DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 1. Overt Narcisme in de Adolescentie en de Veranderingen met betrekking tot Leeftijd

Vergelijkbare documenten
Severity Indices for Personality Problems (SIPP-118 en SIPP-SF) Laura Weekers & Annelies Laurenssen Trimbos Instituut, 3 februari 2016

Psychopathie. Puck de Ruijter. Begeleid door Frida van der Veeken en Mirthe Noteborn. Bachelor thesis Psychologie en Gezondheid

DE RELATIE TUSSEN SOCIAAL-ECONOMISCHE STATUS EN VERHOOGDE TREKKEN VAN OVERT NARCISME EN PSYCHOPATHIE

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Vroegsignalering en interventie bij Cluster C. Kennismiddag Cluster C 25 januari 2018

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Decisional conflict. Ageeth Rosman Kennispoort 7 feb 2014

Zimmerman, Sheeran, & Young. Beoordelen van de aanwezigheid van depressie

Dysphagia Risk Assessment for the Community-dwelling Elderly

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Meervoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Biowalking voor ouderen

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders

Beschrijvende statistieken

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma.

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG

Zowel correlatie als regressie meten statistische samenhang Correlatie: geen oorzakelijk verband verondersteld: X Y

General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

College 3 Interne consistentie; Beschrijvend onderzoek

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Verschillen in Persoonlijkheidstrekken en Persoonlijkheidsorganisatie tussen Groepen Eetstoornispatiënten.

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

Onderzoeksbulletin. Recidive bij jongeren in de ambulante forensische ggz. Joan van Horn, Jaap van Slageren & Mara Eisenberg

DOELGROEP De test richt zich tot zwangere vrouwen of vrouwen die recent bevallen zijn.

icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence,

Vitamine B12 deficiëntie

Chapter 9. Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Summary & Samenvatting. Samenvatting

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

Criminele carrières van adolescenten en jongvolwassenen

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Nederlandse Samenvatting

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

Eenzaam ben je niet alleen

E-health4Uth: extra contactmoment vanuit de Jeugdgezondheidszorg voor 15/16 jarigen

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

Believing is Seeing: Training van positieve sociale interpretaties in adolescenten

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

Kenmerken van jongeren met en zonder sportief zelfbeeld

Fort van de Democratie

1. Reductie van error variantie en dus verhogen van power op F-test

Behoeftes rijksambtenaren in kaart Flitspanelonderzoek oktober Een uitgave in het kader van het strategisch personeelsbeleid Rijk

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F.

Enkelvoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Trendonderzoek: Alcoholkennis bij jongeren tussen 12 en 25 jaar

Robin Huiskes (ANR: )

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Samenvatting in het Nederlands

Informatie over de deelnemers

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

De Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout. bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope

Development of the diabetes problem solving measure for adolescents. Diabetes Educ 27: , 2001

Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting

Achtergronden bij het instrument

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Wat motiveert u in uw werk?

College Week 3 Kwaliteit meetinstrumenten; Inleiding SPSS

Cognitieve achteruitgang: ook verlies van het persoonlijk netwerk?

Deze test werd ontwikkeld en aangewend om het medicatiemanagement en de verschillende aspecten hiervan te evalueren in de ambulante zorg.

maatschappijwetenschappen vwo 2015-II

Samenvatting Inleiding Methode

Psychopathie: Geslachtsverschillen en Comorbiditeit met Persoonlijkheidsgerelateerde Kenmerken in een Niet-Klinische Steekproef

Nederlandse samenvatting

Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Facts and Figures: Sociale contacten

Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

Voorbeeldtentamen Statistiek voor Psychologie

introductie Wilcoxon s rank sum toets Wilcoxon s signed rank toets introductie Wilcoxon s rank sum toets Wilcoxon s signed rank toets

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij

EIND TOETS TOEGEPASTE BIOSTATISTIEK I. 30 januari 2009

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement

Citation for published version (APA): van der Put, C. E. (2011). Risk and needs assessment for juvenile delinquents

Meerdere keren zonder werk

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Overige, ongespecificeerd

Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling?

Oplossingen hoofdstuk XI

Samenvatting Nederlands

Transcriptie:

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 1 Overt Narcisme in de Adolescentie en de Veranderingen met betrekking tot Leeftijd Veroorzaakt door Verantwoordelijkheid, Zelfcontrole en Identiteitsintegratie. Quinten ten Brinke Begeleid door Frida van der Veeken en Mirthe Noteborn Bachelor thesis Psychologie en Gezondheid Departement Forensische Psychologie, Tilburg University 2014

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 2 Samenvatting Deze empirische studie onderzoekt of de karaktertrek overt narcisme het hoogst is in de adolescentie en of deze trekken afnemen naarmate mensen ouder worden. Verder wordt er onderzocht of dit verklaart kan worden doordat zelfcontrole en verantwoordelijkheid toenemen en of identiteitsintegratie afneemt naarmate leeftijd vordert. Een voorgaande studie van Twenge (2006) concludeerde dat overt narcisme onder adolescenten het hoogst is en dat wereld steeds narcistischer wordt. Dit blijkt echter niet te kloppen, de wereld wordt niet steeds narcistischer. Mannelijke adolescenten (M=5.15, SD=.151) blijken significant hogere trekken van overt narcisme dan de leeftijdsgroep 60-69 (M=4.41, SD=.236 ). Dit kan gedeeltelijk verklaard worden door toenemen verantwoordelijkheid naar mate mensen ouder worden. Echter zijn deze verschillen en effecten zo klein dat men in ieder geval niet kan spreken van verhoogde trekken van overt narcisme in de adolescentie en zeker niet van een narcistische epidemie. Er blijft echter een groot deel onverklaarde variantie open voor toekomstig onderzoek.

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 3 Overt Narcisme in de Adolescentie en de Veranderingen met betrekking tot Leeftijd Veroorzaakt door Verantwoordelijkheid, Zelfcontrole en Identiteitsintegratie. Criminaliteit onder de jeugd en jong volwassenen leidt tot grote overlast in Nederland. Het Centraal bureau voor statistiek (CBS) heeft in 2012 een vragenlijst afgenomen bij een afspiegeling van de gehele populatie over daderschap. In deze vragenlijst stonden zestien vormen van criminaliteit zoals vernieling, zwartrijden en wapenbezit etc. Van de jongeren van zestien tot twintig jaar rapporteerden zeventig procent dat hij of zij zich aan minstens één van de zestien vormen schuldig had gemaakt in het jaar voorafgaand aan het onderzoek. Naarmate men ouder wordt lijkt dit percentage af te nemen. Bij mensen van vijfentwintig jaar ligt het percentage nog rond de veertig procent (Peeck, 2012). Dat er een hoge criminaliteit onder jongeren is niet op één manier te verklaren, er zijn verschillende risicofactoren die tot crimineel gedrag kunnen leiden. Een risicofactor is een kenmerk, variabele of gevaar, indien aanwezig bij een individu, dat dit individu een grotere kans heeft kan tot het vertonen crimineel gedrag (Schader, 2001). Een voorbeeld van een risicofactor is het milieu waar mensen in leven. Besemer (2014) tonen in een recent uitgevoerd onderzoek aan, dat het aantal veroordelingen van de ouders in directe link staat met de kans dat hun kinderen ook op een bepaald tijdstip veroordeeld worden in hun leven (Besemer, 2014). Een andere risicofactor van crimineel gedrag komt naar voren in een studie van Schulman, Steinberg en Piquero (2013). Zij stellen in hun artikel dat men niet alleen naar leeftijd moet kijken, maar dat ook naar het vermogen onder jongeren. Jonge mensen hebben over het algemeen weinig geld, maar willen onafhankelijk worden. Het hebben van geld is hiervoor een voorwaarde. Een makkelijke manier om snel aan geld te komen is in de criminaliteit zoals drugshandel. Blokland & Nieuwbeerta (2005) onderzochten criminaliteit

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 4 onder jongeren vanaf 15 jaar en kwamen tot het resultaat dat crimineel gedrag erg afhankelijk was van levensomstandig heden. Naarmate men ouder werd en meer verantwoordelijkheden krijgt neemt criminaliteit af. Blokland stelt dat dit een levensfase is waar men doorheen gaat, en het staat niet zo zeer vast of iemand crimineel blijft (Blokland, 2005). Dit komt overeen met een theorie van Moffitt (1997). In deze theorie stelt Moffitt dat er sprake is van twee soorten levenspaden van antisociaalgedrag en criminaliteit. Het ene pad is het life-coursepersistent type. Dit pad komt het minste voor en houdt in dat men consistent in iedere levensfase antisociaal gedrag vertoont. Bij dit type openbaart crimineel gedrag zich al op jonge leeftijd, al vaak voor de pubertijd en blijven zij dit gedrag de rest van hun leven vertonen. Naast het life-course-persistent pad spreekt Moffitt ook van een Adolescencelimited pad. De mensen die zich hier in bevinden, plegen in hun pubertijd en adolescentie enkele misdrijven. Het verschil met het life-course-persistent is dat men op oudere leeftijd geen delicten meer pleegt. Adolescence-limited beperkt zich, zoals de naam het al zegt, tot de adolescentie. Dit komt doordat wanneer men ouder wordt, er een volwassenenrol ontstaat. Mensen gaan die volwassenenrol, die meerdere verantwoordelijkheden met zich meebrengt, op zich nemen. Deze verantwoordelijkheden zijn in deze context bijvoorbeeld: het vinden van een baan, een partner en het eventueel krijgen van kinderen. Hierdoor gaan jongvolwassenen het criminele gedrag en de bijbehorende delicten achterwege laten (Moffitt, 1997). Verantwoordelijkheid is een factor dat antisociaal gedrag laat afnemen naar mate leeftijd toeneemt. Verantwoordelijkheid is echter niet het enige begrip dat dit effect kan hebben. In deze studie worden meerdere variabelen meegenomen namelijk: Zelfcontrole en identiteitsintegratie. Identiteitsintegratie is de mate waarin je persoonlijkheid tot uiting komt, onafhankelijk van tijd en context. Een hoge en lage identiteitsintegratie wordt in de literatuur ook wel een sterke en zwakke identiteit genoemd (van Hoof, 2002). Volgens van Hoof (2002) is de kern

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 5 van identiteitsontwikkeling een gevoel van continuïteit van een persoon in zowel context als tijd. Iemand die erg gesloten is naar onbekenden, hoeft dit niet te zijn naar zijn of haar vrienden toe. Deze persoon heeft dus zogezegd meerdere identiteiten in verschillende contexten. Dit wordt ook wel een lage identiteitsintegratie genoemd. Bij een hoge identiteitsintegratie is iemand zichzelf ten alle tijd. Zo iemand heeft dus maar één identiteit, onafhankelijk van de context. Dit wordt een hoge identiteitsintegratie genoemd (Grotevant, 1987). Een andere verklarende factor waardoor antisociaal gedrag minder kan worden is zelfcontrole. Zelfcontrole is de capaciteit om emoties en impulsen te tolereren, het is de mate van invloed op het eigen gedrag (Verheul et al., 2008). Hoe deze begrippen precies een rol spelen bij het afnemen van antisociaal gedrag wordt later in deze studie uitgelegd. Naast de voorgaande besproken onderdelen staat er nog een ander thema centraal in deze studie. Dit kenmerk heeft veel overlap met antisociaal en crimineel gedrag en heet narcisme. Verhoogde trekken van narcisme kunnen net als antisociaal gedrag leiden tot agressie, antisociaal gedrag en wetsovertredingen (Wink, 1991). Narcisme wordt gedefinieerd als een sterk pathologische interesse van iemand in zichzelf. Narcisme is een karaktertrek die iedereen bezit. Het is een continue schaal, iedereen bezit dus de narcistische karaktertrek. Echter verschilt de sterkte van aanwezigheid van narcisme per persoon. Een bepaalde hoeveelheid van narcisme hebben mensen dan ook nodig om een positief zelfbeeld en mentale stabiliteit te behouden (Zondag, 2003). Narcisme wordt pas problematisch wanneer men deze karaktertrek in extremere mate bezit. Wanneer iemand in dergelijk mate narcistische eigenschappen bezit zodat ze problematisch worden, worden dit Narcistische persoonlijkheidsstoornissen genoemd. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen twee vormen van narcisme. De meest besproken vorm van narcisme heet overt narcisme (Wink, 1991). Bij hoge trekken van overt narcisme horen gevoelens als superioriteit, ijdelheid, trots

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 6 en gebrek aan empathie (Del Rosario, 2005). Deze mensen hebben een erg egocentrische kijk op de wereld en geven alleen om zichzelf. Hoewel deze mensen onkwetsbaar lijken, is het tegenovergestelde de werkelijkheid. Mensen met verhoogde trekken van overt narcisme hebben constante erkenning en waardering van anderen nodig om hun hoge gevoel van eigenwaarde in stand te kunnen houden. De tweede vorm van narcisme heet covert narcisme (Wink, 1991). Mensen met covert narcisme hebben een onbewust gevoel van grootheid. Deze mensen willen graag dat dat onbewuste gevoel bevestigd wordt en daardoor zijn zij constant bezig om zichzelf met anderen te vergelijken en zijn zij erg gevoelig voor hun mening (Zondag, 2003). In beide vormen is het zelfbeeld dus afhankelijk van een ander maar er is een verschil. Bij overt narcisme domineert het zelf de ander, terwijl bij covert narcisme iemand het zelfbeeld laat domineren door de ander (Zondag, 2003). Nog een ander verschil is dat mensen met verhoogde trekken van covert narcisme introvert zijn, terwijl mensen met verhoogde trekken overt narcisme juist extravert zijn (Ong et al., 2011). Twenge (2006) nam in zijn onderzoek een persoonlijkheidsvragenlijst af die trekken van narcisme meet af; de Narcissistic Personality Inventory (NPI). Hieruit bleek dat één op de vier, van de groep bestaande uit studenten, het met de meerderheid van de items van de NPI eens was. Bij één leeftijdscategorie hoger, die bestond uit mensen van in de twintig, waren er nog maar één op de tien het met de meerderheid van de NPI eens. In de oudere leeftijdscategorieën was dit zelfs nog maar één op zestien (Twenge, 2006). Twenge spreekt op basis van deze resultaten over een epidemie van narcisme onder jongeren en concludeert dat de wereld steeds narcistischer gaat worden. Dit lijkt een sterke conclusie die men niet overhaast kan generaliseren naar de algemene populatie. Twenge doet dit echter wel door te spreken van een narcistische epidemie die zich over de wereld verspreidt. Er is echter niet meer wetenschappelijk literatuur te vinden op dit gebied. Daarom is het belangrijk dat er verder onderzoek naar gedaan wordt.

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 7 Twenge vond in zijn studie dat overt narcisme het hoogst is in de adolescentie. Twenge generaliseert dit naar de gehele populatie door te zeggen dat de wereld narcistischer wordt. Deze studie houdt zich bezig met de vraag of dat wel het geval is. De hypothese van deze studie is dat adolescenten, in overeenstemming met Twenge, het meest narcistisch zijn. Er wordt echter verwacht dat deze trekken niet aanhouden, maar afnemen naarmate mensen ouder worden. In tegenstelling met Twenge wordt er in deze studie dus niet verwacht dat we ons in een steeds narcistischer wordende wereld bevinden, maar dat overt narcisme net zoals crimineel en antisociaal gedrag voor een gedeelte adolescentie gelimiteerd is. Ten tweede wordt er verwacht dat deze afname na de adolescentie verklaard door een toenemende verantwoordelijkheid. Mensen met verhoogde trekken van overt narcisme overschatten hun capaciteiten, zij zullen geen realistische doelstellingen kunnen bepalen. Daarom wordt er in dit onderzoek een lage score op verantwoordelijkheid bij mensen die hoog scoren op overt narcisme. Daarnaast wordt er verwacht dat naarmate mensen ouder worden dat verantwoordelijkheid toeneemt en daardoor overt narcisme daalt. Ten derde wordt er een negatieve relatie tussen zelfcontrole en overt narcisme verwacht. Mensen die hoog scoren om overt narcisme, laag zullen scoren op zelfcontrole en daarnaast dat naarmate mensen ouder worden de zelfcontrole toeneemt waardoor de trekken van overt narcisme zullen dalen. Ten vierde wordt er verwacht dat mensen met verhoogde trekken van overt narcisme ook hoog zullen scoren op identiteitsintegratie. Mensen met hoge trekken van overt narcisme laten hun grootsheidwaan tot uiting laten komen in alle contexten. Ze zijn dus hetzelfde in verschillende situaties en contexten dus zullen zij waarschijnlijk hoog scoren op identiteitsintegratie. Wanneer iemand ouder wordt leert hij zich beter te gedragen in verschillende situaties daarom wordt er verwacht dat identiteitsintegratie af zal nemen. Een

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 8 negatief effect van leeftijd op identiteitsintegratie zorgt ervoor dat overt narcistische trekken minder worden. Methode Deze studie onderzoekt de relatie tussen verhoogde trekken van overt narcisme en leeftijd. Er wordt verwacht dat mensen in de adolescentie (18 tot 25) hogere trekken van narcisme hebben dan mensen in andere leeftijdscategorieën. De verwachting is dat Narcistische trekken zakken naarmate men ouder wordt en dat de variabelen verantwoordelijkheid, Identiteitsintegratie en zelfcontrole allemaal overt narcistische eigenschappen beïnvloeden. Participanten De deelnemers aan dit onderzoek (N=172) zijn op de Nederlandse populatie cijfers van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) geselecteerd zodat er een afspiegeling van een normale populatie ontstaat. Ten eerste is hierbij gekeken naar geslacht, er hebben 85 mannen en 70 vrouwen meegedaan aan dit onderzoek (17 proefpersonen hebben dit niet ingevuld. Tevens zijn de proefpersonen geselecteerd op leeftijd. Deze leeftijd varieert van 18 tot 72 jaar (M=37). Na het invoeren van alle vragenlijsten in SPSS is er uitgerekend hoeveel missing values de proefpersonen hadden. Wanneer dit meer dan 10 procent van de vragen betrof werd de proefpersoon uit het databestand verwijderd. Bij de proefpersonen waarbij de missing values minder dan 10 procent van de vragen betroffen werden deze waarden vervangen door de gemiddelde score van de proefpersoon. Proefpersonen die geen geboortedatum hebben ingevuld werden ook niet meegenomen in het onderzoek. Omdat er geen normscores bekend zijn van de vragenlijsten is er gebruikt gemaakt van het gemiddelde en de standaarddeviatie van de variabelen. Uiteindelijk zijn de gegevens van 155 proefpersonen meegenomen.

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 9 Procedure Dit onderzoek is uitgevoerd door studenten van de universiteit van Tilburg. Het onderzoek zelf werd gedaan aan de hand van een pakket die bestaat uit verschillende vragenlijsten. Allereerst begon de vragenlijst met anderhalve pagina over de demografische gegevens, daarna volgden de Nederlandse Narcisme Schaal (NNS), de Severity Indices of Personality Problems Short Form (SIPP-SF), de Levenson Self Report Psychopathy scale (SLRP) en de Nederlands verkorte MMPI (NVM). Allereerst werden de proefpersonen gevraagd om een informed consent te ondertekenen. Hierin werd gewezen op het feit dat de proefpersonen op ieder gewenst moment mochten stoppen en dat het onderzoek volledig anoniem was. De vragenlijsten werden thuis ingevuld door de proefpersonen in een vertrouwelijke setting zonder de aanwezigheid van een onderzoeker, in principe is er dus sprake van één meetmoment, maar het is niet te controleren of de proefpersonen de vragenlijst in één keer heeft ingevuld. Vervolgens hebben de proefpersonen de vragenlijsten weer ingeleverd in een gesloten envelop waardoor anonimiteit werd gegarandeerd. Hierna werden de gesloten enveloppen herverdeeld onder de onderzoekers en ingevoerd in SPSS. Meetinstrumenten Leeftijd. Leeftijd wordt in dit onderzoek gemeten aan de hand van de geboortedatum die de participanten hebben ingevuld in de NNS. Vervolgens zijn er zes leeftijdscategorieën gemaakt. De groep adolescenten die onderzocht worden is hierbij de jongste leeftijdscategorie die loopt van 18 t/m 25 jaar. Hierop volgen de groepen 26 t/m 30-, 31 t/m 39-, 40 t/m 49-, 50 t/m 59- en 60 t/m 61 jaar. Narcisme. Trekken van overt narcisme wordt in dit onderzoek gemeten aan de hand van de NNS. De NNS bestaat uit vijfendertig items en maakt onderscheid in de constructen overt-, covert narcisme en isolatie. De antwoord categorieën van de NNS lopen uiteen van 1: Dat is zeker niet het geval tot 7: Dat is zeker het geval. Na de vijfendertig items wordt er

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 10 gevraagd naar geslacht en geboortedatum waaraan de leeftijd kan worden afgeleid. Antwoordscores uit de schaal van overt narcisme worden bij elkaar opgeteld. Hierbij staan hogere scores voor hogere trekken van overt narcisme. De schaal van overt narcisme heeft ruim voldoende betrouwbaarheid α = 0.82 (Zondag, 2003). Overige variabelen. De overige variabelen waar het in dit onderzoek om gaan zijn: zelfcontrole, identiteitsintegratie en verantwoordelijkheid. Deze begrippen worden in dit onderzoek gemeten in de SIPP-SF. SF hierin staat voor Short Form. Deze verkorte versie van de SIPP is een zelfrapportage vragenlijst die bestaat uit zestig Nederlandse items. De deelnemers gaven aan hoeverre ze het met deze items eens waren op een Likert-schaal van vier mogelijkheden. Deze vier antwoordmogelijkheden variëren van 1: volledig mee oneens tot 4: volledig mee eens. Verder wordt erbij vermeld dat de proefpersoon uit moet gaan van de laatste drie maanden. De SIPP-SF meet zestien facetten die onder te verdelen zijn in vijf hogere orde domeinen (Feenstra et al., 2011). De SIPP-SF heeft gebrekkige metingen over de interne consistentie en betrouwbaarheid, maar de SIPP-118 daarentegen heeft een voldoende betrouwbaarheid 0,62 α 0,88 (Feenstra et al., 2011). Analyses Er worden in dit onderzoek twee ANOVA s uitgevoerd. In de eerste wordt gekeken of het gemiddelde van de trekken van overt narcisme van adolescenten (leeftijd 18-25) afwijkt van de andere leeftijdscategorieën (25+). Hierin is overt narcisme de afhankelijke variabele is en leeftijd de onafhankelijke variabele. Vervolgens wordt er bij de tweede ANOVA gekeken of geslacht hierbij van invloed is, dit gebeurt door een split file uit te voeren op de variabele geslacht. Vervolgens wordt er een met een regressieanalyse gekeken of er een effect is van zelfcontrole, identiteitsintegratie en verantwoordelijkheid op overt narcisme. Tot slot wordt er met nog een regressieanalyse gekeken of zelfcontrole, identiteitsintegratie en

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 11 verantwoordelijkheid als mogelijke oorzaak geïnterpreteerd kunnen worden voor het zakken lagere trekken van overt narcisme bij de 25+ers. Resultaten Allereerst worden de demografische gegevens weergegeven in tabel 1. Hierin is te zien dat er 68 mannen (46,2%) en 82 vrouwen (54,8%) zijn meegenomen in de analyses van dit onderzoek. Daaronder zijn de leeftijdscategorieën apart weergegeven met het aantal mannen en vrouwen per groep. Vervolgens is de etnische achtergrond van de proefpersonen te zien die mee zijn genomen in het onderzoek (zie tabel 1). Om te kijken of er hogere overt narcistische trekken onder adolescenten voor komen dan bij oudere leeftijdscategorieën zijn er twee ANOVA s uitgevoerd. De eerste ANOVA heeft als afhankelijke variabele overt narcisme en als onafhankelijke variabele leeftijd (zie tabel 2). Uit de eerste analyse kwam geen significant resultaat van overt narcisme op leeftijd met F(3, 64) = 1,40, p= 0,225. Opmerkelijk was dat bij de posthoc-toetsen adolescenten van 18 tot en met 25 jaar (M=4.90; SD=0.63) significant hoger scoorden op overt narcisme dan de leeftijdscategorie 60 tot en met 69 jaar (M=4.52; SD=0.65) met p=.029. De adolescenten wijken van de overige leeftijdscategorieën niet significant af. Bij de tweede ANOVA worden dezelfde variabelen gebruikt maar is er ook gekeken naar geslachtsverschillen. (zie tabel 3). Deze zijn bekeken door middel van een split file op de variabele geslacht. De tweede ANOVA met een dataset gedifferentieerd op geslacht was er geen significant resultaat bij de vrouwen met F(1,28)= 0,69, p=0,636. Bij de mannen was er echter wel een significant resultaat met F(4,26)= 2,24, p=0,061. De mannen van 18 tot 25 jaar (M=5.14; SD=0.67) en 60 tot 69 jaar (M=4.54; SD=0.78) verschillen significant van elkaar met p=0.017. Vervolgens is er een regressieanalyse uitgevoerd om te kijken of de aspecten zelfcontrole, identiteitsintegratie en verantwoordelijkheid een bijdrage hebben op overt narcisme. De regressieanalyse is stepwise uitgevoerd. Dit betekent dat de niet significante

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 12 predictoren uit het model worden gehaald en alleen de significante overblijven. Het model bevat twee significante variabelen (zie tabel 4): verantwoordelijkheid (b= 0,42; p<.001) identiteitsintegratie (b=-.036; p<.001). Deze verklaren samen in totaal 11,7% van de variantie in overt narcisme. (R 2 =.117, F=5,251), p<.001. De laatste analyse bestaat ook uit een regressieanalyse met als onafhankelijke variabelen leeftijd en de afhankelijke variabelen zijn zelfcontrole, identiteitsintegratie en verantwoordelijkheid (zie tabel 5). Deze regressie is ook stepwise uitevoerd. Dit model bevat twee significante variabelen, namelijk verantwoordelijkheid (b=0.09; p=0.06) en zelfcontrole (b= -.068; p=0,055). Verder verklaard dit model 5,4% van de verklaarde variantie (R 2 =.054; F=2,166) met p=0.075) Discussie Interpretatie resultaten De eerste vraag die bij dit onderzoek centraal staat is of de trekken van overt narcisme onder adolescenten het hoogst zijn en daarna afnemen. Dit is onderzocht d.m.v. een ANOVA. Uit de ANOVA blijkt dat er geen significant effect is van leeftijd op de trekken van overt narcisme. In de poshoc-toetsen zie je dat de groep adolescenten (leeftijd 18 tot 25 jaar) alleen significant hoger scoort op trekken van overt narcisme vergeleken met de oudste leeftijdsgroep (60-69 jaar). Deze resultaten mogen niet geïnterpreteerd worden omdat de ANOVA niet significant is. Met de tweede ANOVA die is uitgevoerd is er naar de verschillen in geslacht gekeken. Hier in is te zien dat de trekken van overt narcisme op leeftijd voor vrouwen niet significant is, maar bij de mannen daarentegen wel. Dit betekend ten eerste dat mannen vaker hogere trekken van overt narcisme hebben dan vrouwen. Overeenkomstig met deze uitkomst is het onderzoek van Stinson (2008). Stinson stelt in zijn studie dat overt narcisme ruim anderhalf keer zo vaak voor komt bij mannen (7,7%) dan bij vrouwen (4,8%) (Stinson et al., 2008). Dit

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 13 zou kunnen verklaren dat bij mannen het effect wel significant is en bij vrouwen niet. Verder blijkt ook uit het onderzoek van Stinson (2008) dat onder negroïde mannen en vrouwen narcisme significant vaker voor komt. Dat is met onze data set niet te testen. Ten tweede betekent dit dat de groep mannelijke adolescenten significant hoger scoort op overt narcisme dan de oudste leeftijdscategorie. Dit kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. De eerste mogelijkheid is dat adolescenten daadwerkelijk afwijken van de oudste leeftijdsgroep. Adolescenten scoren namelijk het hoogst op overt narcisme op de groep van 30 tot 39 na. Deze groep is echter ondervertegenwoordigd in onze dataset en met 7 mannen en 8 vrouwen en daardoor niet representatief voor de werkelijke populatie. Verder neemt overt narcisme af na de adolescentie, maar de verschillen zijn niet significant. De tweede manier van interpreteren is dat adolescenten niet significant afwijken op overt narcisme vergeleken met de rest van de leeftijdscategorieën. Dit bleek zo te zijn uit de eerste ANOVA en de verschillen die gevonden zijn in de tweede ANOVA zijn maar erg klein. Er is weinig literatuur om het mee te vergelijken. In het onderzoek van Twenge (2006) wat hierboven uitgebreid besproken wordt kwam dit effect wel heel duidelijk naar voren. In dit onderzoek is echter een andere vragenlijst gebruikt om narcisme te meten dan in dit onderzoek. Dat zou ook een deel van de verschillen kunnen verklaren, maar vervolgonderzoek zou moeten of er daadwerkelijk een effect is. Vervolgens is er in dit onderzoek gekeken of de verschillen van overt narcisme en leeftijd te verklaren zijn door een aantal variabelen namelijk: zelfcontrole, identiteitsintegratie en verantwoordelijkheid. De hypothese is dat naarmate iemand ouder wordt zelfcontrole, identiteitsintegratie en verantwoordelijkheid toe- of afnemen, waardoor de trekken van overt narcisme minder tot uiting komen. Dit is gedaan door twee regressieanalyses uit te voeren. In de eerste regressieanalyse is er gekeken of zelfcontrole, identiteitsintegratie en verantwoordelijkheid daadwerkelijk een effect hebben op overt narcisme. Zowel

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 14 identiteitsintegratie als verantwoordelijkheid blijken een significant effect te hebben op overt narcisme, maar het eerste wat opvalt aan de analyse is de kleine verklaarde variantie. Dit betekent dat de gevonden effecten erg klein zijn en voorzichtig geïnterpreteerd moeten worden. Verantwoordelijkheid blijkt een negatieve relatie te hebben met overt narcisme. Dit betekent dat mensen die hoger scoren op overt narcisme, lager scoren op verantwoordelijkheid. Zoals hiervoor al beschreven vallen de effecten klein uit. Maar dit is te verklaren door de aanwezigheid van een zogenaamde schijnverantwoordelijkheid. Deze zou aanwezig kunnen zijn bij de die mensen die hoog scoren op overt narcisme. Met schijnverantwoordelijkheid wordt bedoeld dat mensen met hoge trekken van overt narcisme, op de vragenlijst simuleren verantwoordelijk bezig te zijn. Dit is echter lastig te bewijzen met een zelf-rapportagelijst. Iemand die hoog scoort op overt narcisme zou bijvoorbeeld op item 27 van de SIPP-SF ik heb de neiging om aan nieuwe dingen te beginnen en het dan op te geven een antwoord kunnen geven dat niet of minder overeenkomt met de werkelijkheid. Waardoor het effect kleiner uitvalt dan dit daadwerkelijk is. Dit verschijnsel wordt in de wetenschappelijke literatuur malingering genoemd. Malingering is het bewust simuleren of overdrijven van antwoorden in het voordeel van de participant (Cofer el al., 1949). Er bestaan echter enkele technieken om malingering tegen te gaan in vragenlijsten. Een oplossing is om items meerdere keren voor te laten komen, maar om deze anders formuleren en te spiegelen. Spiegelen betekend bijvoorbeeld dat als je het item de eerste keer positief beantwoord, dat je het tweede item negatief zou moeten beantwoorden. Hiermee krijg je een indicatie van de eerlijkheid van de participant (Cofer et al., 1949). Met identiteitsintegratie wordt bedoeld dat je persoonlijkheid consistent is over tijd en context. De gevonden positieve relatie wil dus zeggen dat mensen met overt narcisme een grotere identiteitsintegratie hebben. Dit zou verklaard kunnen worden doordat deze mensen zo

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 15 vol van zichzelf lijken te zijn en dat ze dat aan iedereen laten merken in iedere context. Mensen die lager scoren op overt narcisme passen hun gedrag meer aan, aan context en situaties. Daarbij komt nog dat overt narcisme correleert met extraversie. Mensen die hoog scoren op overt narcisme scoren dus ook hoog op extraversie. Mensen met extraversie zijn ook consistenter zichzelf in verschillende sociale situaties en daardoor is dit effect te verklaren (Ong, 2009). De tweede regressieanalyse laat zien wat er met de variabelen zelfcontrole, identiteitsintegratie en verantwoordelijkheid variabelen gebeurt naarmate leeftijd toeneemt. In dit model zit één significante variabele: verantwoordelijkheid. Dit is een positieve relatie en houdt dus in dat naarmate leeftijd toeneemt er hoger wordt scoort op verantwoordelijkheid. In de vorige regressie analyse was te zien dat een toename van verantwoordelijkheid tot een afname van trekken van overt narcisme tot gevolg had. Dit bevestigd de hypothese van het onderzoek wel gedeeltelijk. Maar men moet er rekening mee houden dat dit een erg klein effect is. Sterke - en mindere punten van het onderzoek Het eerste mindere mooie punt in dit onderzoek is dat de groep adolescenten pas vanaf 18 jaar begint. Dit is al vrij oud om onderzoek te doen naar adolescenten. Er zou met meer zekerheid over de aanwezigheid van de trekken van overt narcistme gesproken kunnen worden wanneer er in de studie mensen vanaf 15 i.p.v. 18 jaar betrokken waren. In een soortgelijke studie van Van der Put (2012) naar criminaliteit onder jeugd en adolescenten is de jongste leeftijdsgroep 12-18 jaar oud. Dat zou een verbetering voor dit onderzoek zijn. Ten tweede is zoals hierboven vermeld staat, de verklaarde variantie van de regressieanalyses erg laag in deze studie. Er blijft een groot deel onverklaarde variantie over waarover niets vermeld kan worden. Ten derde is een minder punt aan dit onderzoek dat de relatie van

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 16 leeftijd en trekken van overt narcisme met verantwoordelijkheid, identiteitsintegratie en zelfcontrole als mediërende effecten niet in één analyse samen zijn onderzocht. Er wordt met verschillende analyses naar hetzelfde doel toegewerkt, maar dat beperkt het onderzoek. Het beperkt het onderzoek daardoor in de conclusies die we op basis van deze gegevens kunnen trekken. Daartegenover staat wel het feit dat de analyses die gebruikt zijn in deze studie, erg betrouwbare analyses zijn. Vervolgonderzoek De resultaten die hierboven beschreven staan roepen nieuwe vragen op. Er blijft ruimte voor vervolgonderzoek dat er nog gedaan zou kunnen worden. Een vorm van vervolgonderzoek dat men kan doen is onderzoek naar de hierboven beschreven schijnverantwoordelijkheid bij mensen met verhoogde trekken overt narcisme. Hierover is nog niets te vinden in de wetenschappelijke literatuur. Een tweede vorm van vervolgonderzoek die gedaan zou kunnen worden is een replicatie van dit onderzoek maar dan met een jongeren adolescenten populatie zoals hierboven al aangegeven staat is 18-25 jaar aan de oude kant. Het zou beter zijn wanneer er gekeken zou worden naar jongeren vanaf 16 jaar of jonger zoals in de studie van Van der Put (2012). Een tweede waar de onderzoeker dan rekening mee dient te houden is de verklaarde variantie. In dit onderzoek is die ondermaats en de onderzoeker zou meer variabelen mee kunnen nemen om deze te vergroten. Bijvoorbeeld door een vragenlijsten te gebruiken waarin malingering valt te herkennen, waardoor je schijnverantwoordelijkheid elimineert. Een tweede verbetering zou kunnen zijn om een vragenlijst over sociale wenselijkheid toe te voegen. Tot slot zou de onderzoeker een analyse kunnen gebruiken om alle variabelen in één keer mee te nemen in zijn onderzoek zodat het niet beperkt wordt in de conclusies die je er over kunt trekken.

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 17 Conclusie Deze studie onderzocht of overt narcisme het meest voorkomt in de adolescentie en of deze trekken afnemen naarmate mensen ouder worden doordat zelfcontrole en verantwoordelijkheid toenemen en of identiteitsintegratie afnemet. Een voorgaande studie van Twenge (2006) concludeerde dat wereld steeds narcistischer werd. Dit blijkt echter niet te kloppen, de wereld wordt niet steeds narcistischer. Adolescenten blijken significant hogere trekken van overt narcisme dan de leeftijdsgroep 60-69. Dit kan gedeeltelijk verklaard worden door toenemen verantwoordelijkheid naar mate mensen ouder worden. Echter zijn deze verschillen en effecten zo klein dat men in ieder geval niet kan spreken van verhoogde trekken van overt narcisme in de adolescentie en zeker niet van een narcistische epidemie. Er blijft echter een groot deel onverklaarde variantie open voor toekomstig onderzoek.

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 18 Literatuur Besemer, S. (2014). The impact of timing and frequency of parental criminal behaviour and risk factors on offspring offending. Psychology, Crime & Law, 20, 78-99. Blokland, A. A., & Nieuwbeerta, P. (2005). THE EFFECTS OF LIFE CIRCUMSTANCES ON LONGITUDINAL TRAJECTORIES OF OFFENDING. Criminology, 43, 1203 1240. Bushman, B.J., & Baumeister, R. F. (1998). Threatened egotism, narcissism, self-esteem, and direct and displaced aggression: Does self-love or self-hate lead to violence? Journal of Person- ality and Social Psychology, 75, 219-229. Cofer, C. N., Chance, J., & Judson, A. J. (1949). A study of malingering on the Minnesota Multiphasic Personality Inventory. The Journal of psychology, 27, 491-499. Del Rosario, P. M., & White, R. M. (2005). The Narcissistic Personality Inventory: Test retest 1081. stability and internal consistency. Personality and Individual Differences, 39, 1075- Feenstra, D. J., Busschbach, J. J., Verheul, R., & Hutsebaut, J. (2011). Prevalence and comorbidity of Axis I and Axis II disorders among treatment refractory adolescents admitted for specialized psychotherapy. Journal of Personality Disorders, 25, 842-850. Grotevant, H. D. (1987). Toward a process model of identity formation. Journal of adolescent research, 2, 203-222. Moffitt, T. E. (1993). Adolescence-limited and life-course-persistent antisocial behavior: a developmental taxonomy. Psychological review, 100, 674-701.

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 19 Ong, E. Y., Ang, R. P., Ho, J., Lim, J. C., Goh, D. H., Lee, C. S., & Chua, A. Y. (2011). Narcissism, extraversion and adolescents self-presentation on Facebook. Personality and Individual Differences, 50, 180-185. Peeck, V. (2012). Jonge slachtoffers jonge daders. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers. Shader, M. (2001). Risk factors for delinquency: An overview. US Department of Justice, Office of Justice Programs, Office of Juvenile Justice and Delinquency Prevention. Shulman, E. P., Steinberg, L. D., & Piquero, A. R. (2013). The age crime curve in adolescence and early adulthood is not due to age differences in economic status. Journal of youth and adolescence, 42, 848-860. Stinson, F. S., Dawson, D. A., Goldstein, R. B., Chou, S. P., Huang, B., Smith, S. M., & Grant, B. F. (2008). Prevalence, correlates, disability, and comorbidity of DSM-IV narcissistic personality disorder: results from the Wave 2 National Epidemiologic Survey on Alcohol and Related Conditions. The Journal of clinical psychiatry, 69, 1033-1045. Twenge, J. M., Konrath, S., Foster, J. D., Keith Campbell, W., & Bushman, B. J. (2008). Egos Inflating Over Time: A Cross Temporal Meta Analysis of the Narcissistic Personality Inventory. Journal of personality, 76, 875-902. Van der Put, C. E., Deković, M., Stams, G. J. J., Hoeve, M., & van der Laan, P. H. (2012). Het belang van vroegtijdig ingrijpen bij jeugdcriminaliteit. Kind & Adolescent, 33, 2-20. Van Hoof, A., & Raaijmakers, Q. A. (2002). The spatial integration of adolescent identity: Its relation to age, education, and subjective well being. Scandinavian Journal of Psychology, 43, 201-212.

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 20 Verheul, R., Andrea, H., Berghout, C. C., Dolan, C., Busschbach, J. J., van der Kroft, P. J., & Fonagy,P. (2008). Severity Indices of Personality Problems (SIPP-118): Development, factor structure, reliability, and validity. Psychological Assessment, 20, 23-34. Wink, P. (1991). Two faces of narcissism. Journal of personality and social psychology, 61, 590-597. Zondag, H. (2003). De Nederlandse Narcisme Schaal (NNS). Kleine psychologie van de stad, 250.

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 21 Tabel 1. Demografische gegevens Variabelen Man Vrouw N (geslacht) 68 (46,2%) 82 (54,8%) n (per leeftijdscategorie) 18-25 20 27 26-30 9 12 30-39 7 8 40-49 4 11 50-59 17 15 60-69 11 9 n (Etnische achtergrond) Nederlands 50 66 Nederlands- indonesisch 1 0 Tabel 2. ANOVA overt narcisme op leeftijd. Adolescenten leeftijd Mean Std error Sig. 26-29 4.80.171.553 18-25 30-39 5.02.178.529 (M=4.90) 40-49 4.74.189.393 50-59 4.80.150.482 60-69 4.52.171.029* *significant bij p<.05.

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 22 Tabel 3:ANOVA overt narcisme op leeftijd; gedifferentieerd op geslacht. Geslacht Adolescenten Leeftijd Mean Std error Sig. 26-30 4.43.212.171 vrouw 18-25 31-39 4.74.246.941 M= 4.73 40-49 4.66.219.744 SD=.104 50-59 4.67.197.786 60-69 4.41.236.186 man 18-25 26-29 -.150.261.568 M= 5,14 30-39 -.270.286.348 SD=.151 40-49.145.357.685 50-59.234.215.284 60-69.600.245.013* *signifant bij p<.05. Tabel 4: regressieanalyse 1, afhankelijke variabele: overt narcisme. Model B Std error Standaridized t Sig. coefficients constant 4,539,267 16,976,000** Zelfcontrole,027,015,249 1,792,075 Identiteitsintegratie,042,012,414 3,383,001** Verantwoordelijkheid -,036,011 -,354-3,259,001** **Significant bij p<0.01 Tabel 5: regressieanalyse 2, afhankelijke variabele: leeftijd. Model B Std error Standaridized t Sig. coefficients constant 1,455.796 1.842.067 Zelfcontrole -.068.035 -.228 -.1932.055 Identiteitsintegratie -.010.037 -.037 -.275.784 Verantwoordelijkheid.090.032.049 2.811.006** **Significant bij p<0.05

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 23