oorspronkelijke stukken J.J.I.Brandenburg, V.M.de Jong, R.J.Oostenbroek, P.J.Westenend, H.M.E.Frenay, W.L.E.M.Hesp en P.W.Plaisier

Vergelijkbare documenten
Afwezige of niet goed werkende milt. Behandeling en voorkomen van infecties

Asplenie. Leven zonder miltfunctie

BELEID BIJ (FUNCTIONELE) ASPLENIE

Downloaded from UvA-DARE, the institutional repository of the University of Amsterdam (UvA)

BELEID BIJ (FUNCTIONELE) ASPLENIE

Voorkómen van ernstige infecties bij patiënten met hypo- of asplenie

Samenvatting. Samenvatting

Splenectomie Chirurgie Waregem O.L.V. van Lourdes Ziekenhuis

Influenza vaccinatie van ziekenhuismedewerkers

Voorkómen van levensbedreigende infecties bij personen zonder (functionele) milt

Miltverwijdering (splenectomie)

Verwijdering van de milt

Factsheet Indicatoren Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA)

Wondjes bij een patient met een THP. Wel of geen antibiotica?

Obesitas bij ortopedische ingrepen: challenge of contra-indicatie? Co-assistent: Philippe Leire Promotor: Dr. A. Kumar

VSV Achterhoek Oost Protocol Preventie en behandeling van early-onset neonatale infecties

De interventiebundels POWI en Lijnsepsis: toe aan verandering?

Verwijdering van de Milt (splenectomie)

Verwijderen van de milt (splenectomie)

Geboortedatum (dd-mm-jjjj) Datum informed consent (dd-mm-jjjj) adres (t.b.v. versturen elektronische _

GEEN (GOEDWERKENDE) MILT EN DAN? FRANCISCUS VLIETLAND

Geboortedatum (dd-mm-jjjj) Datum informed consent (dd-mm-jjjj) adres (t.b.v. versturen elektronische _

Miltverwijdering (splenectomie) bij kinderen

Factsheet Indicatoren Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA)

Perspectief van de zorgondernemer. Prof. dr. Robert Slappendel, anesthesioloog Manager kwaliteit en Veiligheid Amphia Ziekenhuis

Richtlijn voor preventie van infecties bij mensen met (functionele) hypo- en asplenie

bloed, ademhaling & spijsvertering info voor patiënten Verwijderen van de milt Splenectomie

Alcohol misbruik Consequenties voor IC. Roger van Groenendael

Vaccinatie voor mensen met auto-immune reumatische ontstekingsziekten

7 jaar Dutch Surgical Colorectal Audit; wat is er verbeterd in de perioperatieve zorg van het colorectaal carcinoom? Pieter Tanis, chirurg, AMC

Bacterial meningitis in adults: clinical characteristics, risk factors and adjunctive treatment Brouwer, M.C.

Vereniging voor Ziekenhuisgeneeskunde

Infectieprofylaxe na splenectomie

Vroege detectie van naadlekkage. Marcel den Dulk 25 juni 2013

Geriatrische Revalidatie voor de oudere patiënt met een cardiovasculaire aandoening Leonoor van Dam van Isselt, specialist ouderengeneeskunde Dian

Factsheet Indicatoren Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA) Inclusie & exclusie criteria DUCA. DUCA 2017 Registratie gestart: 2011

De Belgische Vereniging voor Kindergeneeskunde

Invasieve beademing bij longfibrose. Liselotte Boerman, ANIOS

Vaccinatie: AB: Welk beleid bij koorts? Welke vaccinaties allemaal? Wanneer te geven? Wanneer en hoeveel keer te herhalen? Welk AB? Hoe lang?

Samenvatting en conclusies

TP Indicatorenrapportage 2016 Ziekenhuis: Rijnstate Ziekenhuis Jaar: 2016

*** Jaar Metaanalyse

De Belgische Vereniging voor Kindergeneeskunde

WHO richtlijn Preventie Postoperatieve Wondinfecties in Nederlands perspectief

Het ontwikkelen en valideren van een vragenlijst

Wat doet u? Thuisbehandeling longembolie is nu al veilig. Start behandeling in het ziekenhuis. Na 1 dag naar huis. Na 2 dagen naar huis

Anesthesiologisch beleid bij heupfracturen. Vrijdagochtendkrans 26/09/2014 Sarah Cornelis DrP Van Loon

Nutritional Risk Screening (NRS 2002)

PRO. De afwachtende houding t.o.v. NOACs in Nederland schaadt patiënten

Antibiotica en vaccinatie bij hypo- en asplenie

Abdominaal trauma, Who needs a trauma surgeon? Dr Frank van der Heijden, Traumachirurg

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Familieparticipatie in de postoperatieve zorg

Adalimumab (Humira) bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa Maag-Darm-Levercentrum. Beter voor elkaar

Aanvraag gegevens ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek

Samenvatting. Samenvatting

Indicatorenrapportage Ziekenhuis: Rijnstate Ziekenhuis Jaar: 2017 Totaal aantal ingevoerde patiënten

Pneumocystis jirovecii pneumonie Behandeling met corticosteroïden. Teske Schoffelen, arts-assistent IC

Factsheet indicatoren IGZ Transparantieportaal Zorg 2017

Factsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016

Factsheet indicatoren DSSR/Wervelkolomregistratie 2019 Geïnstrumenteerd (A)

Wondzorg app. Inleiding

Dissectie van de A. carotis door een stomp trauma. Fanny Vuik Keuze Coassistent IC

Full papers and manuscripts based on the PHD thesis

Landelijk Diabetes Congres 2016

De behandeling van osteoporotische heupfracturen: een uitdaging voor de chirurg

Chemotherapie en stolling

5.4 Gastro-intestinaal

Samenvatting. Samenvatting

Slokdarmresectie - Fit aan de Start. Feike Kingma Arts-onderzoeker Chirurgie, UMC Utrecht

Is er evidentie voor point of care testen voor de diagnose van occulte ernstige bacteriële infecties bij ambulante kinderen met koorts zonder focus?

Acute gastro-enteritis Rubriekhouder: Dr. W. van Pelt, (RIVM-CIE) ( ) ( )

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Preventie van mediastinitis na openhartchirurgie. Roemer Vos Cardiothoracaal chirurg i.o. St Antonius Ziekenhuis Nieuwegein

Oplegger indicatorenset Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA) verslagjaar 2017

Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken

De kunst van fouten maken

Factsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLSA-DLRA) 2016

11 april Annemarie Haverhals Leider programma

informatie om droes onder controle te houden

Indicatoren Colorectaal carcinoom (DSCA) A. Beschrijving Indicator. DSCA 2014 [2.0.; ] Registratie gestart: 2009

Bijlage 3. Evidence-based literatuuronderzoek

Vaccineren tegen Diarree; Wel of Niet? (of een beetje ) Patricia Bruijning-Verhagen

Factsheet Indicatoren DSSR 2018 Geïnstrumenteerd (A) DSSR 2018 Registratie gestart: 2014

PNEUMOKOK NU AAN DE BEURT

Bloeddrukstreefwaarden bij diabetes mellitus: lager of toch niet? Erik Serné Internist- vasculair geneeskundige

Factsheet Indicatoren DSSR 2018 Ongeïnstrumenteerd (B)

Chlamydia hertesten en partnerwaarschuwing in de populatie. Janneke Heijne. MINC symposium 26 juni 2014 Maastricht

Robot geassisteerde slokdarm chirurgie. Dr. P.C. van der Sluis MD, PhD, Msc. AIOS Heelkunde jaar 6

Welke behandeling voor obese type 2 patiënten? Gewoon insuline?

Dutch Upper GI Cancer Audit (DUCA)

Factsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016

Pneumokokkenepidemiologie bij de volwassenen

Factsheet Indicatoren Gynaecologische Oncologie (DGOA) Start registratie: 2014

Transcriptie:

oorspronkelijke stukken Splenectomie in een groot algemeen ziekenhuis: vaak iatrogeen letsel als oorzaak, veel complicaties tot gevolg; naleving postoperatieve richtlijnen voor vaccinatie en profylaxe gebrekkig J.J.I.Brandenburg, V.M.de Jong, R.J.Oostenbroek, P.J.Westenend, H.M.E.Frenay, W.L.E.M.Hesp en P.W.Plaisier Doel. Analyseren van indicaties, complicaties en sterfte van splenectomieën in een groot algemeen ziekenhuis. Daarnaast werd de naleving van de richtlijnen voor vaccinatie en antibioticaprofylaxe onderzocht. Opzet. Retrospectief, beschrijvend. Methode. Data werden verzameld van 106 patiënten bij wie in de periode 1999-2004 een splenectomie werd verricht. Retrospectief werden gegevens verzameld omtrent operatie-indicatie, complicaties, opnameduur en vaccinatiestatus. De nog in leven zijnde patiënten werden telefonisch benaderd en hun werd een gestandaardiseerde vragenlijst afgenomen over vaccinatie en antibioticaprofylaxe. Resultaten. Van 95 patiënten waren voldoende gegevens beschikbaar voor analyse. In deze groep werden 41 patiënten electief geopereerd en 54 niet-electief, van wie 37 als gevolg van een accidenteel letsel. Bij 45 patiënten was het postoperatieve beloop gecompliceerd, met een ernstig beloop bij 23 van hen. 10 patiënten overleden ten gevolg van een complicatie, van wie 7 binnen een maand na operatie. Het vaccinatiepercentage bedroeg 58. Conclusie. Splenectomie wordt in een groot algemeen ziekenhuis vaak verricht wegens een accidenteel letsel en gaat gepaard met relatief veel morbiditeit. De naleving van richtlijnen over vaccinatie en antibiotische profylaxe is voor verbetering vatbaar. Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1164-8 De milt speelt een belangrijke rol bij de bescherming tegen infecties door opname van slecht geopsoniseerde bacteriën uit het bloed. Macrofagen in vooral de veneuze sinussen van de milt zorgen voor een definitieve klaring van deze bacteriën. Per jaar worden in Nederland om uiteenlopende redenen circa 1000 splenectomieën verricht. 1 De meest voorkomende indicaties voor een electieve splenectomie zijn lymforeticulaire maligniteiten en idiopathische trombocytopenische purpura (ITP). Letsel door trauma en iatrogeen letsel zijn de belangrijkste indicaties voor niet-electieve verwijdering van de milt. 2 3 Hoewel een splenectomie chirurgisch-technisch relatief eenvoudig is, blijkt dat deze ingreep gepaard gaat met een Albert Schweitzer Ziekenhuis, afd. Heelkunde, Postbus 444, 3300 AK Dordrecht. Hr.J.J.I.Brandenburg, arts in opleiding tot chirurg (thans: arts in opleiding tot uroloog, Universitair Medisch Centrum Utrecht) en hr.v.m.de Jong (thans: Academisch Medisch Centrum, Amsterdam), arts in opleiding tot chirurg; hr.dr.r.j.oostenbroek, hr.dr.w.l.e.m.hesp en hr.dr.p.w. Plaisier, chirurgen. Laboratorium voor Pathologie, Dordrecht. Hr.dr.P.J.Westenend, patholoog. Regionaal Laboratorium Medische Microbiologie, Dordrecht/Gorinchem. Mw.dr.H.M.E.Frenay, arts-microbioloog. Correspondentieadres: hr.dr.p.w.plaisier (p.w.plaisier@asz.nl). aanzienlijke morbiditeit. 3 Daarnaast is bekend dat patiënten vatbaarder zijn voor het ontstaan van bepaalde infecties. Patiënten met asplenie of hyposplenisme hebben een toegenomen risico op infecties met gekapselde bacteriën, zoals Streptococcus pneumoniae, Haemophilus influenzae en Neisseria meningitides. De pneumokok is verantwoordelijk voor ongeveer de helft van deze infecties en gaat gepaard met een hoge sterfte. Men is het meest beducht voor de zogenaamde overwhelm ing post splenectomy sepsis (OPSS). De kans dat een volwassen patiënt na een splenectomie een OPSS doormaakt is 1-2%. 4-6 Dit is een 25-600 keer zo hoog risico als in de algehele populatie, afhankelijk van leeftijd en onderliggend lijden. Ondanks dit sterk verhoogde risico, blijft OPSS een zeldzame aandoening. De sterfte is echter hoog: 50-70% van de patiënten overlijdt, van wie 80% binnen 48 uur na het begin van de eerste symptomen. 7 Richtlijnen ter preventie van OPSS bestaan uit (bij voorkeur preoperatieve) vaccinatie en antibiotische profylaxe (tabel 1). Van de vaccinaties is de pneumokokkenvaccinatie de belangrijkste. 1 8-10 Het blijkt echter dat deze simpele maatregelen niet goed worden nageleefd. In de literatuur varieert het vaccinatiepercentage van 30-70. 11-14 Wij verrichtten een retrospectief onderzoek om indicaties, complicaties en sterfte van splenectomie in kaart te 1164 Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 17 mei;152(20)

tabel 1. Aanbevolen preventieve maatregelen na splenectomie naar leeftijd 1 maatregel vaccinatie 23-valent polysacharidepneumokokkenvaccin (PPV23)* 7-valent conjugaat pneumokokkenvaccin (PCV7) vaccin tegen Haemophilus influenzae type B conjugaat vaccin tegen meningokokken groep C influenzavaccin antibiotische profylaxe continue antibiotische profylaxe gedurende de eerste twee jaar na splenectomie antibiotica op zak brengen. Daarnaast onderzochten wij de naleving van de richtlijnen voor vaccinatie en antibioticaprofylaxe. patiënten en methoden leeftijd > 5 jaar > 2 maanden-< 5 jaar > 2 maanden > 2 maanden > 6 maanden < 18 jaar alle patiënten *Herhalen vaccinatie na 5 jaar, na 3 jaar bij kinderen jonger dan 10 jaar op tijdstip van revaccinatie. Ieder jaar herhalen. Amoxicilline of claritromycine. Patiënten. Via gegevens van het pathologisch laboratorium werden de patiënten geïdentificeerd die in de periode januari 1999-december 2004 een splenectomie ondergingen. Dit betrof 106 patiënten (figuur). Van 95 patiënten, 53 mannen en 42 vrouwen (gemiddelde leeftijd 62 jaar; uitersten 10-94), waren genoeg gegevens beschikbaar voor onderzoek. Van deze groep werd retrospectief de medische status onderzocht en werden gegevens in het ziekenhuisinformatiesysteem opgezocht. Dataverzameling. De volgende gegevens werden verzameld: operatie-indicatie, postoperatieve complicaties, opnameduur en vaccinatiestatus. Ernstige complicaties werden gedefinieerd als: multiorgaanfalen, intra-abdominale bloeding, myocardinfarct, intra-abdominale abcessen, relaparotomie ën, sepsis, overlijden, longembolie en herseninfarct. Alle andere complicaties werden als lichte complicaties geduid. De nog in leven zijnde patiënten werden telefonisch benaderd met een gestandaardiseerde vragenlijst. Patiënten werd gevraagd of zij ooit gevaccineerd waren, of zij wisten dat een herhaling van de vaccinatie nodig is na 5 jaar, of zij wisten dat zij bij koorts direct medische hulp moeten zoeken en of zij in het bezit waren van zogenaamde antibiotica op zak. Deze antibiotica dienen patiënten te allen tijde en levenslang bij zich te dragen, zodat bij de allereerste tekenen van een infectie onmiddellijk adequate therapie gestart kan worden. resultaten Statusonderzoek. In de totale groep van 95 patiënten die een splenectomie ondergingen, betrof deze bij 41 van hen een electieve operatie en bij 54 een niet-geplande ingreep (zie de figuur). Tabel 2 toont per indicatie het aantal gevaccineerde patiënten. In totaal bleken 55 patiënten (58%) te zijn gevaccineerd. In de groep niet-electief geopereerde patiënten waren 27 van de 54 patiënten gevaccineerd (50%). In de groep patiënten met splenectomie (n = 106) onvoldoende data beschikbaar (n = 11) data beschikbaar (n = 95) overleden, geen informatie (n = 2) in leven, geen informatie (n = 9) electieve ingreep (n = 41) niet-electieve ingreep (n = 54) lymforeticulaire maligniteit (n = 23) ITP (n = 11) overig (n = 7) iatrogeen (n = 37) traumatisch (n = 13) overig (n = 4) hemicolectomie links (n = 11) nefrectomie links (n = 9) maagresectie (n = 9) oesofagus-cardiaresectie (n = 4) abdominale-aortachirurgie (n = 3) maagperforatie (n = 1) Stroomdiagram van een retrospectieve studie onder 106 patiënten bij wie een splenectomie was uitgevoerd. Van 95 patiënten waren voldoende data beschikbaar over de reden van de splenectomie; ITP = idiopathische trombocytopenische purpura. Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 17 mei;152(20) 1165

tabel 2. Resultaten van een retrospectieve studie met 95 patiënten die splenectomie hadden ondergaan; weergegeven zijn het aantal en percentage gevaccineerde patiënten per indicatiegroep indicatie totaal gevaccineerd; n (%) niet-electief (n = 54) accidenteel 37 12 (32) traumatisch 13 12 (92) overige diagnosen 4 3 (75) subtotaal 54 27 (50) electief (n = 41) lymforeticulaire maligniteit 23 16 (67) ITP 11 9 (82) overige diagnosen 7 3 (43) subtotaal 41 28 (68) totaal 95 55 (58) ITP = idiopathische trombocytopenische purpura. electief geopereerde patiënten waren 28 van de 41 patiënten (68%) gevaccineerd. Wat betreft het tijdstip van vaccineren vonden wij dat gemiddeld 24 dagen vóór operatie (uitersten: 2-157) of 19 dagen erna (uitersten: 1-150) werd gevaccineerd. Indien patiënten uit de electief geopereerde groep wel gevaccineerd waren, bleek dit bij 7 van de 31 (23%) pas postoperatief te zijn gedaan. Het postoperatieve beloop in de totale groep was gecompliceerd bij 45 van de 95 patiënten (47%, tabel 3 en 4). In de patiëntengroep met complicaties bedroeg de gemiddelde leeftijd 65 jaar en de man-vrouwverhouding circa 2:1. In deze groep was bij 19 patiënten (42%) accidenteel letsel aan de milt toegebracht tijdens de ingreep. Als er een complicatie optrad, liep de gemiddelde opnameduur op van 11 naar 22 dagen. De gemiddelde opnameduur voor de gehele groep bedroeg 7 dagen. Wanneer complicaties werden ingedeeld in lichte en ernstige, traden ernstige complicaties op bij 23 patiënten (24%). 10 patiënten van de 45 (22%) overleden hieraan, van wie 7 (16%) binnen een maand na operatie. Het totale aantal complicaties bedroeg 65 bij 45 verschillende patiënten. In de hele groep van 95 patiënten was er 1 patiënt met het beeld van een OPSS, met als verwekker Streptococcus pneumoniae; deze werd aangetoond in 2 afzonderlijke bloedkweken. Deze patiënte had een lymforeticulaire maligniteit, te weten een maligne B-cellymfoom. Zij overleed 3 maanden na de operatie. Telefonische enquête. De resultaten van de telefonische enquête, waarbij 37 van in totaal 62 in leven zijnde patiënten (60%) werden bereikt, staan vermeld in tabel 5. Uit de telefonische enquête bleek een vaccinatiegraad van 61%. Op de vragen of patiënten antibiotica of een recept daarvoor bij zich droegen en of zij op de hoogte waren van het verhoogde risico van infectie en dat zij dus direct medische hulp moeten zoeken bij koorts, werd respectievelijk door 26 en 30% ja geantwoord. beschouwing Splenectomie en complicaties. Wij onderzochten indicaties voor en complicaties van een splenectomie in een groot algemeen ziekenhuis en inventariseerden de naleving van richtlijnen voor vaccinatie en antibioticaprofylaxe. Allereerst vonden wij dat iatrogeen miltletsel, met splenectomie tot gevolg, een veelvoorkomende complicatie is van grote intra-abdominale operaties. Bij bijna 40% van de door ons onderzochte splenectomieën ging het om iatrogeen letsel. In de literatuur bedraagt dit percentage 9-40. 15 Bekende risicovolle ingrepen zijn hemicolectomie links, open antirefluxoperaties, transhiatale resecties van de oesofagus en de cardia, maagresecties, nefrectomieën links en intra-abdominale vaatoperaties. Wanneer wij het percentage afzetten tegen het aantal verrichte ingrepen bedraagt de kans op iatrogeen miltletsel 0,1-1% voor operaties van het abdominale aneurysma van de aorta, 15-17 1,2-8% voor colonoperaties 15 18 19 en tot 20% bij de open hiatusherniaplastiek. 16 20 Daarnaast vonden wij in ons onderzoek een hoog complicatierisico bij splenectomie. Bij 45 patiënten (47%) traden 1 of meer complicaties op, waarvan bij 23 patiënten ernstig. Uiteindelijk overleed 11% van alle patiënten als gevolg van de postoperatieve complicatie, van wie 7% binnen een maand na operatie. Ook deze getallen komen overeen met percentages die in de literatuur genoemd worden: verschillende studies toonden een morbiditeitsrisico van 2 15 21 16-84% en een sterfte variërend van 10-14%. tabel 3. Resultaten van een retrospectieve studie met 95 patiënten die een splenectomie hebben ondergaan; weergegeven is het aantal patiënten met 1 of meer complicaties per indicatiegroep indicatie totaal; n complicaties; n (%) niet-electief accidenteel 37 19 (51) traumatisch 13 6 (46) overige diagnosen 4 4 (100) subtotaal 54 29 (54) electief lymforeticulaire maligniteit 23 9 (39) ITP 11 4 (36) overige diagnosen 7 3 (43) subtotaal 41 16 (39) totaal 95 45 (47) ITP = idiopathische trombocytopenische purpura. 1166 Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 17 mei;152(20)

Vaccinatiegraad. Tenslotte constateerden wij dat de vaccinatiegraad laag was, vooral in de groep patiënten met een accidenteel miltletsel. Eerder onderzoek liet overeenkomstige percentages zien, namelijk 60-72. 22-24 Een lage vaccinatiegraad geeft een verhoogde kans op OPSS. Bij een Brits onderzoek onder 72 patiënten met aangetoonde OPSS bleek dat slechts 31% gevaccineerd was en 14% antibio tische profylaxe gebruikte op het moment van infectie. 13 Richtlijnen. Volgens de richtlijnen voor de preventie van postsplenectomiesepsis voor het eerst gepubliceerd in 1996 8 dienen alle patiënten vlak voor of vlak na een splenectomie te worden gevaccineerd met een polysacharidevaccin tegen pneumokokken. Indien patiënt niet eerder geïmmuniseerd is, valt een vaccinatie tegen Haemophilus influenzae type b en meningokokken groep C te overwegen. Voorts dienen patiënten jaarlijks een griepprik te krijgen en levenslange antibiotische profylaxe. In Nederland wijkt men hiervan af en wordt continue antibiotische profylaxe alleen overwogen bij patiënten jonger dan 18 jaar. Volwassenen wordt geadviseerd te allen tijde antibiotica bij zich te dragen. Deze moet men toedienen bij de allereerste tekenen van infectie. Tevens dienen patiënten in geval van koorts direct medische hulp te zoeken. Indien geïndiceerd, moet er worden gestart met intraveneuze therapie. Naleving van de richtlijnen. Uit onze telefonische enquête bleek dat patiënten slecht waren voorgelicht en geïnformeerd over de potentiële risico s en de te nemen voorzorgsmaatregelen. Het is uiteraard ook mogelijk dat patiënten wel goed zijn voorgelicht, maar dat zij het vergeten zijn; de zogenaamde recallbias. Het lage vaccinatiepercentage, vooral in de groep met een accidenteel miltletsel, zou men kunnen verklaren doordat de splenectomie bij deze groep vaak ernstig zieke patiënten niet het hoofdprobleem vormt. Wellicht dat daardoor vaccinatie na de vaak langdurige herstelperiode wordt vergeten of dat men er, mede door de gebrekkige documentatie, van uitgaat dat vaccinatie al eerder is verricht. Verder laten onze gegevens zien dat na een traumatisch miltletsel vaker werd gedacht aan profylaxe dan bij een electieve ingreep. Bovendien werd bij een electieve ingreep toch nog in bijna een kwart van de gevallen pas postoperatief gevaccineerd, terwijl bekend is dat preoperatief vaccineren duidelijk de voorkeur heeft. Wij denken dat dit in deze gevallen te wijten is aan een mogelijk niet-optimale communicatie tussen chirurg en meestal verwijzend internist: de chirurg gaat ervan uit dat de internist reeds heeft gevaccineerd en de internist denkt dat de chirurg dit zal doen. Aanbevelingen. Een eerste vereiste is een goede communicatie tussen specialisten onderling, maar zeker ook tussen het ziekenhuis en de huisarts. De huisarts moet weten dat bij een patiënt splenectomie is verricht, zodat hij of zij bij eventuele complicaties bedacht is op een beginnende sepsis en adequate therapie kan starten en zo nodig doorver wijzen. tabel 4. Resultaten van een retrospectieve studie onder 95 patiënten die splenectomie hadden ondergaan; weergeven is de soort complicaties na splenectomie in absolute aantallen complicatie ernstig multiorgaanfalen 2 intra-abdominale bloeding 4 myocardinfarct/cardiogene shock 3 intra-abdominale abcessen 7 relaparotomie 3 sepsis 1 longembolie 2 herseninfarct 1 30-dagensterfte 7 iatrogene maagperforatie 1 gering nabloeding wond 2 pneumonie 10 ritmestoornissen/atriumfibrilleren 3 littekenbreuk en andere wondproblemen 6 Hb-daling waarvoor transfusie gegeven moest worden 4 delier 4 wondinfectie 2 koorts e.c.i. waarvoor antibiotica gegeven moest worden 3 heropname 4 lijnensepsis 1 totaal 70 Tevens kan de huisarts de revaccinaties met een interval van 5 jaar coördineren. Wat betreft goede documentatie bepleiten sommige auteurs om vóór op de medische status of op een andere in het oog springende plek, duidelijk de waarschuwing status na splenectomie en de datum van vaccinatie te vermelden. Dit geldt ook voor een eventueel elektronisch patiëntendossier. Het is dan meteen duidelijk dat de betreffende patiënt geen milt meer heeft en een verhoogd risico loopt van een ernstige sepsis. Wellicht wordt door het invullen van deze datum de vaccinatie zelf ook minder vaak vergeten. tabel 5. Antwoord op vragen van een telefonische enquête onder 37 patiënten afkomstig uit een groep van 95 die in het verleden een splenecto mie hebben ondergaan vraag ja (%) nee (%) bent u ooit gevaccineerd? 23 (61) 14 (39) bent u op de hoogte van het feit dat er een 6 (17) 31 (83) indicatie bestaat voor een revaccinatie na 5 jaar? bent u op de hoogte van het feit dat bij koorts 11 (30) 26 (70) direct medische hulp dient te worden gezocht? draagt u (een recept voor) antibiotica bij zich? 10 (26) 27 (74) n Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 17 mei;152(20) 1167

Voorts bestaat er volgens ons onder artsen nog veel onwetendheid betreffende dit onderwerp. Dit moet veranderen, onder andere door duidelijke instructies voor infectiepreventie in ziekenhuisprotocol en antibioticarichtlijnen. Ook moeten patiënten beter door hun arts worden voorgelicht over de risico s op een in potentie levensbedreigende infectie. Dit kan onder andere met een patiëntenfolder. Tot slot willen wij de noodzaak van het sparen van de milt benadrukken. Hiervoor zijn bij patiënten met idiopathische en traumatische miltaandoeningen nog andere opties, zoals het plaatsen van een vicrylmatje, inter ventieradio logie en verscheidene nieuwe hemostatische middelen. Het sparen van de milt heeft, waar mogelijk, verre de voorkeur boven een splenectomie. conclusie Wij concluderen dat splenectomie in een groot algemeen ziekenhuis vaak wordt verricht wegens een accidenteel letsel, gepaard gaat met relatief veel morbiditeit en dat de naleving van richtlijnen omtrent vaccinatie en antibiotische profylaxe voor verbetering vatbaar is. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Aanvaard op 29 mei 2007 11 Kinnersley P, Wilkinson CE, Srinivasan J. Pneumococcal vaccination after splenectomy: survey of hospital and primary care records. BMJ. 1993;307:1398-9. 12 White KS, Covington D, Churchill P, Maxwell JG, Norman KS, Clancy TV. Patient awareness of health precautions after splenectomy. Am J Infect Control. 1991;19:36-41. 13 Waghorn DJ. Overwhelming infection in asplenic patients: current best practice preventive measures are not being followed. J Clin Pathol. 2001;54:214-8. 14 Spelman D. Prevention of overwhelming sepsis in asplenic patients: could do better. Lancet. 2001;357:2072. 15 Cassar K, Munro A. Iatrogenic splenic injury. J R Coll Surg Edinb. 2002;47:731-41. 16 Coon WW. Iatrogenic splenic injury. Am J Surg. 1990;159:585-8. 17 Eaton MA, Valentine J, Jackson MR, Modrall J, Clagett P. Incidental splenic injury during abdominal vascular surgery: a case-controlled analysis. J Am Coll Surg. 2000;190:58-64. 18 Konstadoulakis MM, Kymionis GD, Leandros E, Ricaniadis N, Manouras A, Krespis E, et al. Long term effect of splenectomy on patients operated on for cancer of the left colon: a retrospective study. Eur J Surg. 1999;165:583-7. 19 Langevin JM, Rothenberger DA, Goldberg SM. Accidental splenic injury during treatment of the colon and rectum. Surg Gynecol Obstet. 1984;159:139-44. 20 Rogers DM, Herrington jr JL, Morton C. Incidental splenectomy associated with Nissen fundoplication. Ann Surg. 1980;191:153-6. 21 Traetow WD, Fabri PJ, Carey LC. Changing indications for splenectomy. 30 years experience. Arch Surg. 1980;115:447-51. 22 Ramachandra J, Bond A, Ranaboldo C, Cullis J. An audit of postsplenectomy prophylaxis are we following the guidelines? Ann R Coll Surg Engl. 2003;85:252-5. 23 Ejstrud P, Kristensen B, Hansen JB, Madsen KM, Schønheyder HC, Sørensen HT. Risk and patterns of bacteraemia after splenectomy: a population-based study. Scand J Infect Dis. 2000;32:521-5. 24 Deodhar M, Kakkar N. An audit of splenectomies in a teaching hospital in North India. Are postsplenectomy guidelines being complied with? J Clin Pathol. 2004;57:407-10. Literatuur 1 Melles DC, Marie S de. Prevention of infections in hyposplenic and asplenic patients: an update. Neth J Med. 2004;62:45-52. 2 Fabri PJ, Metz EN, Nick WV, Zollinger RM. Proceedings: a quarter century with splenectomy. Changing concepts. Arch Surg. 1974;108: 569-75. 3 Glass JM, Gilbert JM. Splenectomy in a general hospital. J R Soc Med. 1996;89:199-201. 4 Holdsworth RJ, Irving AD, Cuschieri A. Postsplenectomy sepsis and its mortality rate: actual versus perceived risks. Br J Surg. 1991;78: 1031-8. 5 Shaw JH, Print CG. Postsplenectomy sepsis. Br J Surg. 1989;76: 1074-81. 6 Dijk GW van, Leeuwen HJ van, Gijn J van, Hoepelman IM. Geen milt meer: indicatie voor pneumokokkenvaccinatie. Ned Tijdschr Geneeskd. 2003;147:425-8. 7 Aavitsland P, Frøholm LO, Høiby EA, Lystad A. Risk of pneumococcal disease in individuals without a spleen. Lancet. 1994;344:1504. 8 Guidelines for the prevention and treatment of infection in patients with an absent or dysfunctional spleen. Working Party of the British Committee for Standards in Haematology Clinical Haematology Task Force. BMJ. 1996;312:430-4. 9 Davies JM, Barnes R, Milligan D. Update of guidelines for the prevention and treatment of infection in patients with an absent or dysfunctional spleen. Clin Med. 2002;2:440-3. 10 Prevention of pneumococcal disease: recommendations of the Advisory Committee on Immunization Practices (ACIP). MMWR Recomm Rep. 1997;46(RR-8):1-24. Abstract Splenectomy in a large general hospital: often caused by iatrogenic injury, often causing multiple complications; poor adherence to postoperative guidelines for vaccination and prophylaxis Objective. To assess the indications, complications and mortality asso ciated with splenectomy in a large general hospital, and to evaluate adherence to guidelines for postoperative vaccination and prophylactic antibiotics. Design. Retrospective, descriptive. Method. Data were collected on 106 patients who underwent splen ectomy between 1999 and 2004. Indications for surgery, complications, duration of hospitalisation, and vaccination status were in vestigated retrospectively. Patients were contacted by telephone for a structured interview regarding vaccination and antibiotic prophylaxis. Results. Of the 95 patients with sufficient data for analysis, 41 underwent elective surgery and 54 underwent non-elective surgery, including 37 who required splenectomy due to iatrogenic injury. Posteroperative complications arose in 45 patients, including 23 who developed serious complications. 10 patients died due to complications, including 7 who died within one month after the procedure. Vaccination coverage for the entire group was 58%. Conclusion. In this large general hospital, splenectomy was often performed due to iatrogenic injury and was associated with a relatively high complication rate. Adherence to guidelines on vaccination and prophylactic antibiotics could be improved. Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1164-8 1168 Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 17 mei;152(20)