Een verdiepingsplan bewerken (08/05/2017)

Een verdiepingsplan bewerken (08/05/2017) 1. Principe 2 1.1. Soorten wijzigingen door de scholengroep aan te passen 2 1.2. Andere aanpassingen 2 2. Concrete werkwijze 3 2.1. Exporteer de tekening uit het FMIS 3 2.2. Wijzig in het FMIS zelf de informatie. 6 2.2.1. Lokaal bij maken 6 2.2.2. Lokaal verwijderen 8 2.2.3. Gegevens van een lokaal aanpassen 9 2.2.4. Scenario s 10 2.3. Pas de DXF tekening in jouw tekenprogramma aan in de juiste layers en sla op. 11 2.4. Verwijder de bestaande tekening uit het FMIS. 12 2.5. Importeer de gewijzigde tekening opnieuw in het FMIS. 13 2.5.1. Laadt de tekening op 13 2.5.2. Maak een koppeling tussen de lokalen in het FMIS en de tekening. 15 2.5.3. Definieer vanuit welke laag de bruto oppervlakte berekend moet worden. 17 2.5.4. Selecteer de actieve polygoonlaag (definieer vanuit welke laag de netto lokaal polygonen worden gehaald) 18 2.6. Controleer de opgeladen tekening en de berekende oppervlaktes 18 Kies een afdeling/entiteit. bewaard op 08-05-2017 1

1. Principe 1.1. Soorten wijzigingen door de scholengroep aan te passen Er zijn een beperkt aantal wijzigingen aan de verdiepingsplannen die hier aan bod komen. Wijzigingen aan elementen zoals raam, deur, trap zonder dat de locatiepolygonen aangepast worden Twee lokalen veranderen van oppervlakte door het verschuiven van een muur Twee lokalen samenvoegen tot één lokaal door een binnenmuur weg te nemen Eén lokaal splitsen in twee door een binnenmuur aan te brengen 1.2. Andere aanpassingen Voorlopig worden er geen andere aanpassingen gedaan aan de verdiepingsplannen. Het is wel de bedoeling om in de nabije toekomst het maken van evacuatieplannen vanuit FMIS mogelijk te maken. Voor grote verbouwingen en nieuwbouw worden andere procedures voorzien. Daar zullen de plannen voor het FMIS worden afgeleid vanuit de as-built tekeningen. De manier waarop die in het FMIS zullen komen, is nog niet bepaald. Voorlopig wordt nieuwbouw nog opgemeten volgens de methode van VSL. bewaard op 08-05-2017 2

2. Concrete werkwijze 2.1. Exporteer de tekening uit het FMIS Om een tekening na bewerking opnieuw te kunnen opladen in het FMIS, moet dat in een bepaalde vorm geëxporteerd worden. Er is een tekeningenthema voorzien voor de aanmaak van het juiste exportplan. Open de Space management module in de Aspaway omgeving. Ga in de geografische boomstructuur naar de tekening van de verdieping die je wilt exporteren door op de verdieping te gaan staan en rechts te klikken, kies voor Tekening tonen. Een tekening zal altijd openen met het tekeningenthema 01_Lok catgrp (std). Om de tekening te exporteren zodat je ze kan bewerken, moet je het thema wijzigen in 31_Export thema, bovenaan in het lint. De tekening ziet er dan eenvoudiger uit zoals hieronder. Sommige informatie wordt dubbel weergegeven op de tekening, dat is normaal. Om de tekening te exporteren, klik op het blauwe bolletje met witte pijl : bewaard op 08-05-2017 3

Dan opent het volgende scherm waar je kiest voor de aangeduide opties. Om een tekening te exporteren moet je het bestand eerst opslaan op de gemeenschappelijke GO_schijf die verbonden is aan de Aspaway omgeving (TEMP). Op die schijf is er een mapje voorzien per scholengroep. Zet het bestand eerst in de map van de scholengroep. Als bestandsnaam kan je best het gebouwnummer en de verdieping invullen. De bestaande plannen hebben enkel een vermelding van verdieping, maar daarmee kunnen we enkel aan de naam van de tekening niet zien bij welk gebouw ze hoort. bewaard op 08-05-2017 4

Open dan de module explorer GO En je ziet een scherm met mappenstructuur zoals hierboven. Knip of kopieer en plak het bestand naar jouw lokale schijf om de tekening te bewerken. bewaard op 08-05-2017 5

2.2. Wijzig in het FMIS zelf de informatie. Dit is enkel nodig in bepaalde gevallen. Als er een deur, raam of trap weggehaald wordt of toegevoegd, of verschoven, dan moet er niets gewijzigd worden in het FMIS. Alleen de tekening wijzigt. In welke gevallen moeten er wel aanpassingen gebeuren in het FMIS? 2.2.1. Lokaal bij maken Ga in de navigatiestructuur naar de verdieping waar je een lokaal wilt aanmaken. Selecteer de verdieping en klik rechts. Er zal een menu verschijnen, kies in het menu voor Lokaal toevoegen Er opent zich een venster met verschillende tabbladen. Je kan een aantal tabbladen verbergen of tevoorschijn laten komen via de knop met het oog helemaal rechts onderaan. De code van het lokaal laat je leeg. De nummer van het lokaal is het volgende nummer van de verdieping. Vul de Lokaal Categorie in in het tabblad Algemeen. Bevestig met het groene vinkje in het lint rechts van het scherm (negeer de opmerking die wordt gegeven over de uniciteit van de benaming van het lokaal). bewaard op 08-05-2017 6

Het lokaal is aangemaakt. Maar staat in status Planned. Vooraleer je het lokaal effectief in gebruik kan nemen, moet je het activeren. Dit doe je door Naast de status te klikken op de knop met de voetjes, kies dan voor actie Activate met als aanvangsdatum de dag dat het nieuwe lokaal in gebruik is genomen. Bevestig met de OK knop, bevestig dat je wilt activeren. bewaard op 08-05-2017 7

Er is nu een nieuw actief lokaal. Je kan voor het lokaal nu ook andere gegevens aan in het tabblad Algemeen : Beschrijving, dat is de interne benaming van het lokaal in realiteit Hoogte In het tabblad Details kan je aangeven of het lokaal verwarmd kan worden of niet Is het lokaal verwarmd? Bevestig de wijzigingen met het groene vinkje in het lint rechts van het scherm. 2.2.2. Lokaal verwijderen Ga op het lokaal staan in de navigatiestructuur en klik rechts, er opent zich een menu. Kies voor Wissen. bewaard op 08-05-2017 8

Bevestig en het lokaal is gewist. 2.2.3. Gegevens van een lokaal aanpassen Ga op het lokaal staan in de navigatiestructuur en klink rechts, er opent zich een menu. Kies onderaan voor Eigenschappen. Je kan voor het lokaal nu ook andere gegevens aan in het tabblad Algemeen : Beschrijving, dat is de interne benaming van het lokaal in realiteit Hoogte bewaard op 08-05-2017 9

In het tabblad Details kan je aangeven of het lokaal verwarmd kan worden of niet Is het lokaal verwarmd? Bevestig de wijzigingen altijd met het groene vinkje in het lint rechts van het scherm. 2.2.4. Scenario s Een lokaal in twee splitsen: maak een lokaal bij met de eerstvolgende nummer in het FMIS en pas ook uiteraard alle andere gegevens van de lokalen aan. Pas de tekening aan en laadt ze op. De lokaaloppervlaktes van het oude en nieuwe lokaal worden afgeleid uit de tekening. Van twee lokalen een maken: verwijder een lokaal, pas de gegevens van het lokaal aan. Pas de tekening aan en laadt ze op. Het netto lokaal oppervlak wordt afgeleid uit de tekening. Een tussenmuur verschuiven. Pas gewoon de tekening aan, laadt ze op en de netto vloeroppervlaktes zullen aangepast worden. Als er algemene gegevens moeten gewijzigd worden zoals bv lokaalcategorie, dan moet dit uiteraard aangepast worden in het FMIS. bewaard op 08-05-2017 10

2.3. Pas de DXF tekening in jouw tekenprogramma aan in de juiste layers en sla op. De volgende layers zijn beschikbaar (als er deuren, ramen en trappen aanwezig zijn) : 0 10_Totale verdiepingsoppervlakte 12_Noordpijl 30_RUIMTENUMMERS 50_DEUR 60_RAAM 70_TRAP 99_VARIA GVL1 LCANCHOR LEGEND LOCATION LOCCARD De aanpassingen moeten aangebracht worden in de juiste layer. Aanpassingen aan deur, raam of trap dienen te gebeuren in de betreffende layers. In 10_Totale verdiepingsoppervlak kan men de polygoon rond de buitenkant van de verdieping aanpassen. Dit gebeurt uitzonderlijk door de SGR zelf. Meestal zullen er bij wijzigingen aan de buitenschil architectuurplannen beschikbaar zijn. In LOCATION brengt men wijzigingen aan in de polygoon rond de netto binnenkant van een lokaal. In 30_Ruimtenummers worden de lokaalnummers aangepast. Het gaat om de nummers zoals die in het FMIS voorkomen, niet om de eigen benaming van de lokalen. Er is ook een laag 99_VARIA. In deze laag staat de Noordpijl De lokaalcategorie de pilaren Om de tekening goed te kunnen opladen, moeten de pilaren en de Noordpijl vanuit deze 99_VARIA laag worden gehaald en op een nieuwe laag gezet: 201_Pilaren 012_Noordpijl De lokaalcategorie moet niet overgenomen worden, die wordt rechtstreeks in het FMIS ingebracht bij het lokaal zelf en moet niet op de tekening staan. Belangrijke aandachtspunten. Het lettertype is van belang (Arial) bewaard op 08-05-2017 11

Alle Polygonen sluiten!! Voor het bewaren van de tekening PURGE/CLEAN gebruiken Alle tekeningen in DXF bewaren (DXF ASCII 2000-2007) Sla de aangepaste tekening opnieuw op de Temp schijf op Open daarvoor de GO_Explorer en verplaats of kopieer de aangepaste tekening naar de TEMP schijf. 2.4. Verwijder de bestaande tekening uit het FMIS. Ga in de navigatiestructuur op de verdieping staan waar je de tekening van wilt aanpassen, klik rechts en kies voor Locatietekening beheren. Verwijder de tekening via de knop in het lint rechts onder het kruisje. bewaard op 08-05-2017 12

2.5. Importeer de gewijzigde tekening opnieuw in het FMIS. 2.5.1. Laadt de tekening op Laad de aangepaste tekening op door in het rechtse lint te kiezen voor het rode bolletje met pijltje: Er opent zich een scherm waar je het bestand moet opgeven dat je wilt importeren. Kies de juiste tekening en er opent zich nog een nieuw scherm waar je moet aangeven dat je wilt importeren 1DXF-eenheid = 1 m. bewaard op 08-05-2017 13

Vink de lagen aan zoals in onderstaand schema en geef layer per layer aan in welke FMIS layergroep ze moet worden weggeschreven. Door een laag te selecteren, kan je onderaan de Laaggroep aanpassen. Pas alle koppelingen van layers aan zoals in bovenstaand voorbeeld aangegeven. Laag 10_Totale_verdiepingsoppervlakte moet in de gelijknamige Laaggroep, als er een laag is voor de trap, moet die uiteraard in de Laaggroep 70_TRAP terecht komen, als er pilaren zijn moeten die terechtkomen in de Laaggroep 201_Pilaren Klik dan op de knop onderaan Mappings opslaan en sla ze op in jouw scholengroep op de TEMP schijf. Wanneer je een volgende keer een tekening oplaadt, kan je dit bestand ophalen via Mappings laden en dan moet je niet laag per laag de Laaggroep aanduiden. De koppeling worden dan juist gelegd. Je kan eerst klikken op de knop Bekijken, dan kan je zien of alle lagen goed worden weergegeven. Klik uiteindelijk op de knop Importeren en geef de tekening in het FMIS dezelfde betekenisvolle naam, gebouwcode, verdiepingsnummer. Het onderstaande scherm verschijnt, maar het zal afhankelijk zijn van de tekening welke lagen worden weergegeven. Als alle elementen aanwezig zijn (trappen, ramen, deuren, pilaren) dan ziet het er uit als volgt: bewaard op 08-05-2017 14

2.5.2. Maak een koppeling tussen de lokalen in het FMIS en de tekening. Klik daarvoor op de knop rood omcirkeld in onderstaand scherm. De tekening opent in het standaard tekeningenthema 01_Lok catgrp (std). Om de lokaalnummers te kunnen zien die op de geïmporteerd tekening staan, wijzig het tekeningenthema bovenaan naar 32_Import thema. Je kan dan de lokaalnummers zien op te tekening. bewaard op 08-05-2017 15

Er kan een automatische koppeling gelegd worden tussen de lokalen in het FMIS en de lokalen van de tekening. Dit doe je met de knop, bovenaan: Als je op die deur met rode pijl klikt, komt er een menu tevoorschijn, geef aan dat je de lokaalnummers wil importeren vanuit de tekeninglagen, selecteer zoals hieronder de opties: Je kan eerst op Testen klikken om te zien of de lokalen juist geïmporteerd zullen worden. bewaard op 08-05-2017 16

Als er een lokaal niet gevonden wordt, dan kan je altijd de gekoppelde/niet gekoppelde lokalen bekijken via de knop met het deurtje. Als je op de knop met het deurtje klikt, opent een overzicht van lokalen. Vink dan aan Enkel nietgekoppelde locaties en dan kan je die locatie vanuit het overzicht verslepen naar de tekening. Op die manier is de koppeling gelegd. In heel de verdieping zijn de lokalen geel gearceerd met een mandje erin. 2.5.3. Definieer vanuit welke laag de bruto oppervlakte berekend moet worden. Dit moet je doen door in het lint bovenaan te klikken op de knop met dubbele stippellijn. Er verschijnt dan een menu waar je moet kiezen bij Bouwlaagopp.(LA)(m²) voor Selecteer een CAD-Laag. Er verschijnt dan een nieuw menu, Selecteer een item. Kies daar voor 10_TOTALE_VERDIEPINGSOPPER en bevestig met OK. Kies onderaan voor Aanduidingen van vervanging niet wijzigen en nog eens op OK. Sluit dan de tekening met het kruisje rechts bovenaan de tekening. bewaard op 08-05-2017 17

2.5.4. Selecteer de actieve polygoonlaag (definieer vanuit welke laag de netto lokaal polygonen worden gehaald) Selecteer de polygoonlaag door op de knop te klikken in het rechtse lint van het beheerscherm van de tekening, knop met een rood vierkantje. De actieve polygoonlaag is de LOCATION laag, bevestig met OK. 2.6. Controleer de opgeladen tekening en de berekende oppervlaktes Sluit het beheerscherm af door rechts bovenaan te klikken op het kruisje. Open de tekening door in de locatienavigator op de verdieping te gaan staan, rechts te klikken en te kiezen voor Tekening tonen. Controleer via Eigenschappen bij het gebouw en de verdieping of alle oppervlaktes juist geïmporteerd werden. Als er pilaren zijn toegevoegd in de juiste layer, zal de netto bruikbare vloeroppervlakte van het lokaal verminderen met de oppervlakte van de getekende pilaren. bewaard op 08-05-2017 18