Het verschil met de zinnetjes uit les1 is dat deze zinnen ontkennende zinnen zijn.

Vergelijkbare documenten
En nu weer Engels! EXERCISE 1: Leer de volgende onregelmatige werkwoorden:

> hele werkwoord > werkwoord +s, als het onderwerp he, she of it is. bevestigend vragend ontkennend

Grammatica uitleg voor de toets van Hoofdstuk 1

PRESENT CONTINUOUS ( duurvorm in de tegenwoordige tijd )

Als je zo'n zinnetje moet leren dan weet je best al wat woorden van dit zinnetje.

much, many, (a) little/few

3 I always love to do the shopping. A Yes I do! B No! I hate supermarkets. C Sometimes. When my mother lets me buy chocolate.

Hier volgen een aantal tips: Het huiswerk goed organiseren begint op school:

Bijwoorden: meer informatie geven over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord een hele zin of een ander bijwoord - uitleg

1. will + hele werkwoord (Future Simple) 2. shall + hele werkwoord 3. to be (am/is/are) going to + hele werkwoord

ook (niet)

Win a meet and greet with Adam Young from the band Owl City!

irregular verbs onregelmatige werkwoorden

A2 Workshops Grammatica Heden

Animals 1 - Describe your Pet

possessive determiners

Listen. Twenty One Pilots Niveau 3a Song 4 Lesson B Worksheet. a Luister naar wat Leo, Tina en Martin vertellen. Omcirkel het juiste antwoord.

We gaan het hebben over de woordvolgorde in Engelse zinnen.

The secret key. Worksheet. flash info. Lees de tekst en kruis het juiste antwoord aan. Deze tekst hoort bij

present perfect simple.

- werkwoord + ed ( bij regelmatige werkwoorden ) - bij onregelmatige werkwoorden de 2 e rij ( deze moet je dus uit je hoofd leren )

voltooid tegenwoordige tijd

Win a meet and greet with Adam Young from the band Owl City!

VOORZETSELS. EXERCISE 1 Bestudeer de bovenstaande voorzetsels en zinnen goed!

20 twenty. test. This is a list of things that you can find in a house. Circle the things that you can find in the tree house in the text.

Comics FILE 4 COMICS BK 2

Aan het einde van de unit kennen de leerlingen woorden in de woordvelden: kleding uiterlijk emoties landen

should(n t) / should(n t) have to zouden moeten / hadden meestergijs.nl

DE VOLTOOID TEGENWOORDIGE TOEKOMENDE TIJD

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen.

betrekkelijke voornaamwoorden

Grammatica overzicht Theme 5+6

Understanding and being understood begins with speaking Dutch

Puzzle. Fais ft. Afrojack Niveau 3a Song 6 Lesson A Worksheet. a Lees de omschrijvingen. Zet de Engelse woorden in de puzzel.

voegwoorden

onvoltooid verleden tijd

3 vmbo-basis Theme 1 Grammar. Opfriscursus. 3 vmbo-basis Theme 1,2 en 3 Grammar. Noordhoff Uitgevers bv Stepping Stones, 5 e editie Pagina 1 van 8

De grammaticale tijden in het Engels: een overzicht

- werkwoord + ed ( bij regelmatige werkwoorden ) - bij onregelmatige werkwoorden de 2 e rij ( deze moet je dus uit je hoofd leren )

You were living (enkelvoud + meervoud)

Teksten van de liederen die gospelkoor Inspiration tijdens deze Openluchtdienst zingt.

Choices elementary GRAMMAR

word order woordvolgorde

passive de lijdende vorm

DE VERLEDEN TOEKOMENDE TIJD

Aantekening Engels Engels Grammatica

Deze tekst gaat over Engelse en Amerikaanse feesten. Ken je deze feesten?

Grammar Book 1KGT. Name: Class:

studeerkamer open haard bad douche garage car exchange / use of car study

THE LANGUAGE SURVIVAL GUIDE

Fans talking about Martin

Toetsonderdeel R T1 T2 I Totaal aantal items Totaal aantal punten. Totaal percentage (%)

Hulpwerkwoorden (een selectie)

Stel je voor dat je de woorden bijvoorbeeld van het Engels naar het Nederlands moet leren.

Stonesvertalingen VMBO-TL klas 3. Chapter 1. Stone 1. Zo toon je interesse in iemand. Zo vertel je wat er aan de hand is. Zo leef je met iemand mee

BEAR. Do you need protection? A bear can help you, because it is big and stands for power. BEAVER

WORDS 1 (8 punten) WORDS 2 (9 punten) sharp smell spicy thirsty. LANGUAGE TEST 1 vmbo-t/havo/vwo UNIT 5 FOOD KEYS

Love & Like FILE 2 LOVE & LIKE BK 2

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

You probably know animals can have best friends too. But what do you think about these special friendships?

In the classroom. Who is it? Worksheet

Vergaderen in het Engels

4,9. Antwoorden door een scholier 1354 woorden 25 december keer beoordeeld

garage Preferred period: 4 weeks, May 2012 Preferred destination: France

Handouts - lesson 4 - #dutchgrammar - 9 april the verb. het werkwoord. regular verb conjugation

Help! FILE 1 HELP! BK 2

Mooie Engelse zinnen vormen, hoe doe je dit?

DOWNLOAD OR READ : OEFENEN MET DE SIMPLE PAST EN PRESENT PERFECT IN HET ENGELS PDF EBOOK EPUB MOBI

Writing a friend Lees het briefje. Beantwoord de vragen.

B1 Woordkennis: Spelling

Free time! Better skills. Free time with Brenda and Brian. Worksheet

Litter in your town. Questions. Worksheet. Flash info

possessive s,,..of.. bezitsvorm

Interactive Grammar leert de belangrijkste regels van de Engelste spelling en grammatica aan.

Woord vooraf 5. 2 Zinnen 29 1 Hoe maak je een zin? 29 2 Hoe maak je een vraag? 30

Het liedje van Jessie J gaat over wat je kunt kopen. Lees het informatiebord van het winkelcentrum. Hoe heet dit winkelcentrum?

Stars FILE 7 STARS BK 2

Vertaling Engels Gedicht / songteksten

gerund or to+infinitive

INHOUD Hoe is de cursus opgebouwd? 4 Eerst dit lezen! 5 Vorderingstabel 6 Week 1: weekplanning 7 Week 2: weekplanning 19 Week 3: weekplanning 29

Engels op Niveau A2 Workshops Woordkennis 1

read beroepen in de toekomst. beroepen van vroeger.

It s all about the money Group work

Animal friends. Animal friends

Study Guide English 2KGT PERIOD 1

Leerjaar 3: Lesopbouw en suggesties (incl. bewijzenblad) voor leerroute A, B, C

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

DUTCH. Ik heb het te koud. Kan ik een extra deken krijgen? Ik heb het te warm. Ik wil mijn handen wassen. DUTCH DUTCH. Ik wil mijn tanden poetsen.

Group work to study a new subject.

k ga naar school go to school

Dutch survival kit. Vragen hoe het gaat en reactie Asking how it s going and reaction. Met elkaar kennismaken Getting to know each other

Malala Ken je Malala? Wat weet je al van haar?

Antwoorden Engels Activity book A

Martin Garrix and his fans

FOUNDATIONS 1 GROEP 5

Afstudeerproduct Spelen in een band

Things to do before you re 11 3/4

Dr. P.J. van der Voort BACKBONE GRAMMAR. Basisgrammatica Engels. Walvaboek

Transcriptie:

ENGLISH, WE WILL DO BETTER! LESSON TWO Beste leerling! Fijn dat je aan deze tweede les begonnen bent! We hebben het nog even over de planning van het huiswerk. Leerlingen hanteren meestal de volgende regel: Eerst het maakwerk, dan het leerwerk! Ik wil je er met klem op wijzen dat deze regel een verkeerde regel is! Die arme hersenen van jou moeten dan achter elkaar (bijvoorbeeld) geschiedenis, Engelse woordjes, Duitse zinnetjes, en Nederlandse moeilijke woorden onthouden! Beste leerling, doe dat anders! De beste regel is: Zorg voor afwisseling! Maken, leren, maken, 10 minuten pauze, leren, maken, leren. Je kent toch wel het spreekwoord Verandering van spijs doet eten! En nu weer Engels! We gaan opnieuw aandacht besteden aan de PRESENT SIMPLE! Kijk maar eens goed naar de volgende zinnetjes: I don't go to school by bus every day. (gewoonte) The sun doesn't rise in the west. (feit) Het verschil met de zinnetjes uit les1 is dat deze zinnen ontkennende zinnen zijn. I don't go to school by bus every day.= Ik ga niet elke dag met de bus naar school. The sun doesn't rise in the west.= De zon komt niet op in het westen. In het Engels maken we zinnen ontkennend door doesn t of don t voor het hele werkwoord te zetten. EXERCISE 1 Wat hoort er op de stippeltjes don t of doesn t? Schrijf je antwoorden op in je schrift. 1. He. sleep. = Hij slaapt niet. 2. I. like that music. = Ik houd niet van die muziek. 3. We. drink coffee. = We drinken geen koffie. 4. Dad wear glasses. = Papa draagt geen bril. 5. The sun... always shine in Greece.= De zon schijnt niet altijd in Griekenland. 6. They...go to school on Saturdays.= Zij gaan op zaterdag niet naar school. 7. Susie. read a book every day. = Susie leest niet elke dag een boek. 8. The sun.. rise in the north. = De zon komt niet in het noorden op. Kijk na en leer de zinnetjes van het Engels naar het Nederlands! (Je krijgt eerst een lege pagina!)

UITZONDERINGEN Hier volgt een aantal zinnetjes waarin men niet het werkwoord to do gebruikt bij een ontkenning. Bekijk deze zinnetjes goed! 1. She isn t sick. = Zij is niet misselijk 2. We aren t at school. = Wij zijn niet op school. 3. Susie hasn t got work. = Susie heeft geen werk. 4. We haven t got time. = Wij hebben geen tijd. 5. Lions aren t harmless. = Leeuwen zijn niet ongevaarlijk. Nu zelf aan de slag. Schrijf de antwoorden in je schrift! EXERCISE 2 Een voorbeeld: He. here. = Hij woont hier niet. Schrijf in je schrift: doesn t live 1. She very hard. Zij werkt niet erg hard. 2. He.. his teeth. = Hij poetst zijn tanden niet. 3. Snakes.. meat. = Slangen eten geen vlees. 4. He.. much time. = Hij heeft niet veel tijd. 5. He.. the newspaper every day. = Hij leest de krant niet elke dag. 6. Our teacher. English and French. = Onze leraar spreekt geen Engels en Frans. 7. They... to school on Saturdays. = Zij gaan op zaterdag niet naar school. 8. We. lots of money. We hebben niet veel geld. 9. My uncle and aunt in Amsterdam.= Mijn oom en tante wonen niet in Amsterdam. 10. The greengrocer.. lots of oranges.= De groetenman heeft niet veel sinaasappels. Kijk na en leer de zinnetjes van het Engels naar het Nederlands. (Je krijgt eerst weer een lege pagina!) EXERCISE 3 Maak de volgende zinnen in de linker kolom af met een woord uit de rechter kolom. Schrijf de hele zin op in je schrift. (to boil = koken; De andere onbekende woorden kun je raden!) 1. Susie often copies an egg 2. I always brush. music 3. John often posts my teeth 4. Dad always drives the truth 5. Mary never listens to a word 6. My friend always tells the car 7. My mother often boils a letter 8. The policeman often arrests.. a cake 9. I almost never spell a text 10. My aunt often bakes. a thief Kijk na! (Je krijgt eerst een lege pagina!)

VRAGENDE ZINNEN Ook vragende zinnen worden gevormd m.b.v. het werkwoord to do. Do you know him? = Ken je hem? Do you believe that? = Geloof je dat? Do bees like honey? = Houden bijen van honing? Does he do his best? = Doet hij zijn best? Maar geen "do" of "does" in de volgende zinnen! Als er een hulpwerkwoord bijvoorbeeld to can, to be of to have (got) in de zin voorkomt, mag je niet to do gebruiken. Has Sharon got a job? = Heeft Sharon een baan? Are you afraid? = Ben je bang? Can you help me? = Kun je me helpen? Omdat in de volgende zinnetjes what, which en who het onderwerp van de zin zijn, wordt hier geen to do gebruikt. What makes the world go round? Wat doet de aarde draaien? Who lives at this address? = Wie woont op dit adres? Who rules the country? = Wie regeert het land? Here are four boys. Which threw (gooide) the stone at you? = Wie gooide de steen naar jou? EXERCISE 4 Het eerste gedeelte van de volgende zinnen moet je zelf maken. Schrijf de hele Engelse zin in je schrift! Let op! to show the way = de weg wijzen 1... shy? = Ben je verlegen? 2.. hard?= Werkt hij hard 3... us the way?= Kunt u ons de weg wijzen? 4... to bed early.= Gaat John vroeg naar bed? 5... me everything?= Kun je me alles vertellen? EXERCISE 5 Leer de volgende werkwoorden: 1. to enjoy = genieten van 2. to visit = bezoeken 3. to hitch-hike = liften 4. to camp = kamperen 5. to escape = ontsnappen (Laat ze door iemand overhoren, zodat je zeker weet dat je ze kent!) Kijk na! Je krijgt eerst een lege pagina!

ANTWOORDEN EXERCISE 1 1. doesn t 2. don t 3. don t 4. doesn t 5. doesn t 6. don t 7. doesn t 8. doesn t EXERCISE 2 1. doesn t work 2. doesn t brush 3. don t eat 4. hasn t 5. doesn t read 6. doesn t speak 7. don t go 8. haven t 9. don t live 10. hasn t EXERCISE 3 1. a text 2. my teeth 3. a letter 4. the car 5. music 6. the truth 7. an egg 8. a thief 9. a word 10. a cake EXERCISE 4 1. Are you 2. Does he work 3. Can you show 4. Does John go 5. Can you tell