Toespraak van mevrouw Anne-Marie Lizin, Voorzitter van de Senaat Koningsdag, 15 november 2005 Mevrouw, Koninklijke Hoogheden, Mijnheer de Kardinaal, Mijnheer de Nuntius, Mijnheer de Voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers, Mijnheer de Eerste Minister, Dames en heren in uw ambten en hoedanigheden, Waarde collega's, Dames en heren, Het is niet eenvoudig om het woord te nemen na dit prachtige muzikaal intermezzo gebracht door mevr. Inge Frimout-Hei, niet alleen een bijzondere harpiste maar tevens de schoondochter van onze eerste Belgische astronaut, Burggraaf Dirk Frimout. Zelfs op een dag als deze die in het teken staat van wetenschap en technologie, is het belangrijk om eraan te herinneren dat er ook andere dimensies bestaan die, zoals deze muziek, een belangrijke rol voor het individu en in de maatschappij vervullen. Het thema van vandaag is ruimtevaart. Niemand hier aanwezig kan ontkennen dat deze sector van cruciaal belang is voor België en zijn economie. Kamervoorzitter Herman De Croo heeft dit voldoende benadrukt in zijn toespraak. De huldiging van de heer Paul Verhaert is
2 meteen een erkenning van de verdiensten van de Belgische industriëlen bij de ontwikkeling van deze hoogtechnologische sector in ons land. Wat wij echter niet uit het oog mogen verliezen, is het feit dat de verdere ontwikkeling van de ruimtevaartactiviteiten enkel mogelijk is met de steun en het enthousiasme van de jongeren van vandaag. Zij zijn de wetenschappers en industriëlen van morgen, en zij zijn het die ervoor zullen moeten zorgen dat Europa ook morgen zijn plaats heeft in de ruimte. Jammer genoeg is de situatie niet echt rooskleurig te noemen. Het aantal jongeren dat wetenschappelijke of ingenieursstudies aanvat, gaat in dalende lijn. Nochtans tekent er zich een duidelijke groei af in het aantal studenten dat universitair onderwijs volgt. De humane wetenschappen nemen echter het leeuwendeel van deze studenten op. De wetenschappelijke en ingenieursrichtingen blijven echter onderbemand. De redenen hiervoor zijn van allerlei slag. Er heerst nog steeds het idee dat jobs als wetenschapper of ingenieur zeldzaam zijn en niet echt boeiend. Het beeld van de stoffige professor of ingenieur in een laboratorium in slechte staat, is nog steeds wijdverspreid. Daartegenover staat het blitse imago van advocaten, sociologen en andere disciplines met meer sex-appeal. De ruimtevaartsector is het beste bewijs dat deze voorstelling helemaal niet klopt. Mensen die in deze sector werken staan aan de spits van de technologische revolutie die onze maatschappij doormaakt : telecommunicatie, aardobservatie, GPS, meteorologie, rampenbestrijding, veiligheidstechnologie of defensie, in alles is ruimtevaarttechnologie aanwezig. En dit alles is niet enkel ongelooflijk
3 kostbaar, interessant en cruciaal voor onze samenleving, maar vaak is het ook grappig en aangenaam. Denken we maar even aan beelden van wetenschappers of, vorig jaar nog, parlementsleden in gewichtloze toestand tijdens de parabolische vluchten die de ESA op geregelde tijdstippen organiseert. Het is duidelijk dat de ruimtevaartsector een enorme attractiepool kan zijn om jongeren terug te lokken naar wetenschappelijke of industriële studies. En er is zeker ruimte voor deze mensen in het latere professionele leven. Twee voorbeelden kunnen dit treffend illustreren. Zo is er het Europese Galileo-project, de Europese tegenhangers voor de GPS, dat op middellange termijn vele tienduizenden nieuwe hooggespecialiseerde arbeidsplaatsen zal creëren in Europa, plaatsen die op dit ogenblik niet ingevuld raken, zelfs niet indien alle studenten die afstuderen in wetenschappelijke richtingen, zouden beslissen om aan de slag te gaan in de ruimtevaartsector. Daarnaast is er het feit dat de meeste wetenschappers die thans nog actief zijn, binnen afzienbare tijd de pensioengerechtigde leeftijd zullen bereiken. Op dit ogenblik zijn er echter onvoldoende jonge krachten actief die de fakkel kunnen overnemen. Hoe moeten we dan al die studenten die op hun achttiende een keuze voor de toekomst moeten maken, motiveren om ook de wetenschappelijke of ingenieursstudies in overweging te nemen? Sensibiliseringscampagnes zijn hierbij cruciaal. We moeten werken aan een aantrekkelijk imago van de wetenschappelijke sector. Verder kunnen we niet genoeg wijzen op het grote aantal potentiële arbeidsplaatsen in die sector.
4 België heeft op dit vlak een grote ervaring en een goede reputatie. Zo heeft de Eenheid Ruimtevaart van de programmatorische overheidsdienst voor federaal wetenschapsbeleid een aantal mooie en belangrijke initiatieven genomen: informatiefiches, posters, educatieve pakketten en websites werden zo ontwikkeld dat zij naadloos in de bestaande schoolvakken een plaats kunnen krijgen. Ook ESA heeft in die geest heel wat ontwikkeld. (in het Duits) Ook de Belgische Senaat heeft deze dringende noodzaak ingezien en draagt een eerste steentje bij via de Odissea -prijs die enkele weken geleden in het kader van 175 jaar België, een prijs heeft uitgereikt aan een veelbelovende jongere, Alain Sarlette uit Weywertz (Duitstalige Gemeenschap van België) die belangstelling toonde voor de ruimte. Natuurlijk zijn onze Belgische astronauten de indrukwekkendste promotoren van ruimtevaart naar onze jeugd toe. Dirk Frimout en Frank De Winne vervullen hun rol van ruimtevaartambassadeur elk op hun eigen manier met verve. Door hun vele contacten en initiatieven naar de jeugd toe, laten zij geen inspanning ongemoeid om de wetenschappers en ondernemers van de toekomst aan te spreken en te motiveren. Experts terzake benadrukken trouwens dat men niet vroeg genoeg kan beginnen met dit sensibiliseringsproces. Hoeveel kinderen zijn er zelfs op zeer jonge leeftijd, niet gefascineerd door wetenschap en technologie? Hoeveel jongens en meisjes jonger dan 12 experimenteren niet met chemiedozen, telescopen, microscopen en andere
5 instrumenten? De interesse is er reeds zeer vroeg, de uitdaging bestaat erin om deze interesse levend te houden en aan te wakkeren. Vandaar ook het niet te onderschatten belang van initiatieven als de speciale kleuter- en kindervertoningen in het Planetarium hier in Brussel, of de ruimteklassen in het Euro Space Center in Redu. Ook initiatieven als Technopolis in Mechelen of Earth Explorer in Oostende zijn van groot belang. De maatschappij heeft ruimtevaart nodig. Dat is genoegzaam bekend. Maar de ruimtevaart heeft de steun van de maatschappij, en vooral van haar jongste leden, even hard nodig. Deze symbiose is cruciaal en verdient elke mogelijke aanmoediging : het Belgische voorzitterschap van de OVSE zal ons in staat stellen de rol van België en het fundamentele belang van uitwisselingen op de voorgrond te plaatsen. In Baikonoer, in Kazakhstan, spelen kinderen met papieren speelgoed gepassioneerd het lanceren van de Soyoez na. België kan in 2006 het land zijn waar jongeren van de OVSE met een hart voor ruimtevaart samenkomen. Deze nood aan belangstelling van de jeugd is door het Prins Filipfonds recent onderkend. Onder de vleugels van dit fonds is een forum ruimtevaart en onderwijs opgericht dat gisteren in de Senaat officieel is voorgesteld met het doel om beide sectoren naar elkaar toe te brengen. Het motto van dit forum is veelzeggend : Niet enkel moet een antwoord worden gezocht op de vraag wat onderwijs kan doen voor ruimtevaart, maar tevens op de even belangrijke vraag wat ruimtevaart kan doen voor onderwijs.
6 Mevrouw, Koninklijke Hoogheden, Mijnheer de Kardinaal, Mijnheer de Nuntius, Mijnheer de Voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers, Mijnheer de Eerste Minister, Dames en heren in uw ambten en hoedanigheden, Waarde collega's, Dames en heren, Het debat inzake jeugd, onderwijs en ruimtevaart, is niet nieuw. Ik heb gepoogd een bescheiden bijdrage tot deze discussie te leveren. Gelukkig zijn er Belgen die al lang overtuigd zijn van de vruchtbare wisselwerking tussen jongeren en ruimtevaart. Over één van die maatschappelijk belangrijke actoren wil ik het thans hebben. Als directeur-generaal van een door ESA erkend en door velen geroemd center of excellence doet hij elke dag opnieuw een beroep op jonge getalenteerde wetenschappers die op hun beurt een ongelooflijke dynamiek verlenen aan het bedrijf dat hij sinds 1991 leidt. Deze onderneming realiseert jaarlijks een omzet van meer dan 10 miljoen euro, niet in het minst dankzij de tientallen, veelal jonge, personeelsleden. De Europese ruimtevaartsector heeft reeds vele jaren de verdienste van dit bedrijf erkend. Het mag dan ook fier zijn op het feit dat op bijna elke belangrijke ruimtevaartmissie van de afgelopen jaren, een wetenschappelijk instrument van eigen makelij aanwezig was. Daarnaast is het een belangrijk testcentrum voor de satellieten van Europese makelij die klaar worden gemaakt voor lancering. Recent werd zo de Max Plank-satelliet op de pijnbank gelegd.
7 Ondanks deze vele commerciële en industriële successen heeft de persoon die we vandaag samen met de heer Verhaert in de bloemetjes zetten, zijn feeling met de jonge wetenschappers en ingenieurs niet verloren. Hij geeft nog steeds les aan de universiteit en heeft bijna 100 wetenschappelijke academische werken op zijn naam staan. Het is voor mij dan ook een grote eer, maar ook een enorm genoegen om de heer Claude Jamar naar voren te roepen om deze onderscheiding in de nationale orden in ontvangst te nemen.