VR 2017 1702 MED.0081/1 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW MEDEDELING AAN DE LEDEN VAN VLAAMSE REGERING Betreft: Voortgangsrapport van Vlaams mitigatieplan 2013-2020 met Broeikasgasinventaris 2015 Op 28 juni 2013 heeft de Vlaamse Regering het Vlaams Klimaatbeleidsplan 2013-2020 goedgekeurd en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, gelast het monitoringssysteem voor het Vlaams Mitigatieplan verder uit te bouwen, afgestemd op de Europese afrekeningscyclus en rapporteringsvereisten (VR 2013 2806 DOC.0670). Op 4 december 2015 hebben de Belgische ministers, bevoegd voor klimaat en energie, een akkoord bereikt over de verdeling van de tegen 2020 door België te leveren klimaat- en energieinspanningen en van de aan België toegekende opbrengsten uit de veiling van emissierechten voor de periode 2013-2020. In het ontwerp van samenwerkingsakkoord zijn de uitstootplafonds voor de verschillende gewesten, in absolute cijfers, opgenomen. Op 15 april 2016 heeft de Vlaamse Regering akte genomen van het Voortgangsrapport 2015 van het Vlaams Klimaatbeleidsplan 2013-2020 (VR 2016 1504 MED.0140). In het kader van de Europese afrekeningscyclus en rapporteringsvereisten zijn de voorbije maanden volgende stappen gezet: - op 30 augustus 2016 heeft de Europese Commissie de review van de Belgische broeikasgasinventaris voor de inventarisjaren 2013 en 2014 afgerond. Deze finale broeikasgasemissies voor 2013 en 2014 zullen aangewend worden voor de afrekening van de niet-ets sectoren in het kader van de Effort Sharing Decision (Beschikking Nr. 406/2009/EG). Op 1 februari 2017 heeft de Nationale Klimaatcommissie (NKC) de finale gewestelijke broeikasgasemissies voor 2013 en 2014 goedgekeurd; - op 15 januari 2017 is de voorlopige broeikasgasinventaris voor de periode 1990-2015 aan de Europese Commissie gerapporteerd. Op 15 maart 2017 zal de definitieve broeikasgasinventaris voor de periode 1990-2015 aan de Europese Commissie worden gerapporteerd. De finale evaluatie van de gegevens voor de jaren 2013 en 2014 en de evaluatie van de voorlopige gegevens voor het jaar 2015 zijn als volgt. 1. De Vlaamse niet-ets emissies 2005, 2013-2015 Volgende gegevensbronnen liggen aan de basis van deze mededeling: - voor de inventarisjaren 2013-2014: de Vlaamse broeikasgasinventaris zoals finaal vastgesteld na de review van de Europese Commissie op 30 augustus 2016 en zoals goedgekeurd door de NKC op 1 februari 2017; - voor de inventarisjaren 2005 en 2015: de voorlopige Vlaamse broeikasgasinventaris zoals gerapporteerd aan de Europese Commissie op 15 januari 2017. Pagina 1 van 5
De uitstoot van broeikasgassen in Vlaanderen daalde van 46,2 Mton CO 2-eq in 2005 tot 45,2 Mton CO 2-eq in 2015 (Tabel 42). Voor de periode 2005-2015 wordt dus een daling van de Vlaamse niet- ETS broeikasgasuitstoot vastgesteld met 2% ten opzichte 2005. Broeikasgas 2005 2013 2014 2015 Evolutie 2005-2015 CO 2 36.541 35.543 33.011 35.007-4% CH 4 5.464 5.170 5.072 5.076-7% N 2O 2.887 3.185 3.168 3.186 +10% PFK s, HFK s, SF 6 1.311 2.090 2.018 1.973 +51% Totaal 46.203 45.987 43.269 45.242-2% Tabel 1. Niet-ETS broeikasgasemissies in Vlaanderen in 2005, 2013-2015 (kton CO2-eq). Het belangrijkste broeikasgas is en blijft CO 2 (Figuur 1). Het komt vooral vrij bij de verbranding van (fossiele) brandstoffen. In 2015 was CO 2 verantwoordelijk voor 78% van de Vlaamse niet-ets broeikasgasuitstoot. Het aandeel CH 4 en N 2O bedroeg in 2015 respectievelijk 11% en 7% van de totale niet-ets uitstoot in Vlaanderen. Het aandeel van de F-gassen bedroeg 4% in 2015. De broeikasgasuitstoot door F-gassen is tussen 2005 en 2015 met 51% toegenomen. Sinds de eeuwwisseling is een systematische stijging van het gebruik en ook van de emissies van F-gassen vast te stellen die hoofdzakelijk te wijten is aan het stopzetten van het gebruik van ozonafbrekende stoffen in koelinstallaties, waarvoor F-gassen de meest voor de hand liggende alternatieven zijn. Figuur 1. Aandeel per broeikasgas in de niet-ets uitstoot in 2015. De broeikasgasuitstoot van de sectoren industrie en transport namen in de periode 2005-2015 toe, terwijl de sectoren gebouwen, afval en landbouw een daling van emissies kenden (Tabel 3). Pagina 2 van 5
Sector 2005 2013 2014 2015 Evolutie 2005-2015 Energie 389 140 205 341-12% Industrie 4.643 6.425 5.917 5.828 +26% Gebruik F-gassen 1.311 2.090 2.018 1.973 +51% Caprolactamproductie 330 680 677 585 +77% Overige industrie 3.002 3.655 3.223 3.270 +9% Gebouwen 15.673 14.788 12.274 13.160-16% Landbouw 7.412 7.085 6.895 7.256-2% Energetisch 2.125 1.833 1.544 1.801-15% Niet-energetisch 5.287 5.252 5.351 5.455 +3% Transport 15.464 15.114 15.595 16.351 +6% Afval 2.622 2.436 2.381 2.305-12% Totaal 46.203 45.987 43.269 45.242-2% Tabel 2. Aandeel van de verschillende sectoren in de Vlaamse niet-ets uitstoot in 2005, 2013-2015 (kton CO2-eq). Uit Tabel 3 blijkt dat de graaddagen in 2005 en 2015 zich op een vergelijkbaar niveau bevinden. In de twee klimaatgevoelige sectoren, met name de sector gebouwen en energetische emissies in de sector landbouw, wordt tussen beide vergelijkbare jaren een daling van de broeikasgasemissies vastgesteld. Dit is in belangrijke mate het resultaat van energiebesparende investeringen en de overschakeling van stookolie op aardgas. 2005 2013 2014 2015 Graaddagen 1.829 2.145 1.441 1.864 Tabel 3. Graaddagen (15/15). De toename in de sector industrie is vooral te wijten aan de evolutie van de F- en lachgasemissies afkomstig van caprolactamproductie. In de sector landbouw is er een afname van de emissies tussen 2005 en 2015 dankzij de afname van de energetische emissies. De niet-energetische emissies vertonen, na een daling tussen 2005 en 2013, de laatste jaren terug een stijgende trend. Bij de transportemissies in 2015 blijkt het bijmengingspercentage van biodiesel in 2015 te dalen, wat kan verklaard worden door een tijdelijke schrapping van een artikel in de betreffende wettekst waardoor er gedurende een periode in 2015 geen biodiesel werd bijgemengd. Indien de bijmengingsgraad op het niveau van 2014 was gebleven, zou de gerapporteerde uitstoot van de transportsector in 2015 ongeveer 0,3 Mton CO 2 lager uitgevallen zijn. Na de legistieke rechtzettingen wordt verwacht dat de bijmengingspercentages zich in 2016 zullen herstellen. De daling in de afvalsector tussen 2005 en 2014 kan worden verklaard door de afname in methaanemissies afkomstig van stortplaatsen. In 2015 hadden de sectoren transport (36%) en gebouwen (29%), net zoals in het verleden, de grootste bijdrage aan de totale niet-ets broeikasgasemissies in Vlaanderen (Figuur 2). De sectoren landbouw en industrie hebben een kleiner aandeel met respectievelijk 16% en 13%. Pagina 3 van 5
Figuur 2. Aandeel van de sectoren in de uitstoot van niet-ets broeikasgassen in 2015. Uit Figuur 3 blijkt dat het aandeel van de sector transport in de periode 2005-2015 is toegenomen van 33% naar 36% terwijl het aandeel van de sector gebouwen is afgenomen van 34% naar 29%. Figuur 3. Aandeel van de sectoren in de niet-ets uitstoot van broeikasgassen in 2005, 2013-2015. 2. De Vlaamse niet-ets doelstellingen 2013-2020 Inzake het terugdringen van de Belgische niet-ets-uitstoot met 15% tegen 2020 ten opzichte van het referentiejaar 2005 stelt het politiek akkoord van 4 december 2015 dat het Vlaams Gewest zijn niet-ets-emissies in 2020 zal verminderen met 15,7%, het Waalse Gewest met 14,7% en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest met 8,8%. Bijgevolg wordt de Belgische jaarlijkse emissieruimte voor de nalevingsperiode 2013-2020 volledig verdeeld onder de gewesten. Elk gewest kan voor het behalen van zijn doelstelling, in aanvulling op het eigen klimaatbeleid, de flexibele instrumenten inzetten die voorzien zijn in de Europese Effort Sharing Decision. Het samenwerkingsakkoord dat het politiek akkoord van 4 december 2015 formaliseert, is op 26 oktober 2016 goedgekeurd door het Overlegcomité en wordt ter goedkeuring aan de parlementen van de betrokken entiteiten voorgelegd. In het ontwerp van samenwerkingsakkoord zijn de uitstootplafonds voor de verschillende gewesten, in absolute cijfers, opgenomen. Voor het Vlaamse Gewest zijn de uitstootplafonds voor de jaren 2013-2015 samengevat in Tabel 4. Pagina 4 van 5
Jaarlijkse emissieruimte van Vlaanderen (ton CO 2-eq) Tabel 4. Niet-ETS uitstootplafonds voor Vlaanderen (2013-2015). 2013 2014 2015 46.959.02 45.869.52 48.048.531 7 7 3. De Vlaamse niet-ets balans 2013-2015 Op basis van de Vlaamse niet-ets emissieruimte (Tabel 4) en de Vlaamse emissiegegevens (Tabel 1 en Tabel 2) wordt de niet-ets balans opgemaakt in Tabel 5 voor de periode 2013-2020. Hieruit blijkt dat Vlaanderen de jaarlijkse niet-ets doelstellingen in de periode 2013-2015 heeft behaald. Gecumuleerd over de periode 2013-2015 wordt een overschot geboekt van 6.379 kton CO 2-eq. 2013 2014 2015 Totaal niet-ets emissie 45.987 43.269 45.242 Totaal niet-ets emissieruimte 48.049 46.959 45.870 Niet-ETS balans 2.061 3.690 628 Tabel 5. Niet-ETS balans 2013-2015 (kton CO2-eq) Joke Schauvliege Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw Pagina 5 van 5