Schenkel 271 13% 253 12% Middelwatering West 230 11% 225 11% Schollevaar Zuid 548 26% 500 23% Schollevaar Noord 66 3% 69 3% Oostgaarde Noord 344 16% 356 17% Oostgaarde Zuid 152 7% 176 8% Middelwatering Oost 389 18% 432 20% Capelle West en s-gravenland 62 3% 73 3% Fascinatio 60 3% 52 2% Totaal 2.122 100% 2.136 100% In de wijken Schenkel en Schollevaar Zuid is het aantal huishoudens dat langdurig afhankelijk is van een inkomen tot 100 procent Wsm gestegen. In Middelwatering Oost is de daling ten opzichte van 2012 het grootst. 15

1.5. 12BNieuwe minima Van alle minima met een inkomen tot 120 procent Wsm leeft 29 procent (1.199 huishoudens) korter dan een jaar op dat inkomen. Hier gaan we nader op deze groep nieuwe minima in. 10TInkomensbron Als we de huishoudens die een jaar of korter een minimuminkomen hebben uitsplitsen naar hoofdinkomen zien we de volgende verdeling. 5TTabel 1.5.1 Inkomensbron nieuwe minima, inkomen tot 120% Inkomensbron Nieuwe minima Alle Aandeel Aantal Aandeel minima nieuw WWB 347 29% 47% 18% AOW 200 17% 20% 24% Ander inkomen 652 54% 33% 47% Totaal 1.199 100% 100% 29% Ruim de helft van de nieuwe minima in de gemeente komt rond van een ander hoofdinkomen en bijna een derde heeft een WWB-uitkering. Afgezet tegen alle minima zien we dat bijna de helft van de minima met een ander inkomen tot de nieuwe minima behoort. Onder WWB ers is dit aandeel het laagst: minder dan 1 op de 5 huishoudens met een WWB-uitkering behoort korter dan een jaar tot de minimapopulatie. Afgelopen jaar zijn 200 ouderen ingestroomd in de groep minima. Deze groep zal langdurig afhankelijk zijn van een dergelijk laag inkomen. 10THuishoudtype Het volgende overzicht geeft het huishoudtype van de nieuwe minima weer. 5TTabel 1.5.2 Huishoudtype nieuwe minima, inkomen tot 120% Huishoudtype Nieuwe minima Alle Aandeel Aantal Aandeel minima nieuw Alleenstaand 464 39% 46% 24% Eenoudergezin 282 23% 21% 32% Meerpersoons zonder kinderen 250 21% 18% 34% Meerpersoons met kinderen 203 17% 15% 32% Totaal 1.199 100% 100% 29% Van alle minimahuishoudens zijn meerpersoonshuishoudens zonder kinderen het vaakst korter dan een jaar op dit inkomen aangewezen en alleenstaande minima het minst vaak. Van alle alleenstaande minima in de gemeente leeft 24 procent korter dan een jaar op dit inkomen, tegenover 29 procent van alle minima. 10TLeeftijd Op basis van de leeftijd van de oudste persoon in het huishouden ziet de leeftijdsverdeling onder nieuwe minima er als volgt uit. 5TTabel 1.5.3 Leeftijdsopbouw nieuwe minima, inkomen tot 1205T5T% 16 Leeftijdscategorie Nieuwe minima Alle Aandeel Aantal Aandeel minima nieuw Tot 27 jaar 134 11% 6% 50% 27 tot 45 jaar 445 37% 36% 30% 45 tot 65 jaar 420 35% 38% 27% 65 jaar en ouder 200 17% 20% 24% Totaal 1.199 100% 100% 29% Huishoudens tot 27 jaar en tussen de 27 en 45 jaar zijn vaker korter dan een jaar aangewezen op een minimuminkomen dan huishoudens van oudere leeftijd.

2. 3BKinderen in armoede In dit hoofdstuk besteden we specifiek aandacht aan kinderen in de leeftijd tot 18 jaar die opgroeien in een minimahuishouden tot 120 procent Wsm. Tevens kijken we voor deze groep naar de overlap met het gebruik van een voorziening uit Jeugdzorg. 2.1. 13BKinderen in minimahuishoudens In onderstaande tabel staat het aantal kinderen in (minima)huishoudens in de gemeente. 5TTabel 2.1.1 Aantal kinderen in (minima)huishoudens Categorie Aantal Alle kinderen 13.558 Kinderen in minimahuishoudens tot 120% 2.799 Aandeel kinderen in minimahuishoudens 20,6% Van de 13.558 kinderen die in de gemeente Capelle aan den IJssel wonen, groeien er 2.799 op in een huishouden met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum: dat is ruim 1 op de 5 kinderen in de gemeente. 10TLeeftijd Naar leeftijd maken we onderscheid in kinderen tot 4 jaar, van 4 tot 12 jaar (basisschoolleeftijd) en 12 tot 18 jaar (voortgezet onderwijs). 5TTabel 2.1.2 Leeftijdsopbouw kinderen in (minima)huishoudens Leeftijdscategorie Minimakinderen Alle kinderen Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel minima Tot 4 jaar 622 22% 3.113 23% 20% 4 tot 12 jaar 1.326 47% 5.908 44% 22% 12 tot 18 jaar 851 31% 4.537 33% 19% Totaal 2.799 100% 13.558 100% 21% Kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar groeien naar verhouding vaker op in een minimahuishouden dan kinderen in een andere leeftijdscategorie. 10TInkomensbron 5TTabel 2.1.3 Inkomensbron kinderen in minimahuishoudens Inkomensbron Minimakinderen Aantal Aandeel WWB 1.525 55% AOW 67 2% Ander inkomen 1.207 43% Totaal 2.799 100% Naar bron van inkomen zien we dat 55 procent van de minimakinderen opgroeit in een huishouden met een bijstandsuitkering en 43 procent van de kinderen in een huishouden met een ander inkomen. Een kleine groep kinderen (67 in getal) woont in een huishouden waar de oudste bewoner 65 jaar of ouder is en AOW ontvangt. 10THuishoudtype De volgende tabel geeft de verdeling naar huishoudtype weer. 17

5TTabel 2.1.4 Huishoudtype kinderen in (minima)huishoudens Huishoudtype Minimakinderen Alle kinderen Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel minima Eenoudergezin 1.592 57% 2.819 21% 56% Meerpersoons met kinderen 1.207 43% 10.739 79% 11% Totaal 2.799 100% 13.558 100% 21% Van alle kinderen die opgroeien in een eenoudergezin leeft maar liefst 56 procent in een minimahuishouden. Van de kinderen die opgroeien in een gezin met twee ouders, is dat aandeel 11 procent. 10TGeografische spreiding In de volgende tabel een overzicht van de aantallen en aandelen kinderen verdeeld over de gemeente. Tabel 2.1.5 Woonwijk kinderen in (minima)huishoudens Woonwijk Minimakinderen Alle kinderen Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel minima Schenkel 434 15% 1.302 9% 33% Middelwatering West 276 10% 1.449 11% 19% Schollevaar Zuid 681 24% 2.706 20% 25% Schollevaar Noord 51 2% 501 4% 10% Oostgaarde Noord 508 18% 1.304 9% 39% Oostgaarde Zuid 129 5% 1.452 11% 9% Middelwatering Oost 595 21% 1.651 12% 36% Capelle West en s- Gravenland 73 3% 2.278 17% 3% Fascinatio 52 2% 915 7% 6% Totaal 2.799 100% 13.558 100% 21% Net als bij alle minimahuishoudens in de gemeente is ook het aandeel kinderen dat opgroeit in een minimahuishouden het grootst in wijken Oostgaarde Noord en Middelwatering Oost. In beide wijken groeit meer dan een derde van alle kinderen op in een huishouden tot 120 procent Wsm, ver boven het gemeentelijk gemiddelde van 21 procent. Ook in Schenkel en Schollevaar Zuid groeien meer kinderen op in een minimahuishouden dan in de rest van de gemeente. 10TEtnische achtergrond De volgende tabel geeft de verdeling naar etnische achtergrond weer. Tabel 2.1.6 Etnische achtergrond kinderen in (minima)huishoudens Etniciteit Minimakinderen Alle kinderen Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel minima Autochtoon 978 35% 8.177 60% 12% Westers allochtoon 241 9% 1.224 9% 20% Niet-westers allochtoon 1580 56% 4.157 31% 38% Totaal 2.799 100% 13.558 100% 21% Onder de groep minimakinderen is het aandeel niet-westerse allochtonen met 56 procent fors hoger dan onder alle kinderen in de gemeente (31 procent). Afgezet tegen alle kinderen zien we dat vooral niet-westerse allochtone kinderen vaker opgroeien in een minimahuishouden. 18

2.2. 14BMinimahuishoudens en jeugdzorg De volgende tabel geeft de inkomenssituatie weer van de huishoudens waarvan één of meerdere inwonende kinderen op 1 januari 2015 een indicatie hadden voor Jeugdzorg. Dit zijn de kinderen die op 1 januari aan de gemeente zijn overgedragen door jeugdhulpaanbieders. 5TTabel 2.2.1 Inkomensverdeling geïndiceerden Jeugdzorg op huishoudniveau Categorie Jeugdzorg Aantal Aandeel Alle huish. met kinderen Aandeel Jeugdzorg Tot 120% Wsm 250 26% 19% 17% Overige huishoudens 686 74% 81% 11% Totaal 936 100% 100% 12% Aan de gemeente zijn 936 huishoudens overgedragen die op 1 januari thuiswonende kinderen hadden met een indicatie voor Jeugdzorg. Dit is bijna 12 procent van alle huishoudens met kinderen en 17 procent van de minimahuishoudens. Van deze huishoudens met een indicatie voor Jeugdzorg heeft ruim een kwart een inkomen tot 120 procent Wsm. Het werkelijke aantal jongeren, en daarmee huishoudens, met een indicatie ligt overigens naar verwachting enkele tientallen procenten hoger. In deze 936 huishoudens wonen in totaal 1.064 kinderen die een indicatie voor Jeugdzorg hebben (8 procent van alle kinderen). Daarvan groeien er 280 kinderen op in een minimahuishouden. De volgende tabel geeft de leeftijd van deze kinderen weer. 5TTabel 2.2.2 Leeftijdsopbouw kinderen met indicatie voor Jeugdzorg Leeftijdscategorie Alle kinderen Minimakinderen Aantal Aandeel Aantal Aandeel Tot 4 jaar 37 3% 7 3% 4 tot 12 jaar 573 54% 144 51% 12 tot 18 jaar 454 43% 129 46% Totaal 1.064 100% 280 100% Ruim de helft van alle kinderen met een indicatie voor jeugdzorg is tussen de 4 en de 12 jaar en een kleine groep van 3 procent is jonger dan vier jaar. De leeftijdsverdeling van kinderen die in een minimahuishouden opgroeien is vrijwel hetzelfde als die van alle kinderen met een indicatie. Kenmerken huishoudens met een indicatie voor Jeugdzorg In de onderstaande figuur zetten we de kenmerken van alle huishoudens waarvan een of meerdere kinderen geïndiceerd zijn voor Jeugdzorg op een rij. Tevens zetten we enkele kenmerken van huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het Wsm die een indicatie voor Jeugdzorg hebben. Op onderdelen zijn er duidelijke verschillen tussen alle huishoudens met een indicatie Jeugdzorg en de huishoudens met een indicatie en een inkomen tot 120 procent Wsm. 19

5TFiguur 2.2.1 Kenmerken Jeugdzorg-huishoudens en JZ-huishoudens met minimuminkomen Alleenstaand Eenouder gezin Meerpersoons met kinderen 1% 1% 29% 34% 65% 70% tot 27 jaar 27 tot 45 jaar 45 tot 65 jaar 65 jaar en ouder 3% 4% 1% 3% 23% 45% 51% 70% Autochtoon Westers allochtoon Niet-westers allochtoon 12% 13% 28% 35% 52% 60% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% alle jeugdzorg minimahuishoudens De meeste huishoudens met een indicatie voor Jeugdzorg zijn meerpersoonshuishoudens met kinderen. Een kleine groep is alleenstaand, dit zijn jongeren die op zichzelf wonen. Eenoudergezinnen zijn sterk oververtegenwoordigd in de groep huishoudens met een inkomen tot 120 procent Wsm en een indicatie Jeugdzorg: het gaat om twee derde van de minimahuishoudens met een indicatie. Van de ouders van geïndiceerde jongeren is 6 procent jonger dan 27 jaar. In de groep huishoudens met een inkomen tot 120 procent Wsm is het merendeel (70 procent) tussen de 27 en 45 jaar. Onder alle huishoudens met een indicatie voor Jeugdzorg is 60 procent van autochtone afkomst en 40 procent is een allochtoon huishouden. Onder minimahuishoudens met een indicatie voor Jeugdzorg is het aandeel allochtone huishoudens met 65 procent fors hoger. De meeste huishoudens wonen in de wijken Schollevaar Zuid (23 procent) en Capelle West en s-gravenland (19 procent). Afgezet tegen alle huishoudens per wijk zijn de verschillen klein (niet in de grafiek opgenomen). Minima met een indicatie voor Jeugdzorg wonen voornamelijk in Schollevaar Zuid (32 procent) en Middelwatering Oost (18 procent). Onder huishoudens met Jeugdzorg met een inkomen tot 120 procent Wsm heeft 59 procent een WWB-uitkering. 20

3. 4BInstrumenten voor financiële ondersteuning Inwoners van de gemeente Capelle aan den IJssel met een laag inkomen kunnen een beroep doen op diverse regelingen om hun lasten te verlichten of het maatschappelijk participeren te versterken. In dit hoofdstuk gaan we nader in op het gebruik en bereik onder de doelgroep van verschillende inkomensondersteunende voorzieningen. Daarnaast beschrijven we de kenmerken van de huishoudens die van deze voorzieningen gebruik maken. 3.1. 15BRegelingen voor het minimabeleid In deze paragraaf beschrijven we een aantal inkomensondersteunende voorzieningen die lokaal worden uitgevoerd. Deze voorzieningen hebben inkomensgrenzen die zijn afgeleid van het wettelijke sociale minimum dat voor ieder huishoudtype geldt. De volgende tabel geeft deze grenzen in procenten op basis van de situatie in het jaar 2014 weer. 5TTabel 3.1.1 Inkomensgrenzen regelingen in 2014 en omvang doelgroep 5TCategorie 5TInkomensgren 5TDoelgroep 5TRegelgeving s Kwijtschelding 100% 3.257 landelijk/gemeentelijk 3 Bijzondere bijstandp2f 100% 3.257 landelijk/gemeentelijk Langdurigheidstoeslag 100% 1.576 landelijk/gemeentelijk Collectieve zorgverzekering 130% Nb gemeentelijk Rotterdampas 120% 4.172 gemeentelijk Bijdrage indirecte studiekosten 100% 923 gemeentelijk Jeugdsport- en cultuurfonds 120% 1.307 gemeentelijk Duurzame gebruiksgoederen 65-plus 100% 539 gemeentelijk Eenmalige koopkrachttegemoetkoming 2014 110% 3.610 landelijk Onder de landelijke voorzieningen voor het minimabeleid vallen de kwijtschelding, de bijzondere bijstand en de langdurigheidstoeslag. Voor elk van deze voorzieningen kunnen, binnen bepaalde grenzen, lokale uitvoeringsregels gelden. In de gemeente Capelle aan den IJssel kunnen minima als zij aan de daarvoor geldende criteria voldoen naast de landelijke voorzieningen ook een beroep doen op vijf lokale voorzieningen. Daarnaast hadden huishoudens met een inkomen tot 110 procent Wsm in 2014 eenmalig recht op een koopkrachttegemoetkoming. 3.2. 16BKwijtschelding gemeentelijke belastingen Huishoudens kunnen kwijtschelding aanvragen voor de afvalstoffenheffing, rioolheffing en hondenbelasting. De doelgroep voor de kwijtschelding bestaat uit huishoudens met een 4 inkomen op of rond het voor dat huishoudtype geldende sociale minimump3f P. 5TTabel 3.2.1 Gebruik en bereik kwijtscheldin5t5tg 5TCategorie 5T2014 5T2012 Doelgroep 3.257 3.317 3 Voor bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de draagkrachtsystematiek, waarbij geldt dat ook bij een hoger inkomen bijzondere bijstand verkregen kan worden. De vergoeding is afhankelijk van hoogte inkomen en hoogte kosten. Omdat we dit onderscheid bij dit onderzoek niet kunnen maken, worden alle bijzondere bijstandsgebruikers gerekend tot de groep met een inkomen tot 100 procent Wsm. Het draagkrachtprincipe geldt ook bij de bijdrage indirecte studiekosten. 4 De kwijtschelding kent andere vermogensnormen dan de rest van de minimaregelingen. Omdat we echter geen gegevens hebben over het vermogen van minima kijken we puur naar het inkomen (100 procent Wsm). 21

Gebruik kwijtschelding 2.473 2.474 Percentage bereik 76% 74,6% In 2014 is aan 2.473 huishoudens kwijtschelding verstrekt, dit is 76 procent van de doelgroep. Het aantal kwijtscheldingen is ten opzichte van 2 jaar geleden vrijwel gelijk gebleven. Door de daling in de omvang van de doelgroep is het bereik licht gestegen. Een bereik van 76 procent is, in vergelijking met wat we elders vinden, hoog. Een bereik hoger dan 80 procent treffen we vrijwel nergens aan. 33BKenmerken huishoudens die gebruik maken van de kwijtschelding Minimahuishoudens met een overige inkomensbron maken het vaakst gebruik van de kwijtschelding, minima met een WWB-uitkering het minst vaak; alleenstaanden maken vaker dan andere huishoudens gebruik van de kwijtschelding; naar etnische achtergrond is geen verschil in gebruik te constateren. 3.3. 17BBijzondere bijstand Het bijzondere bijstandsbeleid van de gemeente Capelle aan den IJssel is erop gericht om mensen die bijzondere noodzakelijke kosten hebben en deze niet zelf kunnen betalen, te ondersteunen. De gemeente beoordeelt wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden. Huishoudens met een inkomen tot 100 procent Wsm en een vermogen lager dan de vermogensgrens in de WWB krijgen alle noodzakelijke extra uitgaven volledig vergoed. Voor huishoudens met een hoger inkomen wordt draagkracht berekend. Tot 1.000,- overschrijding per jaar wordt 20 procent als draagkracht gezien en voor het meerdere bedrag boven de 1.000,- wordt 50 procent draagkracht berekend. Omdat niet bekend is hoeveel huishoudens draagkracht hebben, gaan we voor zowel de doelgroep bepaling als het gebruik uit van een inkomen tot 100 procent Wsm. De doelgroep voor de bijzondere bijstand bestaat uit 3.257 huishoudens met een inkomen tot 100 procent van de bijstandsnorm. 5TTabel 3.3.1 Gebruik en bereik bijzondere bijstand 5TCategorie 5T2014 5T2012 Doelgroep 3.257 3.317 Gebruik bijzondere bijstand 760 1.396 Percentage bereik 23% 42% In 2014 hebben 760 huishoudens één of meerdere keren gebruik gemaakt van de bijzondere bijstand, ofwel 23 procent van de doelgroep. Ten opzichte van 2012 is het gebruik fors gedaald.. De belangrijkste reden hiervoor is dat het beleid bijzondere bijstand eind 2012 drastisch is bijgesteld. Daarnaast wordt jaarlijks getracht mensen zich te laten verzekeren via de collectieve zorgverzekering waardoor ze voor medische kosten geen gebruik meer hoeven te maken van de bijzondere bijstand. Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van bijzondere bijstand Huishoudens met een WWB-uitkering maken vaker gebruik van de bijzondere bijstand dan huishoudens met een overig inkomen of met AOW; huishoudens met kinderen maken vaker gebruik van de bijzondere bijstand dan huishoudens zonder kinderen; huishoudens van niet-westerse allochtone afkomst maken vaker gebruik van de bijzondere bijstand dan huishoudens met een andere etnische achtergrond. 3.4. 18BLangdurigheidstoeslag De langdurigheidstoeslag is bedoeld als inkomensondersteuning voor mensen die langdurig afhankelijk zijn van een inkomen op bijstandsniveau. In Capelle aan den IJssel behoort iedereen tussen de 21 jaar en pensioengerechtigde leeftijd, die gedurende een periode van vijf jaar een inkomen heeft tot maximaal de bijstandsnorm, tot de doelgroep. Verder geldt als 22