Wat is prostaatkanker?



Vergelijkbare documenten
Screening op prostaatkanker

Het opsporen van prostaatkanker

Persoonlijk Informatie Dossier. Prostaatkanker: behandelingen

Prostaatkanker: algemene info

Prostaatkanker Wat zijn de behandelmogelijkheden. Joost de Baaij, verpleegkundig specialist Marikenhuis 3 juni 2019

KCE Report 194 & 226 Gelokaliseerde prostaatkanker 1 1. ALGORITME


MRI spoort prostaatkanker nauwkeurig op

PCA3.

Patiënteninformatiedossier (PID) Prostaatkanker. onderdeel ZIEKTEBEELD. PROSTAATKANKER Ziektebeeld

lyondellbasell.com PROSTAATKANKER

PSA Vlaanderen vzw. Prostaatkanker. Omdat weten belangrijk is!

De indicatoren over borstkanker, die in kader van het VIP²-project worden opgevolgd zijn:

Inschatting van het risico op uitzaaiingen van prostaatkanker

Patiënteninformatiedossier (PID) PROSTAATKANKER. onderdeel HORMONALE THERAPIE. PROSTAATKANKER Hormonale therapie

Urologie. Richard van der Linden Thijn de Vocht

Prostaatkanker, wat nu?

Prostaatkanker. 07 september De Prostaat

Prostaatbiopsie. Consultatie urologie

BRACHYTHERAPIE Jodiumimplantatie bij de behandeling van prostaatkanker

Beentumoren (=bottumoren)

Prostaatkanker, informatie over de behandeling

Kwaadaardige prostaatgezwellen

De keuze maken. Beslissingshulp voor mannen met vragen over vroegtijdige opsporing van prostaatkanker

Komt een man bij de dokter

Hormoonbehandeling bij prostaatkanker Urologie

info voor de patiënt Hormoontherapie bij prostaatkanker UZ Gent, Uro-oncologische groep

Bijscholing Heelkunde. St-Jozefkliniek 16 oktober 2014

7,3. Werkstuk door een scholier 1419 woorden 9 december keer beoordeeld. Botkanker (oftewel: beentumoren)

Hormonale behandeling van prostaatkanker

De gidsbijprostaatkanker -Uroloog Roderick van den Bergh St Antonius Ziekenhuis, Utrecht

NRLP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts

Werkafspraken prostaatkanker, IKNL regionale werkgroep urologische tumoren locatie Amsterdam.

PROSTAATKANKER. Welke behandeling past het best bij u?

Patiënteninformatie. Brachytherapie bij prostaatkanker

Urologie. Prostaatpunctie

dagziekenhuis inwendige geneeskunde Zoledroninezuur

3.3 Borstkanker bij de man

Disclosure belangen J.L.L.M. Coenen. Lid adviesraad cabazitaxel; Sanofi Sprekersvergoeding Astellas

> Robot-gestuurde precisiechirurgie in de behandeling van prostaatkanker

Behandeling borstkanker

Hormonale behandeling van prostaatkanker

behandelingen-bij-borstkanker/

Behandelingen bij longkanker. inclusief klinische studie immuuntherapie

Behandelingsopties voor urologische aandoeningen. Infobrochure SAP 14590

Robot-geassisteerde radicale laparoscopische

Trastuzumab (Herceptin )

Prednison (corticosteroïden)

Afwachten bij prostaatkanker

PROSTAATKANKER.... Hoe nu verder? Alvast wat eerste antwoorden op uw talrijke vragen

PROSTAATKANKER PROSTAATKANKER WELKE BEHANDELING PAST HET BEST BIJ U?

PATIËNTENINFORMATIE. VERWIJDEREN VAN DE PROSTAAT Laparoscopische prostatectomie met behulp van robotchirurgie

UW BEHANDEL- GIDS VOOR ADCETRIS

Behandelingen bij prostaatkanker

KWALITEITSINDICATOREN BORSTKANKER AZ KLINA

Vlaams Indicatorenproject VIP²: Kwaliteitsindicatoren Borstkanker

oorspronkelijk chirurgisch vakgebied M. Lieburg: steensnijders mei 1552 protospecialist

Uitzaaiingen in de wervelkolom

Familiaire Mediterrane Koorts

Vlaams Indicatoren Project VIP²

Verkorte titel: de effecten van budesonide op de bijwerkingen van cabazitaxel bij patiënten met prostaatkanker

Radium-223 therapie. Nucleaire geneeskunde

Patiënteninformatie Focal One HIFU Robot. Behandeling van gelokaliseerde prostaatkanker HIFU ROBOT

Prednison / Prednisolon (corticosteroïden) bij Inflammatoire darmziekten (ziekte van Crohn, Colitis Ulcerosa)

Aandeel van patiënten met invasieve borstkanker waarbij een ER, PR en/of HER2 statusbepaling werd uitgevoerd vóór enige systemische behandeling

Robot-geassisteerde radicale prostatectomie (RALP)

Basisbegrippen Oncologie

PSA-screening To do or not to do? Dr. Ludo Vanden Bussche uroloog

Prednison bij ziekte van Crohn en colitis ulcerosa Maag-Darm-Levercentrum

Blaaskanker 6 november 2017

Afwachten bij prostaatkanker Active surveillance

Behandelingen bij prostaatkanker

C. 1. Hormoonbehandeling

EWINGSARCOOM Wat betekent het?

COMPLICATIES Lange termijn complicaties Complicaties van de ogen (retinopathie) Complicaties van de nieren (nefropathie)

Prostaatkanker: Behandeling door oncoloog. Jarmo Hunting

De indicatoren omtrent borstkanker, die in kader van het VIP²-project worden opgevolgd zijn :

Annex I Wetenschappelijke conclusies en redenen voor wijziging van de voorwaarden verbonden aan de vergunningen voor het in de handel brengen

Patiënteninformatie Focal One HIFU Robot. Behandeling van gelokaliseerde prostaatkanker HIFU ROBOT

AZ Monica, campus Antwerpen Harmoniestraat Antwerpen T F

OPERATIE AAN TEELBALLEN VOOR DE BEHANDELING VAN PROSTAATKANKER ORCHIDECTOMIE

Maag-, darm- en leverziekten

Kanker van de baarmoeder

Prednis(ol)on bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa

Behandeling van dikke

EWINGSARCOOM KANKERCENTRUM

RZ Heilig Hart Leuven Naamsestraat Leuven. Dienst Urologie. Informatie voor patiënten. De brachytherapie

Goedaardige prostaatvergroting

Borstkanker indicatoren - Resultaten voor

Borstkanker en hormoontherapie

BESTRALING PROSTAATKANKER

dr. Bente Felix, huisarts Antoine Engelen, radiotherapeut Jorg Oddens, uroloog

Informatiebrochure. Prostaatbiopt. Transrectale biopsie van de prostaat.

Prednis(ol)on. bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa. Informatiefolder. N-ICC folder PRED uitgave november 2014

Hormoontherapie bij prostaatkanker

Prednison, prednisolon (corticosteroïden)

Heeft chirurgie of radiotherapie nog zin bij uitgezaaide prostaatkanker?

Samenvatting van dr. J.J. Koornstra (maag-darm-leverarts) en prof. dr. R.M.W.Hofstra

Informatie over de behandeling met het medicijn predniso(lo)n bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa

Hoe wordt de diagnose gesteld? De diagnose wordt gesteld door de patholoog op basis van bij u afgenomen schildklierweefsel.

Transcriptie:

Prostaatkanker Wat is prostaatkanker? We leggen het u graag uit. www.antikankerfonds.org www.esmo.org ESMO/AKF Patient Guide Series Gebaseerd op de medische praktijk aanbevelingen van ESMO

PROSTAATKANKER: GIDS VOOR PATIËNTEN PATIËNTENINFORMATIE OP BASIS VAN DE ESMO-RICHTLIJNEN Deze Gids voor Patiënten werd voorbereid door het Antikankerfonds om patiënten en hun familie te helpen een beter inzicht te krijgen in prostaatkanker en de bijbehorende behandelingen. We raden de patiënten aan om hun artsen te vragen welke tests of behandelingen nodig zijn voor hun ziekte en ziektestadium. De medische informatie in deze gids is gebaseerd op de medische praktijkaanbevelingen van de European Society for Medical Oncology (ESMO) voor de behandeling van prostaatkanker. De Gids voor Patiënten is opgesteld in samenwerking met ESMO en wordt verspreid met de toestemming van ESMO. Het is geschreven door een arts en nagelezen door twee oncologen van ESMO, waaronder de verantwoordelijke voor de overeenkomstige clinical practice guidelines voor professionals. Het is ook nagelezen door patiëntenvertegenwoordigers van de Cancer Patient Working Group van ESMO. Meer informatie over het Antikankerfonds: www.antikankerfonds.org Meer informatie over de European Society for Medical Oncology: www.esmo.org Woorden die met een sterretje zijn aangeduid, worden achteraan dit document uitgelegd. Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 1

Inhoudstafel Weetjes over prostaatkanker... 3 Definitie van prostaatkanker... 5 Komt prostaatkanker vaak voor?... 6 Wat veroorzaakt prostaatkanker?... 7 Hoe wordt de diagnose van prostaatkanker gesteld?... 8 Wat moet men weten voor een optimale behandeling?... 10 Wat zijn de behandelingsmogelijkheden?... 13 Welke zijn de mogelijke neveneffecten van de behandeling?... 19 Wat gebeurt er na de behandeling?... 21 Woordenlijst... 25 Deze tekst is geschreven door Dr. Ana Ugarte (Antikankerfonds) en nagelezen door Dr. Svetlana Jezdic (ESMO), Prof. Louis Denis (Cancer Patient Working Group van ESMO) en Prof. Raphael Catane (Cancer Patient Working Group van ESMO). De huidige versie weerspiegelt de laatste wijzigingen die aangebracht werden aan de ESMO Richtlijnen. De wijzigingen werden aangebracht door Dr. Ana Ugarte (Antikankerfonds) en werden nagelezen door Dr. Svetlana Jezdic (ESMO), Prof. Alan Horwich (ESMO), Prof. Raphael Catane (ESMO Cancer Patient Working Group), Prof. Louis Denis (The European Prostate Cancer Coalition en ESMO Cancer Patient Working Group), Anita Waldman (ESMO Cancer Patient Working Group) en Zorana Stokic (ESMO Cancer Patient Working Group). Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 2

WEETJES OVER PROSTAATKANKER Definitie van prostaatkanker Prostaatkanker ontstaat in het prostaatweefsel, een klier in het mannelijke voortplantingsstelsel die onder de blaas en voor de endeldarm of het rectum* ligt. De prostaatklier bestaat uit 2 symmetrische kwabben. Het mag niet worden verward met benigne* prostaathyperplasie (BPH). BPH wordt gekenmerkt door een toename van het aantal prostaatcellen, die niet uitzaaien naar andere delen van het lichaam. Diagnose De volgende symptomen kunnen wijzen op prostaatkanker: vaker moeten urineren, moeilijkheden bij het beginnen urineren, meerdere keren per nacht moeten opstaan om te urineren, urgentie of gevoel van noodzaak om te urineren. De diagnose zal ondersteund worden door een lichamelijk onderzoek en de meting van het gehalte van een proteïne* dat door de prostaat wordt aangemaakt in het bloed (PSA*). De diagnose kan uitsluitend bevestigd worden mits een analyse van de delen van het prostaatweefsel onder een microscoop (biopsie*). Behandeling naargelang de omvang van de ziekte (onderverdeeld in verschillende stadia) Stadium I en II prostaatkankers worden lokale of vroege kankers genoemd omdat de tumor zich beperkt tot de prostaat: o Wanneer de kanker in een erg vroeg stadium wordt vastgesteld en wanneer men ervan uitgaat dat de risico s van de behandeling kunnen opwegen tegen de voordelen, kan een kijk en wacht -aanpak besproken worden. Deze aanpak bestaat uit regelmatige controles zonder interventie tenzij de controle aangeeft dat de tumor aan het groeien is. o In alle andere gevallen zijn chirurgie en radiotherapie* even werkzaam. Ze kunnen echter verschillende neveneffecten veroorzaken, dus risico s en voordelen van beide dienen besproken te worden met alle patiënten. Daarenboven zal ook hormoontherapie* toegediend worden. o Hormoontherapie* alleen kan voorgesteld worden aan bejaarde patiënten en aan patiënten die niet geschikt zijn voor of niet willen behandeld worden met radiotherapie* of chirurgie. Stadium III prostaatkankers worden lokaal gevorderde kankers genoemd omdat de tumor zich verspreid heeft doorheen de buitenste laag van de prostaat, de capsule genaamd: o Radiotherapie* en additionele hormoontherapie* is de standaardbehandeling. o In bepaalde gevallen kan chirurgie ook een optie zijn. Stadium IV prostaatkankers worden gevorderd of gemetastaseerd* genoemd omdat de tumor zich verder verspreid heeft: o Hormoontherapie* is de standaardbehandeling. o Chirurgie en radiotherapie* kunnen ook de kanker gerelateerde symptomen verlichten. Opvolging Om na te gaan of de kanker teruggekeerd is, wordt het PSA* regelmatig gemeten. Een verhoging van de PSA*-waarden is niet voldoende om te kunnen bevestigen dat de kanker terug is, vandaar dat de resultaten gecombineerd moeten worden met andere bevindingen zoals een positieve biopsie* of abnormale CT-scan*-resultaten. Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 3

De opvolging tracht ook de neveneffecten te evalueren van de behandeling en psychologische steun en informatie te verlenen om de terugkeer naar een normaal leven te bevorderen. Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 4

DEFINITIE VAN PROSTAATKANKER Prostaatkanker is een kanker die ontstaat in weefsels van de prostaat (een klier in het mannelijke voortplantingsstelsel die onder de blaas en voor de endeldarm of het rectum* ligt). Prostaatkanker treft gewoonlijk oudere mannen, maar mag niet worden verward met benigne* prostaathyperplasie (BPH). BPH wordt gekenmerkt door een toename van het aantal prostaatcellen, die niet uitzaaien naar andere delen van het lichaam. De symptomen hiervan houden verband met de samendrukking van de omliggende structuren, d.w.z. de plasbuis of urethra*. Anatomie van het mannelijke voortplantings- en urinewegstelsel met de prostaat (prostaatklier), de teelballen (testis), de blaas (bladder) en andere organen. Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 5

KOMT PROSTAATKANKER VAAK VOOR? Prostaatkanker is de meest voorkomende kanker bij mannen. In Europa krijgt ongeveer 1 man op 10 ooit prostaatkanker. In sommige landen in Noord-Europa en het Middellandse Zeegebied is de kans op prostaatkanker kleiner. In Europa werd in 2008 bij ongeveer 382000 mensen in totaal, of gemiddeld 65 mannen per 100000, prostaatkanker vastgesteld, met 18 in Griekenland tot 126 in Ierland. Dit verschil hangt af van de frequentie van het gebruik van prostaatkankeronderzoeken per land. In de beginfasen kan het zijn dat prostaatkanker geen symptomen veroorzaakt. In verder algemeen gezonde mannen tussen 55 en 69 jaar wordt het vaak opgespoord door een bloedonderzoekstest, genaamd prostaat-specifiek antigeen (PSA*). Men heeft beweerd dat het screenen met de PSA*-test het dodental te wijten aan prostaatkanker tot 20 % verlaagt, al is het erg controversieel. Prostaatkanker ontwikkelt echter relatief traag en de symptomen die worden waargenomen wijzen op een gevorderd stadium. Het nut van deze screeningsmethode werd erg veel bestudeerd en men neemt aan dat, hoewel het zeker het dodental door prostaatkanker een beetje doet afnemen, vele patiënten over-behandeld zouden kunnen worden, hetgeen hun levenskwaliteit onnodig doet afnemen. Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 6

WAT VEROORZAAKT PROSTAATKANKER? Het is nog niet helemaal duidelijk waarom prostaatkanker ontstaat. Er zijn enkele risicofactoren* geïdentificeerd. Een risicofactor* verhoogt de kans dat een tumor zich ontwikkelt, maar volstaat niet of is niet noodzakelijk om kanker te veroorzaken. Een risicofactor* is dus geen oorzaak op zich. Sommige mannen met deze risicofactoren* zullen nooit prostaatkanker krijgen terwijl andere mannen zonder deze risicofactoren*, toch prostaatkanker zullen ontwikkelen. De belangrijkste risicofactoren* van prostaatkanker zijn: Veroudering: Het risico van prostaatkanker wordt sterk beïnvloed door de leeftijd. Boven de leeftijd van 50 jaar neemt het risico jaarlijks sterk toe. Het exacte mechanisme is nog niet gekend, maar kan te maken hebben met de veroudering van de cellen en veranderingen in het DNA* die daarmee samengaan. Etniciteit of ras: In geïndustrialiseerde landen is het risico op prostaatkanker groter bij zwarte mannen dan bij blanke en Aziatische mannen. De redenen zijn onduidelijk. Genen: Uit recent onderzoek blijkt dat verschillende erfelijke genen een hoger risico op prostaatkanker geven, maar blijkbaar zijn ze maar voor een klein aantal gevallen verantwoordelijk. Er worden studies ontwikkeld om na te gaan of testen voor het opsporen van deze genen nuttig zijn om het risico op prostaatkanker te voorspellen. Familiale voorgeschiedenis van prostaatkanker: Er blijkt ook een familiale aanleg te zijn voor prostaatkanker, vooral bij mannen van wie de vaders of broers prostaatkanker hebben (of hebben gehad). Dieet: Het is onduidelijk of eetgewoontes en levensstijl een rol spelen in de ontwikkeling van prostaatkanker. Enkele studies suggereren dat een dieet rijk aan rood vlees of melkproducten het risico op prostaatkanker lichtjes verhoogt. Anderzijds geven enkele studies aan dat een dieet rijk aan lycopeen (een stof uit tomaten) en selenium (een mineraal* dat vooral voorkomt in granen, vis en schaal- en schelpdieren, eieren en vlees) het risico op prostaatkanker lichtjes verlaagt. Ook obesitas of overgewicht verhoogt het risico op prostaatkanker. Levensstijl: Roken kan het risico op prostaatkanker enigszins verhogen, terwijl bij mensen die vaak bewegen het risico lichtjes verlaagd is. Hormonen: Hoge concentraties van testosteron* in het bloed zijn geassocieerd met een verhoogd risico op prostaatkanker. Enkele groeihormonen zijn ook in verband gebracht met kanker, maar er zijn meer studies nodig om dit te bewijzen. Nog andere factoren worden in verband gebracht met een verhoogd risico op prostaatkanker, maar de bewijzen hiervoor zijn niet eenduidig. Jammer genoeg kunnen de factoren* die het risico van prostaatkanker het sterkst beïnvloeden, zoals leeftijd, etniciteit, genen en familiale voorgeschiedenis van prostaatkanker, niet worden veranderd. Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 7

HOE WORDT DE DIAGNOSE VAN PROSTAATKANKER GESTELD? Prostaatkanker kent een langzaam verloop en symptomen treden gewoonlijk pas op in een gevorderd ziektestadium. Op dat moment zijn enkele veel voorkomende klachten: het vaker moeten plassen, moeilijk plassen, 's nachts vaak moeten opstaan om te plassen en het gevoel onmiddellijk te moeten plassen. Andere minder vaak voorkomende symptomen zijn bloed in de urine en het sperma, botpijn en verminderde controle over de blaas. Deze symptomen zijn minder specifiek dan de vorige. Derhalve moeten mannen met deze symptomen, of risicofactoren* zoals leeftijd of familiale voorgeschiedenis van prostaatkanker, verder worden onderzocht. Het vermoeden van kanker berust op het bepalen van PSA*-waarden in het bloed en een rectaal toucher (ook PPA, palpatio per anum, genoemd) voor patiënten met symptomen, of patiënten die tijdens een gewone check-up een screening vragen. De PSA en PPA resultaten moeten steeds worden bevestigd met een biopsie* en een histopathologisch onderzoek. 1. Rectaal toucher (PPA): PPA is een klinisch onderzoek* om de grootte, de hardheid, de gevoeligheid en de randen van de prostaat te controleren. Omdat de prostaat vóór het rectum* ligt, kan de arts met de vinger (in een handschoen met glijmiddel) via de aars de prostaat voelen. Een PPA op zich kan tot de helft van de gevallen van prostaatkanker over het hoofd zien. Daarom moet het in combinatie met een PSA*-test uitgevoerd worden bij een correct geïnformeerde patiënt waarbij er een klinisch vermoeden van prostaatkanker is of wanneer deze gescreend wil worden voor prostaatkanker. 2. PSA-test*: PSA staat voor prostaatspecifiek antigeen*. Het is een eiwit* dat uitsluitend door de prostaat wordt aangemaakt. De PSA-test meet de concentratie van PSA in het bloed. PSA is van nature in het bloed aanwezig, maar een verhoogde waarde kan op prostaatkanker wijzen. Bij patiënten die geen symptomen vertonen zullen de PSA-waarden na verloop van tijd gecontroleerd worden om veranderingen te evalueren. Bij patiënten met een vermoeden van kanker wordt een biopsie* aanbevolen. Prostaatkanker is evenwel niet de enige reden waarom de PSA-waarde verhoogt. Nietkwaadaardige toestanden zoals een ontsteking (prostatitis), een infectie aan de urineweg en benigne prostaathyperplasie* kan ervoor zorgen dat PSA-waarden stijgen. Het toedienen van bepaalde geneesmiddelen, het eerder hebben laten uitvoeren van een prostaatbiopsie* of PPA, het rijden op een fiets of het hebben van seks, zijn normale redenen voor een verhoogde waarde van PSA. Deze situaties dienen vermeden te worden voordat men de PSA gaat meten. 3. Biopsie: De diagnose kan alleen worden bevestigd met behulp van het laboratoriumonderzoek van een staal van de tumorcellen (biopsie*). Bij deze procedure worden stukjes van het prostaatweefsel Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 8

afgenomen om de cellen te onderzoeken. De stalen kunnen worden afgenomen met behulp van een naald die via het rectum*, het perineum* of de urethra* wordt ingebracht. Rectale route: Wanneer de biopsie* via de endeldarm of het rectum* wordt uitgevoerd moet vóór de procedure een lavement of klysma* worden gezet om het rectum* uit te spoelen. Antibiotica* kunnen het risico op infectie verlagen. Dit kan onder plaatselijke of algemene verdoving. Transrectale echografie* (TRUS) wordt gewoonlijk gebruikt om de naald naar de correcte biopsieplaats te geleiden; soms wordt ook een naaldgeleider aan de vinger van de arts bevestigd. Hij/zij moet een vinger in het rectum* inbrengen. De naald wordt dan langs de geleider door de wand van het rectum* in de prostaat geschoven; de naald wordt gedraaid om weefselstalen af te nemen en daarna teruggetrokken. Een transrectale biopsie* duurt ongeveer 30 minuten. Dit is de meest gebruikelijke route om een prostaatbiopsie uit te voeren. Perineale route: Een biopsie* via het perineum* kan onder algemene of plaatselijke verdoving worden uitgevoerd. De arts brengt zijn/haar vinger in het rectum* van de patiënt in om de prostaat vast te houden terwijl stalen worden afgenomen. In de huid van het perineum* van de patiënt wordt een kleine snede (incisie) gemaakt waarlangs de naald in de prostaat wordt ingebracht. Om een weefselstaal af te nemen, wordt de naald voorzichtig gedraaid en vervolgens teruggetrokken. Er wordt druk uitgeoefend om de bloeding te stoppen en over de snede wordt een verbandje aangebracht. Dergelijke biopsie* duurt gewoonlijk 15 tot 30 minuten. Urethrale route: Een biopsie* via de plasbuis of urethra* kan onder algemene, epidurale of plaatselijke verdoving worden uitgevoerd. Een smalle buis met camera en lichtbron (cystoscoop) wordt in de urethra* ingebracht. Dit laat de arts toe de prostaat rechtstreeks te bekijken. Via de cystoscoop wordt een metalen lusje ingebracht om kleine stukjes van het prostaatweefsel af te schrapen. Een transurethrale biopsie* duurt gewoonlijk 30 tot 45 minuten. Meestal worden gelijktijdig verschillende biopsies* van verschillende delen van de prostaat afgenomen. Hierdoor kan de arts bepalen waar de kankercellen zitten en hoe de kanker groeit. Om infectie te voorkomen moet vóór de procedure antibiotica* worden voorgeschreven. Later zal een tweede histopathologisch onderzoek van de operatief verwijderde tumor en lymfeklieren* worden uitgevoerd. Beslissen of een biopsie* al dan niet nodig is, dient genomen te worden naar aanleiding van de PPAresultaten, de omvang van de prostaat, etniciteit, leeftijd, andere ziekten, voorgeschiedenis van kanker in de familie, de keuzes van de patiënt, de voorgeschiedenis van een eerdere biopsie* en de PSA*-waarde. In het geval van een verhoogde PSA* en negatieve initiële biopsies, kan een nieuwe urinetest, PCA3-test genaamd, uitgevoerd worden om te bepalen of nieuwe biopsies aangewezen zijn. Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 9

WAT MOET MEN WETEN VOOR EEN OPTIMALE BEHANDELING? Om de beste behandeling te kunnen bepalen, moeten artsen verschillende elementen verzamelen over de patiënt en de kanker. Relevante informatie over de patiënt Persoonlijke medische voorgeschiedenis Het vóórkomen van kanker bij verwanten, in het bijzonder prostaatkanker Resultaten van het door de arts uitgevoerde klinisch onderzoek* Algemeen welzijn Resultaten van bloedonderzoeken uitgevoerd om de witte bloedcellen*, de rode bloedcellen* en de bloedplaatjes* te tellen en om problemen met lever- en nierfunctie en botproblemen op te sporen. Leeftijd en levensverwachting van de patiënt Andere ziekten van de patiënt zoals hart- en longproblemen of diabetes. De persoonlijke voorkeur van de patiënt voor een behandeling, rekening houdend met de mogelijke risico's en bijwerkingen en de kansen op welslagen (risico's en voordelen) Relevante informatie over de kanker Resultaten van de biopsie* De diagnose van prostaatkanker kan alleen worden bevestigd na een biopsie*. Bij deze procedure worden stukjes van de prostaat afgenomen om de cellen te onderzoeken. Zoals reeds uitgelegd, worden de stalen afgenomen met behulp van een naald die via het rectum*, het perineum* of de urethra* wordt ingebracht. Na analyse van de stalen, kent de patholoog de kanker een graad* toe, meestal volgens het Gleasonsysteem. Het Gleason-systeem maakt gebruik van cijfers van 1 tot 5, afhankelijk van hoe sterk de kankercellen nog op normale prostaatcellen lijken. 1 betekent dat de kankercellen sterk op normale prostaatcellen lijken. 5 betekent dat de kankercellen ongeordend verspreid liggen en dat het weefsel niet meer op normaal prostaatweefsel lijkt. 2, 3 en 4 bevinden zich tussen de twee uitersten. 1 en 2 worden niet langer gebruikt. De Gleason-score wordt bepaald door het optellen van de graad* van de meest voorkomende kankercellen bij de Gleason-waarde van de kankercel met de hoogste waarde die men waarneemt. Een Gleason-score =<6 is goed gedifferentieerd* of laaggradig. Doorgaans is de prognose* gunstiger. Een Gleason-score 7 is matig gedifferentieerd* of van intermediaire graad*. Doorgaans is de prognose* matig. Een Gleason-score 8-10 is slecht gedifferentieerd* of hooggradig. Doorgaans is de prognose* minder gunstig. Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 10

Soms zijn de resultaten van de biopsie* niet doorslaggevend en dient de procedure te worden herhaald. Stadiëring Artsen gebruiken stadiëring om de ernst van de kanker en de prognose* van de patiënt te evalueren. Gewoonlijk wordt het TNM-stadiëringssysteem gebruikt. De combinatie van T, grootte van de tumor en invasie van het omliggende weefsel, N, betrokkenheid van de lymfeklieren*, en M, metastase* of uitzaaiing van de kanker naar andere organen in het lichaam, wordt gebruikt om de kanker in één van de volgende stadia in te delen. Het stadium is essentieel om de juiste behandelingsbeslissing te nemen. Hoe hoger het stadium, hoe slechter de prognose*. De stadiëring wordt gewoonlijk tweemaal uitgevoerd: na klinisch onderzoek* en beeldvorming, en na de operatie. Bij een operatie kan de stadiëring immers worden beïnvloed door het resultaat van het laboratoriumonderzoek van de verwijderde tumor. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende stadia van prostaatkanker. Omdat de definities soms erg technisch zijn, kunt u de artsen best om meer uitleg vragen. Stadium Stadium I Stadium II Stadium III Stadium IV Definitie De tumor is beperkt tot één kwab van de prostaat, die twee kwabben heeft. Hij kan worden ontdekt bij een biopsie* uitgevoerd na vaststelling van een hoge PSAwaarde*. De kanker is niet uitgezaaid naar de lymfeklieren* of naar andere delen van het lichaam. De tumor is uitgezaaid naar de andere kwab en mogelijk de volledige prostaat, maar is niet door het prostaatkapsel gedrongen. De kanker is niet uitgezaaid naar de lymfeklieren* of naar andere delen van het lichaam. De tumor is van de prostaat uitgezaaid naar de zaadblaasjes*, een paar klieren boven de prostaat die een groot deel van het zaadvocht afscheiden. De kanker is niet uitgezaaid naar de lymfeklieren* of naar andere delen van het lichaam dan de zaadblaasjes*. De tumor is andere omliggende structuren binnengedrongen, bijvoorbeeld de endeldarm of het rectum*, de spieren of de bekkenwand; of is, ongeacht de invasie van omliggende structuren, uitgezaaid naar andere delen van het lichaam, zoals onder andere de lymfeklieren* en de botten. Risicocategorieën Om de agressiviteit van gelokaliseerde prostaatkankers te bepalen worden ze ingedeeld als laag, intermediair, of hoog risico, afhankelijk van de grootte van de tumor, de Gleason-score en de PSAwaarde*. Prostaatkanker met laag risico is een tumor die tot één kwab van de prostaat (die twee kwabben heeft) beperkt is, een Gleason-score < 7 heeft en een PSA-waarde* < 10 nanogram per mililiter (ng)/ml. Prostaatkanker met intermediair risico is een tumor die de andere kwab van de prostaat, gedeeltelijk of volledig, is binnengedrongen, en een Gleason-score = 7 of een PSA-waarde* tussen 11 en 19 ng/ml heeft. Prostaatkanker met hoog risico is een tumor die de omliggende Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 11

structuren van de prostaat is binnengedrongen met een Gleason-score > 7 of een PSA-waarde* >20 ng/ml. Wanneer het risico laag is, wordt er geen routinematige scintigrafie* van de botten aanbevolen. Het nut van de bot scintigrafie* is om na te gaan of de kanker zich verspreid heeft naar de botten.wanneer het risico intermediair is zijn er twee opties. Als men gepland heeft om de patiënt met radiotherapie* te behandelen, dient hij een magnetische resonantiebeeldvorming (MRI*) te ondergaan. Als men daarentegen gepland heeft om te opereren, dient men de risico s en voordelen van de verwijdering van lymfeklieren* tegen elkaar af te wegen op basis van de prognose*. Wanneer het risico hoog is, dient men een botscintigrafie* uit te voeren en een MRI* van het bekken te overwegen. Wanneer men vermoed dat de kanker verder is uitgezaaid buiten de botten (metastase*), zal men uitsluitend een botscintigrafie* uitvoeren indien de Gleason-score minstens 7 bedraagt en de PSA*-waarde hoger is dan 10 (ng)/ml. Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 12

WAT ZIJN DE BEHANDELINGSMOGELIJKHEDEN? Bij de planning van de behandeling is een interdisciplinair team van medische specialisten betrokken. Deze bijeenkomst van verschillende specialisten wordt multidisciplinair advies* of MOC (multidisciplinair oncologisch consult) genoemd. Tijdens deze bijeenkomst wordt de behandelingsplanning besproken op basis van de hierboven vermelde relevante informatie. De omvang van de behandeling hangt af van het kankerstadium, de kenmerken van de tumor en de risico's voor de patiënt. Er zijn vele soorten behandelingen, maar er is geen eenduidigheid over wat de optimale behandeling is. De onderstaande behandelingen hebben voordelen, risico's en tegenaanwijzingen. Het is aanbevolen om aan de oncologen te vragen wat de verwachte voordelen en risico's zijn van elke behandeling, om op hoogte te zijn van alle mogelijke gevolgen. Voor sommige behandelingen zijn verschillende mogelijkheden beschikbaar. Nadat de voordelen en de risico's van een specifieke behandeling tegenover elkaar zijn afgewogen, kan de juiste keuze worden gemaakt. Behandelingsplan volgens het stadium van prostaatkanker Behandelingsplan voor gelokaliseerde prostaatkanker (stadium I en II) Bij stadium I en II prostaatkanker is de tumor beperkt tot één of beide prostaatkwabben, zonder invasie van andere weefsels buiten de prostaat. De kanker is niet uitgezaaid naar de lymfeklieren* of naar andere delen van het lichaam. Bij lage risicopatiënten wordt waakzaam wachten* als een te overwegen optie beschouwd. Bij patiënten met een intermediair risico vormen chirurgie of radiotherapie* plus hormoontherapie* de behandeling. Louter hormoontherapie* kan voorgesteld worden aan bejaarde patiënten en patiënten die niet geschikt zijn voor een operatie of dit weigeren. Lage en intermediaire risico-kankerpatiënten behoren tot deze groep. In lage risicoprostaatkankerpatiënten is waakzaam wachten* een optie dat besproken dient te worden met artsen, aangezien men tot op heden niet heeft kunnen vaststellen dat het van start gaan met een vroegtijdige behandeling bij deze groep patiënten een voordeel zou bieden wat betreft de levensverlenging. Bij patiënten met een intermediair risico zijn de behandelingsopties onder meer: het volledig verwijderen van de prostaat door chirurgie, het toedienen van externe radiotherapie* plus hormoontherapie* (het verlagen van de testosteron*-waarden in het bloed) of het toedienen van brachytherapie*. Aan oudere patiënten zonder klachten en patiënten met andere ernstige gezondheidsproblemen, of diegenen die niet willen worden behandeld, kunnen een nauwgezette opvolging van hun aandoening en, bij erger worden van de klachten, een hormonenbehandeling of hormoontherapie* worden voorgesteld. De hormonenbehandeling heeft tot doel het testosterongehalte* te verlagen. Testosteron* is een hormoon dat de groei van kankercellen in de prostaat stimuleert. De therapie wordt aanbevolen te worden toegediend bij het verschijnen van tekens van ziekte progressie wanneer een patient onder de waakzaam wachten* strategie staat. Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 13

De behandelingen om de kankercellen te verwijderen of de tumor te doen krimpen zijn: Prostatectomie, of de operatieve verwijdering van de prostaat. Prostatectomie kan een aantal bijwerkingen hebben zoals urineincontinentie, impotentie en onvruchtbaarheid, door schade aan de structuren en de zenuwen die het vermogen om een erectie te krijgen controleren. Laparoscopische* prostatectomie is een vorm van prostatectomie met blijkbaar vergelijkbare resultaten als een open operatie, hoewel het iets langer kan duren voor de blaascontrole hersteld is. De zenuwsparende benadering van deze techniek verhoogt de kans op herstel van de seksuele activiteit. Laparoscopische* radicale prostatectomie met een robot lijkt gepaard te gaan met minder pijn en bloedverlies en een korter herstel dan een open operatie. Maar de tijd die chirurgen nodig hebben om de robottechnieken volledig onder de knie te krijgen is een onderschatte factor en aangezien dit een nieuwe techniek is, zijn de resultaten op lange termijn nog niet bekend. Radiotherapie*, of bestraling om kankercellen te doden, is ook een mogelijke behandeling. Kankercellen zijn minder goed in staat om te herstellen van de beschadiging van bestraling dan normale cellen, waardoor radiotherapie* als behandeling kan worden toegepast. Uitwendige radiotherapie* en brachytherapie* zijn twee gebruikte vormen van radiotherapie*. Bij uitwendige radiotherapie* is de bestraling afkomstig van een uitwendige bron die dan op de tumor wordt gericht. Conformele technieken zijn bijvoorbeeld intensiteitsgemoduleerde radiotherapie* en stereotactische chirurgie*. Bij brachytherapie* wordt de stralingsbron* in de prostaat geplaatst in de vorm van een radioactief bolletje. Radiotherapie* en prostatectomie zijn even doeltreffend. Om een keuze te maken moeten de bijwerkingen worden afgewogen en geëvalueerd. Dit moet gebeuren met de ondersteuning van een oncoloog-chirurg en een radiotherapeut. Behandelingsplan voor lokaal gevorderde prostaatkanker (stadium III): Bij stadium III prostaatkanker, is de tumor van de prostaat uitgezaaid naar de zaadblaasjes*. De kanker is niet uitgezaaid naar de lymfeklieren* of naar andere delen van het lichaam, dan de zaadblaasjes*. Radiotherapie* en additionele hormonale therapie* is de standaardbehandeling. In bepaalde gevallen kan een operatie ook een optie zijn. Hoge risicopatiënten maken deel uit van deze groep. De standaardbehandeling is radiotherapie*. Radiotherapie* met additionele hormonale therapie* wordt aanbevolen voor een periode van twee tot drie jaar, aangezien men heeft aangetoond dat deze combinatie een mogelijk voordeel kan bieden wat betreft levensverlenging in vergelijking met radiotherapie* alleen. Hormonale therapie* alleen wordt niet aangeraden. In bepaalde gevallen kan een operatie die de belangrijke verwijdering van de lymfeklieren* inhoudt een andere optie zijn. Voor mannen die geen symptomen hebben en die niet geschikt zijn voor of de Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 14

bovenvermelde behandelingen weigeren, kan waakzaam wachten* gekozen worden. Als er nadien tekenen zijn die wijzen op de groei van de kanker, kan hormoontherapie* gestart worden. Om de werking van de behandeling veilig te stellen, worden verschillende therapieën gecombineerd binnen hetzelfde protocol. Neoadjuvante therapie is een therapie die toegediend wordt aan de patiënt nog voor de toediening van de hoofdbehandeling. Adjuvante therapie is de toediening van een therapie gelijktijdig met of volgend op de hoofdbehandeling. Voor mannen met een hoog risico op prostaatkanker die behandeld worden met radiotherapie*, wordt neoadjuvante hormonale therapie met LHRHa* aangeraden gedurende vier tot zes maand voor het starten met de radiotherapie*. Daarnaast wordt adjuvante hormonale therapie aanbevolen voor een periode van twee tot drie jaar. Adjuvante hormonale therapie* kan gemaakt zijn op basis van 150 miligram (mg)/dag bicalutamide* in plaats van LHRHa* om mannen die het erg belangrijk vinden om hun sexueel vermogen te behouden tijdens de behandeling. Men moet echter begrijpen dat de gegevens aangaande resultaten van bicalutamide* nog erg beperkt zijn. Na de volledige verwijdering van de prostaat, kan een onmiddellijke postoperatieve radiotherapie* overwogen worden, hoewel het niet gebruikelijk is om dit aan te bevelen. Patiënten die waarschijnlijk nog overblijfselen van hun ziekte zullen hebben na de operatie, of tumor-positieve marges* hebben of wiens ziekte uitgebreid is buiten de prostaat naar omliggend weefsel, dienen op de juiste manier geïnformeerd te worden over de voordelen en nadelen van de toediening van adjuvante radiotherapie*. Adjuvante hormonale therapie* na een volledige verwijdering van de prostaat wordt niet aanbevolen. Behandelingsplan voor gevorderde prostaatkanker (stadium IV): De tumor is andere omliggende structuren binnengedrongen dan de zaadblaasjes*, bijvoorbeeld de endeldarm of het rectum*, de spieren of de bekkenwand; of is, ongeacht de invasie van omliggende structuren, uitgezaaid naar andere lichaamsdelen, zoals onder andere de lymfeklieren* en de botten. Hormonale therapie* is de standaardbehandeling. Chirurgie en radiotherapie* kunnen ook helpen als palliatieve strategieën. De eerste keuze behandeling om de klachten te verminderen is zogenaamde androgeensuppressie*, een hormoontherapie*. Andere behandelings mogelijkheden zijn uitwendige radiotherapie* plus hormoontherapie* en chirurgie om symptomen zoals bloedingen of urinewegobstructie te verlichten. Hormoontherapie*: Het doel van de hormoontherapie* is de hoeveelheid mannelijk hormoon of androgeen*, in dit geval testosteron*, in het bloed te verminderen. Testosteron* stimuleert de groei van kankercellen. Vormen van hormoontherapie* zijn de operatieve verwijdering van beide testikels, ook bilaterale orchidectomie* genoemd, of de toediening van LHRHa*. Bij een operatieve hormoontherapie* worden de organen die testosteron* aanmaken, de teelballen, verwijderd. Dit wordt operatieve castratie genoemd. Bij een niet-operatieve hormoontherapie*, voorkomt de toediening van LHRHa* Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 15

de afgifte van het hormoon LH (luteïniserend hormoon) in de hersenen, dat verantwoordelijk is voor de aanmaak van testosteron* in de teelballen, chemische castratie genoemd. Op die manier verlaagt de hormoontherapie* de hoeveelheid testosteron* in het bloed. Gezien de voordelen en bijhorende kosten zou de eerste keuze voor hormoonmanagement van uitgezaaide prostaatkanker gebaseerd moeten zijn op operatieve of chemische castratie wat uiteindelijk zou resulteren in een daling van de androgeenspiegels in het bloed. Een intermittente hormoontherapie* bestaat uit een periode van onderdrukken van het androgeen*, gewoonlijk tussen 6 en 9 maanden, gevolgd door een even lange periode zonder actieve behandeling. De patiënten worden dan opgevolgd en wanneer men ziet dat de ziekte weer actief wordt, wordt de onderdrukking van het androgeen* hervat. Hoewel de eerste resultaten suggereren dat de intermittente benadering even doeltreffend is als een continue hormoontherapie*, zijn nog meer resultaten nodig. Eén bepaald effect van de hormonale therapie verdient een extra woordje uitleg: Opflakkering: Eén effect van de behandeling met LHRH-agonisten* is het fenomeen van "opflakkering", waarbij de hoeveelheid testosteron* in het bloed net verhoogt door de aanvankelijke stimulatie van de androgeenreceptoren*. Dit kan een kortstondige toename van de kankergroei veroorzaken en eventuele botmetastasen* worden pijnlijk. In het geval van metastasen* in de ruggenwervels kan zelfs een kleine toename van het volume leiden tot druk op het ruggenmerg en zelfs tot verlamming. Om dit opflakkeringsfenomeen te voorkomen, kan gedurende enkele weken antiandrogeen* mee worden toegediend. Recent zijn LHRH-antagonisten* ontwikkeld die het testosteron* even goed lijken te verlagen zonder een tijdelijke testosteronverhoging*. Castratieresistente prostaatkanker: Tijdens de behandeling met hormonale therapie* kan er zich een castratieresistente ziekte ontwikkelen. In deze toestand wordt de met hormonen behandelde kanker resistent tegen dergelijke behandeling. Patiënten die een resistentie voor de castratie-behandeling ontwikkelen, dienen verder te gaan met het innemen van antiandrogenen* als onderdeel van hormonale therapie* en komen in aanmerking voor andere hormonale therapieën*, waaronder anti-androgenen*, corticosteroïden*, oestrogenen*, en CYP17-remmers*. Bij patiënten met een slechte initiële reactie op de hormonen of voor diegenen die ernstige symptomen vertonen, kan chemotherapie* de voorkeur hebben. Docetaxel* met prednisone* wordt om de 3 weken aanbevolen bij symptomatische patiënten met castratieresistente ziekte. Bij patiënten wiens ziekte verder blijft ontwikkelen na het gebruik van docetaxel*, dient hormonale therapie*met abiraterone* of enzalutamide* met prednisone* besproken te worden indien deze vroeger nog niet werden gebruikt. Cabazitaxel* en mitoxantrone* met prednisone* zijn andere geneesmiddelen die men kan overwegen bij patiënten bij wie de behandeling met docetaxel* niet succesvol blijkt te zijn. Van cabazitaxel* en prednisone* werd aangetoond dat ze de overlevingstermijn kunnen verbeteren in vergelijking met de therapie op basis van mitoxantrone* en prednisone*, hoewel men rekening moet houden met de neveneffecten. Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 16

Botmetastase* Ouder wordende mannen zijn vatbaar voor osteoporose of botontkalking en bijgevolg ook voor breuken. Onderdrukken van het mannelijk hormoon of androgeen* verhoogt dit risico. De sterkte of dichtheid van het bot is een aanwijzing voor het risico op een breuk. Wanneer de botdichtheid* laag is, is er een groter risico op een breuk. De botdichtheid* moet jaarlijks worden gecontroleerd. Wanneer de dichtheid afneemt, is zoledroninezuur* een behandelingsoptie. Metastasen* kunnen breuken veroorzaken. Druk op het ruggenmerg door een breuk van een ruggenwervel is een ernstige verwikkeling, maar dit kan met beeldvorming vroegtijdig worden vastgesteld en met succes worden behandeld. Patiënten met een gematigd aantal pijnlijke botmetastasen* door castratieresistente ziekte (resistent tegen het onderdrukken van androgeen*) moeten één keer uitwendige radiotherapie* krijgen. Radio-isotope behandeling/botgerichte therapie met de stoffen strontium-89*, radium-223* of samarium-153* bleek eveneens werkzaam te zijn bij patiënten met pijnlijke botmetastasen* door castratieresistente ziekte. Deze techniek maakt gebruik van het inspuiten van radioactieve molecules die specifiek door het bot aangetrokken worden. Na inspuiting bereiken de molecules snel het bot en zorgen voor straling* ter plaatse. Zoledroninezuur* of denosumab*moeten worden overwogen voor patiënten met botpijn die niet reageert op palliatieve* radiotherapie* en gebruikelijke pijnstillers. Van denosumab* werd aangetoond dat het de effecten beter kan vertragen die te maken hebben met botschade veroorzaakt door metastasen* in vergelijking met zoledroninezuur*, hoewel sommige van de neveneffecten vaker kunnen voorkomen dan bij zoledroninezuur*. Geen van beide vertoonde een verbetering wat betreft de overlevingstermijn van patiënten. Compressie van het ruggenmerg is een vreselijke complicatie van prostaatkanker met metastasen* in de wervels, en de vroege opsporing ervan is cruciaal voor een succesvolle behandeling ervan. Een MRI* van de wervelkolom dient overwogen te worden bij mannen met metastasen* in de wervels en botpijn om compressie van het ruggenmerg op te sporen. Andere behandelingsopties Vaccin: Sipuleucel-T* is een therapeutisch vaccin, geschikt voor de behandeling en niet voor de preventie van kanker. Het vaccin wordt gemaakt met witte bloedcellen* die uit het bloed van de patiënt worden gehaald en worden blootgesteld aan een eiwit* uit prostaatkankercellen, met name prostaatzuurfosfatase* (PAP). Na dit proces worden de cellen opnieuw in dezelfde patiënt ingespoten. In het lichaam zetten de cellen andere cellen van het immuunsysteem aan om de kanker aan te vallen. Het wordt gebruikt bij gemetastaseerde* prostaatkanker, in het bijzonder wanneer de chemische of chirurgische castratie niet gewerkt heeft of niet langer werkt of indien de patiënt bij voorkeur liever niet behandelt wil worden met chemotherapie*. Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 17

Levensreddende lokale therapieën Cryotherapie* en High-intensity focused ultrasound (HIFU)* maken nog geen deel uit van de standaardbehandeling, en dienen nog verder onderzocht te worden. Cryotherapie*: Bij cryotherapie*, die wordt toegepast voor de behandeling van gelokaliseerde prostaatkanker, wordt de prostaat bevroren. Voor patiënten met een grote prostaat kan dit soms niet de beste keuze zijn. Cryotherapie* gebeurt onder verdoving en met behulp van echografie*. Het resultaat op lange termijn is nog niet gemeten. Daarom wordt cryochirurgie soms aanbevolen bij terugkeer van de kanker na andere behandelingen. Het wordt niet aanbevolen als eerste behandeling en wordt veeleer als een behandeling beschouwd die zich nog in een ontwikkelingsfase bevindt. High-intensity focused ultrasound* (HIFU): Deze behandeling maakt gebruik van een geluidsgolf (zoals een echografie*) met hoge energie die zeer precies gericht wordt. Er wordt een sonde in de endeldarm of het rectum* gebracht, deze stuurt dan de golven uit die een zeer precies afgebakend stukje weefsel verhitten en vernietigen. Dergelijke behandeling is op de tumor en niet op de volledige klier gericht. Ze is aanbevolen voor prostaatkanker in één kwab. De mogelijke bijwerkingen zijn urine-incontinentie en impotentie. HIFU* is niet aanbevolen als eerste behandeling en wordt veeleer als een behandeling beschouwd die zich nog in een ontwikkelingsfase bevindt. Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 18

WELKE ZIJN DE MOGELIJKE NEVENEFFECTEN VAN DE BEHANDELING? Operatie De chirurgische verwijdering van de prostaat kan neveneffecten teweegbrengen zoals urinaire incontinentie, impotentie en steriliteit, dit omwille van de schade aan de structuren en zenuwen die het erectievermogen besturen. Radiotherapie Radiotherapie kan neveneffecten veroorzaken zoals urinaire incontinentie, impotentie blaas-en darmproblemen, vermoeidheid, vernauwing van de urethra*, lymfatische obstructie* en ten gevolge daarvan ook vocht ophouden* en zwelling van de weefsels. Aangezien brachytherapie* de plaatsing van een radioactieve bron inhoudt, maakt het de patiënt radioactief gedurende de tijd dat de bron actief is. Omdat een gedeelte van die straling* het lichaamsoppervlak kan bereiken is er een tijdsspanne waarin de patiënt contact dient te vermijden met kinderen en zwangere vrouwen. Radio-isotopentherapie/botgerichte therapie Het bloed en de urine zal voor enige tijd radioactief zijn. Uw arts en de verpleegsters zullen u adviseren over de veiligheidsmaatregelen die u dient te nemen. Hormoontherapie Sommige neveneffecten die gerelateerd zijn aan hormonale therapie* zijn onder andere het verlies van libido, impotentie, opvliegers, gemoedswisselingen, osteoporose, verzwakte spieren, abnormale ontwikkeling van borsten (gynaecomastie), insulineresistentie* en toename van lichaamsvet. Patiënten dienen in de gaten gehouden te worden als zulke neveneffecten zich voordoen. Abiraterone*: Sommige specifieke neveneffecten van dit geneesmiddel dat gebruik wordt voor hormonale therapie* zijn onder meer hoge bloeddruk, vocht ophouden* en het zwellen van weefsel (oedeem*), vermoeidheid, urinewegeninfecties, hartritmestoornissen* en leverschade. Enzalutamide*: Wordt geassocieerd met onder meer hoofdpijn, opvliegers, hoge bloeddruk, rugpijn, luchtwegeninfecties, angst, diarree, vermoeidheid, aanvallen, bloed in de urine en het zwellen van weefsel (oedeem*). Chemotherapie* Docetaxel*: Sommige neveneffecten die gepaard gaan met het gebruik van docetaxel* zijn neutropenie*, vermoeidheid, haarverlies, diarree, neuropathie*, perifeer oedeem* en nageldystrofie*. Mitoxantrone*: Wort geassocieerd met vermoeidheid, haarverlies, misselijkheid, braken, diarree, lymfopenie* en trombocytopenie*. Cabazitaxel*: Sommige neveneffecten die gepaard gaan met het gebruik ervan zijn onder meer vermoeidheid, diarree, hematurie (bloed in de urine), bloedarmoede, neutropenie* Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 19

haarverlies en perifeer oedeem* (zwelling van het weefsel omwille van ophouden van vocht*). Zoledroninezuur Neveneffecten van zoledroninezuur* zijn onder meer bloedarmoede, koorts, oedeem* (ophouden van vocht*), vermoeidheid, myalgie (spierpijn) en kaaknecrose. Om het risico op kaaknecrose te verkleinen (helaas niet om het uit te sluiten) wordt een goede mondhygiëne met een regelmatige tandverzorging aangeraden. In bepaalde gevallen waarbij patiënten het intraveneuze* zoledroninezuur* toegediend krijgen, is het gebruik van een antibioticum* als clindamycin aangewezen, dit in combinatie met het gebruik van antimicroben-mondwater op basis van chlorhexidine dat 4 keer per dag gebruikt wordt. Denosumab* De meest voorkomende neveneffecten die geassocieerd worden met denosumab* zijn rugpijn, huiduitslag soms gepaard met blaren, bloed in de urine en moeilijkheden bij het plassen, spier- en botpijn. Sipuleucel-T* Dit therapeutisch vaccin kan gepaard gaan met koorts, sporen van ontsteking en soms ook infecties rond de plaats waar de cellen verwijderd werden om het vaccin te ontwikkelen of de plaats waar het vaccin werd toegediend. De neveneffecten bevatten ook misselijkheid, hoofdpijn, rugpijn en pijn op verschillende plaatsen van het lichaam. Cryosurgery* Sommige neveneffecten die zich voordoen omwille van het bevriezen van nabijgelegen structuren en zenuwen kunnen onder meer de volgende zijn: urinaire incontinentie, impotentie en fistula (een abnormale doorgang tussen het rectum* en de blaas). High-intensity focused ultrasound (HIFU)* De neveneffecten kunnen onder meer urinaire incontinentie en impotentie zijn. Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 20

WAT GEBEURT ER NA DE BEHANDELING? Alle behandelingen hebben bijwerkingen, hoewel nieuwe technieken ze proberen te verlichten. De bijwerkingen van de behandeling zoals impotentie, incontinentie en onvruchtbaarheid moeten openlijk met de patiënt worden besproken. De belangrijkste behandelingen hebben alle hun gevolgen. Bijvoorbeeld: bij een chirurgische ingreep kan vooral de seksuele activiteit worden aangetast,bij uitwendige radiotherapie* en brachytherapie* de functie van de blaas en de darm. Follow-up* met artsen: Na de behandeling zullen artsen een opvolging of follow-up* voorstellen om: mogelijk herval zo snel mogelijk te detecteren; bijwerkingen van de behandeling te evalueren en te behandelen; psychologische ondersteuning te bieden en informatie te verstrekken om de terugkeer naar een normaal leven te versnellen. De follow-up bezoeken* met de oncoloog omvatten: een ondervraging, informeren naar symptomen, en een lichamelijk onderzoek; het regelmatig meten van de PSA-waarde, na een complete tumor eliminatie. Vlak na de operatie worden, door de verwijdering van de prostaatkankercellen, onopspoorbare PSAbloedwaarden verwacht, maar soms circuleert er nog PSA* in het bloed. In dit geval kan de arts aanraden enkele weken te wachten om deze test te herhalen. Na radiotherapie* wordt geen dramatische daling van de PSA-waarden* verwacht. Dit is een geleidelijk proces. De laagste PSA-waarden* worden na 2 jaar bereikt. In vele, zij het niet de meeste gevallen, krijgt een patiënt onder radiotherapie* ook een neoadjuvante of voorafgaande hormoontherapie*. In dit geval zal de PSA* waarschijnlijk onopspoorbaar of zeer laag zijn, zelfs vóór bestraling. Omdat de PSA dan ook na de radiotherapie zeer laag zal blijven, kan een ander eiwit dat alleen door de prostaat geproduceerd wordt, het PAP* (prostaatzuurfosfatase), gemeten worden tijdens de opvolging. De PSA-waarden* schommelen altijd lichtjes. Een lichte stijging betekent niet dat de kanker is teruggekomen (of dat de kanker niet genezen is). Het kan evenwel een aanwijzing zijn en moet daarom worden gecontroleerd. Een routinematig rectaal toucher (PPA) is niet aanbevolen als de aanvankelijke PSA-waarden* stabiel blijven. Een biopsie* van het prostaatbed* (de plek waar de prostaat zat) mag niet worden uitgevoerd bij mannen die een radicale prostatectomie hebben ondergaan. Een biopsie* van de prostaat na radiotherapie* moet alleen worden uitgevoerd bij mannen met prostaatkanker bij wie een levensreddende therapie wordt overwogen (bv. HIFU*, cryotherapie* of levensreddende operatie). Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 21

Een bijkomende behandeling kan aanbevolen zijn wanneer na een tijd de PSA-waarden* stijgen (biochemisch herval), en wel als volgt: Voor mannen die onder actief toezicht zijn geweest; als hun PSA-waarde* in minder dan 3 jaar verdubbeld is of bij een PSA*-snelheid (verandering in de PSA-waarde* na verloop van tijd) van meer dan 0,75 ng/ml/jaar, of wanneer uit een prostaatbiopsie* een verergering van de kanker blijkt. Voor mannen die een radicale prostatectomie (verwijdering van de prostaat) hebben ondergaan; als hun PSA-waarde* na de operatie niet daalt onder de detectiegrens of als ze een detecteerbare PSA-waarde* (> 0,3 ng/ml) hebben die bij twee of meer opeenvolgende metingen stijgt, en dit nadat ze eerst een niet-detecteerbare PSA hadden. Voor mannen die eerst een andere behandeling hebben gekregen, zoals radiotherapie*, al dan niet met een hormoontherapie*; als hun PSA-waarde* met 2 ng/ml of meer is gestegen na een niet-detecteerbare of zeer lage PSA-waarde*. Deze bevindingen moeten met andere worden gecombineerd, zoals een abnormaal rectaal toucher, een positieve prostaatbiopsie* of abnormale CT-scanresultaten*. Patiënten met symptomen zoals verminderde eetlust of anorexie*, diarree, misselijkheid, braken en gewichtsverlies moeten worden onderzocht om inflammatoire darmziekten*, colorectale kanker (kanker van de dikke darm of de endeldarm) of stralings-enteropathie* uit te sluiten. Terugkeer naar een normaal leven Het kan moeilijk zijn om te leven met de gedachte dat de kanker kan terugkomen. Momenteel weet men niet hoe men het risico op een terugval na de behandeling kan verminderen, behalve dan het vermijden van gewichtstoename en regelmatige lichaamsbeweging. Als gevolg van de kanker zelf en van de behandeling kan voor sommige mensen een terugkeer naar een normaal leven moeilijk zijn. Vooral oudere mannen worden door prostaatkanker getroffen en zij kunnen al vóór de behandeling last hebben van impotentie en darm- en blaasproblemen. Gewoonlijk herstellen ze volledig zoals voordien, zowel mentaal als fysiek, maar soms kan dit tot 2 jaar na de behandeling duren. Zoals voordien wil zeggen: zoals hoe ze vóór de behandeling waren, en dit houdt jammer genoeg vaak ook enige impotentie, darm- en blaasproblemen in die er voordien reeds waren. Wat als de kanker terugkomt? Als de kanker terugkomt, spreken we van recidief* of terugval en de behandeling hangt af van de omvang van het recidief*. Lokaal kan prostaatkanker terugkomen in weefsels rond de prostaat (spieren die het plassen helpen te controleren, het rectum*, de bekkenwand) of in de zaadblaasjes*. De lymfeklieren* rond of buiten het prostaatgebied kunnen ook door kanker worden getroffen. Prostaatkanker kan in andere delen van het lichaam terugkomen. Dit noemt men metastasen*. Prostaatkanker: gids voor patiënten Gebaseerd op de de ESMO-richtlijnen v.2014.1 Pagina 22