3 vwo. 1

Vergelijkbare documenten
2 hv. 1

1

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt.

Antwoorden Nederlands Ontleding

Grammaticaboekje NL. Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden.

1 keer beoordeeld 4 maart 2018

Grammatica. Op niveau onderbouw - Naslag

Samenvatting Nederlands Grammatica Hoofdstuk 1 t/m 6

Z I N S O N T L E D I N G

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord

Nederlands C.T samenvatting

Samenvatting Nederlands Blok 2 samenvatting

Zin 1: Lijkt + een vriendelijke jongen: kww + naamwoordelijk deel, samen naamwoordelijk geheel (nwg). Verklaring: lijken is kww.,

GRAMMATICA WERKWOORDELIJK GEZEGDE NAAMWOORDELIJK GEZEGDE VOLLEDIGE UITLEG UITLEG PER ONDERDEEL UITLEG PER ONDERDEEL VOLLEDIGE UITLEG

Woordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort.

Jan Heerze. Kortom. Nederlandse grammatica. Walvaboek

Samenvatting Nederlands Redekundig ontleden

Grammatica Zinsontleding - Uitgebreid. Ondersteunend materiaal - Uitlegkaarten Geschikt voor de groepen 7 en 8

handelingswijzer redekundig ontleden zinsdelen

Hiermee wijs je een speciaal iemand of iets aan. Je begint met de ene zinsstructuur en maakt de zin af in een andere zinsstructuur.

De laat gearriveerde koerier drinkt achter een bruin bureau koude koffie. Deze jonge verpleegster huppelt meestal vrolijk door de lange gangen.

In dit boekje staan verschillende mogelijkheden om iets op te lossen.

instapkaarten taal verkennen

PIT HAVO-2 +HAVO/VWO Onderdeel: Spelling H1 en H2 Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Werkwoordelijk gezegde Dit zijn alle werkwoorden in een zin met alles wat bij deze werkwoorden hoort. 1. Francien stond maar te kijken.

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8

instapkaarten taal verkennen

Spiekkaart. Persoonsvorm - p.v.

Loopt vader met moeder in het park?

71 S. instapkaarten taal verkennen 5KM. MALtABERG. QVRre. v;rw>r t. -t.

- De zin in een andere tijd zetten (tijdproef). - De zin vragend maken. - Van enkelvoud meervoud maken of andersom (getalproef).

Woordsoorten bloemlezing uit het 40 bladzijden tellende boek.

Taalbeschouwelijke termen bao so 2010

Niveauproef voor Nederlands in ASO 3 de graad

CVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3

Samenvatting Nederlands Correct formuleren

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

Een boek samenstellen over woordsoorten. Dat betekent: keuzes maken. Wat overigens ook geldt voor het gebruiken ervan.

6.2. Boekverslag door C. 727 woorden 17 mei keer beoordeeld. Nederlands. Paragraaf 1. Dubbel op. Onjuiste herhaling

Samenvatting Nederlands NL Blok

Grammatica in H3. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Leestoets 1 (heel proefwerk) Week 40. Spelling/grammatica/woordenschat 1 (heel proefwerk) Week 44

Naam: Mijn doelenboekje. Grammatica. Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8.

Eigen vaardigheid Taal

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

Inhoudsopgave. Dit boekje bestaat uit drie delen:

instapkaarten taal verkennen

Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig de slaaf de meester het gevecht het land het beest enkelvoud nominativus genitivus accusativus

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

1.2.3 Trappen van vergelijking 20

DOELGROEP Grammatica 3F is bedoeld voor leerlingen van havo/vwo en mbo 4. Het programma is geschikt voor zowel allochtone als autochtone leerlingen.

handelingswijzer taalkundig ontleden woordsoorten

Samenvatting Nederlands Formuleren

Aantekening Nederlands Grammatica: bedrijvende en de lijdende vorm

Grammatica - woordsoorten v3

LESSTOF. Ontleden en Benoemen

Redekundig ontleden. Arend van den Brink

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

4,1. Samenvatting door een scholier 899 woorden 1 februari keer beoordeeld. Nederlands. Samenvatting PW NE Blok 3

Samenvatting Nederlands formuleren

vraag 1 Geef aan of het onderstreepte werkwoord hulpwerkwoord, koppelwerkwoord of zelfstandig werkwoord is.

Antwoorden 2/3 havo. Grammatica woordsoorten

Inhoud. 1 Spelling 5. Noordhoff Uitgevers bv

Grammatica - Woordsoorten v3. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

3,7. Dubbelop: Tautologie: Pleonasme: Contaminatie: Samenvatting door een scholier 1713 woorden 8 juni keer beoordeeld.

PV ( ) OW ( ) WW REST { } NIET-WW REST [ ] GEMENGDE REST [ } NAAMW. DEEL MW ======= BIJW. BEPALING

Beknopte grammatica. voor. de cursus. Grieks van het Nieuwe Testament

Uitzondering: Telwoorden met -en- zijn samenstellingen, maar toch schrijf je een trema bij een klinkerbotsing: drieënhalf.

Pdf versie uitleg Grammatica

DIOCESANE PEDAGOGISCHE BEGELEIDINGSDIENST BISDOM BRUGGE

Voordat ik je uitleg wat voornaamwoorden zijn, wil ik je vragen of je bij het lezen van de onderstaande zinnen een plaatje voor je ziet.

Teksten samenvatten: wat mag er wel en niet in een samenvatting? Zou je dit wel/niet in een samenvatting zetten?

Samenvatting Nederlands Grammatica en Spelling blok 2

Benodigde voorkennis taal verkennen groep 5

TAAL- en REDEKUNDIG ONTLEDEN

Taalkundig ontleden A. van den Brink

DE SAMENGESTELDE ZIN ONDERWERPSZIN. ( Wie niet sterk is ),( moet ) [ slim ] { zijn }.

Inhoud. Inleiding 15. Deel 1 Spelling 18

Grammatica 2F. Doelgroepen Grammatica 2F. Omschrijving Grammatica 2F. meewerkend voorwerp. voegwoord alle woordsoorten

Grammatica Woordbenoemen 3. Werkboek gemengde opgaven Geschikt voor de groepen 5 en 6

De bovenkamer. Het gebruik van De bovenkamer bij Taal actief. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands

Compacte taalgids Nederlands (basis en gevorderd) les- en werkboek

Grammatica Woordbenoemen 3. Werkboek gemengde opgaven Geschikt voor de groepen 7 en 8

Naamvallen Tabel Begrijpen. Klas 3/4

Online cursus spelling en grammatica

OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER / ZUTPHEN STUDIEWIJZER

* Mijn vader vindt dat je aan make-up niet te veel geld aan moet uitgeven.

Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk Lycipedia: Beter leren CAPUT SECUNDUM TAALSTUDIE. Werkwoorden vervoegen

K(l)eurig ontleden 40 bladzijden, 9,95 inclusief verzendkosten, bovendien staffelkorting vanaf 5 exemplaren

Toegang tot het Grieks van het Nieuwe Testament. Les 6

6,1. Antwoorden door N woorden 25 april keer beoordeeld. Nederlands

Tipboekje. Herman Jozefschool. Groep 8

Samenvatting Nederlands Over lezen

Extra opdrachten met het zinsbouwpakket. Bijlage bij het Basisboek syntaxis

Reader eigen vaardigheid Nederlands. Spelling & grammatica

Grammatica - Zinsontleding herhaling vmbo-kgt34

Studiewijzer TaalCompetent

Ontleden. Er zijn twee manieren van ontleden: taalkundig ontleden en redekundig ontleden.

(werkwoordelijk gezegde)

2 Правописание Spelling 11 Hoofdletters en kleine letters 11 Klinkers na de sisklanken ж, ч, ш, щ / г, к, х / ц 12 Interpunctie 12

Transcriptie:

3 vwo www.mevrouwzus.wordpress.com 1

1. pv= persoonsvorm 2. = zinsdeel 3. wwg = werkwoordelijk gezegde 4. nwg = naamwoordelijk gezegd 5. ond = onderwerp 6. lv = lijdend voorwerp 7. mv = meewerkend voorwerp 8. vzv = voorzetselvoorwerp 9. bwb = bijwoordelijke bepaling 10. bijst = bijstelling 11. bvb = bijvoeglijke bepaling www.mevrouwzus.wordpress.com 2

pv= persoonsvorm= De werkwoordsvorm die verandert als je de zin in een andere tijd zet. Zij zingt een lied. Zij zong een lied. pv= zingt www.mevrouwzus.wordpress.com 3

zinsdeel= Een woord of een groepje woorden dat je voor de persoonsvorm kunt zetten. Hij heeft een nieuwe cd. Een nieuwe cd heeft hij. www.mevrouwzus.wordpress.com 4

wwg= werkwoordelijk gezegde= Alle werkwoorden in de zin. Jullie hond heeft mij gebeten. wwg= heeft gebeten www.mevrouwzus.wordpress.com 5

nwg= naamwoordelijk gezegde= koppelwerkwoord (+hulpwerkwoorden) + naamwoordelijk deel Bij een naamwoordelijk gezegde koppelt het koppelwerkwoord het onderwerp aan het naamwoordelijk deel. Het naamwoordelijk deel is dus een kenmerk of eigenschap van het onderwerp. Meestal is het naamwoordelijk deel een bijvoeglijk naamwoord of een zelfstandig naamwoord. Let op: een zin met een naamwoordelijk gezegde bevat nooit een lijdend voorwerp! www.mevrouwzus.wordpress.com 6

Negen koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen. Een werkwoord is alleen een koppelwerkwoord als: het één van de negen koppelwerkwoorden is het te vervangen is door een ander koppelwerkwoord uit het rijtje Onze buurman is slager. www.mevrouwzus.wordpress.com 7

Als zijn betekent zich bevinden. Als schijnen betekent licht uitstralen. Als blijven betekent verblijven. Als lijken betekent gelijkenis vertonen. www.mevrouwzus.wordpress.com 8

ond= onderwerp= Wie of wat + gezegde? Berbel staat niet op de foto. wwg= staat Wie of wat staat? Berbel ond= Berbel www.mevrouwzus.wordpress.com 9

lv= lijdend voorwerp= Wie of wat + gezegde + onderwerp? Anneli heeft de foto s gemaakt. wwg= heeft gemaakt ond= Anneli Wie of wat heeft Anneli gemaakt? lvw= de foto s www.mevrouwzus.wordpress.com 10

mv= meewerkend voorwerp= Aan of voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? Soms bij Let op: geen lv = geen mv! Wil je die bekende acteur een vraag stellen? wwg= wil stellen ond= je lvw= een vraag Aan of voor wie wil je een vraag stellen? (aan) die bekende acteur =lvw www.mevrouwzus.wordpress.com 11

vzv= voorzetselvoorwerp= Het zinsdeel dat met een voorzetsel begint. Dit is een vast voorzetsel bij een zelfstandig werkwoord of het naamwoordelijk gezegde. Dit voorzetsel kun je (bijna) niet vervangen door een ander voorzetsel. De leerlingen verlangen erg naar de herfstvakantie. verlangen naar naar de herfstvakantie = vzv www.mevrouwzus.wordpress.com 12

bwb= bijwoordelijke bepaling= De zinsdelen die overblijven! Het antwoord op vragen als: waar, wanneer, waardoor, waarmee, waarheen, hoe, hoeveel? Er zijn verschillende bwb: van plaats, tijd, oorzaak, middel, richting, enz. Waar heb je gisteren de sleutel gelegd? Waar = bwb gisteren = bwb www.mevrouwzus.wordpress.com 13

bijst= bijstelling= een deel van een zinsdeel staat altijd tussen komma s achter het zelfstandig naamwoord noemt hetzelfde nog een keer in andere woorden In Amsterdam, de hoofdstad van Nederland, wonen heel veel mensen. bijst= de hoofdstad van Nederland www.mevrouwzus.wordpress.com 14

bvb= bijvoeglijke bepaling= Een deel van een ander zinsdeel! Een bijzonderheid, kenmerk of eigenschap van een zelfstandig naamwoord (znw). Kan voor of achter het znw staan. Als de bvb achter het znw staat, begint zij met een voorzetsel. Voor de deur van de supermarkt verkoopt de dakloze vrouw haar krantjes. van de supermarkt deur dakloze vrouw haar krantjes www.mevrouwzus.wordpress.com 15

Bij sommige werkwoorden hoort altijd een wederkerend voornaamwoord. Vergissen bijvoorbeeld kan niet zonder voornaamwoord: ik vergis me, wij vergissen ons etc. Het voornaamwoord hoort dan bij het gezegde. Hij kan zich die gebeurtenis niet meer herinneren. wwg= kan zich herinneren Bij andere werkwoorden kan je het wederkerend voornaamwoord vervangen door een ander woord: hij wast zich. Hij wast haar. (zich/haar = lijdend voorwerp) www.mevrouwzus.wordpress.com 16

Soms bestaat het werkwoordelijk gezegde uit een werkwoordelijke uitdrukking. Toen er een agent aankwam, kozen ze het hazenpad. kozen het hazenpad = een werkwoordelijke uitdrukking (= vluchten) Na nog een hartaanval gaf hij de geest. Gaf de geest = werkwoordelijke uitdrukking (=overlijden) Een werkwoordelijke uitdrukking bestaat uit een werkwoord en een paar andere woorden. Je kunt een werkwoordelijke uitdrukking meestal vervangen door een werkwoord met dezelfde betekenis (in de voorbeelden: vluchten, inlichten en overlijden). www.mevrouwzus.wordpress.com 17

mv = Aan of voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? Soms kun je beter het voorzetsel bij toevoegen. Onze hond loopt (bij) mij soms voor de voeten. Het zinsdeel dat aangeeft van wie een bepaald lichaamsdeel is dat op en andere plaats in de zin wordt genoemd is mv. www.mevrouwzus.wordpress.com 18

Het zinsdeel dat aangeeft dat iemand een ervaring opdoet of dat iemand iets overkomt = mv. De nieuwe plaats beviel Sammy prima. Dat gebeurt hem wel vaker. Het is haar te veel geworden. www.mevrouwzus.wordpress.com 19

1. van plaats waar? Daar liggen je handschoenen. 2. van tijd wanneer? Over een half uur begint de voorstelling. hoe lang? Ik blijf een uur. www.mevrouwzus.wordpress.com 20

3. van oorzaak waardoor? Door de verkeersopstopping kwam ik te laat. 4. van middel waarmee? Janneke snijdt het brood met een bot mes. 5. van richting waarheen? We fietsen naar de bioscoop. www.mevrouwzus.wordpress.com 21

6. van hoedanigheid hoe? Isa heeft het cadeau netjes ingepakt. 7. van hoeveelheid hoeveel? Het postpakket woog veertien kilo. 8. van gevolg met welk gevolg? Tot onze spijt komen Jack en Patricia niet. www.mevrouwzus.wordpress.com 22

9. van reden waarom? Vanwege de voorspelde storm gaan we niet weg. 10. van de handelende persoon door wie? Dat schilderij is door mij gemaakt. 11. van doel waarvoor? met welk doel? Voor zijn ontspanning gaat Max vijf kilometer lopen. www.mevrouwzus.wordpress.com 23

12. van voorwaarde onder welke voorwaarde of omstandigheid? Bij slecht weer verzetten we het uitstapje. 13. van toegeving ondanks wat? Ondanks alle bezwaren verzette de leraar de datum van de repetitie niet. 14. van modaliteit woorden als: zeker, beslist, helaas, ook, wel, vermoedelijk Vermoedelijk komt hij ook mee. www.mevrouwzus.wordpress.com 24

15. van ontkenning niet Ik heb jou niet verraden. 16. van vergelijking constructie met als of dan Maurice is kleiner dan zijn zus. Dit pakket is net zo groot als dat. www.mevrouwzus.wordpress.com 25

Woordsoortbenoeming (herhaling) www.mevrouwzus.wordpress.com 26

lw Staat meestal vóór een zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het, een De computer staat op het nieuwe bureau. www.mevrouwzus.wordpress.com 27

znw Gebruik je voor mensen, dieren, planten en dingen. Ook (eigen)namen zijn zelfstandige naamwoorden. Tobias ziet dat het boek driehonderd bladzijden heeft. www.mevrouwzus.wordpress.com 28

bnw Geeft een eigenschap of kenmerk van een zelfstandig naamwoord aan. Staat meestal direct voor het zelfstandig naamwoord. Als er een kww in de zin voorkomt, kan het bnw ook achter het kww staan. Het oude paleis wordt toch gesloopt. www.mevrouwzus.wordpress.com 29

zww Geeft de handeling in de zin aan. Er staat altijd maar één zww in de zin. De atleet heeft zijn zelfstandig record verbeterd. www.mevrouwzus.wordpress.com 30

kww Geeft géén handeling in de zin aan. Koppelt het onderwerp aan het naamwoordelijk deel van het gezegde (een bijvoeglijk en/of zelfstandig naamwoord). Negen koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen. Jouw tekening is nog mooier geworden. www.mevrouwzus.wordpress.com 31

hww Geeft géén handeling in de zin aan. Er moeten minstens twee werkwoordsvormen in de zin staan, om in die zin een hww aan te treffen. Je moet het vlees uit de vriezer halen. www.mevrouwzus.wordpress.com 32

vz Kun je meestal invullen op de puntjes in: de kast. Het is altijd het eerste woord van zo n woordgroep. In de bibliotheek vind je de cd s achter de informatiebalie. www.mevrouwzus.wordpress.com 33

bw Kan iets van een werkwoord, een ander bijwoord of een bijvoeglijk naamwoord zeggen. Het geeft een plaats of tijd aan. Waar, wanneer, waarom, waardoor, etc. Hoe, wel, toch, immers, ook, nog, etc. Waarom reed de automobilist net zo hard door onze straat? www.mevrouwzus.wordpress.com 34

pers.vnw Verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken. Ik heb hem het adres gevraagd. www.mevrouwzus.wordpress.com 35

bez.vnw Geeft een bezit aan. Het kan zelfstandig of bijvoeglijk in de zin voorkomen. Wil je mijn fiets op slot zetten? Bij zelfstandig gebruik staat er altijd een lidwoord voor. Is dat de jouwe? www.mevrouwzus.wordpress.com 36

wederkerend vnw Komt alleen voor in combinatie met een wederkerend werkwoord: zich aanpassen, zich verzetten, zich vergissen, etc. Jullie vergissen je in de datum. www.mevrouwzus.wordpress.com 37

wederkerig vnw = elkaar Het verwijst naar meer personen. Wij zullen elkaar volgende week niet zien. www.mevrouwzus.wordpress.com 38

vr.vnw wie, wat, welke, wat voor (een)? Wie weet welke film er zaterdag draait? www.mevrouwzus.wordpress.com 39

aanw.vnw Wijst iets of iemand aan. Deze, dit, die, dat. Een aanw.vnw kan i.p.v. een lidwoord voor het zelfstandig naamwoord staan. Het verwijst dan naar het znw. Je moet die sjaal kopen. Wil je dit aan de secretaresse geven? www.mevrouwzus.wordpress.com 40

betr.vnw Verwijst terug naar een woord of woordgroepje dat er vlak voor staat (=antecedent). die, dat, wie, wat. Het antwoord dat op het bord staat, is fout. In zinnen zonder antecedent kun je wie en wat vervangen door degene die en dat wat. Wie en wat noem je dan betr.vnw met ingesloten antecedent (m.i.a.). Wat (=Dat wat) je me hebt verteld, zal ik geheimhouden. www.mevrouwzus.wordpress.com 41

onb.vnw Verwijst vaag naar iets of iemand. Je kent geen bijzonderheden van de persoon of het ding. iets, niets, iemand, alles, men, wat (=iets), elk, ieder(een), etc. Niemand heeft mij iets gevraagd. www.mevrouwzus.wordpress.com 42

telw Bepaalde hoofdtelwoorden (b.htelw) geven een nauwkeurige hoeveelheid aan: één, honderd, een derde, etc. Onbepaalde hoofdtelwoorden (onb.htelw) geven een onnauwkeurige hoeveelheid aan: alle, weinig, wat, sommige, etc. Bepaalde rangtelwoorden (b.rtelw) geven de nauwkeurige plaats in een rangorde aan: eerste, tweede, honderdste, etc. Onbepaalde rangtelwoorden (onb.rtelw) geven de onnauwkeurige plaats in een rangorde aan: middelste, laatste, zoveelste, hoeveelste, etc. www.mevrouwzus.wordpress.com 43

vw Verbindt woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar. Nevenschikkende voegwoorden (nevensch.vw) verbinden gelijkwaardige delen: en, want, maar, of en dus. Morgen kan ik helaas niet komen, want ik moet mijn repetitie leren. Onderschikkende voegwoorden (ondersch.vw) verbinden ongelijkwaardige zinnen: dat en nadat, omdat, zodat, etc. aangezien, als, dan, hoewel, indien, mits, tenzij, toen, zodra, daarom, terwijl, ofschoon en of! Kevin kan niet pinnen, omdat zijn saldo te laag is. www.mevrouwzus.wordpress.com 44

vnw.bw Bestaat uit twee delen. Het eerste deel wordt meestal gevormd door de bijwoorden er, hier, waar, daar. Het tweede deel is een voorzetsel. De delen van het vnw.bw kunnen gescheiden in de zin voorkomen. Ze kunnen geen betrekking op personen hebben. Daarmee heb ik niets te maken. Daar heb ik niets mee te maken. www.mevrouwzus.wordpress.com 45

www.mevrouwzus.wordpress.com 46