Vakwerk! Bloembinden en -schikken



Vergelijkbare documenten
Vragen. Groeien en bloeien

Module Verkoopmedewerker bloemen en planten BB. vmbo landbouwbreed basisberoepsgerichte leerweg leerjaar 3 en 4

Module Verkoopmedewerker bloemen en planten KB. vmbo landbouwbreed kaderberoepsgerichte leerweg leerjaar 3 en 4

Vakwerk! Bloembinden en -schikken

Lesbrief 4 Maken van boeketten en bloemstukken

Examenopgaven VMBO-BB 2004

Examenopgaven VMBO-KB 2003

LANDBOUW EN NATUURLIJKE OMGEVING BLOEMBINDEN EN -SCHIKKEN CSE KB

Vakwerk! Antwoorden Bloembinden en -schikken. Deel 2 (KB) Koos van Ee

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 bloembinden en -schikken CSPE KB minitoets bij opdracht 9

LANDBOUW EN NATUURLIJKE OMGEVING. Het examen landbouw en natuurlijke omgeving CSE KB bestaat uit twee deelexamens waarvan dit er één is.

Groei en oogst. -voetafdruk van dit drukwerk is berekend met ClimateCalc en gecompenseerd bij: treesforall.nl. De CO 2

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 bloembinden en -schikken CSPE BB minitoets bij opdracht 6

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 bloembinden en -schikken CSPE KB minitoets bij opdracht 1

Ik en de maatschappij. Planten en dieren thuis

landbouw en natuurlijke omgeving 2010 bloembinden en -schikken CSPE KB minitoets bij opdracht 8

Inhoud. Inleiding 5. 1 Het dagelijkse werk in de bloemenwinkel 8. 2 Kamerplanten Bloemwerk van de vakman Speciaal bloemwerk 150

Lesbrief 3 Aanvoer en verzorging

Vakwerk! Bloembinden en -schikken

1 Gewassen en hun afwijkingen Kennismaking met de plant Afwijkingen in de teelt Afsluiting 24

1 Voedingselementen Voedingselementen Zuurgraad Elektrische geleidbaarheid (EC) Afsluiting 14

Lesbrief 6 Productpresentatie

Oriëntatie Als de planten binnenkomen, moet er nog veel gebeuren voordat ze winkelklaar zijn.

Groene vormgeving en styling

Kijk eens goed naar de trui.

Module Voeding 93007_voeding.indd :39

landbouw en natuurlijke omgeving bloembinden en -schikken CSPE BB

Kleuren in bloemstukken

Met kamerplanten werken in de winkel. Controleren

Inhoud. 1 Het dagelijkse werk in de bloemenwinkel 6. 2 Kamerplanten Bloemwerk van de vakman Speciaal bloemwerk 108

Bloemwerk. -voetafdruk van dit drukwerk is berekend met ClimateCalc en gecompenseerd bij: treesforall.nl. De CO 2

Leren met je handen 3

Module Het groeien van planten

Vakwerk! Antwoorden Bloembinden en -schikken. Deel 2 (BB) Koos van Ee

Jamie s job. Vakbekwaam medewerker bloembinden. planten. Wat ga ik doen? Wat verwacht het bedrijf van mij? Verzorgen snijbloemen en planten

inhoud 1. Inleiding 3 2. Schimmel 4 3. De paddenstoel 5 4. Uit het leven van een paddenstoel 7 5. Soorten paddenstoelen 6.

landbouw en natuurlijke omgeving 2010 bloembinden en -schikken CSPE KB minitoets bij opdracht 7

Hoe werk je met het projectenboek?

landbouw en natuurlijke omgeving bloembinden en -schikken CSE GL

Een waaier aan kleurenpracht GERBERA S IN DE KIJKER

Planten stekken Benodigdheden Algemene regels Kweekkasje Koude bak

Zijden bloemstukken Elisense Bloemen. Deze decoraties zijn momenteel voorradig en daardoor snel leverbaar

Inhoud. Voorwoord 5. Opzoekspel 6

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6

Examenopgaven VMBO-BB 2003

Werken binnen commercieel groen

Kruidentuin in de klas

landbouw en natuurlijke omgeving 2010 plantenteelt open teelten CSPE BB

Samenstelling en eigenschappen

Correctievoorschrift examen VMBO-BB 2003

Examenopgaven VMBO-KB 2004

Bronnen. Meer info. Naam: Co-wetenschapp(st)er: Klas:

DE VERTAALSLAG Hieronder proberen we in het kort bovenstaande begrippen te vertalen naar de bloemsierkunst.

Groenten onder glas 1. Op het land 2. Blad 1. Verbouwen (van groente) Iets laten groeien. Insect Een klein diertje met zes poten.

Kaart 15 Bollen en knollen

Workshop Joël Woon-, tuin en bloemdecoratie Seizoen

landbouw en natuurlijke omgeving bloembinden en -schikken CSPE KB

Volg de aanwijzingen en ontdek met de cijfercode wat de naam van de boom is. Onze boom heet :...

TIPS & TRICKS. TIP 6: Wat is de oorzaak van een voedingsgebrek of -overschot?

landbouw en natuurlijke omgeving bloembinden en -schikken CSPE KB

landbouw en natuurlijke omgeving bloembinden en -schikken CSPE BB

landbouw en natuurlijke omgeving bloembinden en -schikken CSPE KB

Groene Detailhandel. Een- en tweejarigen antwoorden 1. Een- en tweejarige tuinplanten Antwoorden

Vakwerk! Antwoorden Bloembinden en -schikken. Deel 1 (BB) Koos van Ee

Met deze uitgaven kun je je voorbereiden op de Proeve van Bekwaamheid De beestenboel.

Vakwerk! Bloembinden en -schikken

Examenopgaven VMBO-BB 2004

HANDIG HET TROPISCH ZOETWATER- AQUARIUM

van uur tot uur van uur tot +/ uur Zaterdagmiddag: van uur tot uur van 8.45 uur tot uur

Experimenten KIT. werkboekje. Dokter in de wetenschap: Klas:

inhoud Herfst 1. Het weer 2. Overal blad 3. Zaden 4. Paddenstoelen 5. De eekhoorn 6. De egel 7. Insecten 8. Vogels op reis 9. Filmpje Pluskaarten

Voorbereiding post 4. Mondjes open mondjes dicht Groep 7-8

Medewerker groothandel KB

Correctievoorschrift VMBO-KB 2004

Teelt 1 Antwoorden Planten en verzorgen. W. Franken

Inhoud. Inleiding 5. 1 Winkel 8. 2 De overheid Inkomsten en uitgaven 134. Trefwoordenlijst 189 INHOUD 7

VErLIEfD. tintelend. fase

inh oud 1. Dieren in de winter 2. De egel 3. De vleermuis 4. De eekhoorn 5. De merel 6. De ree 7. De pad 8. Het lieveheersbeestje 9.

Module Plantenvoeding

De composthoop Een composthoop bij school

een eigen lamp op veel manieren*

Groene tomaten rijp maken

1 Producten in de verkoop Consument en product Biologische achtergronden Afwijkingen van de normale regel 15 1.

Workshop Joël Woon-, tuin en bloemdecoratie Seizoen

landbouw en natuurlijke omgeving bloembinden en -schikken CSPE KB

Correctievoorschrift VMBO-KB 2005

inhoud blz. Kou 1. Het weer 2. Rillen van de kou 3. Kleren 4. Koelkast en vriezer 5. Koude kleuren 6. Noordpool en Zuidpool 7.

TARTE TATIN HET KLASSIEKE FRANSE DESSERT, GEVARIEERD MET PEER. Jurrijan.com, recepten download

Het verkoop-adviesgesprek. Waar gaat deze kaart over? Wat wordt er van je verwacht? Verkopen

Inhoud. Voorwoord 5. Inhoud

De lente in met foam!

Assistent horeca, voeding of voedingsindustrie

Ontwerpen van bloemwerk, stap 1: inventarisatie 6 Ontwerpen van bloemwerk, stap 2: brainstormen 8 Ontwerpen van bloemwerk, stap 3: uitwerken 10

Bollen en knollen Les 1: bollen en knollen... 2 Werkblad bol en knol... 4 Bol en knol stripverhaal... 5 Achtergrondinformatie... 6

Goede bemesting geeft gezonde planten

Bloemist onderscheidt zich met seizoensproducten

Materiaal Groen. Deel 3: Groen groeit

Inhoud. Voorwoord 5. Inhoud

Zijden bloemstukken Elisense Bloemen. Deze decoraties zijn momenteel voorradig en daardoor snel leverbaar

Transcriptie:

Vakwerk! Bloembinden en -schikken

Bloembinden en -schikken Informatieboek Deel 2 Koos van Ee eerste druk, 2006

Artikelcode: 21134.2 Colofon Auteur(s): Illustraties: Onderwijskundige: Redactie: Resonans: Koos van Ee Verbaal - Bureau voor Visuele Communicatie, Jan van Doesburg, Koos van Ee, René Teunissen Studio Maan, Manon Limmen Studio Maan, Brigitte Meinen Ineke de Haan, Maikel van der Velden Het Ontwikkelcentrum heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Bent u desondanks van mening dat we u hebben benadeeld, dan kunt u contact met ons opnemen. 2006 Ontwikkelcentrum, Ede, Nederland Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum. 4 BLOEMBINDEN EN -SCHIKKEN

Inleiding Hoofdstuk 1 gaat over de omgang met de klant. Hoe kom je erachter wat hij wil? Hoe adviseer je de klant over de verzorging van de bloemen en planten? Verder wordt behandeld hoe je de kosten van het werk berekent en wat planten nodig hebben om goed te kunnen groeien en bloeien. Figuur 0.1 In hoofdstuk 2 leer je welke materialen je kunt gebruiken voor een ondergrond. Het hoofdstuk gaat ook over vormen, kleuren, geuren en structuren van bloemen en materialen. Figuur 0.2 BLOEMBINDEN EN -SCHIKKEN 5

Hoofdstuk 3 behandelt bijzondere bloemen en planten. Je leert hoe je die bloemen en planten op een creatieve manier kunt vastzetten. Ook staat in dit hoofdstuk hoe je bloemwerk voor speciale dagen maakt en hoe je daarbij rekening houdt met de symbolische betekenis. Figuur 0.3 In hoofdstuk 4 leer je over het reilen en zeilen in de winkel. Waar koop je materialen in? Hoe beheer je de voorraad? Hoe maak je een goede etalage? Ook worden zaken die te maken hebben met de Arbowet behandeld. Figuur 0.4 6 BLOEMBINDEN EN -SCHIKKEN

Inhoud Inleiding 5 1 Wat wenst de klant? 8 1.1 Kijken, luisteren en opschrijven 10 1.2 Plannen en uitvoeren 13 1.3 Prijs en kostprijs 15 1.4 Advies geven bij snijbloemen 20 1.5 Groeien en bloeien 25 1.6 Gezond en ziek 32 1.7 Afsluiting 36 2 Maak het mooi met ondergronden 38 2.1 Materialen voor ondergronden 40 2.2 Speciale ondergronden 44 2.3 Spelen met vormen 46 2.4 Kleurrijk versieren 52 2.5 Voelen en ruiken 58 2.6 Afsluiting 63 3 Een bloemetje of plantje speciaal 64 3.1 Anders vastgemaakt 66 3.2 Bijzondere bloemen en planten 70 3.3 Symboliek in bloemwerk 76 3.4 Afscheid en herdenken 81 3.5 Afsluiting 84 4 Hoe werkt het in de winkel? 86 4.1 Welke winkel past bij jou? 88 4.2 Waar koop je het in? 91 4.3 Beheer de voorraad 95 4.4 Niet alleen bloemen 99 4.5 Afsluiting 103 Trefwoordenlijst 107 INHOUD 7

1 Wat wenst de klant? 8 WAT WENST DE KLANT?

De klant is koning. Dit gezegde ken je waarschijnlijk wel. Zo zijn er tientallen spreekwoorden en gezegden over zaken waar je in de winkel mee te maken kunt krijgen. Figuur 1.1 WAT WENST DE KLANT? 9

1.1 Kijken, luisteren en opschrijven Een boeketje voor thuis op tafel. Een plantje voor oma. Een apart cadeau voor een verjaardag. Bloemwerk voor een jubileumfeest. Elke klant heeft een andere wens. Als bloemist probeer je die wensen te vervullen. De klant komt binnen In een bloemenwinkel is altijd van alles te doen: bloemen winkelklaar maken, planten verzorgen, boeketten maken, afstoffen, de etalage netjes maken. Waar je ook mee bezig bent, als er een klant binnenkomt, geef je daar alle aandacht aan. De klant zorgt voor omzet. Je moet als verkoper dan ook altijd de tijd nemen voor de klant. oogcontact Als de klant binnenkomt, zoek je eerst oogcontact. Vervolgens groet je de klant. Het is belangrijk dat de klant zich welkom voelt in de winkel. Figuur 1.2 Zorg dat de klant zich welkom voelt! Vragen 1.1 a Noem drie werkzaamheden in de bloemenwinkel die er altijd zijn. b Waarom is het belangrijk dat je de tijd neemt voor de klant? c Beschrijf wat je doet als een klant de winkel binnenkomt. Verkoopgesprek Als je een klant begroet hebt, moet je erachter zien te komen wat de klant precies wil. De ene klant wil eerst even rond kijken, de andere wil direct geholpen worden. 10 KIJKEN, LUISTEREN EN OPSCHRIJVEN

Je gaat een verkoopgesprek aan. Je spreekt de klant aan en vraagt waar je hem of haar mee kunt helpen. Vervolgens luister je goed naar wat de klant vertelt. Daar neem je voldoende tijd voor. Elke klant begroet je bij binnenkomst. Vervolgens help je de klanten in volgorde van binnenkomst. Sommige klanten willen advies. Je stelt dan vragen en geeft informatie. Soms stelt een klant een vraag die je niet kunt beantwoorden. In dat geval informeer je bij een collega of die het antwoord wel weet. Figuur 1.3 Geef advies als de klant daarom vraagt. Vragen 1.2 a Bedenk drie verschillende vragen die je een klant kunt stellen, nadat je hem/haar begroet hebt. b Waarom is het begroeten van iedere klant zo belangrijk? c Wat doe je met een vraag die je niet direct kunt beantwoorden? Bestelling Regelmatig vraagt een klant of er bloemwerk gemaakt en bezorgd kan worden. Dat kan een klant in de winkel doen, maar ook via de telefoon, de fax of e-mail. Als verkoper vraag je de klant dan voor welke gelegenheid het bloemstuk is en wat het mag kosten. Je maakt afspraken over de bezorgdatum en -tijd, de manier van betalen, (eventueel het factuuradres) en het bezorgadres. Je vult de bestelbon in en noteert alle (nood)zakelijke gegevens. Je controleert of je alles goed hebt opgeschreven. Ook je eigen naam zet je op de bestelbon. KIJKEN, LUISTEREN EN OPSCHRIJVEN 11

Als laatste zorg je ervoor dat de bestelling op de juiste plaats komt: op het planbord, in het verzamelbakje, in de agenda of in de computer. Figuur 1.4 De klant kan ook telefonisch bestellen. Vragen 1.3 a Noteer vier manieren hoe een klant een bestelling door kan geven. b Welke gegevens horen op de bestelbon te staan? c Hoe controleer je de gegevens bij een telefonische bestelling? d Hoe kun je de bestellingen bewaren? Nee-verkoop? Liever niet! Soms wil een klant iets dat je niet direct kunt leveren. Een speciale vaas of een bloemstuk met bijzondere bloemen of materialen. Hoe ga je daar mee om? Je kunt nee verkopen. Dat wil zeggen dat je de klant meedeelt dat je het niet hebt en/of niet kunt leveren en het daarbij laten. Maar je kunt ook samen met de klant zoeken naar een alternatief. Je verkoopt en verdient dan toch iets en je zorgt dat de klant tevreden de deur uitgaat. Als je zo n gesprek hebt met de klant, let dan goed op de gezichtsuitdrukking van de klant. De klant mag niet het gevoel krijgen dat hij iets opgedrongen krijgt. Als je toch nee moet verkopen, geef dit dan door aan de bedrijfsleiding. 12 KIJKEN, LUISTEREN EN OPSCHRIJVEN

Figuur 1.5 Zoek samen met de klant naar alternatieven. Vragen 1.4 a Wat is een nee-verkoop? b Geef twee redenen waarom een verkoper liever geen nee verkoopt. c Hoe kun je voorkomen dat de klant het gevoel krijgt dat hem/haar iets opgedrongen wordt? 1.2 Plannen en uitvoeren In een bloemisterij werk je meestal niet alleen. Ook moet je dagelijks verschillende werkzaamheden uitvoeren, moeten bestellingen op tijd af zijn en moet je op tijd materialen inkopen. Een bloemist moet dus goed kunnen plannen en organiseren. Plannen Of je nu een plan maakt voor een bloemstuk of voor de versiering van een groot gebouw: de stappen zijn voor een groot deel dezelfde. Stappen bij een bestelling oriëntatie 1 Oriëntatie: wat wil de klant? Welke stijl, kleur, prijs, grootte, materialen wil de klant en welke mogelijkheden zijn er? schetsplan 2 Een schetsplan maken. 3 Het definitieve plan maken (een materialenlijst, begroting en tijdsplanning). 4 Overleg met de klant. 5 Materialen regelen. 6 Materialen op de juiste tijd verzamelen. 7 Het werk maken. PLANNEN EN UITVOEREN 13

8 Het werk controleren 9 Het werk afleveren/opleveren. 10 Afrekenen. Als je altijd al deze stappen doorloopt, is de kans dat er iets mis gaat kleiner. Figuur 1.6 Een goed plan voorkomt fouten. Vragen 1.5 a Waarom is een goede planning belangrijk? b Uit welke twee delen bestaat de oriënterende stap? c Waarom is het verstandig om altijd alle stappen te nemen bij het plannen? werkoverleg Organiseren In een bloemisterij werk je meestal samen met collega s. De één regelt de inkoop, de ander beheert de plantenafdeling, een derde is verantwoordelijk voor de binderij, et cetera. Als er veel werk is in de binderij, is de hulp van andere collega s nodig. Daarom is het belangrijk dat er overlegd wordt en dat het werk goed georganiseerd wordt. Veel bedrijven werken daarom met een planbord voor het werk en hebben werkoverleg. Dit verbetert de kwaliteit van het werk. 14 PLANNEN EN UITVOEREN

Figuur 1.7 Goed organiseren is belangrijk. Figuur 1.8 Samenwerken is niet altijd handig! Vragen 1.6 a Hoe wordt in veel bedrijven de werkverdeling zichtbaar gemaakt? b Wat is het doel van regelmatig werkoverleg? c Welk werk kun je beter alleen doen? d Waarom is een taakverdeling binnen een bedrijf belangrijk? 1.3 Prijs en kostprijs Een bloemist koopt bloemen, planten, potten en vazen in. Hij betaalt daarvoor de inkoopprijs. In de winkel verkoopt hij ze voor een hogere prijs, de verkoopprijs. Een bloemist moet voldoende winst maken om alle kosten te kunnen betalen. PRIJS EN KOSTPRIJS 15

opslagpercentage Inkoopprijs en verkoopprijs Een bloemist koopt bloemen, planten, potten en vazen in op de veiling, bij de grossier of bij de groothandel. De prijs die hij daar betaalt, is de inkoopprijs. Je gebruikt de inkoopprijs voor het berekenen van de verkoopprijs. Je doet dit meestal door de inkoopprijs met een bepaald percentage te verhogen. Dit is het opslagpercentage, ofwel de winstopslag. De verkoopprijs van een product is de inkoopprijs plus het opslagpercentage. Figuur 1.9 Vragen 1.7 a De inkoopprijs van een doos met zes vazen is 9,-. Wat is de inkoopprijs van één vaas? b Het opslagpercentage is 150 %. Wat is de verkoopprijs van één vaas? c Waarom zit er een groot verschil tussen de inkoopprijs en de verkoopprijs? Opslagpercentage De hoogte van het opslagpercentage is afhankelijk van de soort productgroep. Enkele voorbeelden: Kwetsbare bloemen zijn maar kort verkoopbaar en hebben daarom een hoog opslagpercentage. Potten, schalen en bakken verouderen niet zo snel. Het opslagpercentage is meestal laag. Trendy reclame-artikelen worden snel verkocht en hebben daarom een redelijk laag opslagpercentage. Bij kwetsbaar glas heb je meer breuk: bij je opslagpercentage houd je daar rekening mee. Verder verwerkt de bloemist in het opslagpercentage de kosten die hij heeft voor zijn winkel en de BTW. 16 PRIJS EN KOSTPRIJS

Figuur 1.10 De hoogte van het opslagpercentage hangt van het type artikel af. Winst De bloemist moet met de verkoop van artikelen winst maken. Als hij geld overhoudt, gaat het immers goed met zijn zaak. Om te kunnen berekenen of er winst is gemaakt, moet je dus weten wat de inkoopprijs is geweest en voor welke prijs het artikel verkocht is. Het verschil tussen de verkoopprijs en de inkoopprijs is de winst. Kosten Je kunt de winst niet zomaar in je zak steken. Je moet er allerlei kosten van betalen, zoals personeelskosten, vervoerskosten, stroomkosten en huur. Vragen 1.8 a Welke kosten bereken je in het opslagpercentage? b Waarom is het opslagpercentage bij elke bloemist anders? c Leg uit wat de winst van een bloemist is. BTW aan de klant In het opslagpercentage is ook de BTW verrekend die de klant moet betalen. BTW betekent Belasting over de Toegevoegde Waarde. Dat is een belasting van de overheid van 6 of 19%. De bloemist berekent twee verschillende BTW-tarieven over zijn producten. Bloemen, planten, takken en boeketten vallen onder het lage tarief. De overige producten (vazen bijvoorbeeld), steekwerk en diensten vallen onder het hoge tarief. PRIJS EN KOSTPRIJS 17

Figuur 1.11 De bloemist heeft te maken met een hoog en laag BTW-tarief. Als je bedrijven als klant hebt, moet je de BTW apart op de afrekening vermelden. Zij mogen de betaalde BTW namelijk weer bij de belasting verrekenen. Omzetbelasting De BTW die de klant betaalt, moet de bloemist afdragen aan de overheid. De bloemist betaalt zelf ook BTW, namelijk als hij iets koopt bij de groothandel. Daar is hij namelijk de klant. De bloemist moet elk kwartaal de BTW van de groothandel en van de klanten opgeven bij de belastingdienst. Hij mag de BTW die hij zelf betaald heeft, aftrekken van de BTW die de klant aan hem heeft betaald. Het verschil is het bedrag dat hij aan de belastingdienst moet betalen of het bedrag dat hij terugkrijgt. Dit noem je ook wel omzetbelasting. Vragen 1.9 a Met welke twee BTW-tarieven heeft de bloemist te maken? b Welke artikelen/diensten vallen onder het lage tarief? c Zakelijke klanten willen meestal een BTW-bon. Waarom is dat? d Leg uit wat met omzetbelasting bedoeld wordt. bezorgkosten administratiekosten Bezorg- en administratiekosten Het bezorgen van bloemwerk kost tijd en benzine: geld dus. Je berekent deze bezorgkosten meestal apart door aan de klant. De klant weet dan wat precies wat het bezorgen kost. Als je op rekening verkoopt, betaalt de klant nadat je de rekening verstuurd hebt. Hier bereken je ook meestal een extra bedrag voor: administratiekosten. 18 PRIJS EN KOSTPRIJS

Figuur 1.12 Bezorgen van producten kost extra tijd en benzine. Vragen 1.10 a Waarom zet je de bezorgkosten meestal apart op de rekening? b Wat is een nadeel van het verkopen op rekening? c Hoe probeert de bloemist die extra kosten te beperken? Prijzen De wet schrijft voor dat je producten moet prijzen. Van alle producten in de verkoopruimte moet je duidelijk kunnen zien wat de verkoopprijs is. Je kunt producten op verschillende manieren prijzen. Je kunt: de producten stickeren; losse prijskaartjes bij de artikelen plaatsen; een duidelijke prijslijst neerzetten of ophangen. Het is ook belangrijk dat je de producten correct prijst. Een product met een verkeerde (te lage) prijs moet je aan de klant meegeven voor die prijs. Figuur 1.13 Producten kun je op verschillende manieren prijzen. PRIJS EN KOSTPRIJS 19

Vragen 1.11 a Noem drie manieren hoe je een artikel kunt prijzen. b Waarom moet je altijd zorgvuldig prijzen? c Waarom is het prijzen van alle artikelen noodzakelijk? 1.4 Advies geven bij snijbloemen Een verkeerde behandeling kan van een mooi boeket in korte tijd een verlept stel bladeren maken. Je moet een klant daarom een goed en deskundig verzorgingsadvies geven. Sommige bloemen en planten vragen een speciale verzorging. Voorbeelden daarvan zijn heesters, bolbloemen, gerbera, mimosa en bouvardia. bacteriedoder Snijbloemenvoedsel Een boeket lever je af met een zakje snijbloemenvoedsel. Snijbloemenvoedsel bestaat uit een bacteriedoder en suiker. Er zijn verschillende soorten snijbloemvoedsel. Je moet de juiste voeding aan de klant meegeven. Je adviseert de klant om thuis nog een klein stukje van de stelen af te snijden. Daarnaast moet de klant de bladeren die in het water komen te hangen eraf halen. Figuur 1.14 Bladeren die in het water komen, gaan rotten. Vragen 1.12 a Welke drie verzorgingsadviezen geef je de klant bij een mooi boeket? b Waarom is het belangrijk dat de klant thuis een stukje van de stelen afsnijdt? c Waaruit bestaat snijbloemenvoedsel? 20 ADVIES GEVEN BIJ SNIJBLOEMEN

Heesters Heesters zijn bloemen met houtige stelen. Deze stelen nemen minder snel water op dan kruidachtige stelen. Ook vormen ze snel een kurklaagje op de wond. Opnieuw aansnijden is heel belangrijk. Heesters moet je ook geleidelijk laten wennen aan drogere of warmere lucht. Voor heesters is speciaal snijbloemenvoedsel verkrijgbaar. Figuur 1.15 De heester syringa heeft een houtige steel. Vragen 1.13 a Hoe kun je heesters herkennen? b Waarom is het opnieuw aansnijden bij heesters erg belangrijk? c Welk advies geef je bij de verkoop van een boeket met heesters als het buiten koud is? Bolbloemen Bolbloemen zijn bloemen afkomstig uit bollen en knollen. Ze worden vaak zonder water verhandeld. Je moet ze dan ook eerst goed op laten trekken. Dat doe je door ze rechtop in het water te ADVIES GEVEN BIJ SNIJBLOEMEN 21

zetten en in een koele ruimte te plaatsen. Het witte stukje aan de onderkant van de steel neemt moeilijk water op. Bolbloemen zijn meestal snel gegroeid. Ze gebruiken in de huiskamer veel water. Narcissen geven slijm af waar andere bloemen niet tegen kunnen. Je moet ze uit laten slijmen. Veel stelen van bolbloemen groeien na het afsnijden door en worden langer. Houd daar bij steekwerk rekening mee. Ook voor bolbloemen is er speciale voeding. Figuur 1.16 Het slijm van de narcis is giftig voor andere bloemen. Vragen 1.14 a Wat zijn bolbloemen? b Wat wordt bedoeld met het laten optrekken van de bloemen? c Waarom snijd je het witte stukje aan de onderkant van de steel meestal weg? d Welke hinderlijke eigenschap heeft de narcis? 22 ADVIES GEVEN BIJ SNIJBLOEMEN

Gerbera Gerbera heeft een harige steel. Deze steel is extra gevoelig voor verstopping door bacteriegroei. De steel is net onder de bloem ook veel zachter dan aan de onderkant. Andere voorbeelden van bloemen met behaarde stelen zijn helianthus, campanula, echinops en lathyrus. Deze bloemen zet je in een klein laagje water. Je mag ze ook niet strak tegen elkaar zetten. Doe je dat wel, dan blijft er vocht tussen de bloemen zitten, waardoor de stelen onder de bloem snel wegrotten. Figuur 1.17 Bloemen met een harige steel zet je in een klein laagje water. Vragen 1.15 a Waarom moet je bloemen met een harige steel in een klein laagje water zetten? b Noem drie bloemen met een harige steel. c Waarom mag je gerbera s niet strak tegen elkaar zetten? ADVIES GEVEN BIJ SNIJBLOEMEN 23

Mimosa (acacia) en bouvardia Mimosa en bouvardia hebben speciale voeding nodig. Mimosa moet je in het plastic enkele uren in warm water zetten. De knoppen komen anders niet goed open. Bij bouvardia moet je het water bijvullen met water met speciale voeding. Het blad zal anders snel lelijk worden. Als je mimosa en bouvardia goed behandelt, staan ze lang. Figuur 1.18 Bouvardia moet je bijvullen met water en speciale voeding, anders hangt het blad snel slap. Vragen 1.16 a Hoe behandel je mimosa? b Wat moet je de klant adviseren bij bouvardia? c Waarom is een goed advies bij deze bloemen erg belangrijk? ethyleen Bloemen en fruit Rijpend fruit, rottende stelen, vergelende bladeren en uitgebloeide bloemen geven een gas af. Dit gas heet ethyleen. Het zorgt ervoor dat bloemen sneller rijp (oud) worden. Ook uitlaatgassen en brandende kaarsen geven ethyleen af. Veel zomerbloemen en dianthus zijn erg gevoelig voor ethyleen. Deze bloemen worden bij de kweker daarom voorbehandeld met een ethyleenremmende stof. 24 ADVIES GEVEN BIJ SNIJBLOEMEN

Figuur 1.19 Dianthus is gevoelig voor ethyleen. Vragen 1.17 a Wat is ethyleen? b Noem drie bronnen van ethyleen. c Bloemen die buiten staan aan een drukke weg verleppen snel. Hoe komt dat? d Waarom worden veel bloemen door de kweker voorbehandeld? e Waarom is het niet handig om een kistje appels in de koelcel bij bloemen te bewaren? 1.5 Groeien en bloeien groeifactoren Kamerplanten staan langer in de huiskamer dan een boeket of bloemstuk. Een plant heeft bepaalde zaken nodig om goed te kunnen groeien en bloeien. Om een goed advies te kunnen geven moet je iets weten over de groeifactoren van de plant. De groeifactoren zijn licht, water, voeding, zuurgraad, warmte en luchtvochtigheid. Fotosynthese Planten maken hun eigen voedsel (suiker). In het bladgroen maakt de plant suiker. Dat maakt ze van water en koolzuurgas. Daarbij is licht nodig. Als afvalstof geeft de plant zuurstof af. Dit proces heet fotosynthese. GROEIEN EN BLOEIEN 25

Figuur 1.20 Fotosynthese Vragen 1.18 a Hoe heet het proces waarbij de plant suiker maakt? b Waarvan maakt de plant suiker? c Wat is daarbij nodig als energiebron? Licht Planten hebben licht nodig om te groeien. Ook voor de bladgroenvorming is licht nodig. Planten groeien naar het licht toe. Een plant die te weinig licht krijgt, maakt grote slappe cellen en is gevoeliger voor ziekten. Langzaam put de plant uit. Uiteindelijk zal ze doodgaan. Met lampen kun je op een donkere plaats toch planten laten groeien. 26 GROEIEN EN BLOEIEN

Figuur 1.21 Met speciale lampen kun je op donkere plaatsen toch planten laten groeien. Vragen 1.19 a Waarvoor heeft een plant licht nodig? Noem twee dingen. b Waarom worden planten op een donkere plaats eerder ziek? c Hoe kun je op een donkere plaats toch planten laten groeien? waterbehoefte Water Water is nodig bij de fotosynthese. Water zorgt ook voor het transport van voeding in de plant en voor koeling in warme perioden. De waterbehoefte verschilt per plant. Algemeen geldt dat een plant meer water nodig heeft: bij droge lucht; bij een hoge temperatuur; bij rijke bloei; in de zomer (meer licht); in stenen potten (poreus). Te veel water is meestal dodelijk voor de plant. Als de wortels onder water staan, stikken ze. GROEIEN EN BLOEIEN 27

Ook is koud water (< 15 graden) slecht voor de wortels. Figuur 1.22 Heesterachtige soorten zoals hortensia dompel je om alle fijne wortels van water te voorzien. Vragen 1.20 a Leg uit op welk manier water voor koeling van de plant zorgt. b Waarom is de waterbehoefte van elke plant anders? c Noem vier situatie waarin de plant meer water gebruikt. d Waarom is te veel water dodelijk voor de plant? mineralen hoofdelementen spoorelementen Voeding Voor de opbouw van de plant heeft de plant suikers nodig. Die kan de plant voor een deel zelf maken via fotosynthese. Daarnaast heeft de plant mineralen nodig voor de opbouw. Die mineralen haalt ze met het water uit de (pot)grond. Van de hoofdelementen zoals stikstof (N), fosfor (P) kali (K), magnesium (Mg) en calcium (Ca) heeft de plant vrij veel nodig. De spoorelementen, zoals ijzer (Fe), mangaan (Mn), borium (B), zink (Zn), zijn maar in kleine hoeveelheden nodig. Voor de voeding van kamerplanten gebruik je meestal een samengestelde meststof. Hierin zitten hoofdelementen en spoorelementen. 28 GROEIEN EN BLOEIEN

Figuur 1.23 Een samengestelde meststof bevat hoofdelementen en spoorelementen. Vragen 1.21 a Hoe eet een plant? b Noem vijf hoofdelementen. c Wat zijn spoorelementen? d Waarom gebruik je voor kamerplanten meestal een samengestelde meststof? ph Zuurgraad De plant haalt met haar wortels de voeding uit de grond. De voedingselementen moeten dan opgelost zijn in het water. In een iets zure grond lossen ze makkelijk op. De zuurgraad van een grond kun je meten met een ph-meter. De beste ph voor de meeste planten ligt tussen 5-7. Is de ph hoger, dan heeft de plant moeite om spoorelementen op te nemen. Als dat het geval is, zie je dit aan de plant: ze krijgt dan gele bladeren. Een te zure grond (te lage ph) is ook niet goed. Dan sterven de wortels af. GROEIEN EN BLOEIEN 29

Figuur 1.24 Met een ph-meter kun je de zuurgraad van het water in de grond meten. Vragen 1.22 a Wat meet je als je de ph meet? b Waarom hebben de meeste planten het liefst een iets zure grond? c Waarmee meet je de zuurgraad van de grond? optimale temperatuur minimumtemperatuur Temperatuur De temperatuur waarbij een plant het beste groeit, noem je de optimale temperatuur. De optimale temperatuur is afhankelijk van de herkomst van de plant. Beneden de minimumtemperatuur groeit de plant niet meer. Het is dan te koud voor de plant. Als de temperatuur hoger wordt, verdampt de plant water om zichzelf te koelen. Als de plant dan niet genoeg water op kan nemen, zal ze verbranden. 30 GROEIEN EN BLOEIEN

Figuur 1.25 Een tropische plant heeft een hogere optimale temperatuur dan een plant uit een koel klimaat. Vragen 1.23 a Leg uit wat een optimale temperatuur is voor een plant. b Waarom gebruikt een plant in de zomer meer water dan in de winter? c Waarom zal de minimumtemperatuur voor een viooltje lager liggen dan voor een orchidee? RV hygrometer Luchtvochtigheid In de lucht zit altijd een bepaalde hoeveelheid waterdamp. Dit is de relatieve luchtvochtigheid, afgekort RV. In Nederland is de RV meestal redelijk hoog. In de woestijn is er een heel lage RV. Bij een hoge RV verdampt een plant minder water dan bij een lage RV. Als de de RV te laag is, zullen veel planten slap gaan hangen. De RV kun je meten met een hygrometer. Figuur 1.26 Opgewarmde lucht is droog en heeft een lage RV. GROEIEN EN BLOEIEN 31

Vragen 1.24 a Wat is de RV? b Hoe kun je de RV meten? c Waarom is de plek boven de verwarming slecht voor veel planten? 1.6 Gezond en ziek Van een plant heb je langer plezier dan van een boeket. Planten die je verkoopt, moeten dan ook gezond zijn. Ze kunnen kwetsbaar zijn door bijvoorbeeld verkeerde voeding of een foute behandeling of last hebben van schadelijke beestjes. Planten mogen geen verborgen gebreken hebben. Schimmels en bacteriën De meeste ziekten bij planten worden veroorzaakt door schimmels en bacteriën. Schimmels en bacteriën besmetten de bladeren, stengels of wortels van de plant. De plant krijgt dan meestal een vlekkerige kleur. meeldauw roest bacterierot Bij meeldauw krijgt de plant een stoffig, wit uiterlijk. Roest geeft oranje vlekjes, vooral aan de onderkant van het blad. Bacterierot laat hele stukken van de plant wegrotten. Als planten hier eenmaal mee aangetast zijn, kun je ze het beste weggooien. 32 GEZOND EN ZIEK

Figuur 1.27 Bij botrytis (smet, smeul, smucht) zie je grijs schimmelpluis op vochtige delen. Vragen 1.25 a Waardoor worden de meeste ziekten bij een plant veroorzaakt? b Hoe ziet een plant met meeldauw eruit? c Hoe ziet een plant met bacterierot eruit? d Wat is een versmeulde plant? roetdauw Schadelijke diertjes Een plant kan ook last hebben van schadelijke beestjes. Schadelijke beestjes kunnen in grote getale aanwezig zijn. Ze eten de plant langzaam op of zuigen haar leeg. Ook brengen ze soms virusziekten over. Sommige beestjes geven een kleverige substantie af. Hierop groeit een zwarte schimmel: roetdauw. Met chemische middelen of biologische middelen kun je proberen de beestjes uit te roeien of te verdrijven. GEZOND EN ZIEK 33

Figuur 1.28 De meest voorkomende schadelijke diertjes bij planten. Vragen 1.26 a Welke schade veroorzaken schadelijke diertjes bij planten? b Noem vijf voorbeelden van schadelijke diertjes. c Geef een voorbeeld van een biologisch middel. d Waarom kun je beestjes bij kamerplanten beter niet chemisch bestrijden? virus Virusziekten Naast schimmels en bacteriën kunnen planten ook ziek worden door een virus. De plant krijgt dan gele vlekken of kringen op de bladeren. Ook kan ze vergroeiingen krijgen. De ziekte zit in de cellen van de plant. De plant is niet te genezen. Het enige wat je kunt doen is de plant weggooien. Een virus wordt overgebracht door schadelijke diertjes of door een vuile snoeischaar of een vies mes. Figuur 1.29 Een viruszieke plant laat gele vlekken of ringen op het blad zien of krijgt vergroeiingen. Vragen 1.27 a Wat zie je bij een viruszieke plant? b Wat kun je doen aan een viruszieke plant? c Waardoor kan een plant besmet worden met een virusziekte? 34 GEZOND EN ZIEK

voedingsziekte Verkeerde voeding Een plant kan letterlijk ziek zijn van te veel of te weinig voeding. Dit noem je voedingsziekte. Bij te veel voeding krullen bladeren naar boven en sterven jonge wortels af. Bij gebreksziekten zie je vaak geelverkleuringen. Gebreksziekten gaan ook vaak samen met een verkeerde ph. Figuur 1.30 Bij een plant met gebreksziekten zie je vaak geelverkleuringen. Vragen 1.28 a Leg uit wat een voedingsziekte is. b Wat zie je bij een plant die te veel voeding krijgt? c Waaraan herken je veel gebreksziekten? Verkeerde behandeling Een plant die kan groeien onder ideale omstandigheden zal niet snel ziek worden. Maar in sommige omstandigheden doet de plant het niet goed en loopt ze wel de kans om ziek te worden. De volgende omstandigheden zijn voor elke kamerplant slecht: lang in het donker staan; op de tocht staan; grote temperatuurschommelingen in korte tijd; met natte bladeren dicht tegen elkaar staan; plotseling in fel zonlicht staan; vaak aangeraakt worden (langslopende klanten). GEZOND EN ZIEK 35

Figuur 1.31 Een plant houdt niet van tocht! 1.7 Afsluiting Als bloemenverkoper wil je graag dat een klant tevreden de winkel verlaat. Daarvoor moet je goed kijken en goed luisteren naar de wensen van de klant. Door het stellen van vragen kun je meer te weten komen over de werkelijke wensen van de klant. Speciale wensen van de klant vragen extra tijd en voorbereiding. Bij een bestelling van de klant is het belangrijk dat je alles zorgvuldig noteert. Natuurlijk is het ook belangrijk dat je de bestelling zorgvuldig uitvoert. Ook een goede berekening van de kosten hoort hierbij. In een bloemisterij werk je meestal niet alleen. Ook moet je dagelijks verschillende werkzaamheden uitvoeren, moeten bestellingen op tijd af zijn en moet je op tijd materialen inkopen. Een bloemist moet dus goed kunnen plannen en organiseren. Een bloemist koopt bloemen, planten, potten en vazen in. Hij betaalt daarvoor de inkoopprijs. In de winkel verkoopt hij ze voor een hogere prijs, de verkoopprijs. Een bloemist moet voldoende winst maken om alle kosten te kunnen betalen. De verkoopprijs van een product is: inkoopprijs + opslagpercentage. Het opslagpercentage is afhankelijk van de soort productgroep. In het opslagpercentage is ook de BTW verrekend die de klant moet betalen. De bloemist heeft te maken met een hoog en laag BTWtarief. 36 AFSLUITING

De wet schrijft voor dat je producten moet prijzen. De klant moet altijd goed kunnen zien wat iets kost. Alle producten in de verkoopruimte moeten geprijsd zijn. Een verkeerde behandeling kan van een mooi boeket in korte tijd een verlept stel bladeren maken. Je moet daarom een goed en deskundig verzorgingsadvies geven. Als bloemen speciale voeding nodig hebben, geef je dat erbij. Bij een plant geef je ook advies. Om een goed advies te kunnen geven moet je iets weten over de groeifactoren van de plant. De groeifactoren zijn licht, water, voeding, zuurgraad, warmte en luchtvochtigheid. Sommige bloemen en planten vragen een speciale verzorging. Voorbeelden daarvan zijn heesters, bolbloemen, gerbera, mimosa en bouvardia. Een verkeerde behandeling, voedingsfouten en ziekten kunnen een prachtige plant in enkele dagen veranderen tot eentje die geschikt is voor de vuilnisbak. AFSLUITING 37

2 Maak het mooi met ondergronden 38 MAAK HET MOOI MET ONDERGRONDEN

Als je bloemwerk maakt, kies je bewust voor bepaalde bloemen en een bepaalde ondergrond. Bloemen kies je vanwege de kleur, de vorm, de geur, de structuur of een combinatie daarvan. De keuze voor de ondergrond hangt met een aantal dingen samen. Er zijn heel veel soorten ondergronden te koop. Figuur 2.1 MAAK HET MOOI MET ONDERGRONDEN 39

2.1 Materialen voor ondergronden Bloemwerk staat meestal niet zo maar op tafel. Je zet of maakt het in een schaal, vaas of bak van een bepaald materiaal. Voorbeelden daarvan zijn glas, keramiek, metaal, riet en kunststof. Deze materialen hebben allemaal een heel eigen karakter. Je zorgt dat de vorm, de aard, de kleur en de sfeer van je bloemwerk passen bij de ondergrond. kristal Glas Glas wordt gemaakt van zand, soda en kalksteen (mergel). Bij kristal zit er loodmenie in plaats van kalksteen doorheen. Kristal is dan ook steviger en veel duurder. Het klinkt ook mooier als je er tegen tikt. Glas en kristal hebben een aantal speciale eigenschappen waar je rekening mee moet houden. Glas en kristal zijn: breekbaar; meestal doorzichtig; hard en meestal glanzend; gevoelig voor kalkaanslag; gevoelig voor roestplekken als je ijzerdraad gebruikt; gevoelig voor aanslag door sommige houdbaarheidsmiddelen; kwetsbaar bij het neerzetten (één zandkorrel kan al krassen geven). Figuur 2.2 Een van de manieren om glas te maken is glasblazen. Vragen 2.1 a Wat zijn de grondstoffen voor glas? b Noem drie verschillen tussen glas en kristal. c Waar moet je altijd op letten als je een vaas op tafel zet? 40 MATERIALEN VOOR ONDERGRONDEN

Keramiek Een pot, schaal, vaas of bak kan gemaakt zijn van gebakken klei. Dit noem je keramiek. Als je de klei mengt met gebakken kleischilfers krijg je de ruwe chamottestructuur. glazuren Keramiek, of aardewerk, dat gebakken is bij een temperatuur lager dan 1150 C laat nog water door (poreus). Door het te glazuren maak je het waterdicht. Ook kun je het een mooie kleur geven door te glazuren. Aardewerk dat gebakken is bij een temperatuur tussen de 1150-1350 C noem je hardgebakken klei. Potten van hardgebakken klei zijn waterdicht en kunnen ook buiten blijven staan met vorst. Dit aardewerk heet ook wel steengoed. Figuur 2.3 Natte klei kun je vormen door te draaien of te gieten. MATERIALEN VOOR ONDERGRONDEN 41

Vragen 2.2 a Wat is keramiek? b Waarom wordt aardewerk meestal geglazuurd? c Welke potten kun je ook in de winter buiten laten staan? d Waardoor krijg je de chamottestructuur in het aardewerk? Metaal Er zijn veel soorten metaal waar ondergronden van gemaakt kunnen worden: koper, zink, lood, tin, aluminium, ijzer, brons en messing. Metalen kunnen oxideren (roesten). Dat gebeurt vooral in combinatie met water, plantensappen en lucht. Lood moet je altijd verwerken met handschoenen, omdat het giftig is. Metalen ondergronden zijn trendgevoelig. Figuur 2.4 Metalen ondergronden hebben een moderne, stoere uitstraling. Vragen 2.3 a Noem vijf metalen die je kunt gebruiken als ondergrondmateriaal. b Wat is een eigenschap van metaal waar je altijd rekening mee moeten houden? c Wat doe je met overgebleven loodreepjes? Riet en mandwerk Riet, hout en andere natuurlijke bast- en vezelmaterialen worden al heel lang gebruikt als ondergronden. Deze materialen kunnen slecht tegen water en zijn meestal ook niet waterdicht. Als je ze gebruikt voor een ondergrond, moet je plastic aan de binnenkant gebruiken of een gesloten binnenpot. Zo voorkom je waterschade. 42 MATERIALEN VOOR ONDERGRONDEN

Alle taaie, natuurlijke vezels zijn te verwerken tot manden of schalen. Materialen die veel gebruikt worden, zijn wilgenteen, kokosvezel, bamboe, rotan, raffia, salim, sisal en berkenbast. Ook als decoratiemateriaal kun je deze materialen gebruiken. Figuur 2.5 Een natuurlijke schikstijl past goed bij mandwerk. Vragen 2.4 a Noem twee nadelen van manden van vezelmaterialen. b Waarom worden manden vaak in een vegetatieve schikstijl opgemaakt? c Hoe kun je waterschade voorkomen als je mandwerk gebruikt? Kunststof Kunststof is in allerlei vormen, kleuren en maten te krijgen. Het is stevig, licht, waterdicht en goedkoop. Kunststof ondergronden zijn bij uitstek geschikt voor trendy toepassingen. Kunstenaars bedenken allerlei bijzondere vormen van verschillende materialen. MATERIALEN VOOR ONDERGRONDEN 43

Figuur 2.6 Een trendy toepassing van kunststof Vragen 2.5 a Noem drie eigenschappen van kunststof. b Waarom is kunststof zo geschikt voor trendy toepassingen? 2.2 Speciale ondergronden Een bloemist gebruikt vaak steekschuim om bloemwerk te maken. Voor rouwwerk en wandstukken zijn er kant-en-klare ondergronden van steekschuim te koop. Voor bruidsboeketjes zijn er speciale houdertjes. Soms gebruik je een ondergrond die niet standaard is. Die moet je dan zelf maken. Wandstukhouder en graftakhouder Rouwbloemwerk wordt regelmatig opgepakt en vervoerd. Het moet daarom stevig zijn en mag geen water lekken. Er zijn allerlei speciale houders en kransondergronden te koop die aan die eisen voldoen. Bij deze houders is het steekschuim in een stevige, plastic constructie ingepakt. De graftakhouder wordt ook vaak als ondergrond gebruikt voor het maken van een wandstuk. 44 SPECIALE ONDERGRONDEN

Figuur 2.7 Voor rouwwerk zijn speciale ondergronden te koop. Vragen 2.6 a Welke twee speciale eisen stel je aan rouwbloemwerk? b Waarom zit het steekschuim ingepakt in een plastic constructie bij een graftakhouder? c Wat wordt meestal als ondergrond voor een wandstuk gebruikt? Bridy en bridinette Voor bruiloften en andere officiële feesten maak je als bloemist vaak boeketjes. Deze boeketjes kun je binden met bloemendraad. Dit kost echter veel tijd en het boeket is beperkt houdbaar. Een gestoken boeketje is langer houdbaar. Je gebruikt dan een speciale houder: een bridy of een bridinette. Figuur 2.8 Een bruidsboeket moet stevig zijn. SPECIALE ONDERGRONDEN 45

Vragen 2.7 a Noem twee nadelen van een draadgebonden boeket. b Wat gebruik je als ondergrond voor een gestoken boeketje? c Waar moet je aan denken als je een gestoken boeketje maakt? Verstevigen met gaas, sfagnum en plastic Soms moet je bloemwerk maken met een bijzondere vorm. Daar moet je zelf een ondergrond voor maken. Als je alleen steekschuim gebruikt, is dat vaak niet stevig genoeg. Je verstevigt het door het in te pakken met een dun laagje sfagnum. Vervolgens zet je dat vast met wikkeldraad of kippengaas. Ook kun je het inpakken met plastic (huishoud)folie. Figuur 2.9 Met steekschuim en sfagnum kun je allerlei ondergronden maken. Vragen 2.8 a Noem twee voorbeelden wanneer je zelf een ondergrond zou maken. b Hoe kun je steekschuim verstevigen? c Wat is een voordeel van het inpakken van steekschuim in folie? 2.3 Spelen met vormen Ondergronden en bloemwerk zijn er in allerlei vormen. De cirkel, driehoek of rechthoek kun je in elke schikking terug vinden. Ook in elke bloem of blad kun je een van deze grondvormen herkennen. Bij decoratief schikken speel je met deze vormen. 46 SPELEN MET VORMEN

Figuur 2.10 Door te spelen met vormen krijg je een spannend bloemwerk. Cirkel De cirkel zie je veel: ronde bloemen en bladeren en ronde schikkingen. Ook zijn gebogen en grillige lijnen eigenlijk stukjes van een ronde vorm. Figuur 2.11 De biedermeier is een ronde schikking. Binnen de schikking zitten ronde vormen vaak in het midden. Ronde vormen hebben ruimte nodig. SPELEN MET VORMEN 47

Figuur 2.12 Grillige en gebogen lijnen hebben in een schikking ruimte nodig. Vragen 2.9 a Geef vijf voorbeelden van ronde bloemen. b Wat is het bekendste voorbeeld van een ronde schikking? c Waarom zet je grillige takken meestal vrij in een bloemstuk? Driehoek Ook driehoekige bloemen en bladeren zie je volop. Een driehoek heeft drie punten. Een van de punten wijst altijd naar boven. Evenwicht, of balans, is bij een driehoekige schikking belangrijk. Een klassieke driehoekige schikking steek je helemaal vol. Een modernere schikking laat ruimte zien. 48 SPELEN MET VORMEN

Figuur 2.13 Evenwicht is bij een driehoekige schikking belangrijk. SPELEN MET VORMEN 49

Figuur 2.14 Een klassieke driehoekige schikking steek je helemaal vol. Vragen 2.10 a Geef vijf voorbeelden van driehoekige materialen. b Waaraan herken je een klassieke driehoekschikking? c Hoe zorg je voor evenwicht in je schikking? Rechthoek In je bloemwerk gebruik je vaak rechthoekige vormen om een horizontale kijklijn te maken. In de natuur kom je niet zoveel rechthoekige materialen tegen. Je kunt ze wel maken. Bijvoorbeeld door stukken stengel naast elkaar te gebruiken. Ook door materialen om te buigen krijg je rechthoekige vormen. Een schaal of bak is wel vaak een rechthoek. 50 SPELEN MET VORMEN

Figuur 2.15 Je gebruikt rechthoekige vormen om een horizontale kijklijn te maken. Vragen 2.11 a Waardoor lijken rechthoekige materialen vaak onnatuurlijk? b Hoe kun je een horizontale kijklijn maken? Ritme Herhaling heeft een bepaalde kracht. Ook bij bloemwerk maak je soms bewust gebruik van herhaling. Dit noem je ritme. Je kunt ritme toepassen als je bloemwerk maakt in een brede schaal. Ook bij een zaalversiering gebruik je vaak een aantal dezelfde versieringen. Ritme geeft rust. SPELEN MET VORMEN 51

Figuur 2.16 Herhaling op vaste afstanden straalt rust uit. Vragen 2.12 a Wat is ritme? b Hoe gebruik je ritme bij het versieren van een ruimte? c Leg uit waarom ritme in bloemwerk de aandacht trekt. 2.4 Kleurrijk versieren kleur Kleur is de breking van licht. Zonder licht, geen kleur. Bloemen en kleuren horen bij elkaar. De kleur van een bloemwerk bepaalt voor een belangrijk deel de sfeer van het werk. Het maakt een heel verschil of je warm oranje gebruikt of koel blauw. Een zachte, roze kleur roept ook een heel ander gevoel op dan een felle gele. 52 KLEURRIJK VERSIEREN

Figuur 2.17 Zoveel bloemen, zoveel kleuren hoofdkleuren Kleurencirkel Als je met kleur werkt, gebruik je daarbij altijd een kleurencirkel. Er zijn drie hoofdkleuren: geel, rood en blauw. Met deze kleuren zijn alle andere kleuren te maken. De mengkleuren staan tussen de hoofdkleuren in de cirkel. Je kunt de cirkel verdelen in twee helften. De koude en de warme kant. Figuur 2.18 De kleurencirkel met de hoofdkleuren rood, geel en blauw Vragen 2.13 a Wat zijn de drie hoofdkleuren? b Welke kleuren ontstaan er als je de volgende kleuren mengt: rood en geel; blauw en geel; blauw en rood. c Waarom heten de hoofdkleuren zo? KLEURRIJK VERSIEREN 53

Tegenstelling en contrast De blauw-paarse kant van de kleurencirkel noem je de koude kant. Deze kleuren geven een koel en zakelijk gevoel. De geel-rode kant is de kant met de warme kleuren. Het zijn de kleuren van vuur en zon. Gebruik je kleuren van beide helften in een schikking, dan heb je een warm-koudtegenstelling. Figuur 2.19 Een warmkoudcontrast Er zijn nog veel meer contrasten mogelijk. Twee kleuren die recht tegenover elkaar in de kleurencirkel liggen, vormen ook een contrast of tegenstelling. Als je contrasterende bloemkleuren gebruikt, komen de afzonderlijke bloemen goed tot hun recht. 54 KLEURRIJK VERSIEREN

Figuur 2.20 Een kleurtegenstelling KLEURRIJK VERSIEREN 55

Figuur 2.21 Een hard-zacht- of licht-donkercontrast Vragen 2.14 a Waarom ervaar je de kleuren rood, oranje en, geel als warme kleuren? b Geef een voorbeeld van bloemen met een koud-warmcontrast. c Wat is een licht-donkercontrast? Harmonie Als je kleuren gebruikt die naast elkaar in de kleurencirkel liggen, noem je dat harmonie. Deze kleuren passen goed bij elkaar en versterken elkaar. De afzonderlijke bloemen en de kleuren vallen dan wel minder op. 56 KLEURRIJK VERSIEREN

Figuur 2.22 Een warme harmonie van kleuren Vragen 2.15 a Leg uit wat een harmonieus kleurgebruik inhoudt. b Wat is het effect van kleurharmonie op de afzonderlijke kleuren van de bloemen? Pasteltinten Pasteltinten zijn zachte kleuren. Pasteltinten maak je door een kleur te mengen met wit of zwart. De kleur wordt dan zachter. Ton-sur-ton Als je verschillende tinten van een kleur bij elkaar zet, bijvoorbeeld een boeket in allerlei tinten roze, noem je dit ton-sur-ton. KLEURRIJK VERSIEREN 57

Figuur 2.23 Verschillende tinten van één kleur: ton-sur-ton Vragen 2.16 a Wat zijn pasteltinten? b Wat is ton-sur-ton? c Een klant vraagt om een geel ton-sur-ton boeket. Welke bloemen kun je daarvoor gebruiken? 2.5 Voelen en ruiken Je kunt iets om een aantal redenen mooi vinden. Zo kan een vaas prachtig van kleur en vorm zijn. De structuur kan je aan aanspreken of de zachtglanzende uitstraling van het glazuur. Maar ook de geur van de bloemen of hoe iets voelt, maakt soms dat je er voor valt. 58 VOELEN EN RUIKEN

Compositiefactoren Kleur, vorm en lijnenspel kunnen maken dat je iets mooi vindt. Een bloem koop je soms heel bewust vanwege de geur. Sommige bladeren, mosjes en bloemen gebruik je, omdat ze een mooie structuur of textuur hebben. Kleur, lijn en vorm, geur, structuur en textuur vormen samen de compositie. Je noemt ze de compositiefactoren. Figuur 2.24 Sommige bloemen, zoals de passiebloem, hebben een prachtig lijnenspel. Vragen 2.17 a Wat zijn compositiefactoren? b Noem vier compositiefactoren. c Noem een bloem met een mooie kleur en een mooi lijnenspel. Textuur en structuur Mosjes voelen heel zacht, fluwelig aan. Een blad van monstera heeft een mooi glad, leerachtig uiterlijk. Een brassica (sierkool) voelt wasachtig aan. Als je deze dingen benoemt, heb je het over de textuur. Textuur is hoe een materiaal aanvoelt. Een distel is prikkelig en warrig. Een ranonkel heeft heel dunne bloemblaadjes die in een strakke kogel tegen elkaar zitten. Als je het over deze dingen hebt, heb je het over de structuur. Structuur is hoe een materiaal is opgebouwd. VOELEN EN RUIKEN 59

Figuur 2.25 Materialen met verschillende structuren en texturen Vragen 2.18 a Wat is textuur? b Geef een voorbeeld van een gladde structuur en/of textuur. c Welk materiaal heeft een mooie structuur? Leg uit waarom je dat vindt. Rust en onrust Warrige structuren maken bloemwerk onrustig. Gladde en regelmatige structuren zorgen voor rust in een bloemwerk. Door te spelen met structuur en textuur kun je ervoor zorgen dat een bloemwerk boeiend blijft. Gebruik je weinig verschillende structuren en/of texturen, dan wordt een bloemwerk snel saai. Gebruik je veel structuren en/of texturen door elkaar, dan heb je kans dat het bloemwerk onrustig en rommelig wordt. 60 VOELEN EN RUIKEN

Figuur 2.26 Regelmatige structuren stralen rust uit. Vragen 2.19 a Geef een voorbeeld van een materiaal met een onrustige structuur. b Hoe kun je voorkomen dat je bloemwerk onrustig wordt? Bloemengeuren Een heerlijk geurende roos. De kamer gevuld met de geur van een enkele tak van de sering. Hoe iets ruikt, vergeet je niet snel. Geuren roepen associaties en herinneringen op. VOELEN EN RUIKEN 61

Figuur 2.27 Sommige bloemen ruiken heerlijk, zoals de sering. Vragen 2.20 a Wat is het grote verschil tussen echte bloemen en een bloemenschilderij? b Wat is een speciale eigenschap van geur? c Welke bloemen vind je lekker ruiken en welke bloemen niet lekker? Geurende kruiden Niet alleen bloemen geuren. Ook de bladeren en stengels van planten hebben soms een speciale geur. Lavendel ruikt bijvoorbeeld erg sterk. Gebruik dit in een boeket, en je voegt een Frans sfeertje aan je bloemwerk toe. Bij een diner mag de bloemengeur de eetlust niet bederven. Niet iedereen vindt alle geuren even lekker ruiken. Bij het bestellen van bloemwerk voor speciale momenten moet je daarom altijd vragen of er bloemen zijn die een speciale geurherinnering hebben. 62 VOELEN EN RUIKEN

Figuur 2.28 Sommige bloemen of bladeren, zoals die van lelie en rozemarijn, geuren heel sterk. Niet iedereen vindt dat lekker. Vragen 2.21 a Noem drie voorbeelden van geurende stengels en bladeren. b De bloemen van de allium gebruik je meestal niet voor tafelversieringen. Waarom is dat? c Er zijn mensen die voor hun bruiloft geen lelies willen. Wat kan daarvan de reden zijn? 2.6 Afsluiting Vragen 2.22 Welke woorden ontbreken? Neem de zinnen over en vul de goede woorden in. a Glas wordt gemaakt van zand, kalksteen en... b Een pot of vaas van gebakken klei, noem je... c Veel metalen kunnen lelijk worden door... d Een... schikstijl past goed bij mandwerk. e Een speciale houder voor rouwbloemwerk heet een... f Een gestoken feestboeketje kun je maken in een... g Steekschuim kun je verstevigen met gaas, plastic folie en... h Drie grondvormen zijn...,... en... i Herhaling op een bepaalde afstand noem je... j De drie hoofdkleuren zijn...,... en... k De geel-rode kant van de kleurencirkel is de... kant. l De blauw-paarse kant van de kleurencirkel is de... kant. m Een ander woord voor tegengestelde kleuren is... n Kleuren die naast elkaar in de kleurencirkel staan, noem je... o Als je verschillende tinten van één kleur met elkaar mengt, krijg je... p Een mosje heeft een hele zachte... q Warrige structuren maken bloemwerk... AFSLUITING 63

3 Een bloemetje of plantje speciaal 64 EEN BLOEMETJE OF PLANTJE SPECIAAL

Speciale dagen. Elke periode van het jaar heeft er wel een paar. Voor die dagen maak je speciaal bloemwerk. Op de activiteitenkalender van bloemist Vergeet mij niet zie je dat. Figuur 3.1 EEN BLOEMETJE OF PLANTJE SPECIAAL 65

3.1 Anders vastgemaakt Veel bloemwerk maak je met steekschuim of bloemendraad. Soms gebruik je een lijmtechniek om de materialen vast te maken. Maar je kunt materialen ook op een andere manier vastzetten. Bijvoorbeeld door ze te klemmen, weven, wikkelen of vlechten of door spelden of prikkers te gebruiken. Klemmen Om bloemwerk stevig vast te zetten, hoef je niet altijd steekschuim toe te passen. In een glazen bak kun je het bloemwerk ook vastzetten door het te klemmen met stukken tak of stenen. Andere mogelijkheden om stevig werk te krijgen, zijn knikkers of buigbare metalen te gebruiken. Let op: Lood is giftig en slecht voor het milieu. Houd daar rekening mee. Figuur 3.2 Hier is gebruik gemaakt van de techniek klemmen. Vragen 3.1 a Wat houdt de klemtechniek in? b Welke materialen kun je gebruiken om te klemmen? c Waar moet je rekening mee houden als je met lood werkt? weefsel Weven, vlechten en wikkelen Met dunne, langwerpige, stevige materialen kun je een weefsel maken waar je allerlei andere materialen tussen kunt verwerken. Je kunt materialen ook invlechten. Je moet er wel voor zorgen dat de bloemen water kunnen krijgen. Met steekbuisjes kun je bloemen op verschillende plaatsen van water voorzien. Ranken en takken van 66 ANDERS VASTGEMAAKT

slingerplanten kun je in elkaar draaien. Je krijgt dan een stevige en ingewikkelde constructie. Figuur 3.3 Gebruik steekbuisjes om bloemen van water te voorzien. Vragen 3.2 a Welke materialen kun je gebruiken voor weven, vlechten of wikkelen? b Hoe kun je bloemen op verschillende plaatsen van water voorzien? kleursteekschuim Spelden en stokjes Als je bloemwerk maakt met steekschuim werk je het steekschuim meestal netjes weg. Behalve als je kleursteekschuim gebruikt natuurlijk. Je kunt de hulpmaterialen waarmee je steekschuim vastzet ook laten zien. Zo zijn er bijvoorbeeld mooie spelden om bladeren vast te maken. Ook kun je met stokjes stevige stengels, bloemen en vruchten aan elkaar vastmaken. ANDERS VASTGEMAAKT 67

Figuur 3.4 Met spelden kun je bladeren aan elkaar vastmaken. Vragen 3.3 a Welk steekschuim werk je niet weg? b Waarmee kun je bladeren aan elkaar vastmaken? c Welke materialen kun je met stokjes aan elkaar vastzetten? Sierdraad, gaas en weefsels Er zijn allerlei mooie materialen te koop waarmee je je bloemwerk op een mooie manier stevig kunt maken: sierdraad, gaas, weefsels, kunststof bindband, t-raps, kleurknijpers et cetera. Creatief gebruik van nieuwe materialen maakt bloemwerk trendy en aantrekkelijk. 68 ANDERS VASTGEMAAKT

Figuur 3.5 Bloemwerk kun je op verschillende manieren stevig maken. Vragen 3.4 a Geef een voorbeeld van een zichtbare combinatietechniek. b Geef vijf voorbeelden van mooie bevestigingsmaterialen. c Waarom is een creatieve toepassing van nieuwe materialen belangrijk voor een bloemenspeciaalzaak? ikebana kenzan Prikkers De ikebana, Japanse bloemsierkunst, maakt al heel lang gebruik van klemtechnieken. Ze gebruiken ook speciale prikkers. De kenzan bijvoorbeeld is een prikker van koperen spijkers in lood. Je kunt ze gebruiken om bloemwerk in een schaal of pot te steken. Je snijdt de materialen eerst met een platte punt aan. Daarna klem je ze tussen de spijkers. ANDERS VASTGEMAAKT 69