Picture Style Editor Versie 1.17 Instructiehandleiding

Vergelijkbare documenten
Picture Style Editor Versie 1.12 Instructiehandleiding

Picture Style Editor Versie 1.15 Instructiehandleiding

Picture Style Editor Versie 1.12 Instructiehandleiding

Map Utility Versie 1.4 Instructiehandleiding

De mogelijkheden van de Image Data Converter

Digital Photo Professional Versie 3.5 Instructiehandleiding

Welkom bij de Picture Package Producer 2. Picture Package Producer 2 starten en afsluiten. Stap 1: Beelden selecteren

Welkom bij de Picture Package Producer 2

Digital Photo Professional Versie 3.8 Instructiehandleiding

Handleiding voor printersoftware

Fiery Driver Configurator

Head Pilot v Gebruikershandleiding

Qlik Sense Desktop. Qlik Sense 1.1 Copyright QlikTech International AB. Alle rechten voorbehouden.

TOUCH DISPLAY DOWNLOADER GEBRUIKSAANWIJZING

Digital Photo Professional Versie 3.11 Instructiehandleiding

Nero AG SecurDisc Viewer

LCD MONITOR SHARP INFORMATION DISPLAY GEBRUIKSAANWIJZING

Welkom bij de Picture Package DVD Viewer

Handleiding Nero ImageDrive

BEKNOPTE HANDLEIDING INHOUD. voor Windows Vista

Digitale camera Softwarehandleiding

Welkom bij de Picture Package DVD Viewer. De Picture Package DVD Viewer starten en afsluiten. Beelden bekijken. Beelden naar een computer kopiëren

P-touch Editor starten

D4600 Duplex Photo Printer

GTX-4 TEXTIELPRINTER Instructiehandleiding voor Macintosh

CycloAgent v2 Handleiding

Handleiding InCD Reader

Nero ControlCenter Handleiding

Photohands. Retouche-/Afdruksoftware voor Windows. Handleiding. Versie 1.0 K862PSM8DMX

MATHBUILDER-SOFTWARE. MathBuilder-software. MoreToMath-software in de klas. Systeemvereisten

MOPM kan je openen via Starten Alle Programma s Microsoft Office Microsoft Office hulpprogramma s Microsoft Office Picture Manager.

mobile PhoneTools Gebruikershandleiding

Camera Raw-afbeeldingsbestanden

Deel 1 Stap 1: Klik op de downloadlink om uw persoonlijke versie van de software te downloaden.

2 Kennismaking met het scherm

Verkorte handleiding. 1. Installeren van Readiris TM. 2. Opstarten van Readiris TM

Uw gebruiksaanwijzing. CREATIVE DESKTOP WIRELESS 9000 PRO

Graag voor gebruik lezen. Borduurwerk editing software. Installatiegids

Deel 1 Stap 1: Klik op de downloadlink om uw persoonlijke versie van de software te downloaden.

Ladibug Document Camera Image Software Gebruikershandleiding

P-touch Transfer Manager gebruiken

Verbinding maken met whiteboard op afstand

Software-updates Gebruikershandleiding

Fiery Remote Scan. Fiery Remote Scan openen. Postvakken

WorldShip Upgrade op een enkel werkstation of een werkstation voor werkgroepen

Nl_Rhomba CLE.fm Page 29 Wednesday, January 7, :02 PM. Nederlands Overzicht (zie afbeelding op buitenblad)

Inhoud Installatie en Setup... 5 IRISCompressor gebruiken... 13

Gebruik van het Brother SmartUI Control Center op basis van Windows voor PaperPort 8.0 en Windows XP

Kennismaking. Versies. Text. Graph: Word Logo voorbeelden verschillende versies. Werkomgeving

Uw persoonlijke voorkeuren aanpassen. Windows 7

HANDLEIDING XTRA CONTROLLER PRO

Installatiehandleiding MF-stuurprogramma

Digital Photo Professional Versie 3.5 Instructiehandleiding

User Manual. ID station and ID station pro. December Page 1 ID station User Manual

Nero DriveSpeed Handleiding

CycloAgent Handleiding

MEDIA NAV. Handleiding voor het online downloaden van content

Digital Photo Professional Versie 3.12 Instructiehandleiding

Microsoft Word Kennismaken

Contents. GfK Internet Monitor v3 1

Gebruikershandleiding Brother Software Licence Management Tool

2 mei Remote Scan

Overzicht van opties voor service en ondersteuning

Installeren van het stuurprogramma USB-Audiostuurprogramma Installatiehandleiding (Windows)

Gebruikershandleiding Brother Meter Read Tool

Zorg ervoor dat u dit leest voordat u de afbeeldingsconvertor gebruikt.

Qlik Sense Desktop. Qlik Sense Copyright QlikTech International AB. Alle rechten voorbehouden.

P-TOUCH EDITOR SOFTWAREHANDLEIDING. PJ-623/PJ-663 Mobiele printer. Versie 0 DUT

Handleiding GfK Digital Trends voor pc versie

Office-bestanden en OneDrive

Capture Pro Software. Handleiding. A-61640_nl

Handleiding Sportlink Club

MP3 Manager Software for Sony Network Walkman

Windows INSTRUCTIEHAND- LEIDING NEDERLANDS CEL-SE8WA280 CANON INC. 2005

GfK Internet Monitor installatie en inschakelen op Windows Vista, Windows 7 & Windows 8

Qlik Sense Desktop. Qlik Sense Copyright QlikTech International AB. Alle rechten voorbehouden.

INRICHTEN VAN DAXIS CLOUD

Nero AG Nero DiscCopy

Uw TOSHIBA Windows -pc of tablet upgraden naar Windows 10

Handleiding GfK Digital Trends voor pc versie 16.1

GEBRUIKERSHANDLEIDING

Inhoudsopgave. Deze verkorte handleiding helpt u om aan de slag te gaan met de IRIScan TM Mouse 2.

Microsoft Word 365. Kennismaken AAN DE SLAG MET DIGITALE VAARDIGHEDEN TRAINING: MICROSOFT WORD 365

Gebruikershandleiding voor gegevensoverdracht van camera naar camera

Ladibug TM 2.0 Document Camera Image software Gebruikershandleiding

Handleiding. Opslag Online. voor Windows. Versie februari 2014

Volg de instructies op de website van Epson voor het downloaden en het installeren.

SharpdeskTM R3.1. Installatiehandleiding Versie

Handleiding: MRJ Online Back-up versie 1.0

Een upgrade uitvoeren van Windows Vista naar Windows 7 (aangepaste installatie)

Installatiehandleiding My Conferencing Outlook Add-In

KENWOOD is een gedeponeerd handelsmerk of een handelsmerk van Kenwood Corporation in Japan en/of in andere landen.

Advies- en BegeleidingsCentrum voor het onderwijs in Amsterdam. Beeld en geluid. Onderdelen uit de workshop Werken met multimedia

OTOsuite. Installatiehandleiding. Nederlands

Verbindingsgids (voor COOLPIX)

Boot Camp Installatie- en configuratiegids

Rabo CORPORATE CONNECT. Certificaatvernieuwing

Handleiding Zermelo. roosterwijzigingen gaat importeren. Allereerst wordt u gevraagd of u de wijzigingen wilt importeren. U kiest hier voor Ja.

Deze verkorte handleiding helpt u om aan de slag te gaan met de IRIScan TM Mouse Executive 2.

GEBRUIKERSHANDLEIDING HP WEBCAM

Transcriptie:

NEDERLANDS Software voor het maken van beeldstijlbestanden Picture Style Editor Versie 1.17 Instructiehandleiding van deze instructiehandleiding PSE staat voor Picture Style Editor. De vensters die in deze handleiding ter illustratie worden gebruikt, zijn afkomstig uit Windows 7. geeft de selectieprocedure aan in het menu. (Bijvoorbeeld: menu [File/Bestand] [Exit/ Afsluiten].) Verwijzingen naar menu's, knoppen of vensters die op het computerscherm worden weergegeven, staan tussen vierkante haken. Verwijzingen naar toetsen op het toetsenbord worden weergegeven tussen punthaken < >. pag.** verwijst naar een paginanummer. Klik hierop om naar de desbetreffende pagina te gaan. : informatie die vóór gebruik moet worden gelezen. : aanvullende informatie die voor u van nut kan zijn. Door de handleiding bladeren Klik op de pijlen rechtsonder in het scherm. : volgende pagina : vorige pagina : terug naar de laatst weergegeven pagina Klik op de titels rechts op het scherm om naar de pagina met de inhoudsopgave van dat hoofdstuk te gaan. U kunt ook op het gewenste onderwerp in de inhoudsopgave klikken om naar de desbetreffende pagina te gaan. CANON INC. 2016 CEL-SW7UA280

Picture Style Editor (hierna 'PSE' genoemd) is software waarmee u beeldstijlen kunt aanpassen aan uw eigen specifieke opnamekenmerken en de bewerkte resultaten kunt opslaan als originele beeldstijlbestanden. Wat is een beeldstijlbestand? beeldstijlbestand (extensie '.PF2' of '.PF3') is een uitgebreide functie van een beeldstijl. Het verschilt van de acht vooraf ingestelde beeldstijlen (Auto (Automatisch), Standard (Standaard), Portrait (Portret), Landscape (Landschap), Fine Detail (Gedetailleerd), Neutral (Neutraal), Faithful (Natuurlijk) en Monochrome (Monochroom)) en biedt opnamekenmerken die slechts in een beperkt aantal omgevingen worden toegepast. U kunt uw fotografische expressie verder vergroten door een beeldstijlbestand te gebruiken voor een specifieke scène. Voornaamste functies van PSE Met PSE kunt u de onderstaande functies gebruiken om beeldstijlen aan te passen aan uw eigen specifieke opnamekenmerken en de bewerkte resultaten opslaan als beeldstijlbestanden (extensie '.PF2' of '.PF3'). beeldstijl selecteren die u wilt gebruiken als basis voor uw opnamen De opties [Sharpness/Scherpte], [Contrast], [Color saturation/ Kleurverzadiging] en [Color tone/kleurtoon] instellen Aanpassingen doorvoeren voor een specifieke kleur De helderheid en het contrast aanpassen (gamma-eigenschap) Bovendien kunt u met de beeldstijlfunctie uw opgeslagen originele beeldstijlbestanden registreren op een camera en deze toepassen op opnamen. U kunt ook Digital Photo Professional (hierna 'DPP' genoemd) gebruiken om de stijlen toe te passen op RAW-opnamen. Kleurbeheer U kunt PSE gebruiken in een computeromgeving met kleurbeheer. Ook kunt u in het voorkeurenvenster (pag. 20) het profiel instellen van het scherm dat u gebruikt en de kleurruimte van de die u wilt aanpassen. Systeemvereisten Besturingssysteem Windows 10, Windows 8.1, Windows 8, Windows 7* 1 Pc met één van de bovenstaande besturingssystemen vooraf geïnstalleerd (pc's Computer waarop een upgrade is uitgevoerd worden niet ondersteund) *.NET Framework 3.0 of hoger is vereist.* 2 Processor 1.6 GHz Pentium of hoger* 3 RAM-geheugen Minimaal 1 GB* 4 Beeldscherm Schermresolutie: 1024 720 pixels of meer Kleurkwaliteit: gemiddeld (16 bits) of hoger * 1 Compatibel met 32-bits/64-bits systemen voor alle versies met uitzondering van de Starter Edition * 2.NET Framework is software van Microsoft. Deze software wordt gelijktijdig met PSE geïnstalleerd. * 3 Core 2 Duo of hoger wordt aanbevolen * 4 Minimaal 2 GB voor 64-bits Windows 10-, Windows 8.1-, Windows 8- of Windows 7-systemen Ga naar de Canon-website voor de nieuwste systeemvereisten, inclusief ondersteunde besturingssystemen. Voorbeeldopnamen voor aanpassing In PSE kunt u RAW-opnamen gebruiken die zijn gemaakt met een EOS-camera* (met uitzondering van de EOS DCS1 en EOS DCS3) en PowerShot G7 X Mark II als n voor aanpassing. U kunt vervolgens de aangepaste resultaten opslaan als originele beeldstijlbestanden. * Compatibel met RAW-opnamen die zijn gemaakt met EOS D6000 of EOS D2000 en in CR2 Converter zijn geconverteerd naar RAWopnamen met de extensie '.CR2'. Ga naar de Canon-website voor meer informatie over CR2 Converter. 2

... 2 Systeemvereisten... 2 Voorbeeldopnamen voor aanpassing... 2 Voorbeeldopnamen... 4 PSE starten... 4 openen... 4... 5 Hoofdvenster... 5 bepaald gebied vergroten... 6 Opnamen bewerken en tegelijkertijd de bewerkte opname met het origineel vergelijken... 6 Navigatievenster... 7 De waarschuwingen instellen... 7 Toolpalet... 8 De opnamen vooraf aanpassen... 9 De helderheid aanpassen... 9 De witbalans corrigeren... 9 Basis uitvoeren voor opnamekenmerken... 10 beeldstijl selecteren die u wilt gebruiken als basis... 10 gedownload beeldstijlbestand gebruiken voor de scène... 10 Sharpness (Scherpte), Contrast, Saturation (Kleurverzadiging) en Color Tone (Kleurtoon) instellen... 11 De gamma-eigenschap voor RGB aanpassen... 11 Kleur aanpassen... 12 Minutieuze kleur maken... 13 De kleur rechtstreeks opgeven... 16 De kleur opgeven op het kleurenwiel... 16 De kleur opgeven door de kleurwaarde in te voeren... 16 De lijst met aangepaste kleuren en de functies daarvan weergeven... 16 Overlapping van het effectbereik van aangepaste kleuren... 16 aangepaste kleur verwijderen... 16 Kleurweergavemodus... 17 De gamma-eigenschap voor helderheid aanpassen... 17 De opslaan als een beeldstijlbestand... 18 beeldstijlbestand gebruiken... 19 beeldstijlbestand registreren op de camera... 19 beeldstijlbestand gebruiken met DPP... 19... 20 PSE afsluiten... 20... 21 Problemen oplossen... 21 De software verwijderen (installatie ongedaan maken)... 21 3

Voorbeeldopnamen PSE gebruikt een om de verschillende uit te voeren en de aangepaste resultaten op te slaan als origineel beeldstijlbestand. Daarom moet een (pag. 2) die u hiervoor wilt gebruiken, vooraf worden gemaakt en opgeslagen op de computer. De die u maakt in PSE, worden opgeslagen als een beeldstijlbestand (pag. 18), los van de. De die u gebruikt voor het maken van de, blijft ongewijzigd. openen Open een en gebruik deze als basis om verschillende uit te voeren. U kunt ruisreductie toepassen op de n met PSE op de EOS Solution Disk versie 26 of hoger. Sleep een naar het hoofdvenster. PSE starten Dubbelklik op het bureaublad op het pictogram [Picture Style Editor]. Het hoofdvenster (zie rechts voor beschrijving) wordt weergegeven wanneer PSE wordt gestart. Slepen De wordt weergegeven in het hoofdvenster met de camera-instellingen tijdens de opname. Het [Tool palette/toolpalet] wordt weergegeven. Als u een opname opent als een met PSE, worden de opname-instellingen van de camera weergegeven in de opname. De instellingen voor Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) worden echter niet weergegeven. Als u een RAW-opname aanpast in DPP en deze vervolgens als opent in PSE, bevat deze niet de die in DPP zijn gemaakt. 4

Hoofdvenster U kunt onder andere de vergrotingsfactor en de weergavemethode van de selecteren. Opname draaien (in stappen van 90 graden, naar links of rechts) Vergelijking van de opname vóór en na de aanpassing (horizontaal gesplitst) (pag. 6) Vergelijking van de opname vóór en na de aanpassing (verticaal gesplitst) (pag. 6) 100%-weergave (ware pixelgrootte) Volledige weergave Normale schermweergave Coördinaten van de cursorpositie Weergave van de te gebruiken kleurruimte (pag. 20) Vergroting van de weergave (5 percentages: 12,5%, 25%, 50%, 100% en 200%) Kleurwaarden van de cursorpositie (vóór aanpassing/na aanpassing/ verschil tussen vóór en na aanpassing) (8-bits conversie) Kleurweergavemodus (pag. 17) 5

bepaald gebied vergroten U kunt een bepaald gebied in het hoofdvenster vergroten tot 100%. Dubbelklik in het hoofdvenster op het gebied dat u wilt vergroten. Opnamen bewerken en tegelijkertijd de bewerkte opname met het origineel vergelijken U kunt de onbewerkte en de bewerkte opname in één venster weergeven, uitvoeren en het resultaat daarvan direct controleren. Selecteer [ ] of [ ]. Dubbelklik hierop Het scherm wordt horizontaal of verticaal gesplitst. [ ] Horizontaal gesplitste weergave [ ] Verticaal gesplitste weergave Het desbetreffende gebied wordt vergroot tot 100% (ware pixelgrootte). Na enkele ogenblikken wordt de weergave duidelijker. U kunt de weergavepositie wijzigen door over de opname te slepen of door de vergrotingsweergavepositie (pag. 7) in het venster [Navigator/Navigatie] te slepen. Dubbelklik nogmaals op het gebied om terug te keren naar de volledige schermweergave. De opname voor aanpassing wordt bovenaan weergegeven en de opname na aanpassing onderaan. De opname voor aanpassing wordt links weergegeven en de opname na aanpassing rechts. 6

Navigatievenster U kunt de weergavepositie van een opname die is vergroot in het hoofdvenster en het opnamehistogram weergeven in het navigatievenster. Bovendien kunt u waarschuwingen instellen om te voorkomen dat uw instellingswaarden buiten het bereik vallen. Geef het venster [Navigator/Navigatie] weer. Selecteer het menu [View/Beeld] [Navigator/Navigatie]. De waarschuwingen instellen U kunt waarschuwingen instellen voor helderheidswaarden (Y) en kleurwaarden (RGB). Dit is handig om te voorkomen dat u waarden instelt die buiten het bereik vallen. Helderheids- en kleurwaarden die buiten het bereik vallen, knipperen als waarschuwing op opnamen in het hoofdvenster. 1 Schakel [Show warning on images/waarschuwing weergeven op opnamen] in en selecteer [Y] of [RGB]. Vergrotingsweergavepositie (pag. 6) Verplaats de weergavepositie door te slepen Schakelen tussen de weergaven van het histogram Histogram 2 Voer waarden in voor de boven- en ondergrens van het waarschuwingsbereik. Het gedeelte waarvan de waarden buiten het bereik vallen, knippert op de opname in het hoofdvenster. Om de waarschuwing te stoppen, schakelt u het selectievakje [Show warning on images/waarschuwing weergeven op opnamen] uit. Waarschuwingen instellen Waarschuwingsbereik [Y] in het histogram geeft de helderheid aan. 7

Toolpalet U kunt de opnamekenmerken van het beeldstijlbestand wijzigen met de verschillende functies van het [Tool palette/toolpalet]. De die u uitvoert met het [Tool palette/toolpalet] worden direct toegepast op de opname in het hoofdvenster, zodat u het resultaat kunt controleren terwijl u werkt. Het is raadzaam om te maken in de volgende volgorde. (1) Aanpassingen maken met het tabblad [Basic/Basis] (pag. 10) (2) Aanpassingen maken met het tabblad [Six Color-Axes/Zes kleurassen] (pag. 12) (3) Aanpassingen maken met het tabblad [Specific Colors/Specifieke kleuren] (pag. 13) Tabblad [Basic/Basis] Voer basis uit op opnamekenmerken. Tabblad [Six Color-Axes/Zes kleurassen] Voer kleur uit op opnamekenmerken. Tabblad [Specific Colors/Specifieke kleuren] Voer nauwkeurige uit op een specifiek kleurenspectrum. Selecteer het menu [View/Beeld] [Tool palette/toolpalet] om het [Tool palette/toolpalet] weer te geven of te verbergen. 8

De opnamen vooraf aanpassen Voorbeeldopnamen die u gebruikt voor de aanpassingsprocedure (pag. 2) en die niet de juiste belichting of witbalans hebben, kunt u aanpassen via het venster [Preliminary adjustment/aanpassing vooraf] om de helderheid en de witbalans aan te passen. Houd er echter rekening mee dat de die u uitvoert in het venster [Preliminary adjustment/aanpassing vooraf] slechts de zijn voor de die worden gemaakt met het [Tool palette/toolpalet] (pag. 8). Daarom worden die u maakt in het venster [Preliminary adjustment/ Aanpassing vooraf] niet opgeslagen in het beeldstijlbestand dat u maakt. Als het voorbeeldbestand dat u gebruikt voor het uitvoeren van de juiste belichting en witbalans heeft, hoeft u geen uit te voeren in het venster [Preliminary adjustment/ Aanpassing vooraf]. De helderheid aanpassen 1 Selecteer het menu [Tools/Extra] [Preliminary adjustment/aanpassing vooraf]. Het venster [Preliminary adjustment/aanpassing vooraf] wordt weergegeven. Wanneer het venster [Preliminary adjustment/aanpassing vooraf] wordt weergegeven, wordt overgeschakeld naar normale weergave, zelfs als in het hoofdvenster een vergelijking van de bewerkte en de onbewerkte opname wordt weergegeven (pag. 6). Corrigeer de helderheid van de opname. 2 De witbalans corrigeren Voer de aanpassing uit om de witbalans te corrigeren. Automatische witbalanscorrectie Klik op de knop [ ] en klik vervolgens op een punt dat de standaard voor wit moet worden. Schuifregelaar voor de kleurtemperatuur Selecteer in de keuzelijst voor de witbalans [Color temperature/kleurtemperatuur] en sleep de schuifregelaar naar links of rechts. Selecteer de witbalans De worden toegepast op de opname. Naar links of naar rechts slepen om de instelling aan te passen De worden toegepast op de opname. 9

Basis uitvoeren voor opnamekenmerken Gebruik het tabblad [Basic/Basis] in het [Tool palette/toolpalet] om basis uit te voeren op opnamekenmerken. Selecteer het tabblad [Basic/Basis] in het [Tool palette/toolpalet]. beeldstijlbestand laden (deze pagina) Het tabblad [Basic/Basis] wordt weergegeven. beeldstijlbestand opslaan (pag. 18) Selecteer een beeldstijl die u wilt gebruiken als basis (deze pagina) Sharpness (Scherpte), Contrast, Color saturation (Kleurverzadiging) en Color Tone (Kleurtoon) aanpassen (pag. 11) De gamma-eigenschap voor RGB aanpassen (pag. 11) beeldstijl selecteren die u wilt gebruiken als basis Selecteer een van de vooraf ingestelde beeldstijlen behalve Auto (Automatisch) of Monochrome (Monochroom) die u als basis voor uw wilt gebruiken. U kunt ook een beeldstijlbestand registreren en gebruiken dat u hebt gedownload van de Canon-website. gedownload beeldstijlbestand gebruiken voor de scène 1 2 Selecteer een beeldstijl. De geselecteerde beeldstijl wordt toegepast op de opname. Klik op de knop [ ]. Het venster [Open Picture Style file/beeldstijlbestand openen] wordt weergegeven. Selecteer het beeldstijlbestand dat u wilt registreren en klik op de knop [Open/Openen]. Het geselecteerde beeldstijlbestand wordt toegepast op de opname. Originele beeldstijlbestanden die zijn gemaakt met PSE (pag. 18), kunnen ook worden geregistreerd en gebruikt volgens de bovenstaande procedure. Beeldstijlbestanden die compatibel zijn met PSE hebben de extensie '.PF2' of '.PF3'. U kunt geen [Fine Detail/Gedetailleerd] in [Base Picture Style/Basisbeeldstijl] selecteren voor de beelden die met een camera zijn gemaakt waarop niet [Fine Detail/Gedetailleerd] als beeldstijl is geselecteerd. 10

Sharpness (Scherpte), Contrast, Saturation (Kleurverzadiging) en Color Tone (Kleurtoon) instellen Sleep de schuifregelaars. De gamma-eigenschap voor RGB aanpassen U kunt de kleurtooncurve gebruiken om helderheid en contrast aan te passen onder RGB. Gebruik de kleurtooncurve in dit tabblad voordat u maakt in de tabbladen [Six Color-Axes/Zes kleurassen] of [Specific Colors/Specifieke kleuren]. Pas de helderheid en het contrast aan. De instellingen worden toegepast op de opname. Klik om een [ ] (aanpassingspunt) toe te voegen en maak de aanpassing door te slepen De waarde voor het geselecteerde punt (u kunt ook numerieke waarden opgeven) De helderheid en het contrast van de opname worden gewijzigd. Op de horizontale as wordt het invoerniveau weergegeven en op de verticale as het uitvoerniveau. Het maximale aantal [ ] is 10. Als u een [ ] wilt verwijderen, selecteert u het [ ] en drukt u op het toetsenbord op de toets <Delete> of dubbelklikt u op het [ ]. [Fineness/Details] of [Threshold/Drempel] in [Sharpness/Scherpte] kunnen niet worden ingesteld voor de beelden die met een camera zijn gemaakt waarop niet [Fine Detail/Gedetailleerd] als beeldstijl is geselecteerd. Houd er rekening mee dat als u de kleurtooncurve aanpast met het tabblad [Basic/ Basis] nadat u hebt gemaakt met het tabblad [Six Color-Axes/Zes kleurassen] of [Specific Colors/Specifieke kleuren], de kleurkenmerken verder worden aangepast en het resultaat mogelijk niet de beoogde opnamekenmerken heeft. Als u de helderheid en het contrast verder wilt aanpassen nadat u hebt gemaakt met het tabblad [Six Color-Axes/Zes kleurassen] of [Specific Colors/Specifieke kleuren], kunt u de kleurtooncurve gebruiken om de helderheid aan te passen in het tabblad [Specific Colors/Specifieke kleuren]. 11

Kleur aanpassen U kunt het geselecteerde kleurgebied aanpassen door middel van tint, kleurverzadiging en helderheid. 1 Selecteer het tabblad [Six Color-Axes/Zes kleurassen] in het [Tool palette/toolpalet]. beeldstijlbestand laden (pag. 10) beeldstijlbestand opslaan (pag. 18) Knoppen voor kleurgebiedselectie (deze pagina) Kleurenwiel (deze pagina) 2 3 Selecteer het kleurgebied dat u wilt aanpassen. Selecteer het kleurgebied dat u wilt aanpassen in het kleurenwiel. U kunt het kleurgebied ook selecteren door op een knop voor kleurgebiedselectie te klikken. Pas de boven- en ondergrens van de tint aan voor het geselecteerde gebied. Schuifregelaars voor aanpassing van de tint (pag. 13) Het tabblad [Six Color-Axes/Zes kleurassen] wordt weergegeven. Houd er rekening mee dat als u een kleur aanpast met het tabblad [Basic/ Basis] nadat u hebt gemaakt met het tabblad [Six Color- Axes/Zes kleurassen], de kleurkenmerken verder worden aangepast en het resultaat mogelijk niet de beoogde opnamekenmerken heeft. Het is raadzaam om te maken in de volgende volgorde. (1) Aanpassingen maken met het tabblad [Basic/Basis], (2) maken met het tabblad [Six Color-Axes/Zes kleurassen], (3) maken met het tabblad [Specific Colors/Specifieke kleuren]. U kunt de boven- en ondergrens van de tint aanpassen voor het geselecteerde gebied door de grenslijnen voor elke tint langs de omtrek van de cirkel te slepen. 12

4 Pas de kleur aan. Sleep de schuifregelaars om de kleur aan te passen. U kunt ook rechtstreeks waarden invoeren om aan te passen. H: voor aanpassing van de tint. S: voor aanpassing van de verzadiging. L: voor aanpassing van de helderheid. Minutieuze kleur maken U kunt minutieuze doorvoeren voor een bepaalde kleur. Pas de tint, kleurverzadiging en helderheid aan om zo de door u gewenste kleur te krijgen. U kunt ook een bereik instellen voor het effect dat de aanpassing van de geselecteerde kleuren heeft op aangrenzende kleuren. 1 Selecteer het tabblad [Specific Colors/Specifieke kleuren] in het [Tool palette/toolpalet]. beeldstijlbestand laden (pag. 10) beeldstijlbestand opslaan (pag. 18) Minutieuze voor een opgegeven kleur (pag. 14) Lijst met aangepaste kleuren (pag. 16) Kleurweergavemodus (pag. 17) De gamma-eigenschap voor helderheid aanpassen (pag. 17) Het tabblad [Specific Colors/Specifieke kleuren] wordt weergegeven. Houd er rekening mee dat als u een kleur aanpast met het tabblad [Six Color-Axes/Zes kleurassen] of [Basic/Basis] nadat u hebt gemaakt met het tabblad [Specific Colors/Specifieke kleuren], de kleurkenmerken verder worden aangepast en het resultaat mogelijk niet de beoogde opnamekenmerken heeft. Het is raadzaam om te maken in de volgende volgorde. (1) Aanpassingen maken met het tabblad [Basic/Basis], (2) maken met het tabblad [Six Color-Axes/Zes kleurassen], (3) maken met het tabblad [Specific Colors/ Specifieke kleuren]. 13

2 Selecteer de kleur die u wilt aanpassen. Klik op de knop [ ] en vervolgens in de opname op de kleur die u wilt aanpassen. 3 Bepaal het bereik van het effect voor de kleur die u wilt aanpassen. Het gedeelte dat binnen het kader valt, is het effectbereik Kleur van het in stap 2 geselecteerde aanpassingspunt Klik hierop Bereik tussen de boven- en de ondergrens van de helderheid Slepen om naar boven of naar beneden te verplaatsen Klik hierop Helderheidsniveau van het in stap 2 geselecteerde aanpassingspunt De geselecteerde kleur wordt weergegeven als een aanpassingspunt [ ] op het kleurenwiel. Bereik tussen de boven- en de ondergrens van de kleurverzadiging Slepen om dichter naar het midden of dichter naar de buitenrand te verplaatsen Bereik tussen de boven- en de ondergrens van de tint Slepen om langs de omtrek van de cirkel te verplaatsen Het bereik van het effect voor tint, kleurverzadiging en helderheid kan worden ingesteld binnen de onderstaande grenswaarden. Instelling Bereik Tint 30-180 graden Verzadiging 30-100 Helderheid 30-100 14

4 Pas de kleur aan. 5 Controleer het toepassingsbereik. Als u het selectievakje [Show affected area on images/gewijzigd gebied op opnamen weergeven] hebt ingeschakeld, knippert het gebied waarin de aangepaste kleur is toegepast op de opname. 6 Herhaal stap 2 tot en met 5 als u meerdere kleuren wilt aanpassen. U kunt voor maximaal 100 plekken kleuren selecteren en aanpassen. Naar links of naar rechts slepen om de instelling aan te passen De kleur wordt aangepast aan het bereik dat u in stap 3 hebt opgegeven en de kleur van de opname wordt gewijzigd. Als u de schuifregelaar sleept, wordt op het kleurenwiel het punt vóór de aanpassing [ ] en het punt na de aanpassing [ ] weergegeven. Wanneer u PSE met de functie Live View-opnamen maken op afstand van EOS Utility gebruikt om beeldstijlen te bewerken, wordt het selectievakje [Show affected area on images/gewijzigd gebied op opnamen weergeven] niet weergegeven, en kunt u het toepassingsbereik van de aangepaste kleuren niet controleren. Naast de methode die wordt beschreven in stap 2, is er nog een andere methode voor het opgeven van de kleur die u wilt aanpassen (pag. 16). 15

De kleur rechtstreeks opgeven U kunt niet alleen het aanpassingspunt opgeven door op de kleur in de opname te klikken (pag. 14), maar u kunt de kleur ook rechtstreeks opgeven op het kleurenwiel of door de kleurwaarde in te voeren. De kleur opgeven op het kleurenwiel 1 2 De kleur opgeven door de kleurwaarde in te voeren 1 2 Klik op de knop [ ] (pag. 14). Klik op de kleur die u op het kleurenwiel wilt aanpassen. De geselecteerde kleur wordt weergegeven als een aanpassingspunt [ ] op het kleurenwiel. Selecteer het menu [Edit/Bewerken] [Specify the numerical values for color adjustment/de numerieke waarden voor kleuraanpassing opgeven]. Het venster [Specify the numerical values for color adjustment/ De numerieke waarden voor kleuraanpassing opgeven] wordt weergegeven. Voer de kleurwaarde in. De ingevoerde kleurwaarde wordt weergegeven als een aanpassingspunt [ ] op het kleurenwiel. De lijst met aangepaste kleuren en de functies daarvan De lijst met aangepaste kleuren (pag. 8) geeft naast de kleuren van vóór en na de aanpassing de overlapping van het effectbereik van aangepaste kleuren weer. Met de selectievakjes kunt u aangeven of u aangepaste kleuren al dan niet wilt toepassen. Kleur vóór aanpassing Kleur na aanpassing Geeft overlapping van het effectbereik van aangepaste kleuren weer Schakel het selectievakje uit als u de aanpassing wilt uitschakelen Overlapping van het effectbereik van aangepaste kleuren Wanneer u een aangepaste kleur selecteert in de lijst en [ ] wordt weergegeven, is er een overlap van het effectbereik van de aangepaste kleur (pag. 14) met het effectbereik van andere aangepaste kleuren. De overlappende gebieden worden grijs weergegeven op het kleurenwiel en er wordt een aanpassing uitgevoerd die de originele combineert. Om overlap te voorkomen, dient u de kleur met een [ ] te selecteren. Vervolgens stelt u de kleur zodanig in dat het effectbereik van de tint en de kleurverzadiging niet meer overlappen. aangepaste kleur verwijderen Houd er rekening mee dat verwijderde kleuren niet kunnen worden teruggehaald. In de lijst selecteert u de aangepaste kleur die u wilt verwijderen en vervolgens drukt u op het toetsenbord op de toets <Delete>. De geselecteerde aangepaste kleur wordt verwijderd. 16

Kleurweergavemodus U kunt de kleurweergavemodus selecteren die de basis wordt voor de kleuraanpassing. Hierbij kunt u kiezen uit drie mogelijkheden: HSL, Lab en RGB. U kunt ook waarden instellen voor aangepaste kleuren. Hiermee schakelt u tussen de kleurweergavemodi De gamma-eigenschap voor helderheid aanpassen U kunt de helderheid en het contrast voor de helderheid van de hele opname aanpassen met de kleurtooncurve. Als u het contrast en de helderheid verder wilt aanpassen nadat u de opnamekenmerken hebt aangepast met het tabblad [Six Color-Axes/Zes kleurassen] of [Specific Colors/Specifieke kleuren] gebruikt u de kleurtooncurve in dit tabblad [Specific Colors/Specifieke kleuren]. Pas de helderheid en het contrast aan. Kleurwaarde na aanpassing Kleurwaarde vóór aanpassing Wanneer u 'HSL' selecteert voor de kleurweergavemodus, kunt u de kleurwaarde alleen vóór aanpassing wijzigen door een nummer in te voeren. HSL is een kleurweergavemodus die gebruikmaakt van de drie elementen tint (Hue; H), kleurverzadiging (Saturation; S) en helderheid (Luminosity; L). Lab is een kleurmodus die is ontwikkeld door de CIE (Commission Internationale d Eclairage). Hierbij staat 'L' voor helderheid, 'a' voor de kleurelementen van groen tot magenta en 'b' voor de kleurelementen van blauw tot geel. RGB is een kleurweergavemodus die gebruikmaakt van de kleuren rood (R), groen (G) en blauw (B). Dit zijn de drie primaire kleuren (additieve kleuren) van het zichtbare lichtspectrum. Klik om een [ ] (aanpassingspunt) toe te voegen en maak de aanpassing door te slepen De waarde voor het geselecteerde punt (u kunt ook numerieke waarden opgeven) De helderheid en het contrast van de opname worden gewijzigd. Op de horizontale as wordt het invoerniveau weergegeven en op de verticale as het uitvoerniveau. Het maximale aantal [ ] is 10. Als u een [ ] wilt verwijderen, selecteert u het [ ] en drukt u op het toetsenbord op de toets <Delete> of dubbelklikt u op het [ ]. 17

De opslaan als een beeldstijlbestand Aanpassingen die zijn opgegeven in het [Tool palette/toolpalet] (pag. 10 t/m pag. 17) worden op uw computer opgeslagen als een origineel beeldstijlbestand (extensie '.PF2' of '.PF3'). De worden opgeslagen als een beeldstijlbestand, los van de. De die u gebruikt voor het uitvoeren van de, blijft ongewijzigd. 1 2 Klik op de knop [ ]. Het venster [Save Picture Style file/beeldstijlbestand opslaan] wordt weergegeven. Geef de bestandsnaam en de bestemming op en klik vervolgens op de knop [Save/]. U kunt alleen tekens van één bit invoeren in de vensters [File name/bestandsnaam], [Caption/Bijschrift] en [Copyright]. Als u de instellingen die in PSE zijn aangepast niet wilt weergeven, schakelt u de optie [Disable subsequent editing/ Volgende bewerkingen uitschakelen] in en klikt u op [Save/ ], zodat het bestand niet meer in PSE kan worden geopend. Resultaten van de volgende worden niet opgeslagen in de bestandsindeling PF2. Zorg ervoor dat u de resultaten in de bestandsindeling PF3 opslaat. - Aanpassingen die zijn gemaakt met [Fineness/Details] of [Threshold/Drempel] voor [Sharpness/Scherpte] op het tabblad [Basic/Basis] - Aanpassingen die zijn gemaakt met de kleurtooncurve op het tabblad [Basic/Basis] - Aanpassingen die zijn gemaakt met het tabblad [Six Color-Axes/ Zes kleurassen] Het bestand wordt als beeldstijlbestand opgeslagen op de opgegeven opslaglocatie. Zelfs als u het selectievakje [Disable subsequent editing/volgende bewerkingen uitschakelen] inschakelt en het bestand opslaat, kunt u het beeldstijlbestand (pag. 19) op dezelfde manier gebruiken als het beeldstijlbestand waarbij u dit selectievakje niet inschakelt vóór het opslaan. U kunt het beeldstijlbestand dan echter niet meer openen in PSE. Daarom raden we u aan het beeldstijlbestand van tevoren ook op te slaan zonder dat u het selectievakje [Disable subsequent editing/volgende bewerkingen uitschakelen] inschakelt. 18

beeldstijlbestand gebruiken Opgeslagen beeldstijlbestanden kunnen in de camera worden geregistreerd en worden toegepast op gemaakte opnamen. Ze kunnen ook worden toegepast op RAW-opnamen met DPP. beeldstijlbestand registreren op de camera Op uw computer opgeslagen beeldstijlbestanden kunnen met EOS Utility worden geregistreerd op een camera met beeldstijlinstellingen en worden toegepast op gemaakte opnamen. (Raadpleeg de instructiehandleiding bij uw camera om te zien of uw camera beeldstijlinstellingen heeft.) Raadpleeg 'Beeldstijlbestanden toepassen op de camera' in de 'EOS Utility Instructiehandleiding' (elektronische handleiding in PDF-indeling) voor meer informatie hierover. Beeldstijlbestanden die u met [Base Picture Style/Basisbeeldstijl] hebt ingesteld op [Fine Detail/Gedetailleerd] kunnen niet op de camera's worden vastgelegd waarop niet [Fine Detail/Gedetailleerd] vooraf als beeldstijl is ingesteld. beeldstijlbestand gebruiken met DPP Op uw computer opgeslagen beeldstijlbestanden kunnen met DPP worden toegepast op RAW-opnamen. Raadpleeg ' beeldstijlbestand gebruiken' in de 'Digital Photo Professional Instructiehandleiding' (elektronische handleiding in PDF-indeling) voor meer informatie hierover. 19

U kunt instellingen voor kleurbeheer opgeven zoals de te gebruiken kleurruimte voor de die wordt weergegeven in het hoofdvenster, maar u kunt ook het profiel instellen voor het beeldscherm. 1 2 Selecteer het menu [Tools/Extra] [Preferences/ ]. Het venster [Preferences/] wordt weergegeven. Geef de gewenste instellingen op en klik op de knop [OK]. PSE afsluiten Selecteer het menu [File/Bestand] [Exit/Afsluiten] in het hoofdvenster. PSE wordt afgesloten. De instellingen worden toegepast. Als u tijdens het aanpassingsproces de te gebruiken kleurruimte hebt gewijzigd, verplaatst het aanpassingspunt op het kleurenwiel zich soms in overeenstemming met de geselecteerde kleurruimte. 20

Problemen oplossen Raadpleeg de onderstaande onderwerpen als PSE niet juist functioneert. De installatie kan niet correct worden voltooid Selecteer een beheerdersinstelling ([Computer administrator/ Beheerder van deze computer], [Administrator/Beheerder], etc.) als gebruikersinstelling. U kunt de software alleen installeren als u bent aangemeld met een account met beheerdersrechten. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij uw computer voor meer informatie over beheerdersrechten. PSE werkt niet PSE werkt niet correct op een computer die niet voldoet aan de systeemvereisten voor PSE. Gebruik PSE op een computer die voldoet aan de systeemvereisten (pag. 2). Zelfs als uw computer de geheugencapaciteit (RAM) heeft die in de systeemvereisten (pag. 2) wordt aangegeven, is er mogelijk onvoldoende geheugen (RAM) beschikbaar als een andere toepassing gelijktijdig met PSE wordt uitgevoerd. Sluit alle andere toepassingen af. Opnamen worden niet goed weergegeven Voorbeeldopnamen die niet door PSE worden ondersteund (pag. 2), kunnen niet worden weergegeven. De software verwijderen (installatie ongedaan maken) Sluit alle toepassingen af voordat u de software verwijdert. Meld u aan als beheerder als u de software wilt verwijderen. Start de computer opnieuw op nadat u de software hebt verwijderd. Zo voorkomt u mogelijke computerproblemen. Computerproblemen zullen vooral optreden als u de computer niet opnieuw opstart voordat u de software opnieuw installeert. Windows 7 1 2 Selecteer de knop [ ] [All Programs/Alle programma's] [Canon Utilities/Canonhulpprogramma's] [Picture Style Editor] [Picture Style Editor Uninstall/Picture Style Editor verwijderen]. Volg de instructies op het scherm om de software te verwijderen. De software wordt verwijderd. Windows 10, Windows 8.1, Windows 8 Verwijder de software volgens de verwijdermethode van uw besturingssysteem. 21

Over deze instructiehandleiding De inhoud van deze instructiehandleiding mag niet zonder toestemming geheel of gedeeltelijk worden gereproduceerd. Canon kan de softwarespecificaties en inhoud van deze instructiehandleiding zonder voorafgaande kennisgeving wijzigen. De softwareschermen en afbeeldingen in deze instructiehandleiding kunnen enigszins afwijken van de feitelijke software. Ongeacht het bovenstaande, aanvaardt Canon geen aansprakelijkheid voor de resultaten van het gebruik van de software. Handelsmerken Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/ of andere landen. Overige namen en producten die hierboven niet worden vermeld, kunnen handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken zijn van hun respectieve ondernemingen. 22