Oud Beijerland PROFIELWERKSTUK HAVO -VWO

Vergelijkbare documenten
Voorlichting 4-HAVO. Profielwerkstuk. 7 april 2016

Oud Beijerland PROFIELWERKSTUK HAVO -VWO

PROFIELWERKSTUKBOEKJE

Handleiding. Het profielwerkstuk

SECTORWERKSTUK

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten

HANDLEIDING PROFIELWERKSTUK 1. Bijlage 1 Instructies voor de leerling. Inhoud

Het Profielwerkstuk HANDLEIDING I. Organisatie, tijdpad en andere belangrijke informatie. Een handleiding voor Havo en Vwo Mei 2011.

PROFIELWERKSTUK MAURICK COLLEGE VUGHT HANDLEIDING HAVO - VWO

Handleiding bij het maken van een profielwerkstuk. april 2012

Het profielwerkstuk. 2. Eisen en voorwaarden Het profielwerkstuk moet aan een aantal eisen en voorwaarden voldoen:

Handleiding. Profielwerkstuk HAVO/VWO

Afdeling VAVO. Praktische opdracht HAVO/VWO. Handleiding

Planning pagina 6 t/m 10 Stap 1. Maart/april Stap 2. April/mei Stap 3. September/december Stap 4. Februarii

Afdeling VAVO. Praktische opdracht VMBO. Handleiding

PROFIELWERKSTUK VWO

HET PROFIELWERKSTUK. 5 HAVO en 6 VWO STELLA MARISCOLLEGE MEERSSEN

Opm: Bij een onvoldoende beoordeling is het invullen van het veld opmerkingen door de begeleider verplicht.

TWEEDE FASE JEROEN BOSCH COLLEGE PROFIELWERKSTUK ACHTERGRONDINFO

Sectorwerkstuk. Staatsexamen vmbo-tl

HANDLEIDING PROFIELWERKSTUK Klas 5 SCHOOLJAAR

PROFIELWERKSTUK NAAM KLAS CURSUSJAAR

Het profielwerkstuk

Opm: Bij een onvoldoende beoordeling is het invullen van het veld opmerkingen door de begeleider gewenst.

PROFIELWERKSTUK HAVO 5

Handleiding profielwerkstuk 5-VWO (examen 2016)

Profielwerkstuk. Staatsexamen havo / vwo

Handleiding profielwerkstuk HAVO examen 2016

MODEL B: Beoordelingsmodel PWS Binasvakken ( vernieuwde Tweede Fase ) De voorbereidingsfase: Zijn de leerlingen op zelfstandige wijze gekomen tot:

Inhoudsopgave. 1. Profielwerkstuk Algemeen blz Aandachtspunten blz Voorbeeld van een stappenplan blz Aanpak onderzoek blz.

Beroepenwerkstuk 3 MAVO

SECTORPROJECT 4 VMBO - T

Profielwerkstuk. Kandinsky College. locatie Jorismavo

HANDLEIDING PROFIELWERKSTUK HAVO / VWO

S e c t o r w e r k s t u k

MODEL A: TOETSMOMENT VOORBEREIDINGSFASE I: Zijn de leerlingen op zelfstandige wijze gekomen tot:

Mijn profielwerkstuk

Handleiding profielwerkstuk. Mavo 4

Profielwerkstuk klas 10 Vmbo-t

Het Profielwerkstuk. editie havo

Handleiding profielwerkstuk. Mavo 4

Hoe maak ik een sectorwerkstuk? Trivium College locatie Trias

Sectorwerkstuk. Kandinsky College. locatie Sint Jorisschool

Sectorwerkstuk klas 10 Vmbo-t

HANDLEIDING PROFIELWERKSTUK Johan de Witt Scholengroep

informatie profielwerkstuk havo avondlyceum CAL handleiding H

Profielwerkstuk 4/5 HAVO

Informatiebrochure. Profielwerkstuk HAVO Colegio Arubano

Profielwerkstuk HAVO - VWO 2015/2016 INSTRUCTIEBOEKJE

PROFIELWERKSTUK VWO

Eisen en lay-out van het PWS

SECTORWERKSTUK 4VMBO - T

Sectorwerkstuk

Sectorwerkstuk. Logboek. Leerlingen ... Begeleider:

HANDLEIDING SECTORWERKSTUK. Naam: Klas: Begeleider: Sectorwerkstuk Pagina 1 1

Handleiding PROFIELWERKSTUK. Groen van Prinstererlyceum HAVO

Profielwerkstuk Atheneum 2015/2016. Instructieboekje voor leerlingen. Beoordelingsmodellen voor begeleiders

Sectorproject op De Dijk: leren door te doen! Inleiding: Situatiebeschrijving 3 VMBO-TL: Situatiebeschrijving 4 VMBO-TL:

Het profielwerkstuk wordt getoetst door middel van een mondeling college-examen. Het mondeling college-examen duurt 25 minuten.

Het eindwerkstuk GGCA Schooljaar

HANDLEIDING SECTORWERKSTUK VMBO-TL

Beoordelingsmodel Profielwerkstuk Lyceum Elst Deel 1: onderzoeksvoorstel (havo/vwo)

Logboek Mijn profielwerkstuk

Beroepenwerkstuk 3 MAVO

Profielwerkstukplus HAVO

HANDLEIDING VOOR HET vmbotl PROFIELWERKSTUK (PWS)

Profielwerkstuk: stappenplan, tips en ideeën

Opm: Bij een onvoldoende beoordeling is het invullen van het veld opmerkingen door de begeleider verplicht

Profielen. Inhoud. 1. Het profielwerkstuk. Stappenplan, tips en ideeën Profielwerkstuk

Sectorwerkstuk

Inhoudsopgave De Werkplanfase... 7 Stap 4 Plan van aanpak opstellen, onderzoeksplan en tijdplan

PROFIELWERKSTUK HAVO 5

Profielwerkstuk 6 Atheneum 2016/2017

PROFIELWERKSTUK. HAVO-5 en VWO-6 Schooljaar Hoeksch Lyceum

PROFIELWERKSTUKDAG 4HAVO & 5VWO

Opm: Bij een onvoldoende beoordeling is het invullen van het veld opmerkingen door de begeleider verplicht

Toelichting bij de beoordelingslijsten

RSC PROFIELWERKSTUK 2015 / 2016 PLAN VAN AANPAK EN LOGBOEK

Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag

HANDLEIDING VOOR HET vmbotl SECTORWERKSTUK

HANDLEIDING PROFIELWERKSTUK NEDERLANDS/LETTERKUNDE

Inhoudsopgave. 1. Profielwerkstuk Algemeen blz Aandachtspunten blz Voorbeeld van een stappenplan blz Aanpak onderzoek blz.

2017/18. Algemene gegevens. Naam:. Klas:. Sector: Werkt samen met: Begeleidend docent:

PWS-informatieboekje. Versie 2015/2016 VWO

Handleiding sectorwerkstuk leerlingen 4 TL PCB

Het eindwerkstuk GGCA Schooljaar

PROFIELWERKSTUK Informatie voor klas 5 ( )

HANDLEIDING PROFIELWERKSTUK HAVO/VWO

Hoe maak ik een sectorwerkstuk? Onderzoeksvaardigheden voor klas 10 VMBO-t

ProfielWerkStuk. Alfa- en gammavakken Handleiding en instructie

Titelpagina ONDERZOEKSVERSLAG. Namen: Klas/groep: Cursusjaar: Begeleider: Beoordelaar:

Het Sectorwerkstuk. Naam leerling

Profielwerkstuk. Het profielwerkstuk is een verplicht onderdeel bij het behalen van het HAVO- of VWO diploma.

RSC PROFIELWERKSTUK 2008 / 2009 PLAN VAN AANPAK EN LOGBOEK

Werkboek profielwerkstuk VWO 6 Cohort

Beroepenwerkstuk 3 havo / 3 vwo

Het profielwerkstuk voor examenjaar HAVO en VWO Toelichting voor de leerling

Handleiding sectorwerkstuk

Leerlingenhandleiding profielwerkstuk havo

Profielwerkstuk Havo

Transcriptie:

2016-2017 Oud Beijerland PROFIELWERKSTUK HAVO -VWO

Profielwerkstuk ( Inhoud 1.1 Inleiding 1.2 Logboek 1.3 Bronnen- en materialenboek 1.4 Een stappenplan: hoe pak je het aan? 1.4.1 STAP 1: Keuze van onderwerp, vak en partner 1.4.2 STAP 2: Onderwerp afbakenen en onderzoeksvragen formuleren 1.4.3. STAP 3: Plan van aanpak opstellen 1.4.4 STAP 4: Het onderzoek uitvoeren of het ontwerp maken 1.4.5 STAP 5: Het afronden van het onderzoek 1.4.6 STAP 6:Het definitieve eindproduct mondeling presenteren 1.5 Adviezen voor de mondelinge presentatie De tekst uit deze handleiding is grotendeels ontleend aan de Handleiding profielwerkstuk van het Cito in Arnhem Belangrijke data: Vóór 20 mei keuzeformulier voor gewenste begeleider en onderwerp inleveren bij de schoolleiding. Vóór 2 september je probleemstelling en plan van aanpak inleveren en met je begeleidend docent bespreken. Vóór 4 november de eerste hoofdstukken inleveren en met je begeleidend docent bespreken. Uiterlijk 3 februari je profielwerkstuk ter beoordeling inleveren bij je begeleidend docent en de schoolleiding. Uiterlijk één week vóór de presentatieavond je profielwerkstuk mondeling presenteren tijdens een les van de begeleidend docent. n.b. niet op tijd inleveren betekent per onderdeel 5 punten in mindering op de beoordeling.

1.1 Inleiding Een van de onderdelen van het eamendossier is het profielwerkstuk. Het eindcijfer van het profielwerkstuk telt mee voor de bepaling van je eamenuitslag. Voor het profielwerkstuk staat voor HAVO en VWO 80 uur studielast. In het vóóreamenjaar (klas 4 Havo en klas 5 VWO) kies je een onderwerp, vak en, in uitzonderingsgevallen, eventuele partner voor je profielwerkstuk (stap 1 uit deze handleiding). Als je keuze is gemaakt dan krijg je een vakdocent toegewezen die je verder begeleidt en uiteindelijk je onderzoek en je presentatie beoordeelt. Bij je onderzoek dien je een logboek bij te houden. In het profielwerkstuk ligt de nadruk op de algemene vaardigheden. Dit zijn: informatievaardigheden (informatie verzamelen en verwerken); onderzoeksvaardigheden en/of ontwerpvaardigheden; communicatieve of presentatievaardigheden. Het profielwerkstuk moet gaan over een onderwerp dat betrekking heeft op één of twee van je eamenvakken. Het onderwerp van een profielwerkstuk mag je in principe zelf bepalen. Het onderwerp moet natuurlijk wel voldoende niveau en diepgang hebben. Dit moet je met je mentor en je vakdocent(en) bespreken. Je dient uiterlijk vóór 20 mei van het vóóreamenjaar het keuzeformulier m.b.t. je onderwerp in te leveren bij de schoolleiding. Het profielwerkstuk is in de meeste gevallen een open onderzoeksopdracht. Het onderzoek kan natuurwetenschappelijk of sociaal-wetenschappelijk van aard zijn. Een kritisch literatuuronderzoek mag. In sommige gevallen zal het onderzoek het karakter van een technisch of creatief ontwerp hebben. Naast het eindresultaat wordt ook het proces beoordeeld. Hierbij wordt beoordeeld hoe het eindproduct tot stand komt. Je voert werkzaamheden zo veel mogelijk zelfstandig uit. Het kan echter voorkomen dat je vast dreigt te lopen en dat bijsturing door een docent nodig is. In een dergelijke situatie is het verstandig hulp te vragen. 1.2 Logboek Een logboek is een handig middel om goed overzicht te houden over het verloop van het werkproces. In een logboek staan zaken als datum, tijd, plaats, verrichte werkzaamheden eventueel aangevuld met een resultaat of opmerking en gemaakte afspraken. Het logboek omvat niet meer dan een enkele pagina A4. Hiervoor is een standaardformulier voorgeschreven Op de volgende bladzijde is een voorbeeld van een stukje logboek afgedrukt.

datum tijd Plaats verrichte werkzaamheden opmerkingen paraaf docent 16-4 1 uur Aula Voorlichting profielwerkstuk 17-4 1 uur Lok 212 Gesprek over onderwerpkeuze 23-3 verder praten 23-4 1 uur Aula Onderwerp bepaald: zie plan van aanpak Thuis inlezen, Afspr. Maken met TOA 26-4 ½ uur 220 Gesprek met TOA Uitwerken onderzoeksmet hode In de kolom 'Opmerkingen' kun je kort de opbrengst van de activiteit, of een persoonlijke ervaringen bij de betreffende activiteit weergeven. Bij groepswerk, zoals bij IBC, kun je elk een eigen logboek maken of kun je in overleg met je docent afspreken dat jullie voor de gehele groep één logboek bijhouden. In het laatste geval moet de bijdrage van elke leerling wel goed zichtbaar zijn in het logboek en moeten functioneringsformulieren toegevoegd zijn. 1.3 Bronnen- en materialenmap Naast een logboek is het zinvol om een zogenaamde bronnen- en materialenmap te maken. Dat is een hulpmiddel bij het systematisch verzamelen en ordenen van de gegevens. Een goed gedocumenteerde bronnen- en materialenmap is onmisbaar wanneer je je presentatie gaat uitwerken. Neem zoveel mogelijk gegevens op, want onbelangrijke details kunnen in een later stadium essentiële informatie blijken te zijn! In de bronnen- en materialenmap neem je kladblaadjes met aantekeningen, krantenknipsels, tussentijdse resultaten van je onderzoek en een overzicht van geraadpleegde boeken (literatuurlijst) en dergelijke op. Orden de gegevens in het boek vanaf het begin zo veel mogelijk. Afhankelijk van het onderwerp van het profielwerkstuk of je eigen voorkeur kan dit chronologisch, naar activiteit, naar deelonderwerp, of naar onderzoeksvraag (of deelvraag). Zet op zoveel mogelijk materialen een datum en houd bij het ordenen van de gegevens al zoveel mogelijk rekening met de presentatievorm van het profielwerkstuk. 1.4 Een stappenplan: hoe pak je het aan? Bij het maken van een profielwerkstuk doorloop je vier fasen: 1 de oriëntatie- en keuzefase (± 10 uren); 2 de onderzoeksfase: informatie verwerven (waaronder het uitvoeren van natuurwetenschappelijke proeven) en verwerken (± 35 uren); 3 de schrijffase / de ontwerpfase (± 20 uren); 4 de presentatiefase inclusief de voorbereiding van de presentatie (± 15 uren).

Binnen de vier fasen moet je verschillende stappen zetten om tot een goed resultaat te komen. In onderstaand stappenplan zijn zes stappen onderscheiden. Fasering stappen oriëntatie- en keuzefase 1 Onderwerp/vakken/partner(s) kiezen. Je oriënteert je op interessante onderwerpen/vakken en op geschikte partner(s): overleg met vakdocenten, gesprekken met deskundigen, partner(s), grasduinen in bibliotheek, op Internet, en dergelijke. 2 (Voorlopige) Onderzoeksvraag formuleren en verdere oriëntatie en afbakening van het onderwerp: deelvragen formuleren; (her)formuleren en bijstellen van de onderzoeksvraag en deelvragen; welke werkwijze/methode ga ik voor mijn onderzoek toepassen? welke informatiebronnen of hulpmiddelen heb ik nodig? welke presentatievorm kies ik? voorlopig plan van aanpak opstellen. onderzoeksfase: informatie verwerven (waaronder het uitvoeren van natuurwetenschappelijke proeven) en verwerken 3 Plan van aanpak opstellen: onderzoeksplan en tijdplan. 4 Informatiebronnen raadplegen: informatie verzamelen, beoordelen, selecteren, bewerken: literatuurstudie, bezoek aan bedrijven, musea, instellingen, vragenlijst samenstellen, proefopstelling maken, veldwerk voorbereiden en dergelijke. Het onderzoek uitvoeren. Het ontwerp maken. de schrijffase / de ontwerpfase 5 Informatie ordenen en verwerken en het onderzoeksverslag maken Presentatiefase 6 Afspraken maken voor de presentatie en presenteren. 1.4.1 STAP 1: Keuze van onderwerp en vak Bij de keuze van een onderwerp voor het profielwerkstuk kun je grofweg op twee manieren te werk gaan: je stelt het onderwerp vast en bekijkt vervolgens bij welk vak dit onderwerp het best past. Je mag ook andere vakken bij je onderwerp betrekken. je kiest eerst een vak en oriënteert je vervolgens op onderwerpen binnen dit vak. Ga vooraf na of alle plannen realiseerbaar zijn en hou er rekening mee dat sommige dingen geld kunnen kosten. De volgende methode kan je helpen bij het bepalen van een onderwerp voor het profielwerkstuk. 1 Brainstormen. Schrijf met trefwoorden onderwerpen op waar je interesse voor hebt of een eigen mening over hebt. Gebruik kranten, boeken, tijdschriften, Internet, gesprekken met deskundigen om ideeën op te doen. 2 Streep onderwerpen/trefwoorden weg: die je niet interesseren; die niet voldoen aan het profielwerkstuk; die zo breed zijn dat je er niet diep in kunt duiken; waar moeilijk informatie over te vinden is. 3 Formuleer zo nauwkeurig mogelijk wat je wilt onderzoeken. Dit is de onderzoeksvraag.

1.4.2 STAP 2: Onderwerp afbakenen en onderzoeksvragen formuleren Een scherp geformuleerde en goed afgebakende onderzoeksvraag is een noodzakelijke voorwaarde om het profielwerkstuk tot een goed einde te brengen. Het motto luidt: inperken en afbakenen. Vaak is een onderzoeksvraag opgedeeld in een aantal deelvragen, waarmee je het onderzoek verdeelt in kleinere stappen. Je krijgt daarmee beter zicht op de haalbaarheid en je vergroot de kans dat je alle kanten van de onderzoeksvraag belicht. Met de onderzoeksvraag en deelvragen maak je duidelijk wat je wel en wat je niet aan de orde stelt. Wanneer je goed hebt nagedacht over de onderzoeksvraag, word je minder snel verleid zijpaden te gaan bewandelen. Daarnaast kun je uit beschikbare informatie het bruikbare beter selecteren. Bovendien kun je met een duidelijke onderzoeksvraag beter conclusies formuleren. Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen: beschrijvende of beeldvormende: op basis van onderzoek beschrijf je een situatie of een persoon. vergelijkende: je probeert overeenkomsten en/of verschillen boven tafel te krijgen. verklarende: je zoekt antwoord op de vraag: 'Hoe komt het dat...'. waardebepalende of evaluatieve: je geeft een oordeel of een waarde over een onderwerp. voorspellende: je onderzoekt hoe iets in de toekomst zal zijn. probleemoplossende of regelgevende: je probeert op basis van onderzoek een probleem op te lossen, althans hier een bijdrage aan te leveren. In een onderzoeksvraag en de deelvragen wordt gevraagd naar het wie, wat, waar, welke, wanneer, hoe, waarom, waardoor, waarvoor, waarmee, waartoe enzovoort. Hieronder volgt een aantal vragen die je kunt stellen: Wat is de gangbare definitie? Welke kenmerken heeft het? Waaruit bestaat het? Welke soorten of onderdelen zijn er te onderscheiden? Waartoe behoort het? Waar is het een onderdeel van? Hoe gebeurt het? Welke voorwaarden of omstandigheden maken het mogelijk? Welke maatregelen vereist het? Welke gevolgen heeft het? Welke methode wordt ervoor gebruikt? Welk doel dient het? Welke taak heeft het? Waar komt het voor? Waarop lijkt het? Waaraan is het tegengesteld? Wanneer is het begonnen of geëindigd? Waar komt het vandaan? Waar gaat het naartoe? Hoe ontstaat het of hoe is het ontstaan? Welke waarde heeft het? Wat zijn de voordelen? Wat zijn de nadelen? Welke argumenten voor of tegen zijn aan te voeren? Hoe ontwikkelt het zich? Wie of wat doet het? Wie of wat is erbij betrokken? Wie of wat ondergaat het? Onderzoek verrast. Dingen zijn anders dan ze op het eerste gezicht lijken. Wanneer je iets gaat onderzoeken, formuleer je vooraf welke uitkomsten je verwacht. Dit heet het formuleren van een hypothese.

Al lezende of tijdens het maken van een ontwerp of het opstellen van een proefopstelling kun je tot de ontdekking komen dat je de onderzoeksvraag moet aanpassen. Doe dat alleen na overleg met je begeleiders! 1.4.3 STAP 3: Plan van aanpak opstellen Het is niet alleen belangrijk te weten wat je gaat onderzoeken, maar ook wie wanneer wat gaat doen en hoeveel tijd dat zal gaan kosten. Dit staat in een plan van aanpak. Het plan van aanpak bestaat uit een onderzoeksplan en een tijdplan. In het onderzoeksplan wordt achtereenvolgens de hoofdvraag, de deelvragen, hypothesen/verwachtingen, werkwijzen/methode, informatiebronnen/hulpmiddelen, presentatievorm en de taakverdeling opgenomen. In het tijdplan staat hoe lang een activiteit duurt en wie deze uitvoert en wanneer. Wanneer je alle activiteiten in de goede volgorde hebt gezet, zet je er per activiteit het aantal benodigde uren bij wat je denkt nodig te hebben om de activiteit uit te voeren. Daarna plan je aan de hand van een tijdbalk de doorlooptijd (tijdstip van de start en het einde) per activiteit. Wanneer je het profielwerkstuk met één of meer medeleerlingen maakt, is het van belang te weten Wie voert wanneer wat uit?'. Uit het plan van aanpak moet duidelijk naar voren komen wat de bijdrage van ieder van jullie afzonderlijk is. Hiervoor moet je je activiteiten gedetailleerd beschrijven in het plan van aanpak en ervoor zorgen dat jullie individuele planningen op elkaar zijn afgestemd. Voor het onderzoeksplan en het tijdplan is een standaard format voorgeschreven. Hieronder is als voorbeeld een deel van zo n onderzoeksplan weergegeven en ook een voorbeeld van het tijdplan. Onderzoeksplan Hoofdvraag Deelvragen Hypothesen Informatiebronnen Hulpmiddelen Taakverdeling Wat is de invloed van temperatuur op de snelheid van gisting van glucose? (vakken: biologie, scheikunde, natuurkunde) Is er een optimale temperatuur en zo ja, welke is dat? Welke processen vinden bij vergisting plaats en kunnen wij die processen volgen door het meten van de optische activiteit met een polarimeter? We verwachten dat er een optimale temperatuur is en dat die in de buurt van 40 graden Celsius ligt. Omdat glucose rechtsdraaiend is, verwachten we uit de draaihoek informatie te kunnen halen over het gistingsproces. Uit boeken. Chemie in theorie en praktijk van H. van Keulen. Gepolariseerd licht in de natuur van G.P. Können. Tijdschriften. Natuur & Techniek 1992, Enzymen, gangmakers in de natuur. TOA voor de eperimentele opstellingen op school. Bas zal vooral de verwerking van de meetresultaten voor zijn rekening nemen omdat hij goed overweg kan met computerprogramma's en Friso zal vooral de theoretische kant voor zijn rekening nemen. Maar we zullen zo veel mogelijk alles samen doen. Tijdplan Activiteit Hoe lang? (uren) Wanneer? (maand) Opmerkingen sep. okt. nov. dec. jan. feb. mrt. Inlezen 7 Onderzoeksplan uitwerken 2 Onderzoeksplan en tijdplan bespreken met docent Gegevens verzamelen / onderzoek doen 15 Gegevens / onderzoek bespreken met docent (1e keer) Gegevens ordenen en verwerken 10 1 1 Herfstvakantie gebruiken!! Gegevens / onderzoek bespreken met docent (2e keer) Gegevens analyseren / conclusie trekken 10 1 Onderzoeksverslag schrijven 20 Vnl in kerstvakantie! Onderzoeksverslag bespreken met docent 3 Presentatie maken 8 Presentatie organiseren en verzorgen 7

Vanzelfsprekend moet het plan van aanpak en het logboek met elkaar sporen. Toch kan het gebeuren dat je van het oorspronkelijk plan van aanpak afwijkt. In de kolom 'Opmerkingen' van het logboek motiveer je dan waarom je bent afgeweken van je oorspronkelijke plan. Spreek met je docent af waar en op welke tijdstippen het logboek en het plan van aanpak voor je docent beschikbaar is. Je docent moet in principe te allen tijde in de gelegenheid zijn het logboek en het plan van aanpak in te zien. 1.4.4 STAP 4: Het onderzoek uitvoeren of het ontwerp maken Begin je zoektocht bij gemakkelijk toegankelijke informatiebronnen. Bijvoorbeeld een encyclopedie of schoolboeken. Verzamel in het begin zo veel mogelijk trefwoorden rond een onderwerp. Aan de hand van trefwoorden kun je in de systematische kaartenbak van een bibliotheek boeken opsporen. De meest voor de hand liggende vindplaatsen zijn de schoolbibliotheek of de openbare bibliotheek, in een systematische kaartenbak, in documentatiemappen, knipselkranten, in naslagwerken, op dvd en dergelijke. Wanneer boeken niet in de bibliotheek zijn, is het mogelijk te lenen bij andere bibliotheke. Deze service is niet gratis en houd rekening met een levertijd van één à twee weken. Je kunt ook gebruik maken van digitale informatiebronnen. Op Internet kun je met een zoekmachine zoekopdrachten formuleren. Het grote voordeel is dat je een aantal trefwoorden tegelijkertijd op kunt geven. Bedenk wel: alleen met gericht zoeken met de juiste trefwoorden vind je de gewenste informatie. Noteer altijd de volledige gegevens van boeken, tijdschriften en artikelen in je bronnen- en materialenboek. Hiermee voorkom je, bij het definitief samenstellen van de literatuurlijst, veel onnodig zoekwerk achteraf. Schrijf ook de Internet-sites waar je informatie uit hebt geplukt op. Gebruik losse kaartjes of een losbladig systeem. Let op: niet alle informatie op het internet is even betrouwbaar. Overleg met je begeleider welke sites wel en niet gebruikt kunnen/moeten worden! Met een interview, een enquête, het uitvoeren van proeven, veldwerk, ecursie, een bezoek aan bedrijven of instellingen kun je ook informatie verzamelen. Na het verzamelen van de informatie/gegevens moet je deze interpreteren en confronteren met de onderzoeksvragen. Welke antwoorden kan ik geven of welke conclusies kan ik trekken op grond van de verzamelde informatie/gegevens? 1.4.5 STAP 5: Het afronden van het onderzoek en het schrijven van het onderzoeksverslag Uiterlijk 5 februari moet het onderzoek zijn afgerond. Je moet dan het profielwerkstuk inclusief de resultaten en conclusies van je onderzoek en je logboek ter beoordeling inleveren bij de begeleidend docent en de schoolleiding. Denk aan een duidelijk indeling in hoofdstukken en paragrafen. Geef een uitgebreide bronvermelding. Zie hiervoor bijlage 3.

Het uiteindelijke werkstuk (geschreven versie) moet bevatten ( zie powerpoint Profielwerkstuk) Verslagonderdeel FASE 1 Voorbereiding FASE 2 Uitvoering FASE 3 Rapportage / afronding 1. Titelpagina Alleen een formele titelpagina is nodig. 2. Inhoudsopgave Je zou vast een opzet voor de inhoudsopgave kunnen maken Titelpagina bijwerken. Waarschijnlijk moet je bij versie 2 van het verslag de inhoudsopgave bijwerken Nette titelpagina heeft waarschijnlijk nu pas echt zin. Is er ook een ondertitel nodig? Vergeet niet het definitief bij te werken 3. Inleiding De lezer moet een beeld krijgen waar het onderzoek over gaat. 4. Theorie Je moet je zelf inlezen in de theorie, zodat je de onderzoeksvraag kunt formuleren. Let op woorden die vaak terugkomen. Let ook op het afbakenen van het onderwerp. 5. Onderzoeksvraag Formuleren onderzoeksvraag. Onderzoeksvraag moet gebaseerd zijn op de theorie. Is de vraag te beantwoorden? 6. Deelvragen Leid 3 tot 6 deelvragen af van de onderzoeksvraag. 7. Hypothese Wat verwacht je als antwoord op de onderzoeksvraag? Dat schrijf je op als hypothese. Wel gebaseerd op de theorie. 8. Methode van onderzoek 9. Onderzoek (resultaten) In de methode van onderzoek beschrijf je wat je aanpak wordt met een tijdsplanning Je houdt een onderzoek met behulp van literatuur / enquête / interview / eperiment. Let op uitvoerbaarheid en betrouwbaarheid. Wat is de concrete opzet? 10. Discussie (reflectie) Kan je van te voren inschatten wat minder sterk is in je onderzoek? Is het zinvol om je onderzoek aan te passen? Bijstellen onderzoeksvraag? Onderzoeksvraag moet gebaseerd zijn op de theorie. Deelvragen zijn concreter dan de onderzoeksvraag. Bijstellen deelvragen? Bijstellen hypothese? Alleen als de onderzoeksvraag ingrijpend gewijzigd is. Leidt de aanpak tot het gewenste resultaat? Indien nodig stel je aanpak bij. Actualiseer de tijdsplanning. Heb je voldoende bronnen geraadpleegd voor je theoretisch deel van het onderzoek? Heb je voldoende gegevens verzameld voor het praktische deel? Bekijk voortdurend kritisch je manier van onderzoeken en hoe je de resultaten meet. 11. Conclusie Geef op deelvragen (die klaar zijn) alvast een conclusie op basis van de theorie. 12. Begrippenlijst Aanstrepen van belangrijke begrippen 13. Bronnenlijst Houd vanaf het begin goed bij waar je informatie vandaan komt. Uitwerken van belangrijke begrippen. Zorg tijdens het schrijven van de tekst voor een goede bronvermelding in APA-notatie Definitief vastleggen van de onderzoeksvraag Definitief vastleggen van de deelvragen Beschrijving van het onderzoek, waarbij je ook gebruik maakt van tabellen / grafieken. Verwerk je resultaten zodanig in de tekst en tabellen /grafieken, dat de lezer als het ware vanuit de resultaten een antwoord kan geven op de onderzoeksvraag. Evalueer de kwaliteit van je onderzoek en resultaten. Geef op basis van je theorie, hypothese en resultaten een conclusie, dus een antwoord op je onderzoeksvraag. Geef geen nieuwe informatie. Nette afwerking in begrippenlijst. Nette verantwoording in verslag in definitieve bronnenlijst

Schrijven valt niet mee. Veel leerlingen hebben er een hekel aan. Ze hadden verwacht alleen maar te hoeven typen. Maar het hebben van interessante gedachten is iets anders dan het op schrift zetten ervan. Alles in één keer goed op papier zetten is onmogelijk. Je zult moeten vijlen, schrappen, herschrijven (zie hier het belang van een tekstverwerker!). Soms moet je een hele bladzijde weggooien omdat je er niet tevreden over bent. Een belangrijke raad voor beginnende schrijvers: doe het elke dag. Je hoeft niet lang achter de pc te zitten, maar doe het wel regelmatig. En probeer niet meteen mooie volzinnen te schrijven. Verzamel op het scherm allerlei notities, wat je toevallig gezien hebt, iets uit de krant van die dag, wat op het journaal was, wat je leraar tegen je zei. Schrijf allerlei invallen die met je profielwerkstuk te maken hebben meteen op. Je kunt dat materiaal misschien heel goed gebruiken. Weggooien kan altijd nog. Niet voor niets zit er tegenwoordig op menig computer een prullenbak! Het grote probleem bij het maken van een profielwerkstuk is het gebrek aan regelmaat. Sommige leerlingen beginnen pas tegen het volgende contact- en beoordelingsmoment (zoals die op het beoordelingsformulier staan vermeld). En dan wordt er in grote haast wat opgeschreven, beter gezegd wat overgeschreven uit boeken en tijdschriften. En dat levert natuurlijk een slecht product op, dat zeer waarschijnlijk niet goedgekeurd zal worden. Op welk niveau ga je schrijven? Voor welk publiek is je werkstuk bedoeld? Wat betreft vakinhoud moet het minimaal geschreven worden op het niveau van eind 4 HAVO en 5 VWO. Als bijvoorbeeld bij een profielwerkstuk wiskunde betrokken is, mag dat niet op een eerste-klas-niveau worden verwerkt. Dat levert dan zeker minder punten op bij de beoordeling. Maar een werkstuk dat voor de begeleider(s) onbegrijpelijk is, heeft ook geen zin. Stap 5 heeft vooral betrekking op het maken van een schriftelijk werkstuk. Heb jij voor je PWS gekozen voor een geheel andere vorm ( zie inleiding), dan moet er natuurlijk ook het een en ander schriftelijk worden vastgelegd, maar daar is de hoofdzaak toch het maken en niet het schrijven. Je begeleider kan je er zeker meer over vertellen.

1.4.6 STAP 6: Het definitieve eindproduct mondeling presenteren Het profielwerkstuk kent een breed scala aan mogelijke presentatievormen: Power point presentatie posterpresentatie, diaklankbeeld, het presenteren en toelichten van een ontwerp, een maquette, een modeshow, een tentoonstelling een toneeluitvoering, een multimediale computerpresentatie. Een gesprek met 2 docenten waarin je je onderzoek uitvoerig toelicht en vragen beantwoordt. Wat voor presentatie je ook doet, voor elke presentatie moet je je de volgende vier basisvragen stellen: Voor wie is de presentatie bedoeld? Ofwel: wie is mijn publiek? Hoe groot is het publiek? Wat is de voorkennis van het publiek? Wat wil ik dat het publiek doet met de informatie die ik geef? Wanneer je deze vragen kunt beantwoorden, dan kun je je presentatie gaan voorbereiden. Bepaal je presentatievorm in overleg met je docent. Kies te allen tijde een presentatievorm die goed past bij de onderzoeksvraag. 1.5 Adviezen voor de mondelinge presentatie Voor mondelinge presentaties zijn veel variaties te bedenken, zoals een betoog of een posterpresentatie met mondelinge toelichting. Elke presentatievorm kent een aantal aandachtspunten waarmee je de kans op succes vergroot. Afhankelijk van de vorm die je gebruikt, maak je een selectie van de punten die hierna staan genoemd. Het is niet zo dat alle presentaties hetzelfde zullen zijn. Elke leerling zal een eigen manier van presenteren ontwikkelen die het beste bij hem of haar past. De voorbereiding De voorbereiding is het halve werk. Zorg dat je goed op de hoogte bent van het onderwerp van je presentatie. Je kunt de tekst van de mondelinge presentatie op papier zetten, maar lees de tekst tijdens de presentatie niet voor. Leer de tekst ook niet van buiten. Daar wordt de presentatie snel saai van. Zet bij voorkeur een paar trefwoorden op papier (niet meer dan een half A-4) en gebruik dat tijdens je presentatie als geheugensteuntje. Oefen van tevoren de presentatie. Oefen eerst alleen, bijvoorbeeld thuis voor de spiegel en daarna voor een aantal mensen (familie of vrienden). Houd daarbij de tijd in de gaten. Wanneer je tijdens je oefenen je presentatie kunt opnemen met een videocamera, doe dat dan! Je ziet direct wat wel en niet goed gaat en daar leer je veel van. Regel minstens een week van tevoren het tijdstip van je presentatie, de ruimte, stoelen, tafels, geluidsapparatuur, overheadprojector en scherm, sheets, beamer, videospeler, posters, flap-over, viltstiften en dergelijke. Zorg dat op de dag van de presentatie alles op tijd klaar staat en de apparatuur werkt. Het is jouw verantwoordelijkheid dat de presentatie goed verloopt.

Gebruik van hulpmiddelen tijdens de presentatie Gebruik je sheets en andere hulpmiddelen doelmatig, als ondersteuning. Gemiddeld is voor elke vijf minuten presentatie één sheet voldoende. Beperk de hoeveelheid tekst op een sheet. Probeer je sheets van tevoren uit op leesbaarheid. Als je sheets gebruikt, doe dit dan ook rustig: geef je publiek de tijd om de sheet te lezen en ga deze niet voorlezen. Als je niets met de sheet doet, zet dan de projector even uit, dat is een stuk rustiger aan de ogen. Let erop dat iedereen in de zaal de sheets kan lezen. Werk je met sheets of met een beamer en spreek je met een klasgenoot af dat deze de sheets voor je verwisselt of met de beamer werkt tijdens je presentatie, oefen dat dan van tevoren. Als je tijdens je presentatie een video laat zien, praat er dan niet doorheen: het publiek hoort jou niet, maar ook de video niet. Zorg dat de video goed is ingesteld, zodat je niet hoeft te zoeken waar het programma begint. Gebruik je een beamer met een computerprogramma, zorg dan dat een medeleerling dit voor je doet, zodat jij voor je publiek kunt blijven staan. Tijdens de presentatie Houd je goed aan de tijdafspraken: begin op tijd en stop op tijd. Begin je presentatie met kort te vertellen wat je gaat vertellen. Vertel daarna je verhaal. Sluit af met een korte samenvatting van wat je hebt verteld. Als er mensen in het publiek zitten die jou niet kennen, begin dan met jezelf voor te stellen. Vertel aan het begin van je presentatie wanneer het publiek vragen mag stellen: het publiek mag je voortdurend onderbreken, of tussentijds vragen stellen wanneer jij dat aangeeft of aan het eind van je presentatie pas vragen stellen. Dit laatste heeft de voorkeur. Wat je ook afspreekt, houd je daar aan. Vertel geen zaken die je publiek al weet. Wanneer het noodzakelijk is dat je hier toch iets over zegt, houd het dan kort. Pas je taalgebruik aan het publiek aan. Zo moet je geen uitdrukkingen gebruiken die het publiek niet kent. Probeer zogenaamde stopwoordjes te vermijden zoals uh, ja, dus, enne, nou. Er zijn maar weinig mensen die niet zenuwachtig zijn tijdens een presentatie. Als jij één van die velen bent die wel zenuwachtig is en (te) snel gaat praten, probeer dan het volgende eens uit: adem na elke zin even rustig in- en uit. Je zult trouwens merken dat je vaak alleen aan het begin van je presentatie een paar minuten last hebt van je zenuwen. Wees vriendelijk en enthousiast. Ook wanneer in je publiek mensen zich vervelend gedragen. Je kunt dan proberen deze mensen zo weinig mogelijk aandacht te geven. Houd oogcontact met je publiek. Staar de mensen niet aan, maar durf ze wel een paar seconden in de ogen te kijken. Kijk niet steeds naar dezelfde mensen, maar probeer zoveel mogelijk mensen aan te kijken. Ook de mensen die achterin zitten of helemaal vooraan. Blijf niet zitten en sta niet stokstijf stil voor je publiek, maar loop gerust heen en weer. Zorg dat iedereen uit je publiek je kan blijven zien. Wanneer iemand uit het publiek een vraag stelt, herhaal dan de vraag, want misschien heeft niet iedereen de vraag gehoord. Wanneer je het antwoord op een vraag niet weet, zeg dat dan gerust en vraag of iemand anders in het publiek het antwoord wel weet. Sluit je presentatie positief af, met een korte, krachtige zin. Na afloop van de presentatie Direct na afloop van de presentatie is een goed moment om materiaal uit te delen, bijvoorbeeld een samenvatting van je presentatie. Zorg dat je voor iedereen genoeg materiaal bij je hebt. Duopresentatie Wanneer je met twee personen een presentatie houdt is het belangrijk dat je goed van elkaar weet wat ieder moet doen, zowel vooraf en tijdens als na de presentatie. Stem de inhoud goed op elkaar af. Weet van elkaar wat je gaat zeggen. Spreek af hoeveel spreektijd ieder krijgt. Oefen de presentatie met elkaar. Bij een mondelinge presentatie is de zogenaamde non-verbale communicatie minstens zo belangrijk als de verbale communicatie. Het overkomen van de boodschap wordt voor het grootste deel bepaald door de manier waarop je communiceert: het publiek onthoudt maar matig wat je vertelt, maar onthoudt wel goed hoe je je beweegt, hoe je je sheets gebruikt, of je de zaal inkijkt en of je vriendelijk en enthousiast bent!

Tijdpad Profielwerkstuk Tijdstip April - Mei 2016 Onderdeel Voorlichtingsbijeenkomsten. Havo 4 tijdens Haco- uur, Vwo- 5 bijeenkomst teamleider en docenten 20 Mei 2016 Leerlingen uit Vwo-5 geven aan bij welk vak ze een profielwerkstuk willen schrijven (1 e en 2 e keuze) (inleveren van formulier bij mw. Prooij of mw. van der Leer in 200) Leerlingen uit Havo -4 leveren keuze in bij mentor. Begin Juni 2016 Aug sept 1 e week (23 augustus) Definitieve bepaling vak(ken) : bij welk vak een leerling zijn werkstuk gaat schrijven Instructiemiddag over het schrijven van probleemstelling : - Eacte vakken - Talen - Maatschappijvakken - Tekenen/Handvaardigheid/LO Uiterlijk 2 september Week 36 ( 5-9 september) Week 40 (3 7 okt) Week 41 (10-14 okt) Uiterlijk 4 nov Uiterlijk 3 februari Februari Inleveren probleemstelling en hoofdstukindeling bij begeleidend docent Gesprek met docent over deelvragen en hoofdstukindeling. In deze week moet de probleemstelling klaar (en dus goedgekeurd door je begeleider) zijn. Voortgangsgesprek met docent Havo 5 Vwo -6 schrijfmiddag / training profielwerkstuk Inleveren eerste hoofdstukken PWS bij begeleidend docent PWS inleveren bij begeleidend docent en schoolleiding. Training presenteren Havo Vwo 8 maart Definitieve versie Profielwerkstuk afgerond 25 maart Beoordeling Profielwerkstukken afgerond ( eclusief beoordeling presentatie) Eind maart Presentatieavond profielwerkstuk Uitvoeren praktische opdracht in overleg met docenten betavakken

Bijlage 1 Beoordelingsmodellen Er zijn twee verschillende beoordelingsmodellen : een voor een praktisch PWS en een voor een theoretisch PWS. De beoordeling ( kan gebeuren) gebeurt op basis van een groot aantal punten, die hierna vermeld worden. Zij wordt mede bepaald door de vorm van je PWS. Onder elk punt worden een aantal criteria vermeld, waarop (indien van toepassing) de beoordeling voornamelijk gebaseerd is. Achter elk beoordelingscriterium is tussen haakjes de bijbehorende mogelijke score vermeld. De score wordt per onderdeel vermeld en levert een maimale totaalscore van 100 op. Het cijfer wordt berekend door het totaal aantal behaalde punten te delen door 10. n.b. het niet op tijd inleveren van onderdelen, zoals aangegeven in het tijdpad, betekent per te laat ingeleverd onderdeel 5 punten in mindering op het totaal van 100 punten..

Beoordelingsformulier Profielwerkstuk (praktische opdracht) Naam:... Klas:... Eindcijfer:... I Beoordeling onderzoeksplan (1-35) 1 Keuze onderwerp (1-3) Hoort het onderwerp bij het profiel? Past het onderwerp bij het (de) gekozen vak(ken)? 2 Voldoende inhoudelijk niveau (1-5) Diepgang Originaliteit Onderzoeksvraag (Relevante) deelvragen 3 Plan van aanpak (1-10) Duidelijkheid Uitvoerbaarheid Deelactiviteiten Geeft het antwoord op de onderzoeksvraag? Tijdsplanning Maken van afspraken met docent en TOA Veiligheid 4 Verzamelde gegevens (informatiebronnen) (1-5) Voldoende Variatie Relevant Betrouwbaar 5 Mate van zelfstandigheid (1-7) Bij het verzamelen van gegevens Bij keuze van het onderwerp

Bij opstellen van de onderzoeksvraag Bij problemen oplossen Bij nemen van (juiste) beslissingen Bij meedenken Creativiteit, inventiviteit 6 Kwaliteit van het logboek(1-5) Soort informatie Overzichtelijkheid II Beoordeling na onderzoek (1-45) 7 Uitvoering onderzoek (in relatie met plan van aanpak) (1-8) Tijdsplanning Afwijken van aanpak Veiligheid 8 Gegevens(verwerking)(1-8) Voldoende relevante informatie/waarnemingen/metingen Leesbaarheid Relatie met theorie Kwaliteit 9 Conclusie(1-4) Op basis gegevens Inhoudelijke diepgang 10 Mate van zelfstandigheid(1-8) Bij het verwerken van de gegevens Bij opstellen conclusie Bij het oplossen van problemen Bij het nemen van (juiste) beslissingen Bij meedenken

Creativitet, inventiviteit Evt. functioneren in de groep 11 Inzet(1-8) Werkverdeling Betrokkenheid 12 Logboek(1-4) Soort informatie Overzichtelijkheid Volledigheid Inhoudelijke keuzes en motivering Diepgang 13 Bronvermelding(1-5) Aanwezig Notatie Volledigheid III Beoordeling presentatie (1-20) 14 Opbouw (1-4) Introductie / inleiding Logische vervolg van presentatie Afsluiting / afronding Sluit goed aan bij inhoud profielwerkstuk 15 Vormgeving (1-4) Duur van de presentatie Consistentie van het verhaal Gebruik van audiovisuele middelen Beeldmateriaal

16 Taalgebruik (1-4) Correct Nederlands Gericht op doelgroep Woordenschat 17 Stemgebruik (1-4) Verstaanbaarheid Stemgebruik / intonatie Vlotheid van de spreker 18 Non verbale communicatie (1-4) Enthousiasme Oogcontact Gelaatsuitdrukking / gebaren Houding en uitstraling Totaalscore werkstuk (1-100)

Beoordelingsformulier Profielwerkstuk (theoretische opdracht) Naam:... Klas:... Eindcijfer:... 1 Beoordeling inleiding (1-10) Introductie van het onderwerp? Formulering van de probleemstelling? Formulering deelvragen? Beschrijving van de onderzoeksopzet en -uitvoering? 2 Beoordeling hoofdtekst (kern) (1-30) Ingaan op de hoofdvraag? Feiten worden niet als meningen gepresenteerd of omgekeerd? Leerling beperkt zich niet tot weergave van bronnen/citaten, maar geeft uiteenzettend/betogend/beschouwend antwoord op de vraagstelling? Waarheidsgehalte? Correcte en begrijpelijke weergave van bronnen en feitelijkheden? 3 Beoordeling slot ( 1-10) Correcte samenvatting van de inhoud van het middenstuk? Antwoord op de hoofdvraag/deelvragen verkregen? Goed bij de vraagstelling aansluitende conclusie? Een eigen mening over het onderwerp? 4 Beoordeling van de techniek en de uiterlijke verzorging (1-10) Logische opbouw van de tekst? Overzicht informatiebronnen/literatuurverwijzing? Omvang profielwerkstuk volgens richtlijn? Zorg besteed aan afwerking/illustraties/kantlijnen/lay-out? Inhoudsopgave?

Titelblad/illustraties sluiten aan bij onderwerp? 5 Beoordeling taalgebruik (1-5) Duidelijk/begrijpelijk (eigen) woordgebruik)? Plagiaat is natuurlijk uit den boze! Afgestemd op doelgroep en tekstsoort? De spelling en interpunctie zijn correct gebruikt? Consistentie van het gebruikte begrippenkader? 6 Beoordeling overleg met docent (eventueel onderlinge samenwerking) (1-10) Hebben de leerlingen met elkaar overlegd via de weblog/email? Zijn de leerlingen op de hoogte van elkaars onderzoek en de resultaten daarvan? Hebben de leerlingen aan elkaar commentaar en ondersteuning gegeven tijdens het proces? Hebben de leerlingen ongeveer evenveel werk verzet? Beoordeling voortgang. Heeft de leerling de begeleider tijdig geraadpleegd? Werkt de leerling zelfstandig genoeg? 7 Hebben de leerlingen met het oog op de onderzoeksvraag de juiste informatiebronnen aangeboord en/of eperimenten juist uitgevoerd? (1-5) Is overtuigend aangetoond op welke bronnen de leerlingen het profielwerkstuk hebben gebaseerd? Hebben de leerlingen een geordende bronnenmap aangelegd? 8 Presentatie (1-20) Opbouw (1-4) Introductie / inleiding Logische vervolg van presentatie Afsluiting / afronding

Sluit goed aan bij inhoud profielwerkstuk Vormgeving (1-4) Duur van de presentatie Consistentie van het verhaal Gebruik van audiovisuele middelen Beeldmateriaal Taalgebruik (1-4) Correct Nederlands Gericht op doelgroep Woordenschat Stemgebruik (1-4) Verstaanbaarheid Stemgebruik / intonatie Vlotheid van de spreker Non verbale communicatie (1-4) Enthousiasme Oogcontact Gelaatsuitdrukking / gebaren Houding en uitstraling Totaalscore werkstuk (1-100)

Bijlage 2 Logboek Naam : Klas : Datum Tijd Plaats Werkzaamheden Afspraken Opmerkingen

Bijlage 3 Het Harvard-systeem literatuurlijst ( zie powerpoint voor Bronnenlijst APA-notatie) Bronverwijzingsysteem voor profiel- en andere werkstukken Als je in een werkstuk of andere opdracht gebruik maakt van teksten van een ander, dan moet je aangeven van wie die tekst is. Met andere woorden: je moet verwijzen naar de bron. Als dat een citaat is, dan zet je het betreffende zinsdeel tussen aanhalingstekens. Schrijf je iets op dat de strekking van een verhaal weergeeft, dan kun je die aanhalingstekens weglaten. In beide gevallen geef je tussen ronde haken aan van wie de uitspraak is, gevolgd door het jaartal van publicatie en tot slot (indien mogelijk) het paginanummer. Voorbeeld van een verwijzing in de tekst Hoewel men in West-Europa de mond vol heeft van 'economische hulp' en 'integratie' met Oost-Europa... houdt men de tariefmuren hoog opgetrokken en probeert men van de overschotten af te komen. (De Groot 1991, p. 8). Notaties in de bronnenlijst a.d.b.v. bovenstaand voorbeeld. De bronnenlijst wordt helemaal achter in het document opgenomen. Er wordt alfabetisch gerangschikt op achternaam (zoals in het telefoonboek). In de literatuurlijst staan alle gebruikte verwijzingen. Niet worden opgenomen: 1. Teksten die wel bestudeerd zijn, maar uiteindelijk niet gebruikt zijn in de tekst, 2. Zeer algemene, voor iedereen toegankelijke bronnen, zoals woordenboeken, atlassen, e.d., tenzij deze onderwerp zijn van de studie. Bepaal eerst waar je geleende uitspraak vandaan komt. Zoek dan in de lijst hieronder de juiste categorie. Doe dan hetzelfde als in dit voorbeeld. Literatuur (boeken) Groot, S. de (1991), Oekraïne in de klem, Groningen: Wolters-Noordhoff. Artikelen uit tijdschriften Groot, S. de (1991), Oekraïne in de klem, in: Geografie Educatief, jaargang 5, vierde kwartaal, pp.30-34. Artikelen uit verzamelde werken Groot, S. de (1991), Oekraïne in de klem, in: De Vries, Oost-Europa in beweging, Groningen: Wolters-Noordhoff, pp.30-34. Krantenartikelen Groot, S. de (1991), Oekraïne in de klem, in: NRC Handelsblad 14-12-'91. Ongepubliceerd werk (dissertatie, nota, circulaire, etc.) Groot, S. de (1991), Oekraïne in de klem, promotie-onderzoek Regionale Geografie, Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, Universiteit Utrecht 14-12-'91. Internet Groot, S. de (1996), Oekraïne in de klem, http://digischool.sdg.ni/ak/aklok.htm 14-12-'96. Ongeschreven bronnen - Interviews Groot, S. de (1991), interview over de knelpunten tussen de EU en Oekraïne, door: Jansen, Eindhoven, 14-12-'91.

- TV/Radio Groot, S. de (reg.) (1991), radio-productie Oekraïne in de klem, Hilversum: KRO, 14-12- 91. Auteurs Er is sprake van twee auteurs Groot, S. de & J.P. de Vries (1991), Oekraïne in de klem, Groningen: Wolters-Noordhoff. Er is sprake van meer dan twee auteurs Groot, S. de et al (1991), Oekraïne in de klem, Groningen: Wolters-Noordhoff. Auteur is onbekend Anoniem (1991), Oekraïne in de klem, in: NRC Handelsblad 14-12-'91. Auteur is onbekend maar persbureau is wel bekend (krantenartikelen) REUTER (1991), Oekraïne in de klem, in: NRC Handelsblad 14-12-'91. Auteur is onbekend maar instantie (publicist, uitgever, etc.) is wel bekend Atlantische Commissie (1991),'~Oekraïne in de klem, lesplan voor bovenbouw VWO, Den Haag: Atlantische Commissie. Redactie of samenstellers zijn bekend Groot, S. de (red./samst.) (1991), Oekraïne in de klem, Groningen: Wolters-Noordhoff. Er is behalve een auteur sprake van een vertaler Ross, C.P., vert.: S. de Groot (1991), Oekraïne in de klem, Groningen: Wolters-Noordhoff. (De oorspronkelijke auteur wordt in de tekst verwezen, dus: (Ross 199 1, p. 8).) Jaartal is onbekend Groot, S. de (onbekend), Oekraïne in de klem, Groningen: Wolters-Noordhoff Meerdere publicaties van dezelfde auteur in hetzelfde jaar Op datum: Groot, S. de (1991 a), Verre vrienden, in: NRC Handelsblad 10-08-'91. Groot, S. de (1991 b), 'De Nieuwe Zijderoute ', in: NRC Handelsblad 2 1-10-'91. Groot, S. de (1991 c), Oekraïne in de klem, in: NRC Handelsblad 14-12-'91. Als dat niet kan, dan alfabetisch op titel: Groot, S. de (1991 a), De Nieuwe Zijderoute, Groningen: Wolters-Noordhoff. Groot, S. de (1991 b), Oekraïne in de klem, Groningen: Wolters-Noordhoff Groot, S. de (1991 c), Verre vrienden, Groningen: Wolters-Noordhoff Er is slechts een gedeelte van een boek bestudeerd Groot, S. de (1991), Oekraïne in de klem, hieruit: hoofdstuk 4, Tariefmuren, Groningen: Wolters- Noordhoff, pp. 51-67. Gebruik dit systeem alleen voor belangrijke uitspraken, beweringen of passages. Algemene, voor iedereen bekende uitspraken hoeven niet verwezen worden! Voor etra toelichting kun je terecht bij je begeleider.