------- Begeleid werken in dagcentra en TNW's Francis Devisch, Studiecel Vlaams Fonds, Januari 2003 1 Situering In het voorjaar van 2002 werd door de Studiecel van het Vlaams Fonds een registratie georganiseerd van alle bezoekers van een dagcentrum en van alle bewoners van een tehuis voor niet-werkenden. Deze registratie was noodzakelijk voor het opzetten van simulaties betreffende personeelsherverdelingen voor deze types van voorzieningen, een opdracht die de Studiecel kreeg van de Technische werkgroep zorggradatie. In de marge van deze bevraging werd, onder meer op vraag van de ad hoc-commissie voorzieningen voor professionele integratie, ook voor iedere bewoner of bezoeker een summiere registratie van zijn dagbesteding opgenomen. Wat volgt is een analyse van de gegevens die in dit kader werden verzameld. Voor 272 van de 11.387 personen werden er geen gegevens doorgegeven betreffende de dagbesteding van de persoon 1. 2 De bevraging Voor iedere bewoner van een tehuis voor niet-werkenden of bezoeker van een dagcentrum werd gevraagd aan te geven hoeveel halve dagen ze op één van de volgende manieren doorbrengen. Er werd expliciet gevraagd een reguliere werkweek, dus zonder de weekends, in kaart te brengen. Tabel 1: De drie vormen van dagbesteding opgenomen in de registratie Dagb1 Dagb2 Dagb3 Arbeidsmatige activiteiten buitenhuis, in een setting die niet rechtstreeks verbonden is met de voorziening, maar wel onder begeleiding van de voorziening Arbeidsmatige, productiegerichte activiteiten binnen de werking van de voorziening Andere activiteiten zoals huishoudelijke activiteiten, vorming, training, ontspanning, andere Met deze bevraging hadden we onder meer de bedoeling om aan de hand van categorie 'dagb1' te registreren hoeveel personen in de voorzieningen voor personen met een handicap aan begeleid werk doen. Ons inziens omvat categorie 'dagb1' een pragmatische omschrijving van het concept 'begeleid werken'. Personen waarvoor aangegeven wordt dat ze halve dagen 1 De grote meerderheid van deze 272 personen verblijft in een nursing-afdeling en ze hebben een meervoudige ernstige of diep mentale handicap. Hun specifieke dagbesteding zal vermoedelijk niet passen in de in deze bevraging gebruikte categorieën.
besteden aan activiteiten die passen in dagb1 zijn in dit kader dan ook bezig met begeleid werken. De bevraging legt de focus op de aard van de dagbesteding van de personen. De aard van de dagbesteding wordt dus niet gekoppeld aan de subsidiëring van begeleid werken als vorm van arbeidszorg. In de analyse komen we daar vanzelfsprekend op terug. 3 Dagbesteding Wat volgt is een summiere analyse van de globale dagbesteding van bezoekers van een dagcentrum (301) en bewoners van een tehuis voor niet-werkenden (601 en 901). Na deze algemene beschrijving nemen we het begeleid werken verder onder de loep. Voor iedere bewoner werd dus gevraagd aan te geven hoeveel halve dagen per week hij of zij bezig is met de drie vormen van dagbesteding. Tabel 2 geeft het aantal personen per vorm van dagbesteding weer. Uit deze tabel blijkt dat meer dan de helft van de personen arbeidsmatige activiteiten binnen de voorzienig uitvoert. Tabel 2 Aantal personen dat de drie vormen van dagbesteding doen. Vorm Huishoudelijke activiteiten, vorming, training, ontspanning in voorziening Arbeidsmatige, productiegerichte activiteiten binnen de werking van de voorziening Arbeidsmatige activiteiten buitenhuis, in een setting die niet rechtstreeks verbonden is met de voorziening, maar wel onder begeleiding van de voorziening Aantal personen Totaal % 10.636 11.115 95,7 6037 11.115 54,3 795 11.115 7,2 De werkweek van de persoon bestaat meestal uit een combinatie van twee of drie vormen. Onderstaande tabel 3 geeft dan ook, per afdelingtype 2, de verdeling weer van de verschillende combinaties van de drie vormen van dagbesteding. De verdeling voor de dagcentra bezoekers (301) loopt parallel met die van de bewoners van een bezigheidstehuis (601). Voor een derde van de personen is de dagbesteding binnen deze types 'beperkt' tot activiteiten zoals huishoudelijke activiteiten, vorming, training, ontspanning. Dit betekent dat tweederden van de populatie tenminste tijdens een gedeelte van hun dagbesteding arbeidsmatig bezig zijn. Meer dan 50% van de personen combineert hierbij arbeidsmatige activiteiten binnen de voorziening met activiteiten van de eerste categorie. Een kleine minderheid van de dagcentra en tehuizen voor niet-werkenden populatie doet aan begeleid werken en dit bijna steeds in combinatie met andere activiteiten. Voor de nursingbewoners (901) ligt de klemtoon hoofdzakelijk op activiteiten uit de eerste categorie. Een vierde van de 2 Tenzij anders vermeld, bespreken we hier het niveau van de persoon. De categorieën 601 en 901 bevatten dus alle personen die respectievelijk een bezigheidstehuis subsidie en een nursing subsidie hebben. De personen in categorie 901 kunnen dus wel in een gemengd bezigheidstehuis verblijven. 2
personen in deze afdelingen is daarnaast ook bezig met arbeidsmatige activiteiten binnen de voorziening. Tabel 3 Verdeling van de dagbesteding naar type afdeling N Kolom % Enkel huishoudelijke activiteiten, vorming, training, ontspanning in voorziening 301 601 901 totaal 1.232 33,2 enkel arbeidsmatige activiteiten binnen vz 211 5,7 enkel begeleid werken 27 0,7 Huishoudelijke, vorming, training, ontspanning in voorziening & arbeidsmatige activiteiten binnen voorziening arbeidsmatige activiteiten binnen voorziening & begeleid werken Huishoudelijke, vorming, training, ontspanning in voorziening & begeleid werken 1.928 51,9 35 0,9 22 0,6 alle drie de activiteiten 257 6,9 TOTAAL 3.712 1.254 32,0 125 3,2 18 0,5 2.188 55,8 12 0,3 47 1,2 278 7,1 3.922 2.463 70,8 35 1,0 2 0,1 884 25,4 14 0,4 13 0,4 70 2,0 3.481 4.949 44,5 371 3,3 47 0,4 5.000 45,0 61 0,5 82 0,7 605 5,4 11.115 Arbeidsmatige, productiegerichte activiteiten binnen de werking van de voorziening vormen dus een belangrijk onderdeel van de dagbesteding van personen in een dagcentrum of in een bezigheidstehuis. Voor meer dan 50% van de personen vormt dit een onderdeel van hun dagbesteding (tabel 2) waarvan het merendeel in combinatie met huishoudelijke activiteiten (tabel 3). Uit tabel 4 blijkt dat bij deze combinaties het aandeel van de arbeidsmatige, productiegerichte activiteiten binnen de dagbesteding sterk varieert. Tabel 4 Aandeel van de arbeidsmatige, productiegerichte activiteiten binnen de gecombineerde dagbesteding uitgedrukt in aantal personen Aandeel Dagcentrum bezigheidstehuis nursing totaal n % n % n % n Minder dan 25% 383 17 424 16,9 262 27,1 1069 Tussen de 25 en de 50% 924 42 1085 43,2 417 43,1 2426 Tussen de 50 en de 75% 568 26 638 25,4 198 20,5 1404 Tussen de 75en de 332 15 366 14,6 90 9,3 788 2207 2513 967 5687 Bekijken we tenslotte de totale verdeling van de drie vormen op het niveau van de voorzieningen, dan blijkt ook hier een opvallende gelijkenis tussen de dagcentra en de bezigheidstehuizen 3. In ongeveer 15% van deze voorzieningen bestaat de geregistreerde dagbesteding volledig uit niet-arbeidsgerichte activiteiten zoals huishoudelijke activiteiten, 3 De groep van bezigheidstehuizen omvat hier ook de gemende tehuizen voor niet-werkenden. 3
vorming, training, ontspanning. Verder combineert één voorziening op drie deze activiteiten met arbeidsmatige activiteiten binnen de voorziening en in ongeveer de helft van de dagcentra en de bezigheidstehuizen worden alle drie de soorten activiteiten aangeboden. Bij de nursingtehuizen is het aandeel van de voorzieningen waar enkel niet-arbeidsgerichte activiteiten worden georganiseerd groter. Bijna één nursingvoorziening op drie behoort tot deze categorie. 4 Begeleid werken In wat volgt gaan we dieper in op het concept begeleid werken. In het kader van de arbeidszorg wordt begeleid als arbeidsvorm ook gesubsidieerd door het Vlaams Fonds. Meer concreet heeft het Vlaams Fonds met 23 dagcentra een convenant afgesloten waarbij steeds een aantal plaatsen dagcentra worden heroverwogen naar plaatsen begeleid werken. In het totaal werden zo 95 plaatsen begeleid werken gecreëerd. Begeleid werken als arbeidszorg en het dagcentra zijn twee duidelijk te onderscheiden zorgvormen zowel op het vlak van de subsidiëring door het Vlaams Fonds als op het vlak van de eigen bijdrage van de persoon. In wat volgt proberen we eerst een schets te geven van de verschillende 'modaliteiten' van begeleid werken en van de omvang van de respectievelijk groepen. 4.1 Het aantal personen 4.1.1 Begeleid werken onder een convenant. Begeleid werken als vorm van gesubsidieerde arbeidszorg kan dus enkel in één van de 23 dagcentra die hiervoor een convenant heeft afgesloten met het Vlaams Fonds. In de praktijk combineren personen die via deze convenanten begeleid werken dit veelal met een deeltijds bezoek aan een dagcentra. Er is echter ook een groep van personen die enkel actief is in begeleid werken en dus geen dagcentrum bezoeken. Deze personen komen bijgevolg ook niet voor in het algemene registratiebestand. Om een zicht te krijgen op de omvang van deze groep werd in samenwerking met het Platform voor Begeleid Werken een registratie verricht van de personen die momenteel begeleid werken in het kader van een convenant 4. Deze registratie leverde een bestand op van 239 personen. Analyseren we het bestand dan blijkt de helft van de personen die begeleid werken deze vorm van arbeidszorg te combineren met een deeltijds bezoek aan een dagcentrum (118 personen). Dit betekent dat de andere helft van de personen die begeleid werken daarnaast geen dagcentrum bezoekt. Extrapoleren we deze cijfers, in de veronderstelling dat de non-respons zich verhoudt zoals 4 De registratie omvat echter maar 15 dagcentra, wat betekent dat we van 8 dagcentra geen gegevens hebben doorgekregen. Dit geeft een respons van 66 % in termen van de voorzieningen. Blijkbaar zijn het wel de 'grotere' centra begeleid werken die hebben meegewerkt, vermits ze 74% van het aantal plaatsen omvatten. 4
de responsgroep, dan schatten we dat momenteel 160 personen begeleid werken onder een convenant zonder dit te combineren met een dagcentrum. De groep die begeleid werk onder een convenant wel combineert met deeltijds bezoek aan een dagcentrum wordt eveneens op 160 personen geschat. Kunnen we de eerste groep niet terugvinden in het algemene registratiebestand, dan zou dit in principe wel moeten lukken met de tweede. Uit de analyse van de dagbesteding van de bezoekers van een dagcentrum blijkt dat voor 146 bezoekers van een dagcentrum dat een convenant heeft afgesloten, wordt gesteld dat ze begeleid werken (zie verder). Dit aantal komt in de buurt van de schatting die hier werd gemaakt op basis van de gegevens verzameld door het Platform voor Begeleid Werken 4.1.2 Begeleid werken zonder convenant Begeleid werken activiteit wordt niet enkel georganiseerd door dagcentra die daarvoor een convenant hebben afgesloten. Ook in andere dagcentra en tehuizen voor niet-werkenden zijn er personen die begeleid werken. In het totaal, zoals blijkt uit tabel 5, zijn 795 bewoners en bezoekers (7%) minstens één halve dag per week bezig met een activiteit die te beschouwen is als begeleid werken. Opmerkelijk zijn de gelijkenissen tussen de dagcentra en de bezigheidstehuizen en dit zowel qua exacte als qua relatieve aantallen. Zowel in de bezigheidstehuizen als in de dagcentra zijn er een 350 personen bezig met begeleid werken. In de nursingtehuizen is het aantal begeleid werkers logischerwijs véél beperkter. 'Slechts' voor een 100 tal bewoners werd aangegeven dat ze begeleid werken. Tabel 5 Verdeling van de personen die al dan niet begeleid werken naar type afdeling. N Rij % Kolom % Geen begeleid werken Begeleid werken totaal dagcentrum 3378 341 3719 90,8 9,2 100,0 31,9 42,9 32,7 bezigheidstehuis 3606 355 3961 91,0 9,0 100,0 34,0 44,7 34,8 nursing 3608 99 3707 97,3 2,7 100,0 34,1 12,5 32,6 Totaal 10592 795 11387 93,0 7,0 100,0 100 100 100 Bezoekers van dagcentra en bewoners van tehuizen voor niet-werkenden hebben op het vlak van arbeidsvaardigheden een behoorlijk gelijklopend profiel. Dit bleek ook al uit de bespreking van de globale dagbesteding. Toch is de gelijkenis op het vlak van begeleid 5
werken opmerkelijk. Begeleid werken als vorm van arbeidszorg wordt immers enkel gesubsidieerd binnen de dagcentra. Wanneer we de dagcentra onder de loep nemen, dan blijkt echter duidelijk dat het doen van begeleid werken niet enkel afhankelijk is van het voorhanden zijn van subsidiëring. Tabel 6 leert ons nogmaals dat binnen de dagcentra maar 146 personen die begeleid werken, dit doen in één van de 23 voorzieningen die een convenant hebben afgesloten. Een kleine 200 personen oefenen een vorm van begeleid werken uit in een dagcentrum dat hiervoor geen convenant heeft afgesloten met het Vlaams Fonds. Ook in de dagcentra is er dus een omvangrijke groep van personen bezig met begeleid werken buiten het officiële circuit. Tabel 6: verdeling van de personen over het al dan niet uitvoeren van begeleid werk en het al dan niet bezoek van een dagcentrum dat een convenant heeft afgesloten. N Rij % Kolom% Geen begeleid werken begeleid werken totaal dagcentrum zonder convenant 2739 195 2934 93,4 6,6 100 81,1 57,2 78,9 dagcentrum met convenant 639 146 785 81,4 18,6 100 18,9 42,8 21,1 totaal 3378 341 3719 90,8 9,2 100,0 100 100 100 Bekijken we deze gegevens op het niveau van de voorzieningen dan blijkt dat iets meer dan de helft van de dagcentra geen enkel persoon heeft die begeleid werkt. Deze vorm van arbeidszorg wordt 'slechts' verstrekt in 56 van de 115 dagcentra die in de registratie zijn opgenomen. Zoals reeds gezegd, is er met 23 dagvoorzieningen een convenant afgesloten wat betekent dat 33 dagcentra een vorm van begeleid werken organiseren zonder dat dit in een aangepast gesubsidieerd kader gebeurt. Merk op dat in de meerderheid van de 56 dagcentra maar een beperkt aantal personen actief is in begeleid werk. In slechts 2 gevallen betreft het meer dan 80% van de bezoekers. In de bezigheidstehuizen registeren we in 53 voorzieningen (46%) een vorm van begeleid werken. Opvallend is dat er ook hier enkele voorzieningen zijn die dit voor bijna hun volledig groep van bewoners organiseren. Merk andermaal op dat begeleid werken in de tehuizen geen officiële vorm van arbeidszorg is. In de nursingtehuizen tenslotte zijn er 8 voorzieningen die begeleid werk aanbieden en dit steeds voor een beperkt gedeelte van hun populatie. 4.2 De intensiteit Tot nu toe hebben we enkel uitspraak gedaan over het aantal personen waarvoor in de registratie werd aangegeven dat ze begeleid werk uitvoeren. De vraag is natuurlijk hoe 6
intensief ze dit doen 5. Betreft het hoofdzakelijk personen die één of twee halve dagen de boer opgaan of is er een belangrijke groep waarvoor dit een dagdagelijkse bezigheid is. Bovendien is het niet onwaarschijnlijk dat de intensiteit ook verschilt tussen bijvoorbeeld de dagcentra met en die zonder een convenant. Uit tabel 7 blijkt dat voor de grote meerderheid van de personen, ongeveer 70%, het begeleid werken zich beperkt tot maximaal twee halve dagen per week. Voor een 100 tal bewoners van een tehuis voor niet-werkenden of een dagcentrum vormt begeleid werken wel een intensieve bezigheid. Zij verlaten minimaal 5 halve dagen per week de voorziening om begeleid werk te gaan doen. Een enkeling is volgens de registratie zelfs de volledige werkweek in de weer op een locatie. Tabel 7 leert ons verder dat er ook op het vlak van de intensiteit geen opmerkelijk onderscheid is waar te nemen tussen de bezoekers van een dagcentrum en de bewoners van een bezigheidstehuis. Wel is het aantal personen dat bijna een volledige week bezig is een stuk groter in de bezigheidstehuizen dan in de dagcentra. Voor de bewoners van een nursingtehuis tenslotte beperkt het begeleid werken zich meestal tot enkele dagdelen in de week. Tabel 7 Verdeling van de frequentie waarin er aan begeleid werken wordt gedaan naar type afdeling N dagcentrum bezigheidstehuis nursing totaal Kolom % 1 halve dag 127 135 56 318 37,2 38,0 56,6 40 2 halve dagen 100 117 29 246 29,3 33,0 29,3 30,9 3 halve dagen 31 18 4 53 9,1 5,1 4,0 6,7 4 halve dagen 46 26 8 80 13,5 7,3 8,1 10,1 5-6 halve dagen 26 22 1 49 7,6 6,2 1,0 6,2 7-8 halve dagen 9 23 0 32 2,6 6,5 0,0 4,0 9-10 halve dagen 2 14 1 17 Totaal 341 0,6 3,9 1,0 2,1 355 99 795 Constateren we geen onderscheid tussen dagcentra en bezigheidstehuis dan is die er wel, zijn het in beperkte mate, tussen de dagcentra met en die zonder convenant. De intensiteit van het begeleid werk ligt immers hoger bij de voorzieningen met een convenant. In deze groep neemt het begeleid werken voor één persoon op vijf minstens de helft van de werkweek in beslag. In de andere categorie van bezoekers van een dagcentrum geldt dit voor nog geen 5 Voor de personen die enkel begeleid werken zonder een dagcentra te bezoeken kunnen we hieromtrent geen uitspraak doen. 7
vijf procent. De personen die intensief aan begeleid werken doen, zitten dus duidelijk in een dagcentrum met convenant. Hierdoor ligt ook de intensiteit bij de bezigheidstehuizen een stukje hoger dan bij de dagcentra zonder convenant. 4.3 De personen 4.3.1 Leeftijd en geslacht Het gros van de personen dat aan begeleid werken doet (bijna 70%) is tussen de 21 en de 40 jaar oud; een 20% is tussen de 41 en 50 jaar. Zowel in de dagcentra als in de twee vormen van de tehuizen voor niet-werkenden ligt de gemiddelde leeftijd van de groep van begeleid werken iets lager dan deze van de totale populatie. De verdeling naar geslacht levert het volgende op: 455 mannen en 338 vrouwen. Het feit dat in de totale populatie mannen procentueel iets meer aan begeleid werken doen dan vrouwen (7,4% versus 6,5%) wordt vooral verklaard door de verdeling binnen de bezigheidstehuizen. In dit laatste type is 10,3% van de mannen ingeschakeld in begeleid werken en 'slechts' 7,4% van de vrouwen. 4.3.2 Handicap Tabel 8 Verdeling van de populatie naar handicap en type afdeling N dagcentrum bezigheidstehuis nursing totaal Kolom % Enk LM 21 13 0 34 6,3 3,7 0 4,4 Meerv LM 39 45 8 92 11,7 12,9 8,1 11,8 Enk MM 109 63 1 173 32,8 18,0 1,0 22,2 Meerv MM 92 133 15 240 27,7 38,0 15,2 30,7 Enk EM en enk DM 24 20 19 63 7,2 5,7 19,2 8,1 Meerv EM en meerv DM 21 45 38 104 6,3 12,9 38,4 13,3 Enk Fys (mot) 2 1 0 3 0,6 0,3 0 0,4 Enk Fys (cz) 0 1 0 1 0 0,3 0 0,1 Enk anders 6 6 0 12 1,8 1,7 0 1,5 Meerv zint of fys (niet mentaal) 1 4 8 13 0,3 1,1 8,1 1,7 Cognitieve stoornis (niet mentaal) 17 19 10 46 Totaal 332 5,1 5,4 10,1 5,9 350 99 781 8
In de registratie werd gevraagd voor iedere persoon maximum vier handicapcodes op te geven. Deze codes werden gecombineerd tot een handicap. Tabel 8 bevat een overzicht van de verdeling van de populatie die begeleid werkt naar handicap. Op zich houdt deze verdeling weinig verrassingen in gezien de doelgroep van begeleid werken. Deze bestaat hoofdzakelijk uit personen met een mentale handicap, wat we ook zien in de onderstaande verdeling. De niet-geringe aanwezigheid van personen met een meervoudige ernstige en meervoudige diepe mentale handicap duidt erop dat begeleid werken niet enkel personen met een lichte tot matige mentale handicap aanspreekt. Zoals verwacht zijn personen met enkel een fysieke handicap nauwelijks aanwezig in deze populatie. 4.3.3 De zorgzwaarte Uit de verdeling naar handicap blijkt dat ook personen met een zwaardere mentale handicap begeleid werken. Bekijken we de zorgzwaarte van de personen die begeleid werken doen dan valt echter op dat deze vorm van arbeidszorg hoofdzakelijk is weggelegd voor personen met een lichte tot matige zorgzwaarte. Dat blijkt onder meer uit de registratie van de elementaire zorgzwaarte, zijnde de hulp die nodig is bij het vervullen van activiteiten van dagelijks leven (adl). Deze zorgzwaarte werd in de bevraging in kaart gebracht aan de hand van de Vanden Boerschaal. De schaal resulteert in een score die uitgedrukt wordt in het aantal minuten elementaire zorgnood per dag. Uit tabel 9 kunnen we afleiden dat de personen die begeleid werken doen, een eerder lage elementaire zorgnood hebben. Slechts 18 bewoners/bezoekers hebben 65 of meer zorgminuten per dag, wat dus een heel beperkte groep is. De helft van deze zwaarste groep zijn bovendien nursingbewoners. In vergelijking met de rest van de populatie in de drie types van voorzieningen bevinden de personen in begeleid werken zich aan de onderkant van de verdeling van de elementaire zorgnood. Tabel 9 Verdeling van de personen die begeleid werken naar elementaire zorgnood (gemeten in VDB zorgminuten) VDB Zorgminuten dagcentrum bezigheidstehuis nursing totaal 11 240 235 40 515 28 57 58 21 136 46 40 57 29 126 65 3 4 5 12 101 1 1 4 6 Totaal 341 355 99 795 Naast de elementaire zorgzwaarte werd ook het storend gedrag in kaart gebracht. Dit gebeurde in de bevraging aan de hand van de Storend Gedragschaal voor Zwakzinnigen. Deze schaal, die bestaat uit 32 items, levert een score op die wordt gerefereerd aan de scores 9
van de totale populatie waartoe de persoon behoort. De zo bekomen resultaten werden hieronder naar vier categorieën herleid. Net als bij de elementaire zorgzwaarte is ook hier het aantal personen met een grote zorgzwaarte héél beperkt. De overgrote meerderheid situeert zich immers in de categorie met géén of beperkt storend gedrag. Enkele binnen de bezigheidstehuizen zijn er een substantieel aantal personen die matig storend gedrag vertonen. Tabel 10 Verdeling van de personen over de categorieën van storend gedrag. Storend gedrag dagcentrum bezigheidstehuis nursing totaal Zwaar storend gedrag 0 1 0 1 Matig Storend gedrag 5 31 11 47 Beperkt storend gedrag 121 212 48 381 Geen storend gedrag 215 111 40 366 Totaal 341 355 99 795 De personen met een zware zorgbehoefte kunnen we omschrijven als diegene die minsten 65 minuten elementaire zorgnood hebben en/of minsten matig storend gedrag vertonen. Voor de populatie van begeleid werken betekent dit dat 66 personen (8,3%) zwaar zorgbehoevend zijn. Verhoudingsgewijs zitten de meeste personen met een zware zorgbehoefte in de bezigheidstehuizen. We kunnen besluiten dat begeleid werken duidelijk een vorm van arbeidszorg is die wordt uitgeoefend door personen met een beperkte zorgzwaarte, zowel op het vlak van de elementaire zorgnood als op het vlak van het storend gedrag. 5 Samenvatting De registratie uitgevoerd bij alle bewoners van een tehuis en bezoekers van een dagcentrum leert ons dat er parallelen te trekken zijn tussen de dagbesteding in de dagcentra en deze in de bezigheidstehuizen. In beide types bestaat de dagbesteding voor een derde van de personen volledig uit huishoudelijke activiteiten, vorming, training en ontspanning. Het merendeel van de bewoners/bezoekers combineren echter deze activiteiten met arbeidsgerichte activiteiten binnen de voorziening. Bijna 55% van de bewoners/bezoekers is gedurende de werkweek bezig met dergelijke arbeidsgerichte prestaties. Deze gegevens wijzen er op dat binnen de dagcentra en de bezigheidstehuizen de arbeidsgerichte activiteiten binnen de voorziening een substantieel onderdeel vormen van de dagbesteding voor een belangrijk gedeelte van de populatie. Binnen de nursingtehuizen nemen de arbeidsgerichte prestaties logischerwijs een minder prominente plaats in: voor 70% van de bewoners 'beperkt' de dagbesteding zich tot niet-arbeidsgerichte activiteiten. Het aantal personen dat begeleid werkt, kunnen we op basis van deze bevraging schatten op 950. Van deze groep zijn er 160 personen die enkel begeleid werkt. Ongeveer evenveel 10
personen combineert begeleid werken onder een convenant met het bezoeken van een dagcentrum. De andere 650 personen doet een activiteit die kan omschreven worden als begeleid werken zonder dat dit plaats vindt in het kader van een afgesloten convenant. Binnen de dagcentra en de bezigheidstehuizen doet 9% van de personen aan begeleid werken. Voor de twee types samen betreft dit een groep van ongeveer 700 personen. Opmerkelijk is dat slechts een gedeelte van deze personen begeleid werkt in het kader van een convenant dat is afgesloten tussen het dagcentrum en het Vlaams Fonds. Ongeveer 200 dagcentrumbezoekers en 350 bewoners van een bezigheidstehuis, waarbinnen geen convenanten kunnen worden afgesloten, zijn dus bezig met begeleid werken zonder een financiële stimuli vanuit het Vlaams Fonds. De intensiteit van het begeleid werken, het aantal halve dagen per werkweek, ligt wel hoger binnen dagcentra met een convenant. Binnen de nursingtehuizen is begeleid werken een randverschijnsel. Voor het gros van deze 100 personen (2,7%) beperkt het begeleid werken zich bovendien tot twee halve dagen per week. 11