SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

Vergelijkbare documenten
Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 5 opgaven en omvat 20 vragen.

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 5 OKTOBER UUR. SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie B / 10

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR

Correctiemodel. SPD Bedrijfsadministratie ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 16 DECEMBER UUR. Belangrijke informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE DINSDAG 4 OKTOBER UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART UUR

Deze examenopgave bestaat uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen heeft 5 opgaven en omvat 21 vragen.

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECOMONIE MAANDAG 2 MAART UUR 13:00 UUR. Belangrijke informatie

Deze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 5 opgaven en omvat 20 vragen.

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Het examen omvat 21 vragen.

TENTAMEN. HvA-HES ALGEMENE ECONOMIE

Lever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Bruto binnenlands product

Lever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Maak bij de beantwoording van de volgende vraag gebruik van onderstaande grafiek.

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6: Geld en geldtheorie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6

Lever het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Inhoud. 1 Inleiding. Markt of overheid. 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2

Samenvatting Economie Toetsweek 2

Samenvatting Economie Lesbrief Modellen

H2 Te veel geld maakt ongelukkig

Eindexamen economie havo II

Eindexamen economie 1-2 havo 2005-I

2) sparen -> oppotten: chartaal of giraal geld op een betaalrekening. Direct kunnen gebruiken (=liquide). Geen rendement

Eindexamen economie 1-2 vwo 2002-II

Eindexamen economie vwo II

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2004-I

Het gevoel van welvaart neemt toe naarmate de schaarste wordt teruggedrongen

Hoofdstuk 1: Waar produceren

De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN. Categorie Vraag & Antwoord

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-I

Hoofdstuk 15 Economische relaties

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II

Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschepping

Loonkosten per product omhoog - Prijzen omhoog - Internationale concurrentiepositie omlaag

Economie module 1. Hoofdstuk 1: Voor niks gaat de zon op.

INLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Eindexamen economie 1 vwo I

Eindexamen economie 1-2 vwo 2005-II

Examen HAVO en VHBO. Economie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-I

Samenvatting Economie samenvatting overheid + hfdst 1 consumenten en producenten

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.

Examen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel GECONSOLIDEERDE JAARREKENING DONDERDAG 10 MAART UUR

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-I

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging

Samenvatting door een scholier 1974 woorden 3 maart keer beoordeeld

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-II

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 4: monetaire zaken

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! uitwerking totale winst. Frans Etman

Economie 1,2 (nieuwe stijl) en economische wetenschappen I en recht (oude stijl)

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni uur

Hoofdstuk 3 De gesloten economie zonder overheid

Eindexamen vwo economie I

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Keuzeonderwerp. Keynesiaans model. Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt. fransetman.nl

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

TENTAMEN ALGEMENE ECONOMIE

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman

Eindexamen economie havo II

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel FISCALE JAARREKENING MAANDAG 22 JUNI :00 UUR - 11:30 UUR

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

bruto inkomen (per persoon)

Eindexamen economie 1-2 vwo 2004-II

Domein D: markt (module 3) vwo 4

Economische conjunctuur

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel JAARREKENING DINSDAG 20 DECEMBER UUR. SPD Bedrijfsadministratie Jaarrekening B / 9

Hoofdstuk 5: Internationale betrekkingen

Let bij de correctie op doorwerkfouten! SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel COST & MANAGEMENTACCOUNTING VRIJDAG 24 JUNI

Verboden woord Lesvoorbereiding kaartjes kaartjes achterkant Spelregels Afronding

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

De optelsom van alle bruto toegevoegde waarden die in een land gedurende een jaar zijn gemaakt, is gelijk aan het bbp.

Correctievoorschrift HAVO. Economie 1,2 (nieuwe stijl) en economie (oude stijl)

Eindexamen vwo economie 2014-I

Eindexamen economie 1-2 vwo 2006-II

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1, 4, 6 en 9 (Transactie)

H2: Economisch denken

UNIFORM EINDEXAMEN VWO 2015

Samenvatting Economie Hoofdstuk 17 t/m 23

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei uur

Examen VWO. Economie 1,2 (nieuwe stijl) en economische wetenschappen I en recht (oude stijl)

Eindexamen economie pilot vwo II

Vraag Antwoord Scores

Transcriptie:

SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER 2016 15.30-17.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 B / 12

2016 NGO-ENS B / 12

Opgave 1 (20 punten) Vraag 1 Manders BV opereert binnen de marktvorm van volledig vrije mededinging. Motivatie: De gemiddelde opbrengst is constant en niet afhankelijk van de afzet, wat betekent dat de prijs niet kan worden beïnvloed door een individuele aanbieder. Manders BV is een prijsnemer, wat kenmerkend is voor de marktvorm volledig vrije mededinging. Juist antwoord: 2 punten Juiste motivatie: 2 punten Vraag 2 (6 punten) 1. p = prijs 2. MO = marginale opbrengst Motivatie: p = MO = GO De marktprijs komt door de collectieve vraag en aanbod tot stand en is daardoor voor iedere aanbieder een vast gegeven. De prijs blijft constant. Bij een constante prijs zal elke extra eenheid dezelfde constante prijs hebben, dus MO = p Bij een constante prijs is de omzet gelijk aan: afzet x p GO = afzet x p Als p constant is, dan is GO = p afzet Per juist antwoord: 1 punt Afzet van een extra eenheid (MO) heeft prijs p: 2 punten Bij een constante prijs is de gemiddelde opbrengst (GO) = prijs: 2 punten Andere juiste motivaties ter beoordeling aan de corrector. Vraag 3 (6 punten) Evenwichtsprijs = 4,- Evenwichtshoeveelheid = 6.000.000 Berekening Er is evenwicht als qv = qa - 10p + 100 = 5p + 40 15p = 60 P = 4 P= 4 substitueren in één van de vergelijkingen. qv = -10 x 4 + 100 = 60 evenwichtshoeveelheid = 100.000 x 60 = 6.000.000 qv = qa: 2 punten SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 3 / 12

P = 4: 2 punten Q = 6.000.000: 2 punten Vraag 4 Manders BV maakt verlies (1 punten). Motivatie: De gemiddelde totale kosten(gtk) zijn hoger dan de gemiddelde opbrengst (GO). Juiste motivatie: 3 punten SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 4 / 12

Opgave 2 (20 punten) Vraag 5 Vraag 5a Vraag 5a (2 punten) De trend. Juist antwoord: 2 punten Vraag 5b (2 punten) De trend is de gemiddelde groei gemeten over een reeks van jaren. Juist antwoord: 2 punten Vraag 6 (maximaal 4 punten) 1. bruto binnenlands product 2. consumptie/consumentenbestedingen 3. investeringen 4. export/import 5. percentage werkloosheid 6. rentestand 7. consumentenvertrouwen Andere antwoorden ter beoordeling aan de corrector. Per juist antwoord: 1 punt Vraag 7 (maximaal 6 punten) 1. budgettaire maatregelen 2. fiscale maatregelen 3. subsidies en heffingen Andere antwoorden ter beoordeling aan de corrector. Vraag 8 Vraag 8a Per juist antwoord: 2 punten (3 punten) Een anticyclisch begrotingsbeleid is een beleid waarbij de overheid de belastingtarieven en de uitgaven afstemt op de feitelijke conjunctuurontwikkelingen. De maatregelen gaan tegen de conjunctuur in en zijn gericht op het dempen van de conjunctuurgolf. Afstemming op de feitelijke conjunctuurontwikkelingen: 2 punten Dempen conjunctuurgolf: 1 punt Vraag 8b (maximaal 3 punten) 1. Timing van de maatregelen 2. Uitvoering van het beleid door de politiek 3. Lage multiplier (importlekken) SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 5 / 12

4. Crowding-out. Verdringing rentegevoelige particuliere bestedingen door financiering overheidstekort Per juiste reden: 1 punt SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 6 / 12

Opgave 3 (20 punten) Vraag 9 Vraag 9a 1. Vrijhandelsgebied 2. Douane-unie 3. Gemeenschappelijke markt 4. Economische unie 5. Monetaire unie Andere antwoorden ter beoordeling aan de corrector. Per juist antwoord: 1 punt Vraag 9b 1. Vrijhandelsgebied: deelnemende landen schaffen onderlinge tarieven af, maar gebruiken eigen importtarieven voor landen buiten het vrijhandelsgebied. 2. Douane-unie: deelnemende landen schaffen onderlinge tarieven af en hanteren een gemeenschappelijk tarief voor landen buiten het vrijhandelsgebied. 3. Gemeenschappelijke markt: een douane-unie waarbij alle belemmeringen voor een vrij verkeer van goederen, diensten, arbeid, kapitaal en personen zijn opgeheven. 4. Economische unie: een gemeenschappelijke markt met een gemeenschappelijk economisch beleid. Andere antwoorden ter beoordeling aan de corrector. Vraag 10 Vraag 10a Per juist antwoord: 1 punt De comparatieve kostentheorie gaat ervan uit dat elk land zich specialiseert in de productie van dat goed dat relatief het goedkoopst geproduceerd kan worden. Door de goederen uit te ruilen kan elk land voordeel hebben van de laagste kostprijs per product. Per saldo kan op deze wijze meer worden geproduceerd, waardoor de mondiale welvaart toeneemt. Specialisatie in productie tegen relatief de laagste kosten: 2 punten Per saldo kan meer worden geproduceerd: 1 punt Mondiale welvaart: 1 punt Andere antwoorden ter beoordeling aan de corrector. Vraag 10b (2 punten) Internationale verschillen in: 1. Prijs van de productiefactoren 2. Kwaliteit van de productiefactoren Per juiste oorzaak: 1 punt SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 7 / 12

Vraag 11 (2 punten) Een overschot kan het gevolg zijn van een stagnerende economie. De relatief lage import wordt veroorzaakt door lage binnenlandse bestedingen. Lage binnenlandse bestedingen: 2 punten Andere juiste antwoorden ter beoordeling aan de corrector. Vraag 12 Een overschot op de lopende rekening betekent dat er meer geld binnenkomt dan er uitgaat. Het aanbod van geld op de financiële markten zal stijgen met als gevolg een dalende rente. Bij een tekort zal de uitgaande geldstroom lager zijn, waardoor een tekort aan geld ontstaat en de rente zal stijgen. Overschot op lopende rekening: dalende rente: 2 punten Tekort op lopende rekening: stijgende rente: 2 punten Andere juiste antwoorden ter beoordeling aan de corrector. SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 8 / 12

Opgave 4 Opgave 4 (20 punten) Vraag 13 Vraag 13a (2 punten) Met de geldhoeveelheid in enge zin wordt gedoeld op de primaire liquiditeiten in handen van het publiek. Juist antwoord: 2 punten Ander juist antwoord ter beoordeling aan de corrector. Vraag 13b (2 punten) Met de geldhoeveelheid in ruime zin wordt gedoeld op de primaire liquiditeiten + de secundaire liquiditeiten (direct opeisbare spaartegoeden en termijndeposito s). Juist antwoord: 2 punten Ander juist antwoord ter beoordeling aan de corrector. Vraag 14 (6 punten) M3 = 1.170 miljard (1 punt) Berekening: Bankbiljetten in omloop 76 + Munten in omloop 7 + Chartale kassen van de geldscheppende instellingen 10 - Girale tegoeden van het publiek 482 + Primaire liquiditeiten massa (M1 ) 555 Secundaire liquiditeitenmassa 545 + 70 615 Geldhoeveelheid in ruime zin (binnenlandse liquiditeitenmassa) M3 1.170 M1 = 555: 3 punten Secundaire liquiditeitenmassa = 615: 2 punten Vraag 15 Vraag 16 Vraag 16a (2 punten) De primaire banken hebben een vergunning van de centrale bank om geld te scheppen. Geld scheppen met vergunning van de centrale bank: 2 punten Wederzijdse schuldaanvaarding ontstaat als een bank geld uitleent aan een klant. De bank aanvaardt een direct opeisbare schuld aan de lener en de lener aanvaardt een schuld op korte termijn aan de bank. De lening wordt zowel debet als credit op de balans gezet. Bank aanvaardt schuld: 2 punten De lener aanvaardt schuld: 2 punten SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 9 / 12

Vraag 16b De balansposten Debiteuren en Rekening-courant zullen veranderen. Debiteuren: 2 punten Rekening-courant: 2 punten SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 10 / 12

Opgave 5 (20 punten) Vraag 17 360 miljard Berekening: Netto binnenlands product tegen factorkosten 320 Kostprijsverhogende belastingen + 50 Kostprijsverlagende subsidies - 10 Netto binnenlands inkomen tegen marktprijzen 360 Netto binnenlands product tegen factorkosten 320: 1 punt Kostprijsverhogende belastingen + 50: 1 punt Kostprijsverlagende subsidies - 10: 2 punten Vraag 18 365 miljard Netto binnenlands product tegen factorkosten 320 Afschrijvingen van bedrijven + 30 Afschrijvingen overheid + 15 Bruto binnenlands product tegen factorkosten 365 Netto binnenlands product tegen factorkosten 320: 1 punt Afschrijvingen van bedrijven + 30: 1 punt Afschrijvingen overheid + 15: 2 punten Vraag 19 Vraag 20 Vraag 20a BNI = BBP + beloning van nationale productiefactoren -/- beloning van buitenlandse productiefactoren Ook juist: BNI = BBP + saldo van uit buitenland ontvangen en aan buitenland betaalde primaire inkomens + beloning van nationale productiefactoren: 2 punten -/- beloning van buitenlandse productiefactoren: 2 punten De vraag naar kapitaal is groter dan het aanbod, waardoor de rente zal stijgen. De stijgende rente trekt beleggers uit het buitenland aan, waardoor in eerste instantie een instroom op de kapitaalrekening plaatsvindt. In tweede instantie ontstaat een uitstroom op de lopende rekening doordat rente, winst en dividend worden uitbetaald, waardoor een tekort op de lopende rekening kan ontstaan. Stijgen van de rente: 2 punten Tekort op lopende rekening: 2 punten SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 11 / 12

Vraag 20b De multiplierwerking is de toename van de productie en het inkomen als gevolg van een bestedingsimpuls. Door een toename van bestedingen gaan ondernemingen extra investeren. De extra investeringen verhogen de productie waardoor het binnenlands product en het inkomen toenemen. Door een stijging van het inkomen gaan gezinnen meer besteden, hetgeen de productie weer verhoogt. Door de extra investeringen komt een proces van inkomensvorming en bestedingen op gang. Het gevolg is een grotere toename van productie, inkomen en bestedingen dan de aanvankelijke investeringsimpuls. Grotere toename van productie, inkomen en bestedingen dan investeringsimpuls: 4 punten Einde correctiemodel SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 12 / 12