Remediëringstaak: Vraag en aanbod Oefening 1: Verklaar bondig waarom de prijzen in onderstaande tekstjes veranderd zijn door middel van een grafiek met vraag- en aanbod(wijzigingen). a. Stijging olieprijs blijft beperkt (29/11/2007) De olieprijzen schoot donderdagvoormiddag fors omhoog nadat een pijpleiding in de Verenigde Staten werd getroffen door een explosie. 's Avonds verdween de piek in de prijs na berichten dat drie van de vier getroffen pijpleidingen terug open zijn. De ontploffing vond plaats nabij een terminal van de Canadese oliegroep Enbridge in de Amerikaanse staat Minnesota. De leiding die werd getroffen voert Canadese ruwe olie uit naar de Midwest. Canada is de grootste buitenlandse leverancier van ruwe olie voor de Verenigde Staten. b. Vlees duurder door gestegen graanprijs (18/09/2007) Varkensvlees wordt de komende maanden flink duurder als de graanprijs zo extreem hoog blijft. Voor rundvlees is dat in mindere mate ook het geval, meldde de Europese Commissie dinsdag. Graan zit in het veevoer voor deze dieren. De graanprijs piekt momenteel op recordhoogtes door tegenvallende oogsten en groeiende vraag. Graan is steeds meer nodig voor biobrandstof en voor China. Ook andere producten zoals melk zijn recent duurder geworden door grotere vraag, onder meer omdat China nu schoolmelk uitdeelt. Nederland wil daarom dat melkveehouders in de EU tijdelijk meer melk mogen afleveren. Oefening 2: Noteer voor elk van onderstaande uitspraken door welke grafiek (1 tot en met 6) ze worden weergegeven. Je moet geen uitleg geven. a. De gemiddelde koopkracht van de bevolking is gedaald en de producenten verwachten een prijsdaling. Het gaat hier over een luxe goed. b. Wegens technologische verbetering in de sector neemt de productiviteit van de meeste ondernemingen toe. Het product geraakt tevens meer in de mode. c. Ondernemingen van de betreffende sector krijgen een extra productiebelasting en de prijs van een substitutiegoed neemt af.
d. Wegens een belastingvermindering houden de meeste mensen netto meer over. De loonkosten voor de bedrijven daalt eveneens. Het gaat hier over een neutraal goed. Oefening 3: Noteer voor volgende 10 mutiple-choice vragen het volgens jou corecte antwoord. Er is steeds slechts 1 antwoord het correcte! 1. Wanneer zal de prijs zeker dalen? a. Toename van het aanbod en toename van de vraag. b. Toename van het aanbod en een afname van de vraag. c. Toename van de vraag. d. Afname van het aanbod en een afname van de vraag.
2. Welke uitspraak is fout? a. De vraagcurve verloopt dalend omdat er bij hoge prijzen weinig gevraagd wordt en bij lage prijzen veel. b. De vraagcurve verloopt stijgend omdat er bij hoge prijzen weinig gevraagd wordt en bij lage prijzen veel. c. De aanbodcurve verloopt stijgend omdat er bij lage prijzen weinig aangeboden wordt en bij hoge prijzen veel. d. Als de aangeboden hoeveelheid groter is dan de gevraagde hoeveelheid, zal de prijs dalen. 3. Duid de foutieve zin aan. De vraagcurve naar thuisgebrachte maaltijden van traiteur Guy verschuift naar rechts als: a. de bevolking ouder wordt. b. het inkomen van de consumenten stijgt. c. de prijzen van traiteur Bernard zijn gestegen. d. de voorkeur van de consument voor thuisgebrachte maaltijden is toegenomen. 4. Een onderneming weet een zeer succesvolle reclamecampagne te lanceren voor haar product. Dit zal tot gevolg hebben dat: a. De evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid allebei dalen. b. De evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid allebei stijgen. c. De evenwichtsprijs stijgt en de evenwichtshoeveelheid daalt. d. De evenwichtsprijs daalt en de evenwichtshoeveelheid stijgt. 5. De verschuiving van de vraagrechte naar rechts kan het gevolg zijn van: a. een toename van het inkomen van de mensen; b. een afname van het inkomen van de mensen; c. het geven van een subsidie door de overheid aan de ondernemingen; d. een prijsstijging van een substitutiegoed. 6. Welke uitspraak is fout? a. Bij een stijging van het inkomen zal de vraag naar luxe goederen meer dan evenredig stijgen; b. WC-papier is een voorbeeld van een noodzakelijk goed; c. Videorecorders en DVD-spelers zijn substituten;
d. Een bijkomende productiebelasting doet het aanbod naar links verschuiven. 7. Wanneer een prijsstijging van margarine leidt tot een stijging van de vraag naar boter, dan zijn boter en margarine: a. complementaire goederen van mekaar; b. substitutiegoederen van mekaar; c. neutrale goederen; d. geen van bovenstaande antwoorden. 8. Inferieure goederen zijn goederen a. die slecht gemaakt zijn; b. waarnaar de vraag daalt bij een stijging van het inkomen; c. waarnaar de vraag daalt bij een daling van het inkomen; d. waarnaar de vraag constant blijft bij een stijging van het inkomen; 9. Veronderstel dat goed A en goed B complementaire goederen zijn. De producenten van goed A krijgen van de overheid een subsidie. Welke van volgende uitspraken is fout? a. De evenwichtsprijs van goed A zal dalen. b. De evenwichtshoeveelheid van goed A zal dalen. c. De vraag naar goed B zal stijgen. d. De gevraagde hoeveelheid naar goed A zal toenemen. 10. Waneer de vraag naar een product stijgt, a. neemt de aangeboden hoeveelheid toe. b. stijgt de prijs van het goed. c. stijgt de verhandelde hoeveelheid. d. daalt de gevraagde hoeveelheid.
Oefening 4: Gegeven is een grafiek met vraag- en aanbodrechten van een bepaald product. a. Vul in onderstaande tabel de hoeveelheden in op basis van de gegeven grafiek (op opgavenblad!). Maximumprijs die de kopers wensen te betalen Prijs (EUR) 8 12 16 20 Minimumprijs die de verkopers wensen te ontvangen b. Kan een prijs van 8 EUR blijven bestaan? Leg nauwkeurig uit wat er zal gebeuren!