Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars Actuariële en bedrijfstechnische nota



Vergelijkbare documenten
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars Actuariële en bedrijfstechnische nota

Actuariële en Bedrijfstechnische Nota

Verklaring inzake de beleggingsbeginselen

Stichting Pensioenfonds Caribisch Nederland. Uitvoeringsreglement als bedoeld in artikel 11f van de Pensioenwet ambtenaren BES

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Uitvoeringsovereenkomst

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

Stichting Pensioenfonds van de Grolsche Bierbrouwerij, statutair gevestigd te Enschede, hierna te noemen: "het Fonds"

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (SBZ) Actuariële en bedrijfstechnische nota 2017

Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon "

Startbrief SBZ 1. Inhoud van de basispensioenregeling.

HERSTELPLAN 31 maart 2009

2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram

Uitvoeringsovereenkomst. Wolters Kluwer Nederland B.V. en Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie. Uitvoeringsreglement. Bladnummer 1 van 12

Uitvoeringsreglement. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Levensmiddelen. Versie 1 juli 2015

Uitvoeringsovereenkomst

UITVOERINGSOVEREENKOMST MET REXEL NEDERLAND B.V.

Bijlagen. Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland. Versie 1 januari 2013 PENSIOENREGLEMENT UNISYS PENSIOENKAPITAALPLAN

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds TrueBlue

Actuariële en bedrijfstechnische nota 2018 SBZ Pensioen

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV

DEKKINGSGRAADSJABLOON PER 1 JANUARI 2009 & TOELICHTING HOREND BIJ HET HERSTELPLAN BPF BOUW

SPNG. veranderingen. was voor. een jaar van grote. Verkort jaarverslag 2013 >

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

PENSIOENREGLEMENT UNISYS PENSIOENKAPITAALPLAN PENSIOENREGLEMENT UNISYS COMBI PENSIOEN UNISYS PENSIOENREGLEMENT, 12E NOTA VAN WIJZIGING

Verklaring inzake beleggingsbeginselen

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf

Actuariële en bedrijfstechnische nota

Uitvoeringsreglement Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw

Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

UITVOERINGSOVEREENKOMST MET REXEL NEDERLAND B.V.

INFORMATIE BELEGGINGSFONDSEN (NETTO) WERKNEMERS PENSIOEN

Verklaring inzake de beleggingsbeginselen

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

In de Pensioenwet is vastgelegd dat wanneer een pensioenfonds niet langer voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van:

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Buitengewone vergadering van deelnemers 22 november 2010

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Voor de Drankindustrie Uitvoeringsovereenkomst Aanvullende pensioenregeling

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

en Ardagh Metal Packaging Netherlands B.V.

Stichting Pensioenfonds Xerox

UITVOERINGSREGLEMENT SW EN WIW STICHTING PENSIOENFONDS VOOR WERK EN (RE)INTEGRATIE

Verklaring inzake de beleggingsbeginselen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie

STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS BELEGGINGSBEGINSELEN

1. Definities Kostendekkende premie Premie die noodzakelijk is om jaarlijks ouderdomspensioenaanspraken in te kopen.

Uitvoeringsreglement. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Foodservice en Groothandel in Levensmiddelen. Versie 1 januari 2017

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie Uitvoeringsovereenkomst Aanvullende Middelloonregeling Module A

Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2016

Verkort jaarverslag 2013

Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2015

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Beleggingsovertuigingen. Stichting Pensioenfonds Openbare Bibliotheken

Datum Briefnummer Behandeld door Doorkiesnummer N.W. Dijkhuizen 630

Het bestuur onderbouwt dat het strategisch beleggingsbeleid en het beleggingsplan passen binnen de prudent person regel.

Verklaring van beleggingsbeginselen

1. Het pensioenfonds loopt beleggingsrisico. Dat betekent dat in het MVEV een bijdrage van 4% van de technische voorzieningen (TV) is opgenomen.

Samenvatting DEPF reglementen

Aanvullend reglement

Stichting Pensioenfonds Allianz Nederland. Waardeoverdracht uit dienst

STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE GROOTHANDEL IN BLOEMEN EN PLANTEN UITVOERINGSREGLEMENT

Uitvoeringsovereenkomst

Betreft: Startbrief in verband met toetreding tot de pensioenregeling

Tabellenboek. geldig van 1 januari 2015 tot en met 31 december Duidelijk over dadelijk

stichting pensioenfonds wonen

Stichting ING CDC Pensioenfonds. Tabellenboek 2018

Stichting ING CDC Pensioenfonds. Tabellenboek 2019

Stichting NN CDC Pensioenfonds. Tabellenboek 2018

Stichting NN CDC Pensioenfonds. Tabellenboek 2019

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015

Het jaarverslag 2014 samengevat

Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw

Collectieve arbeidsovereenkomst inzake pensioenen NYSE Euronext

Grens volledige indexatie 141% 1 114% 115% complex 125% Indexatie 2.53% 0.00% 0.00% 0.00% 0.00%

Stichting ING CDC Pensioenfonds. Tabellenboek 2017 (concept)

Stichting NN CDC Pensioenfonds. Tabellenboek 2017 (concept)

Stichting Norit Pensioenfonds

Haarlem 18 juni 2019 Boxmeer 20 juni 2019 Oss 20 juni 2019

Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam. Financieel crisisplan 2015

Volgens de beleidsregel van De Nederlandsche Bank (DNB) is een financieel crisisplan als volgt te definiëren:

BeterExcedent. Pensioenregeling 2015

Verklaring beleggingsbeginselen. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf

VOORBEELD UITVOERINGSOVEREENKOMST. tussen het pensioenfonds en de werkgever. op basis van een uitkeringsovereenkomst zonder vaste werkgeverspremie

Belanghebbendenvergadering. 24 september 2015

In het crisisplan worden verschillende parameters gebruikt die voor het pensioenfonds belangrijk zijn:

Deelnemersvergadering. Haarlem 26 juni 2017 Boxmeer 29 juni 2017 Oss 29 juni 2017

Beschrijving Pension Fund Governance Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Bakkersbedrijf

Een goede pensioenregeling tegen een aanvaardbare prijs. Dat is waar Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (SBZ) voor staat.

Uitvoeringsreglement. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie

UITVOERINGSREGLEMENT STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VAN DE VOOR HET SCHILDERS-, AFWERKINGS- EN GLASZETBEDRIJF

Tabellenboek. geldig van 1 januari 2016 tot en met 31 december Duidelijk over dadelijk

Tabellenboek. geldig van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 TRANSPARANT OVER ELKE FASE

VERKLARING INZAKE DE BELEGGINGSBEGINSELEN. Pensioenfonds Medewerkers Apotheken

UITVOERINGSOVEREENKOMST. tussen Stichting IKEA Pensioenfonds en Inter IKEA Systems B.V. en Inter IKEA Services B.V.

1. instelling : de Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen;

Actuariële en bedrijfstechnische nota 2019 SBZ Pensioen

Transcriptie:

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars Actuariële en bedrijfstechnische nota Dit is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars Postbus 194 3454 ZK DE MEERN Definitieve versie Maart 2012

1 Inleiding Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (SBZ) is een bedrijfstakpensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. Uit het gestelde in artikel 145 van de Pensioenwet vloeit voort dat een bedrijfstakpensioenfonds een actuariële en bedrijfstechnische nota dient vast te stellen. De inhoud van deze actuariële en bedrijfstechnische nota dient zodanig te zijn, dat De Nederlandsche Bank tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 25, 95, 126 tot en met 137 en 143 van de Pensioenwet. Deze ABTN beschrijft de actuariële en bedrijfstechnische werkwijze van het pensioenfonds naar de situatie per 1 januari 2012. In hoofdstuk 2 wordt een korte beschrijving gegeven van de pensioenregelingen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 uiteengezet op welke wijze de omvang van de verplichtingen wordt vastgesteld. In dat hoofdstuk wordt tevens beschreven op welke wijze de jaarlijkse bijdrage wordt bepaald die nodig is voor de dekking van deze verplichtingen. Tot slot wordt in dat hoofdstuk ingegaan op de sturingsmiddelen, die SBZ ter beschikking staan. In hoofdstuk 4 wordt het vermogen besproken. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 stilgestaan bij het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Tot slot komt in hoofdstuk 6 de organisatie van het pensioenfonds aan de orde. ABTN BPF Zorgverzekeraars pagina 2 66

2 Pensioenregeling 2.1 Pensioenregeling De inhoud van de door SBZ uitgevoerde regelingen is vastgelegd in de van toepassing zijnde pensioenreglementen. (Gewezen) deelnemers kunnen aanspraken doen gelden op basis van vijf mogelijke reglementen: Het pensioenreglement van 1 januari 1988, versie 8 van SBZ (voor per 31 december 1999 gewezen deelnemers en deelnemers, per 31 december 1999 in het genot van een VUT-uitkering of wachtgelduitkering tot 65 jaar). Het pensioenreglement van 1 januari 2000 van SBZ (voor per 31 december 2005 gewezen deelnemers). Het pensioenreglement van 1 januari 2006 van SBZ. Het pensioenreglement van 1 januari 2000 van Achmea (voor per 31 december 2005 gewezen deelnemers op of na 1 januari 2000 in dienst bij Achmea Personeel BV). Het pensioenreglement van 1 januari 2006 van Achmea. De belangrijkste kenmerken van het pensioenreglement van 1 januari 2006 van SBZ zijn: Het betreft een middelloonregeling met als standaard pensioenleeftijd 65 jaar. Voor de deelnemers is een ouderdomspensioen vanaf 65 jaar en een arbeidsongeschiktheidspensioen verzekerd. Voor de (eventuele) nabestaanden is partnerpensioen, tijdelijk partnerpensioen (anw-hiaat) en wezenpensioen verzekerd. Het ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 2,25% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het vaste jaarsalaris verminderd met een franchise. De franchise is per 1 januari 2012 vastgesteld op 14.954,- en wordt jaarlijks per 1 januari aangepast aan de algemene loonontwikkeling conform de CAO in de bedrijfstak vanaf 2 januari in het daaraan voorafgaande jaar tot en met genoemde 1 januari, tenzij CAO-partijen anders overeenkomen. Het opgebouwde ouderdomspensioen van de deelnemers in de zin van het reglement 2006 wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd op basis van de algemene loonontwikkeling conform de CAO in de bedrijfstak vanaf 2 januari in het daaraan voorafgaande jaar tot en met genoemde 1 januari. Bij aanvang van het deelnemerschap in de loop van het jaar zal de genoemde verhoging plaatsvinden op basis van het in de CAO overeengekomen percentage van de algemene loonontwikkeling na aanvang van het deelnemerschap. De koopsom voor deze verhoging kan in rekening worden gebracht bij de aangesloten organisaties. De per 31 december 2005 volgens het pensioenreglement 2000 opgebouwde en premievrij gemaakte pensioenen vóór 65 jaar van de deelnemers worden eveneens jaarlijks verhoogd overeenkomstig het bovenstaande. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat, in geval van arbeidsongeschiktheid, uit een aanvulling op de WIAuitkering tot 80% (voor duurzaam volledig arbeidsongeschikten 85%) van het salaris gedurende het derde tot en met het zesde ziektejaar en tot 70% (voor duurzaam volledig arbeidsongeschikten 75%) van het salaris daarna. In geval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid worden bovenstaande aanvullingen naar evenredigheid van de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld, waarbij er ten aanzien van de hoogte van de WIA-uitkering vanuit wordt gegaan dat de resterende arbeidscapaciteit volledig wordt benut. Voor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten vindt (gedeeltelijke) premievrije voortzetting van de pensioenopbouw plaats. Het partnerpensioen is gelijk aan 65% van het (bereikbaar) ouderdomspensioen. Het tijdelijk partnerpensioen betreft een aanvulling tot maximaal de ongekorte anw en wordt uitgekeerd tot de 65- jarige leeftijd van de partner, voor zover er geen recht op anw bestaat voor de nabestaande of de anw wordt gekort wegens inkomsten. Het wezenpensioen per kind is gelijk aan 13% van het (bereikbaar) ouderdomspensioen. Voor volle wezen wordt het wezenpensioen verdubbeld. ABTN BPF Zorgverzekeraars pagina 3 66

Alle ingegane pensioenen alsmede premievrije aanspraken die door SBZ zijn toegekend kunnen per 1 januari van elk jaar worden verhoogd op basis van een prijsindex, indien de financiële positie van SBZ dit mogelijk maakt. Hiervoor wordt niet gereserveerd en wordt geen premie in rekening gebracht. Een eventuele verhoging wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld (na verkregen advies van de extern actuaris). De reglementaire bijdrage van de deelnemers in de kosten van de pensioenregeling is vastgelegd in de CAO voor de bedrijfstak. De pensioenregeling kent diverse flexibele elementen, te weten vervroeging, uitstel, hoog/laag-constructies, deeltijdpensionering en uitruil partnerpensioen voor extra ouderdomspensioen en uitruil ouderdomspensioen voor extra partnerpensioen. De belangrijkste kenmerken van het pensioenreglement van 1 januari 2006 van Achmea zijn: Het betreft een middelloonregeling met als standaard pensioenleeftijd 65 jaar. Voor de deelnemers is een ouderdomspensioen vanaf 65 jaar verzekerd. Voor de (eventuele) nabestaanden is partnerpensioen, tijdelijk partnerpensioen (anw-hiaat) en wezenpensioen verzekerd. Het ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 2% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het vaste jaarsalaris verminderd met een franchise. Voor deelnemers, die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en tevens deelnemer zijn in de regeling per 31 december 2005, geldt een opbouwpercentage van 2,25%. De franchise is per 1 januari 2012 vastgesteld op 15.643,- en wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd, overeenkomstig de algemene loonontwikkeling zoals overeengekomen in de CAO van Achmea voor het voorafgaande kalenderjaar, tenzij CAO-partijen anders overeenkomen. Het opgebouwde ouderdomspensioen van de deelnemers in de zin van het pensioenreglement 2006 wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd, overeenkomstig de algemene loonontwikkeling zoals overeengekomen in de CAO van Achmea voor het voorafgaande kalenderjaar. De koopsom voor deze verhoging kan in rekening worden gebracht bij Achmea. De per 31 december 2005 volgens het pensioenreglement 2000 opgebouwde en premievrij gemaakte pensioenen vóór 65 jaar van de deelnemers worden eveneens jaarlijks verhoogd overeenkomstig het bovenstaande. Voor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten vindt (gedeeltelijke) premievrije voortzetting van de pensioenopbouw plaats. Het partnerpensioen is gelijk aan 70% van het (bereikbaar) ouderdomspensioen. Het tijdelijk partnerpensioen betreft een aanvulling tot maximaal de ongekorte anw en wordt uitgekeerd tot de 65- jarige leeftijd van de partner, voor zover er geen recht op anw bestaat voor de nabestaande of de anw wordt gekort wegens inkomsten. Het wezenpensioen per kind is gelijk aan 14% van het (bereikbaar) ouderdomspensioen. Voor volle wezen wordt het wezenpensioen verdubbeld. Alle ingegane pensioenen alsmede premievrije aanspraken die door SBZ zijn toegekend kunnen per 1 januari van elk jaar worden verhoogd op basis van een prijsindex, indien de financiële positie van SBZ dit mogelijk maakt. Hiervoor wordt niet gereserveerd en wordt geen premie in rekening gebracht. Een eventuele verhoging wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld (na verkregen advies van de extern actuaris). De reglementaire bijdrage van de deelnemers in de kosten van de pensioenregeling is vastgelegd in de CAO van Achmea. De pensioenregeling kent diverse flexibele elementen, te weten vervroeging, uitstel, hoog/laag-constructies, deeltijdpensionering, uitruil partnerpensioen voor extra ouderdomspensioen en uitruil ouderdomspensioen voor extra partnerpensioen. Voor deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950 en tevens deelnemer zijn in de regeling per 31 december 2005 geldt in aanvulling op het bovenstaande: Voor de deelnemers is een tijdelijk ouderdomspensioen tussen 62 en 65 jaar verzekerd. Het tijdelijk ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 1,75% van het laatste per 1 januari vastgestelde jaarsalaris. ABTN BPF Zorgverzekeraars pagina 4 66

Het bestuur heeft de mogelijkheid om - in geval van financiële problemen - te besluiten tot vermindering van aanspraken en rechten en/of tot in overleg met de bij de CAO betrokken sociale partners versobering van de pensioenregeling. 2.2 Uitvoeringsovereenkomst SBZ voert de pensioenregeling uit voor de medewerkers van de organisaties die opereren op het terrein van de zorgverzekering of die daarmee zijn verwant en die zich hebben aangesloten bij SBZ. Deelnemers aan de pensioenregeling zijn de medewerkers (behoudens vakantiewerkers en stagiaires) van de aangesloten organisaties die bij SBZ zijn aangemeld. De wederzijdse verantwoordelijkheden, bevoegd heden, rechten en (financiële) plichten zijn vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst met de organisatie. De uitvoeringsovereenkomst bevat bepalingen die betrekking hebben op de verhouding tussen een aangesloten werkgever en het pensioenfonds. Hier volgen de hoofdlijnen, voor zover deze hoofdlijnen niet al elders in deze ABTN worden beschreven. Premievaststelling, premiebetaling en niet nakomen premieverplichtingen De feitelijke premie die door de aangesloten organisaties jaarlijks verschuldigd is wordt per deelnemer berekend en is in beginsel gelijk aan de actuariële premie, zijnde de koopsom voor de pensioenopbouw van de actieve deelnemers inclusief de benodigde opslagen voor kosten, solvabiliteit en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (coming service). De feitelijke premie wordt vastgesteld op basis van de in paragraaf 3.4 vermelde actuariële grondslagen. De toeslagen aan deelnemers worden jaarlijks toegekend. Deze toeslagen zijn gerelateerd aan de loonindex uit de CAO. Voor de toeslagen aan de deelnemers wordt een koopsom in rekening gebracht bij de aangesloten organisaties. Deze feitelijke toeslagkoopsom wordt eveneens vastgesteld op basis van de in paragraaf 3.4 vermelde actuariële grondslagen. Afhankelijk van de financiële positie van SBZ kan er een korting worden verleend op de feitelijke premie of de feitelijke toeslagkoopsom met betrekking tot de deelnemers. De risicopremie voor het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen en tijdelijk partnerpensioen wordt separaat vastgesteld. Deze wordt periodiek herijkt op grond van de opgedane ervaringen. Deze premie valt buiten de premiekortingsregeling. Als de feitelijke premie en toeslagkoopsom hoger zijn dan voor de bij de CAO betrokken sociale partners acceptabel, kunnen de bij de CAO betrokken sociale partners de pensioenovereenkomst aanpassen door de hoogte van de op te bouwen aanspraken in de toekomst naar beneden bij te stellen. Premieheffing vindt plaats op voorschotbasis; aan de hand van de definitieve loonopgaven van het voorgaande kalenderjaar wordt de premie voor het lopende jaar geschat. De voorschotpremie kan in vier kwartaaltermijnen worden betaald. In dat geval is termijnrente verschuldigd. Uiterlijk binnen zes maanden na afloop van een kalenderjaar vindt de definitieve afrekening over dat jaar plaats. Ook voor het overige wordt artikel 26 van de Pensioenwet in acht genomen. Bij overschrijding van de betalingstermijn kan het pensioenfonds de wettelijke rente en vergoeding van andere kosten vorderen. Als een werkgever met de betaling in gebreke blijft is het pensioenfonds in het uiterste geval gerechtigd tot opzegging van de uitvoeringsovereenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. Wanneer SBZ van dit recht gebruik maakt informeert SBZ tevens schriftelijk de deelnemers (en de indien aanwezig- ondernemingsraad) van de werkgever en de deelnemersraad van het pensioenfonds. Als sprake er is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het pensioenfonds te ontvangen jaarpremie én het pensioenfonds tevens niet beschikt over het minimaal vereist eigen vermogen, als bedoeld in hoofdstuk ABTN BPF Zorgverzekeraars pagina 5 66

4.1 van deze ABTN, informeert het pensioenfonds met inachtneming van artikel 28 van de Pensioenwet de deelnemersraad en de ondernemingsraad van de ondernemingen die nog premie aan het pensioenfonds verschuldigd zijn. Informatie De werkgever is verplicht alle deelnemers bij het pensioenfonds aan te melden en de gegevens volledig, juist en tijdig te verstrekken. Een werkgever moet het pensioenfonds inzage verlenen in zijn administratie voor zover dat noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de pensioenregeling. Indien een werkgever geen of onjuiste gegevens verstrekt voor de voorschotnota of de definitieve afrekening, is het pensioenfonds bevoegd deze naar beste weten zelf vast te stellen. De werkgever is aansprakelijk voor schade die SBZ lijdt als gevolg van het aanleveren van onvolledige, onjuiste of niet tijdige informatie door de werkgever. Het pensioenfonds zorgt ervoor dat de deelnemers over de pensioenregeling worden geïnformeerd overeenkomstig artikel 21 van de Pensioenwet. Vermogenstekorten, vermogensoverschotten en winstdeling. De financiële sturingsmiddelen die SBZ hanteert, worden beschreven in hoofdstuk 3.5 van deze ABTN. De werkgever kan geen aanspraak maken op vermogensoverschotten in SBZ. Bij onderdekking respectievelijk een reservetekort volgt het pensioenfonds de daarop betrekking hebbende procedures zoals voorgeschreven in de Pensioenwet. Bij premiekorting neemt het pensioenfonds artikel 129 van de Pensioenwet in acht. Van de wettelijke mogelijkheid van terugstorting maakt het pensioenfonds geen gebruik. Klachten en geschillen De voor de werkgever geldende klachten- en geschillenprocedure is beschreven. ABTN BPF Zorgverzekeraars pagina 6 66

3 Financiële opzet SBZ voert de pensioenregeling uit conform het pensioenreglement. De pensioenaanspraken zijn volledig verzekerd in eigen beheer. SBZ heeft geen herverzekeringscontracten gesloten. 3.1 De waarderingsgrondslagen van de beleggingen Alle beleggingen worden, voor zover mogelijk, gewaardeerd tegen actuele waarde. Bedragen die luiden in buitenlandse valuta worden omgerekend naar euro s tegen de valutakoersen op rapportagedatum. Mutaties met betrekking tot transacties in vreemde valuta gedurende het jaar worden geboekt tegen de op dat moment geldende valutakoersen. 3.2 Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) wordt post voor post vastgesteld met inachtneming van de actuariële grondslagen zoals hieronder omschreven. De VPV wordt gebaseerd op de tot de balansdatum verkregen aanspraken op pensioen, met inbegrip van de verhogingen zoals die op grond van het toeslagenbeleid zijn toegekend tot de balansdatum. De VPV wordt in principe zodanig vastgesteld dat zij toereikend is ter dekking van de nominale verplichtingen van SBZ. De toereikendheid van de VPV wordt jaarlijks door de externe actuaris getoetst. Bij de waardering van de pensioenaanspraken wordt van de volgende grondslagen uitgegaan: - interest De op balansdatum geldende door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur. - sterfte Voor mannen en vrouwen worden de sterftekansen ontleend aan de AG prognosetafels 2010-2060, gecorrigeerd voor ervaringssterfte op basis van leeftijd met t/m 65 jaar: 60% van 65 tot 75 jaar: lineair oplopend van 60% naar 90% vanaf 75 jaar: 90%. Voor kinderen worden de sterftekansen verwaarloosd. - wezenpensioen De voorziening voor wezenpensioen is gelijk aan 2% van de voorziening voor partnerpensioen. Bij een ingegaan wezenpensioen wordt voor wezen jonger dan 21 jaar aangenomen dat het wezenpensioen voortduurt tot de 21-jarige leeftijd; voor wezen van 21 jaar of ouder wordt het wezenpensioen jaarlijks tot uiterlijk de 27-jarige leeftijd verlengd op basis van ontvangen studieverklaringen. - leeftijdsverschil De leeftijd van de vrouwelijke resp. mannelijke partner van de deelnemer is 3 jaar lager resp. hoger gesteld dan die van de deelnemer. - partnerfrequentie Zolang nog geen pensioenuitkering is ingegaan, wordt voor de berekening van de voorziening voor partnerpensioen elke (gewezen) deelnemer verondersteld een partner te hebben (onbepaalde partnersysteem met een partnerfrequentie van 100%). Voor pensioengerechtigden wordt uitgegaan van de werkelijke burgerlijke staat.. - premievrijstelling invaliditeit Voor (gewezen) deelnemers wordt 100% van de contante waarde van de toekomstige opbouw gereserveerd. - arbeidsongeschiktheidspensioen Reservering van dit pensioen vindt plaats op basis van rentedekking. - opslag voor toekomstige kosten Voor de dekking van toekomstige kosten wordt de netto voorziening verhoogd met 2%. ABTN BPF Zorgverzekeraars pagina 7 66

3.3 De reserves SBZ kent de volgende reserves: Reserve beleggingsrisico s Reserve premie-egalisatie Reserve beleggingsrisico s Het doel van de reserve beleggingsrisico s is het opvangen van risico s met betrekking tot de beleggingen. De reserve beleggingsrisico s is maximaal gelijk aan het vereist eigen vermogen dat resulteert volgens het standaardmodel van De Nederlandsche Bank, gebruik makend van de op balansdatum geldende door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde parameters. Er wordt rekening gehouden met: het renterisico; het aandelen- en vastgoedrisico; het valutarisico; het grondstoffenrisico; het kredietrisico; en het verzekeringstechnisch risico. Jaarlijks wordt overeenkomstig het standaardmodel van De Nederlandsche Bank een solvabiliteitstoets uitgevoerd om vast te stellen of de reserve beleggingsrisico s tot het niveau van het vereist eigen vermogen kan worden aangevuld. De reserve beleggingsrisico s kan niet negatief zijn. Reserve premie-egalisatie De reserve premie-egalisatie wordt aangehouden ter stabilisatie van de premie. Wanneer de kostendekkende premie volgens artikel 116 van de Pensioenwet en vastgesteld op basis van de actuariële grondslagen, zoals in paragraaf 3.4 omschreven lager (hoger) is dan de feitelijke premie vóór eventuele premiekorting en vastgesteld op basis van de actuariële grondslagen, zoals in paragraaf 3.4 omschreven, wordt het verschil toegevoegd (onttrokken) aan de reserve premie-egalisatie. De reserve premie-egalisatie kan niet negatief zijn en bedraagt maximaal 5% van de voorziening pensioenverplichtingen. 3.4 Financiering SBZ kent de volgende definities: Feitelijke premie en toeslagkoopsom Gedempte kostendekkende premie en toeslagkoopsom Kostendekkende premie en toeslagkoopsom ABTN BPF Zorgverzekeraars pagina 8 66

Feitelijke premie en toeslagkoopsom De feitelijke premie en toeslagkoopsom wordt vastgesteld op basis van de volgende actuariële grondslagen: - interest 4%. - sterfte Voor mannen en vrouwen worden de sterftekansen ontleend aan de AG prognosetafels 2010-2060, gecorrigeerd voor ervaringssterfte op basis van leeftijd met t/m 65 jaar: 60% van 65 tot 75 jaar: lineair oplopend van 60% naar 90% vanaf 75 jaar: 90%. - wezenpensioen De feitelijke premie en toeslagkoopsom voor wezenpensioen is gelijk aan 2% van de feitelijke premie en toeslagkoopsom voor partnerpensioen. - leeftijdsverschil De leeftijd van de vrouwelijke resp. mannelijke partner van de deelnemer is 3 jaar lager resp. hoger gesteld dan die van de deelnemer. - partnerfrequentie Elke deelnemer wordt verondersteld een partner te hebben (onbepaalde partnersysteem met een partnerfrequentie van 100%). - premievrijstelling invaliditeit Aangenomen is dat de kosten, verbonden aan de in de toekomst te verlenen vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid, kunnen worden gedekt door een risicopremie ter grootte van 5,5% van de premie. - opslag voor kosten Bij de vaststelling van de feitelijke premie en toeslagkoopsom wordt rekening gehouden met een opslag voor toekomstige uitbetalingskosten van 2%. De kosten verbonden aan de administratie en het beheer zijn gesteld op 3% van de bruto feitelijke premie en toeslagkoopsom. - herstel-/solvabiliteitsopslag De herstelopslag op de bruto feitelijke premie en toeslagkoopsom bedraagt 18%. De premie voor het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt een percentage van de relevante loonsom: In geval van 85% resp. 80% aanvulling gedurende derde tot en met het zesde ziektejaar en 75% resp. 70% daarna In geval van 85% resp. 80% aanvulling tot de pensioendatum van het salaris tot maximum dagloon 0,1% 0,4% van het salarisdeel boven maximum dagloon 2,0% 2,2% Gedempte kostendekkende premie en toeslagkoopsom De gedempte kostendekkende premie en toeslagkoopsom onderscheidt zich qua actuariële grondslagen van de feitelijke premie en toeslagkoopsom op de volgende onderdelen: - interest 4,5%. - herstel-/solvabiliteitsopslag Voor de gedempte kostendekkende premie wordt een solvabiliteitsopslag gehanteerd ter grootte van de opslag benodigd voor de vereiste dekkingsgraad primo boekjaar. Kostendekkende premie en toeslagkoopsom De kostendekkende premie en toeslagkoopsom onderscheidt zich qua actuariële grondslagen van de feitelijke premie en toeslagkoopsom op het volgende onderdelen: - interest De primo boekjaar geldende door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur. - herstel-/solvabiliteitsopslag Voor de kostendekkende premie wordt een solvabiliteitsopslag gehanteerd ter grootte van de opslag benodigd voor de vereiste dekkingsgraad primo boekjaar. ABTN BPF Zorgverzekeraars pagina 9 66

3.5 Sturingsmiddelen Het fonds heeft ten doel het verlenen van pensioenen aan de deelnemers, de gewezen deelnemers, alsmede aan hun nagelaten betrekkingen. Daarbij streeft SBZ naar een zodanige financiële positie dat 1 toeslagen aan pensioengerechtigden en gewezen deelnemers kunnen worden verleend vanuit de middelen van SBZ. Hiervoor wordt echter niet gereserveerd en er wordt geen premie in rekening gebracht voor deze toeslagen. 2 toeslagen aan deelnemers kunnen worden verleend vanuit de middelen van SBZ. De koopsom voor deze toeslagen kan evenwel geheel of gedeeltelijk in rekening worden gebracht bij de aangesloten organisaties. Het bestuur heeft om dit te bereiken in principe de beschikking over de volgende sturingsmiddelen: het toeslagbeleid; het premiebeleid; het beleggingsbeleid. Door het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid in onderlinge samenhang te beschouwen vindt bewaking plaats van de solvabiliteit van SBZ. Het toeslagen- en premiebeleid zijn gerelateerd. De samenhang tussen toeslagen- en premiebeleid is weergegeven in bijlage 1. De in bijlage 1 aangegeven rekenregels met betrekking tot toeslagen en premie(korting) zijn richtlijnen. Het bestuur kan (gemotiveerd) besluiten om hiervan af te wijken. Afhankelijk van de situatie kan het bestuur besluiten af te wijken van de in deze ABTN geformuleerde richtlijnen voor beleid (zowel met betrekking tot toeslag-, premie- als beleggingsbeleid) in die mate waarin dit voor oplossing van de situatie van crisis, onderdekking respectievelijk reservetekort noodzakelijk wordt geacht. De afwijkingen vinden hun beslag in een crisisplan (zie bijlage 3), een korte termijnherstelplan respectievelijk een lange termijn herstelplan. Het bestuur beschikt hierbij tevens over de mogelijkheid in overleg met CAO-partijen het niveau van de regeling voor de toekomst tijdelijk of permanent aan te passen. Met behulp van ALM-studies zal het beleggings-, toeslagen- en premiebeleid periodiek worden getoetst op basis van in onderling overleg met de ALM-adviseur vast te stellen grenzen. Eenmaal per drie jaar wordt een continuïteitsanalyse uitgevoerd, waarbij de financiële positie voor de lange termijn wordt bezien. De periodieke ALM-studies vormen de basis voor de continuïteitsanalyse. Onderdeel van de continuïteitsanalyse zijn, naast de ALM-studies, een gevoeligheidsanalyse, stresstesting en een retrospectieve verschillenanalyse tussen prognoses uit eerdere ALM-studies en de werkelijkheid. Wanneer wijzigingen worden voorzien die van wezenlijke invloed zijn op de financiële positie van SBZ voor de lange termijn, worden tussentijdse continuïteitsanalyses uitgevoerd. Resultaten van de ALM-studies of de continuïteitsanalyses kunnen aanleiding vormen de in deze ABTN geformuleerde richtlijnen voor beleid (zowel met betrekking tot beleggings-, premie- als toeslagenbeleid) te herzien. ABTN BPF Zorgverzekeraars pagina 10 66

Het toeslagbeleid In bijlage 1 zijn de richtlijnen voor het toeslagbeleid uitgewerkt. Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers Het toeslagbeleid aan pensioengerechtigden en gewezen deelnemers is gekoppeld aan variant D1 van de toeslagmatrix. Afhankelijk van de actuele financiële positie van SBZ kunnen toeslagen aan pensioengerechtigden en gewezen deelnemers worden toegekend. Deze toeslagen zijn gerelateerd aan een prijsindex. Hiervoor wordt echter niet gereserveerd en er wordt geen premie in rekening gebracht voor deze toeslagen. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. De hoogte van de toeslagen aan pensioengerechtigden en gewezen deelnemers vergt een jaarlijks bestuursbesluit. Het bestuur kan besluiten om extra verhogingen toe te kennen indien de actuele financiële positie van SBZ dit toelaat. Het toeslagbeleid kent geen mogelijkheid van inhaaltoeslag. Deelnemers Het toeslagbeleid aan deelnemers is gekoppeld aan variant F2 van de toeslagmatrix. De toeslagen aan deelnemers worden jaarlijks toegekend. Deze toeslagen zijn gerelateerd aan de loonindex uit de CAO. Voor de toeslagen aan de deelnemers wordt een koopsom in rekening gebracht bij de aangesloten organisaties. Deze feitelijke toeslagkoopsom wordt vastgesteld op basis van de in paragraaf 3.4 vermelde actuariële grondslagen. Het bestuur kan besluiten tot het gedeeltelijk of niet in rekening brengen bij de aangesloten organisaties van de koopsom voor de toeslagen aan deelnemers. Het bestuur kan besluiten om extra verhogingen uit de middelen van SBZ toe te kennen indien de actuele financiële positie dit toelaat. Het premiebeleid In bijlage 1 zijn de richtlijnen voor het premiebeleid uitgewerkt. In beginsel is de feitelijke premie gelijk aan de actuariële premie. De feitelijke premie wordt vastgesteld op basis van de in paragraaf 3.4 vermelde actuariële grondslagen. Het beleggingsbeleid Door het strategische beleggingsbeleid periodiek te herijken aan de hand van een nieuwe ALM-studie, kan er worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op het beleggingsbeleid. ABTN BPF Zorgverzekeraars pagina 11 66

4 Vermogen SBZ onderscheidt een minimaal vereist vermogen, een vereist vermogen en een vrij vermogen. Per kwartaal wordt overeenkomstig het standaardmodel van De Nederlandsche Bank een solvabiliteitstoets uitgevoerd om vast te stellen of er sprake is van onderdekking, reservetekort of vrij vermogen. De Nederlandsche Bank wordt onverwijld in kennis gesteld van een situatie van onderdekking of reservetekort. 4.1 Minimaal vereist eigen vermogen Het minimum vereist eigen vermogen bedraagt ca 105% van de voorziening pensioenverplichting zoals beschreven in deze ABTN onder paragraaf 3.2. Het minimum vereist vermogen wordt bepaald aan de hand van de wettelijke voorschriften. Indien het belegd vermogen lager is dan het minimum vereist vermogen, bestaat er een situatie van onderdekking. In geval van onderdekking wordt binnen uiterlijk twee maanden na melding een plan van aanpak voor de oplossing (binnen een termijn van drie jaar) van de situatie van onderdekking ter instemming aan De Nederlandsche Bank voorgelegd. 4.2 Vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van SBZ. In die evenwichtssituatie is het wettelijk vereist vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% ten aanzien van de als onvoorwaardelijk aangemerkte onderdelen van de pensioenovereenkomst wordt voorkomen dat SBZ binnen 1 jaar beschikt over minder middelen dan de hoogte van de technische voorzieningen. Het bestuur van het pensioenfonds streeft ernaar om het belegd vermogen minimaal gelijk te laten zijn aan het vereist eigen vermogen. Het vereist eigen vermogen wordt vastgesteld aan de hand van het standaardmodel van De Nederlandsche Bank, gebruik makend van de op balansdatum geldende door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde parameters. Indien het belegd vermogen lager is dan het vereist eigen vermogen, is er sprake van een reservetekort. In geval van reservetekort wordt binnen uiterlijk drie maanden na melding een plan van aanpak voor de oplossing (binnen een termijn van vijftien jaar) van de situatie van reservetekort ter instemming aan De Nederlandsche Bank voorgelegd. 4.3 Vrij vermogen De omvang van het vrij vermogen is gelijk aan het aanwezige belegd vermogen na aftrek van de reserve beleggingsrisico s, de reserve premie-egalisatie en verminderd met de voorziening pensioenverplichtingen. Het niveau van het vrij vermogen is mede een maatstaf voor het toekennen van toeslagen en het verlenen van premiekortingen, zoals nader is uitgewerkt in bijlage 1. ABTN BPF Zorgverzekeraars pagina 12 66

5 Beleggingsbeleid In dit hoofdstuk wordt het beleggingsbeleid beschreven. Het beleggingsbeleid bestaat enerzijds uit de strategische afweging tussen rendement en risico die resulteert in de keuze van de vermogenscategorieën, de omvang van die categorieën en het beperken van financiële risico s. Anderzijds bestaat het beleggingsbeleid uit het beheer van het vermogen binnen iedere vermogenscategorie. Dit vindt plaats binnen richtlijnen die met de uitvoerder zijn afgesproken. Als bijlage 2 bij deze ABTN is van het pensioenfonds de verklaring inzake de beleggingsbeginselen opgenomen. 5.1 Strategisch beleid De regelgeving van het FTK maakt de economische risico s (verbonden aan aandelen, valuta, rente, etc) die pensioenfondsen lopen expliciet en vertaalt deze naar vereiste reserveposities en dekkingsgraden. Op basis daarvan overweegt SBZ welk risiconiveau het kan of wil accepteren. Binnen dit risiconiveau wordt het beleggingsbeleid vastgesteld om het rendement op het vermogen te optimaliseren. Het bestuur is verantwoordelijk voor dit strategische belegging- en risicobeleid. Daarmee wordt aansluiting tussen het beleggingsbeleid, de pensioenverplichtingen en de overige sturingsmiddelen bereikt. De basis hiervoor is de ALM studie die periodiek door SBZ wordt uitgevoerd. Het bestuur wordt hierbij geadviseerd door Towers Watson. Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van de risico s die SBZ wenst te accepteren, de jaarlijks vast te stellen normportefeuille, bandbreedtes en de beleggingsrichtlijnen. Het bestuur wordt hierbij geadviseerd door fiduciair managers, BNP Paribas Investment Partners en Russell Investments. In de totstandkoming van het beleggingsbeleid en de monitoring van het vermogensbeheer laat het bestuur van SBZ zich bijstaan door Syntrus Achmea Pensioenbeheer NV. ABTN BPF Zorgverzekeraars pagina 13 66

5.2 Normportefeuille Voor 2012 is de volgende normportefeuille vastgesteld. Tevens zijn de benchmarks aangegeven. Benchmark 1-1-2012 1-4-2011 Index Aandelen Aandelen wereldwijd 25.0% 20.0% 33.0% 23.0% MSCI World (Net Div Rein) Aandelen Small Caps 0.0% 5.0% S&P Devel ex US / Russell 2500 Aandelen Emerging markets 5.0% 5.0% Russell Emerging Markets Commodities / grondstoffen 0.0% 3.0% Dow Jones UBS Vastrentende waarden Euro Staatsobligaties Global Credits Emerging Market Debt High Yield obligaties 60,5% 30,0% 25.0% 4.0% 1.5% 49.0% 25.5% 18.0% 4.0% 1.5% Composite benchmark Citigroup NL/DLD/FR BarCap Global Aggregate Credit JPM EMBI Global / JPM GBI-EM Global ML Global High Yield / JPM EMBI Global Totaal liquide portefeuille 85.5% 85.0% Alternatives (illiquide portefeuille) Onroerend goed 14.5% 6.0% 15.0% 6.0% IPD All-Europe / ROZ-IPD D. Res / NCREIF / NAREIT Private Equity 2.5% 3.0% Absolute Return (12%) Infrastructuur 2.0% 2.0% Absolute return (10%) Leveraged loans 2.5% 2.5% 1 month Euribor +4% Cash 1.5% 1.5% 1 week Euro LIBID 100.0% 100.0% 5.3 Risicobeheersing Een belangrijk onderdeel van het beleggingsbeleid is het beheersen van beleggingsrisico s. Dit wordt in de volgende paragrafen nader toegelicht. 5.3.1. Randvoorwaarden totale portefeuille Voor beheersing van het relatieve beleggingsrisico wordt de afwijking van de benchmark (de tracking error ) beperkt. Voor de aandelenportefeuille is de maximale tracking error vastgesteld op 5, voor de vastrentende portefeuille is deze maximaal 2 (met uitzondering van de tracking error voor emerging market debt; maximaal 3,5). Voor de totale portefeuille is een tracking error-richtlijn afgesproken, waarbij de verplichtingen als benchmark gelden. ABTN BPF Zorgverzekeraars pagina 14 66

Voor het uitvoeren van het beleggingsbeleid is binnen vastgestelde voorwaarden het gebruik van afgeleide instrumenten (derivaten) toegestaan. Het betreft: rente swaps of langlopende staatsobligaties voor het afdekken van het renterisico; valutaderivaten voor het afdekken van het vreemde valuta risico. Futures zijn toegestaan voor de invulling van het dynamisch beleid futures en credit default swaps zijn toegestaan voor efficiënte sturing van de vastrentende waarden beleggingen. Door SBZ worden geen effecten uitgeleend. 5.3.2 Randvoorwaarden dynamische asset allocatie SBZ hanteert een dynamische beleggingsstrategie. Dat wil zeggen dat afhankelijk van de dekkingsgraad meer of minder wordt belegd in de return-portefeuille (aandelen, high yield, EMD en alternatives) en meer of minder renterisico wordt afgedekt (veelal door vergroting of verkleining van de swap-portefeuille). 5.3.3 Randvoorwaarden aandelen De aandelen van bedrijven zijn onderhevig aan allerlei risico s, variërend van marktrisico tot faillissementsrisico. De (onderliggende) vermogensbeheerders trachten deze specifieke risico s zo goed mogelijk te beheersen. Dit betekent dat bedrijven waar deze risico s door verwacht rendement onvoldoende worden gecompenseerd niet in de portefeuille worden genomen. Daarmee zal het resultaat op de portefeuille afwijken van dat van de benchmark. Deze afwijking wordt gemeten als tracking error en is begrensd op 5%. De beheerder draagt dus zorg voor een zorgvuldige keuze van de beleggingen binnen deze beperking. Shortposities zijn niet toegestaan. De aandelenportefeuille wordt mondiaal belegd. De beheerders zijn verantwoordelijk voor een adequate spreiding over de diverse regio s. 5.3.4 Randvoorwaarden vastrentende waarden Voor het beheersen van de risico s die zijn verbonden aan vastrentende beleggingen staan twee maatstaven centraal. Dit zijn achtereenvolgens de duration en het kredietwaardigheidsbeleid. Door actief vermogensbeheer op deze punten zal het resultaat op de portefeuille afwijken van dat van de benchmark. Deze afwijking wordt gemeten als tracking error en is begrensd op 2%. De beheerder draagt dus zorg voor een zorgvuldige keuze van de beleggingen binnen deze beperking. Voor de vastrentende beleggingen geldt, dat alleen voor de euro-staatsobligaties geldt, dat deze discretionair worden beheerd; voor deze portefeuille geldt een tracking error van slechts 0,6%. Voor de andere (sub-)categorieën geldt dat deze worden gerealiseerd door participatie in beleggingsfondsen. Duration De duration is een getal dat de gewogen gemiddelde looptijd uitdrukt en daarmee een maatstaf is voor de rentegevoeligheid van de portefeuille. Binnen de euro-staatsobligatie-portefeuille geldt dat de duration maximaal 1 jaar (plus en min) mag afwijken van de duration van de benchmark. Wanneer verwacht wordt dat de rente gaat dalen, zal een overwogen durationpositie worden aangehouden. Wanneer een stijging verwacht wordt, wordt een onderwogen positie aangehouden. Door dit actieve beleid wordt verwacht waarde toe te voegen aan het rendement op de portefeuille. De beleggingsfondsen waarin wordt geparticipeerd kennen eveneens duration-restricties; bij de selectie van de fondsen wordt hiermee rekening gehouden. ABTN BPF Zorgverzekeraars pagina 15 66

Kredietwaardigheid Binnen de euro-staatsobligatie-portefeuille wordt alleen belegd in (semi-)overheidspapier en supranationale organisaties. De minimale rating bedraagt AA(-) en de benchmark bestaat uit de leningen van de kernlanden in de Euroregio en van Nederland. De portefeuille buiten de euro-staatsobligaties wordt belegd in credits (bedrijfsobligaties) en high yield (vanwege het karakter van de debiteur hoogrentende leningen); deze portefeuilles worden belegd via participatie in beleggingsgfondsen. Deze beleggingsfondsen kennen op zich richtlijnen ten aanzien van kredietwaardigheid; bij de selectie van de fondsen wordt hiermee rekening gehouden. Beleggingsuniversum Er wordt hoofdzakelijk belegd in obligaties die genoteerd zijn aan grote internationale effectenbeurzen. Via discretionaire mandaten worden rechtstreeks belangen genomen in leningen van overheden en supranationale organisaties en daarnaast worden indirect belangen genomen in leningen van wereldwijd gevestigde ondernemingen. De beheerders zijn verantwoordelijk voor een adequate spreiding over de diverse regio s. Het High Yield mandaat wordt beheerd via beleggingspools. Dit zelfde geldt voor Emerging Market Debt. Daarbinnen gelden richtlijnen met betrekking tot duration, valuta, kredietwaardigheid et cetera. 5.3.5 Randvoorwaarden Alternatieve beleggingen De verdeling van de allocatie naar alternatieve beleggingen (14,5% van het totale vermogen) luidt: - Onroerend goed 6,0% - Private Equity 2,5% - Infrastructuur 2,0% - Leveraged loans 2,5% - Cash 1,5%. Onroerend goed In de jaren 2009, 2010 en 2011 is het directe vastgoed volledig verkocht. In 2009 is gestart met de opbouw van een indirecte vastgoedportefeuille. Het betreft een discretionair mandaat dat door Russell Investments wordt beheerd. Russell selecteert de fondsen, waarin SBZ participeert. Het accent van deze beleggingen ligt in Europees vastgoed, waarin Nederlandse woningen een niet te verwaarlozen onderdeel vanuit maken. Daarnaast wordt belegd in Amerika en een kleiner belang opgebouwd in Aziatisch vastgoed. Een belangrijk deel van de portefeuille betreft core real estate (verhuurd vastgoed op goede locaties). Een kleiner deel van de portefeuille wordt belegd in meer opportunistische beleggingsmogelijkheden. Om de liquiditeit van deze portefeuille te borgen wordt een beperkt deel belegd in beursgenoteerd vastgoed. Naast het mandaat van Russell bezit SBZ nog een participatie in een kantoorbelegging in Dallas (USA). Indien zich hiertoe goede mogelijkheden voordoen, zal deze belegging worden verkocht. Uit hoofde van de verkoop van het direct vastgoed heeft SBZ een belegging in vastgoedfinanciering. De looptijd van deze belegging is vijf jaar en indien mogelijk wordt deze belegging doorverkocht aan een andere belegger/vastgoedfinancier. Private equity Beleggingen in private equity vinden thans plaats in de private equity fondsen van Pantheon. Deze fondsen bestrijken de regio s Europa, Noord-Amerika (USA) en Azië. Het betreft (vooral) fund of fund-beleggingen. In 2012 zal een tweede fund of fund-manager worden geselecteerd. SBZ verkrijgt volledige doorzicht in de onderliggende beleggingen. Infrastructuur Het Infrastructuur mandaat wordt eveneens door Pantheon via een fund of fund-belegging beheerd. Daarnaast wordt door Pantheon voor SBZ een speciaal mandaat beheerd, omdat SBZ een zwaarder belang in cash genererende infrastructuur wenst, dan in het betreffende fund of fund aanwezig is. SBZ verkrijgt volledige doorzicht in de onderliggende beleggingen. ABTN BPF Zorgverzekeraars pagina 16 66

Leveraged loans Het betreft hier een portefeuille leningen, waarop onderpand/zekerheid is verkregen. De allocatie naar deze titel moet in relatie worden gezien met de allocatie naar High Yield, die onderdeel is van de allocatie naar vastrentende waarden. De allocatie naar leveraged loans wordt gerealiseerd via een participatie in een beleggingsfonds. In 2012 zal een tweede fonds worden geselecteerd. Cash De allocatie naar cash wordt vooral aangehouden om een beroep te kunnen doen op kasmiddelen indien transacties in het kader van strategische afdekkingen (valuta en rente) daartoe noodzaken. 5.3.6 Randvoorwaarden renterisico Dit risico bestaat doordat beleggingen en verplichtingen niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. In 2006 is besloten het renterisico over de pensioenverplichtingen te beperken met behulp van een dynamische afdekkingstrategie. Deze strategie wordt jaarlijks vastgesteld. Ieder kwartaal wordt aan de hand van de dan bij SBZ geldende dekkingsgraad bepaald hoeveel de afdekking van het renterisico moet bedragen. Afhankelijk van de dekkingsgraad kan de afdekking van het renterisico variëren tussen 67% en 85%. De afdekking van het renterisico wordt naast inzet van de fysieke vastrentende portefeuille gerealiseerd door het aangaan van renteswap-contracten. De rentehedge is per 1 juli 2007 geïmplementeerd. 5.3.7 Randvoorwaarden valutarisico Het valutarisico van emerging markets wordt strategisch niet afgedekt. De afdekking van deze valuta is kostbaar en daarnaast is de veronderstelling, dat deze valuta om reden van de snelle en structurele groei van de betreffende markten/economieën zullen appreciëren. Voor de volwassen markten geldt, dat het valutarisico voor de belangrijkste markten grotendeels wordt afgedekt (70-100%). De valutahedge is per 1 juli 2007 geïmplementeerd. 5.3.8 Randvoorwaarden Maatschappelijk Verantwoord Beleggen SBZ heeft ervoor gekozen om een nadere invulling te geven aan het beleid voor verantwoord beleggen. Uitsluitingenbeleid Het pensioenfonds hanteert een uitsluitingenbeleid. Er wordt niet belegd in een achttal ondernemingen; het betreft vooral producenten van controversiële wapens. Daarnaast wordt niet belegd in een drietal landen (Iran, Noord-Korea en Somalië). Global Compact en engagement SBZ onderzoekt of het verdere stappen zal nemen in het onderschrijven van de Global Compact van de Verenigde Naties in verband met het beleggingsbeleid. De Global Compact bestaat uit tien principes die gerelateerd zijn aan mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anticorruptie. Zij vinden hun oorsprong in internationaal breed geaccepteerde verdragen zoals de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens en de conventies van de International Labour Organisation. SBZ heeft met ingang van 2009 ervoor gekozen om zijn invloed als aandeelhouder te gebruiken om ondernemingen aan te zetten tot gewenst gedrag in lijn met de Global Compact. Dit wordt engagement genoemd. SBZ heeft Robeco als engagement-manager aangesteld. ABTN BPF Zorgverzekeraars pagina 17 66

Corporate governance Stemmen op aandeelhoudersvergaderingen SBZ is een wereldwijde aandelenbelegger en heeft ervoor gekozen het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen over te dragen aan Robeco. Zo is SBZ in staat wereldwijd te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen van bedrijven waarin het belegd. Met het feit, dat Robeco ook als voting-agent optreedt, is geborgd, dat het stembeleid in overeenstemming is met het engagement. Robeco houdt rekening met internationaal geaccepteerde corporate governance-codes. Daarnaast houdt Robeco rekening met de lokale wet- en regelgeving, waaronder regels voor corporate governance. Op de website van SBZ wordt gerapporteerd over het engagement en het stemgedrag. 5.4 Resultaatsevaluatie Elk kwartaal wordt in een rapportage door de vermogensbeheerder het volgende vastgelegd: de ontwikkeling van de dekkingsgraad gedurende het kwartaal; een actuele stand van de waarde van het vermogen en de verplichtingen; de omvang van het vereist vermogen; de behaalde rendementen in het kwartaal en vanaf de vorige jaarultimo per beleggingscategorie, inclusief de derivatenportefeuilles; een toelichting op het rendement, het gevoerde beleid en de risicometing; een overzicht van de ondernomen acties. Naast de kwartaalrapportages wordt door de Vermogensbeheerder ook op maandbasis een portefeuilleoverzicht en rendementsoverzicht verstrekt. Voor de berekening van de behaalde performance zijn de gegevens van de custodian (Northern Trust) leidend. Syntrus Achmea ziet erop toe, dat de door de vermogensbeheerders gerapporteerde performance overeenstemt met de door de custodian gerapporteerde cijfers. ABTN BPF Zorgverzekeraars pagina 18 66

6 De organisatie van het pensioenfonds 6.1 Bestuurlijke organisatie SBZ wordt bestuurd door een bestuur, bestaande uit acht leden. De helft van het aantal bestuursleden (werkgeversleden) wordt benoemd door Zorgverzekeraars Nederland. De andere helft (werknemersleden) worden benoemd door de werknemersorganisaties. Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en vice-voorzitter aan, op zodanige wijze, dat beide groepen van leden van het bestuur in deze functies zijn vertegenwoordigd. De beide functies worden voor de tijd van één jaar vervuld, waarna het lid dat als voorzitter is opgetreden, vice-voorzitter wordt en omgekeerd. Bij de samenstelling van het bestuur wordt rekening gehouden met de criteria als vastgelegd in het deskundigheidsplan van SBZ. In het deskundigheidsplan zijn de aanwezige en benodigde deskundigheid en competenties van de bestuursleden vastgelegd alsmede een daaruit voortvloeiend opleidingsplan. Onderdeel van het deskundigheidsplan zijn tevens de functieprofielen en de toetsingsprocedure voor nieuwe bestuursleden. SBZ kent een adviesorgaan in de vorm van een deelnemersraad, bestaande uit tien leden. De pensioengerechtigden zijn in de deelnemersraad naar evenredigheid van aantal vertegenwoordigd. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de deelnemersraad zijn vastgelegd in een reglement deelnemersraad. Het bestuur komt in de regel minimaal zes keer per jaar in vergadering bijeen. Voorts belegt (een delegatie van) het bestuur in de regel minimaal vier keer per jaar een vergadering met de deelnemersraad. Tenminste tweemaal per jaar bespreekt (een delegatie van) het bestuur het gevoerde beleid en de resultaten daarvan met het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zes leden. De deelnemers, de pensioengerechtigden en aangesloten organisaties zijn in gelijke aantallen vertegenwoordigd. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in een reglement verantwoordingsorgaan. Het bestuur draagt zorg voor een transparant intern toezicht met betrekking tot het functioneren van (het bestuur van) SBZ. Hiertoe is een visitatiecommissie ingesteld, bestaande uit drie onafhankelijke deskundigen. Het bestuur en de visitatiecommissie komen tenminste eenmaal per drie jaar in vergadering bijeen. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de visitatiecommissie zijn vastgelegd in een reglement intern toezicht. Het bestuur heeft een onafhankelijke Commissie van Beroep aangewezen. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de Commissie van Beroep zijn vastgelegd in een reglement Commissie van Beroep in aanvulling op het reglement klachten- en geschillenprocedure van SBZ. Het bestuur heeft de bevoegdheid tot het vaststellen en/of wijzigen van de statuten en daarmee samenhangende reglementen en het pensioenreglement. Daarmee is het bestuur verantwoordelijk voor het pensioenbeleid, waaronder begrepen het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid. ABTN BPF Zorgverzekeraars pagina 19 66

Het bestuur heeft twee bestuurlijke commissies ingesteld: een audit- en compliancecommissie (met name ten behoeve van de monitoring van de pensioenuitvoering, compliance en risicobeheersing); een beleggingscommissie (met name ten behoeve van de monitoring van de uitvoering van het beleggingsbeleid). De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bestuurlijke commissies zijn vastgelegd in een reglement. De algemene taak van deze commissies is het voorbereiden van onderwerpen waar het bestuur een besluit over moet nemen. De commissies kunnen tijdens de voorbereidingsfase dieper ingaan op de achtergronden en de consequenties van te nemen beslissingen. De leden van de bestuurlijke commissies worden hierin bijgestaan door deskundigen van de uitvoerder (zie paragraaf 6.2) en eventueel door andere externe deskundigen. Het bestuur beschikt over een compliance charter en compliance program. Ter bevordering van een correct (in het belang van SBZ) gebruik van de bij SBZ aanwezige informatie is een gedragscode opgesteld. Deze gedragscode geldt voor bestuursleden, voor leden van de deelnemersraad, voor leden van het verantwoordingsorgaan en externe leden van de bestuurlijke commissies. Het risicobeleid van SBZ is op hoofdlijnen vastgelegd in de verklaring inzake beleggingsbeginselen (zie bijlage 2). De nadere uitwerking van de diverse risicocategorieën wordt vastgelegd in een dynamisch risicobeheerraamwerk. Het communicatiebeleid ligt vast in het communicatiebeleidsplan. Dit meerjarenplan vormt de basis voor de jaarlijkse activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie, die worden vastgelegd in een communicatiejaarplan. 6.2 Uitbestede taken Het bestuur heeft de uitvoerende taken aangaande het pensioen- en vermogensbeheer uitbesteed. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn vastgelegd in overeenkomsten die voldoen aan de eisen van de Pensioenwet en de richtlijnen van de Nederlandsche Bank en van de Autoriteit Financiële Markten. De pensioen- en vermogensbeheerorganisaties voeren daarnaast in overleg met en met behulp van externe adviseurs het beleidsvoorbereidende werk uit. Pensioenbeheer Het bestuur heeft de uitvoering van het pensioenbeheer uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer NV (verder: Syntrus Achmea). Het bestuur heeft daarbij Syntrus Achmea gemandateerd voor de hieraan verbonden werkzaamheden. Het bestuur heeft onder meer de volgende taken uitbesteed aan Syntrus Achmea: Het afsluiten van uitvoeringsovereenkomsten met werkgevers. Het met werkgevers afsluiten van overeenkomsten inzake deelname aan de aanvullende en/of vrijwillige pensioenregelingen. Het invorderen van de relevante pensioenpremie. Het vaststellen van de (premievrije) pensioenaanspraken. Het vaststellen van de hoogte van de pensioenuitkeringen en het uitbetalen hiervan. Het informeren van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden overeenkomstig het bepaalde in de Pensioenwet. De (gewezen) deelnemers ontvangen jaarlijks een Uniform PensioenOverzicht. De pensioengerechtigden ontvangen jaarlijks een jaaropgave. Het organiseren en voorbereiden van de vergaderingen van de diverse bestuursgremia; Het vervaardigen van een concept-jaarverslag, een concept-jaarrekening en de staten voor De Nederlandsche Bank; Het monitoren van het vermogensbeheer. ABTN BPF Zorgverzekeraars pagina 20 66