Zorgplan Stichting Samenwerkingsverband WSNS Regio Land van Nassau Schooljaar

Vergelijkbare documenten
Begroting Stichting SWV Regio Land van Nassau

Programma. Passend onderwijs ZAT - CJG; samen sterk voor de jeugd. Landelijk Steunpunt ZAT s

Wat worden leerlingen en ouders hier beter van? Wat levert het op voor leerkrachten, scholen en partners?

Schoolondersteuningsprofiel. 12ZQ00 De Bongerd

Schoolondersteuningsprofiel. 00CV00 School Matthijsje

Schoolondersteuningsprofiel. 05KK00 n Boaken

Schoolondersteuningsprofiel. 11BF00 De Mienskip

Schoolondersteuningsprofiel. 11RU00 Obs De Lijster

Schoolondersteuningsprofiel. 09AY00 Rooms Katholieke Basisschool De Brembocht

Excellente Leerkracht SBO, SO/VSO. Stichting Meerkring LC 11 Onderwijsproces -> Leraren Marieke Kalisvaart

Bijeenkomst Passend Onderwijs Nuwelijn najaar 2012

TRIPLE T. Rapportage Passend onderwijs (uitwerking onderdeel Triple T)

Jaarverslag DE DELTA

Schoolondersteuningsprofiel. 26 Ibs 'T Pompebled

Schoolondersteuningsprofiel. 08PJ00 J.J. Anspachschool

Samenwerkingsverband VO Delft en omstreken

Verklarende woordenlijst en lijst met afkortingen

Schoolondersteuningsprofiel. 10GE00 Bs De Vier Heemskinderen

Schoolondersteuningsprofiel: is onze school de passende plek voor uw kind?

analyse van de opbrengsten.

Locatie Sprang-Capelle Rembrandtlaan ES Sprang-Capelle T Locatie Landgoed Driessen Burgemeester van Casterenstraat GA

Samenvatting. Totalen

Zorg- en adviesteams in het hele land

Schoolondersteuningsprofiel. 17IQ00 School voor Speciaal Basisonderwijs De Verrekijker

INDICATOREN BASISONDERSTEUNING

Schoolondersteuningsprofiel. 07MG00 Chr Basissch Eben Haezer

Uw schoolondersteuningsprofiel

Schoolondersteuningsprofiel

Schoolondersteuningsprofiel. 15QG00 Horizon

DEFINITIEF RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP OBS MOLENBEEK

Bijlage 8 Begrippenlijst en afkortingen. Zorgplicht

Schoolondersteuningsprofiel. 23 Dr. Theun De Vriesskoalle

Evaluatie plan van aanpak cbs de Wâlikker schooljaar EVALUATIE. plan van aanpak schooljaar team Wâlikker Pagina 1

Uw schoolondersteuningsprofiel

Kennismaking. Studiemiddag Voortgezet Onderwijs. Opzet van deze presentatie. Passend Onderwijs: Van zorg naar ondersteuning..

Masterclass Handelingsgericht Werken voor IB ers en rekenspecialisten

Samen voor kinderen Agenda. Ondersteuningsplan SWV PO Wat betekent Passend Onderwijs voor mij? 1. Passend Onderwijs algemeen

Bijlage 1: voorstel toelaatbaarheidsverklaring

Op weg naar Passend Onderwijs in Zuidwest Friesland

Schoolondersteuningsprofiel

Schoolondersteuningsprofiel. 14GF00 De Zeester

SCHOOLONDERSTEUNINGSPROFIEL SCHOOLJAAR OBS De Kameleon

Schoolondersteuningsprofiel. 00CV00 Matthijsje

Met basisondersteuning in het onderwijs wordt de ondersteuning bedoeld die elke school minimaal biedt.

Schoolondersteuningsprofiel. 27CG00 RK Bs De Waterwilg

Op weg naar een sluitende zorgstructuur in en om het (voortgezet) speciaal onderwijs

Toezicht op scholen en voorzieningen voor nieuwkomers

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Kwaliteitsonderzoek bij. De Sprong, dep. Molkenkelder

Schoolondersteuningsprofiel. 24CT00 RK Basisschool De Floriant

Schoolondersteuningsprofiel. 11KM00 Basissch Insp J. Cryns

COMPETENTIE 1: INTERPERSOONLIJK COMPETENT

Schoolondersteuningsprofiel. De Poolster

Schoolondersteuningsprofiel. 17FK/17PC/30AR De Diamant

Uittreksel van het Schoolondersteuningsprofiel (SOP) Basisschool Pius X, Bergschenhoek

Passend Onderwijs. Regio 30-08

Model convenant Zorg- en adviesteam in het onderwijs

competentieprofiel groepsleerkracht/ docent algemeen vormend onderwijs Het Driespan

Schoolondersteuningsprofiel

Toelichting ontwikkelingsperspectief

Achtergrond. Missie Onze missie op basis van deze situatie luidt:

Memorie van antwoord passend onderwijs

De zorgstructuur van het Samenwerkingsverband in beeld Basis is het beleidstuk Het zorgsysteem in het basisonderwijs SWV H-M-S

Schoolondersteuningsprofiel. 23 Dr. Theun De Vriesskoalle

Schoolondersteuningsprofiel. 09BB00 De Meander

Schoolondersteuningsprofiel. 27XE00 OBS Het Woudhuis

Passend onderwijs Voorblad 1: Foto Typ hier de titel

Schoolondersteuningsprofiel

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ

Ondersteuningsprofiel o.b.s. De Bonte Stegge

Jeugd. Passend onderwijs. Werkveld schoolpsycholoog gaat veranderen. Wilma Lozowski - beleidsmedewerker sector Jeugd NIP.

Bijeenkomst 1 Maatwerktraject onderwijskundig begeleider

Schoolondersteuningsprofiel. 11LK00 'n Esch

Schoolondersteuningsprofiel. 07PR00 RK Basisschool St Jozef

Schoolondersteuningsprofiel. 14QN00 IBS De Twamester

Schoolondersteuningsprofiel. SO Het Mozaïek. onderbouw

Jeugdbeleid en de lokale educatieve agenda

VERSLAG AUDIT SOP 1 INLEIDING

Monitor Aansluiting onderwijs jeugdhulp

KWALITEITSKAART. 1-Zorgroute. Opbrengstgericht werken

KWALITEITSONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG 2007/2008 BASISSCHOOL BERG EN BEEK

Taken van interne begeleiders in de samenwerking

Schoolondersteuningsprofiel. 18UV00 OBS De Westhoek

Centrale helpdesk voor gemeenten. Samenwerken voor de jeugd

Schoolondersteuningsprofiel. 11WU00 Mariaschool

Strategische kernen Passend Onderwijs. Sander, groep 8. Belangrijke overgangsmomenten in de ontwikkeling van kinderen

Schoolondersteuningsprofiel. 10XU00 CBS Het Baken

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Doorontwikkeling RSV Breda. Jacques van den Born Directeur RSV Breda

Bezuiniging op Passend Onderwijs voor 2013 geschrapt. Houdbaarheid na 2013 Invoering op

Basisondersteuning Samenwerkingsverband Stromenland

Schoolondersteuningsprofiel. 12LJ00 OBS De Regenboog

Aanvulling op het ondersteuningsplan Samenwerkingsverband PO Optimale Onderwijskans.

SWOT-ANALYSE. 1 Interpersoonlijk competent. 1.1 Eisen. 1.2 Mijn ontwikkelpunten. 1.3 Mijn leerdoelen

Schoolondersteuningsprofiel

ZORGGids CBS TOERMALIJN FRANEKER

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Kwaliteitsonderzoek bij. : Kallenkote

Heikamperweg AZ Asten-Heusden

Schoolondersteuningsprofiel. 06NI00 De Adelaar

Schoolondersteuningsprofiel. 03XI00 CBS De Opdracht

Transcriptie:

Regio Land van Nassau: 2 mei 2011 Onderwerp: Zorgplan 2011-2012 Ons kenmerk: 110511.L00644 Zorgplan Stichting Samenwerkingsverband WSNS Regio Land van Nassau 44.04 Schooljaar 2011-2012 Drs. J. van den Born directeur Stichting SWV WSNS Regio Land van Nassau Zorgplan Regio Land van Nassau 2011-2012 L000644/ concept mei 2011

Inhoudsopgave Pg. Hoofdstuk 1 Kengegevens en kengetallen 02 Hoofdstuk 2 Visie op zorg 05 Hoofdstuk 3 Organisatiestructuur samenwerkingsverband 16 Hoofdstuk 4 Voortgang en planning van de activiteiten 19 Stand van zaken 19 Doelen en activiteiten schooljaar 2011-2012 22 Concretisering van de geplande activiteiten voor de scholen 24 Hoofdstuk 5 Begroting zorgplan 26 Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Kengegevens zorgplan Historisch overzicht deelnemerspercentages SbO per bevoegd gezag peildatum 01-05-2010 Personele bezetting organisatiestructuur SWV Bijlage 4 Dataplanning schooljaar 2010-2011 Bijlage 5 Begroting zorgplan 2010-2011 1

Hoofdstuk 1. Kengegevens en kengetallen Het samenwerkingsverband Regio Land van Nassau kent 10 schoolbesturen en 33 scholen voor basisonderwijs en één school voor speciaal basisonderwijs (brinnummers) hetgeen in onderstaande tabel is weergegeven. Met ingang van 1 augustus 2009 hebben de scholen van het samenwerkingsverband WSNS Gilze en Rijen aansluiting gevonden bij het samenwerkingsverband Land van Nassau.. De basisschool De Wildschut is inclusief de AZC locatie Prinsenbos overgedragen aan de Stichting Tangent. Dit impliceert dat de gemeente Gilze en Rijen ophoudt te bestaan als bevoegd gezag van basisscholen en derhalve in die hoedanigheid geen deel meer uitmaakt van het samenwerkingsverband. Tabel 1. Overzicht van de bevoegde gezagsorganen, scholen en verdeling naar compartimenten. Naam bevoegd gezag Naam school Compartiment Nw. Ginneken. Stichting Opmaat OBS De Regenboog SKO Het Groene Lint KBS De Akkerwinde KBS Bernardus KBS De Driesprong KBS Mattheus KBS De Spindel Compartiment Breda Compartiment Gilze en Rijen Markant Onderwijs OBS De Klokkebei OBS De Toermalijn OBS De Vlier OBS De Wildert OBS Apollo OBS De Springplank OBS Montessori OBS De Tweesprong Stichting Protestants- PCBS Het Beekdal Christelijk Primair PCBS dr. De Visser / De Onderwijs Midden Brabant Rietvink PCBS De Fontein PCBS De Vijf Eiken Stichting Katholiek Onderwijs KBS Laurentius Ginneken Stichting Nutsscholen NBS De Hoogakker Breda NBS Burgst NBS Dirk van Veen NBS Boeimeer NBS Teteringen Stichting Islamitisch Primair Onderwijs IBS Okba Ibnoe Nafi Stichting Tangent De Wildschut De Kring Stichting Nuwelijn St. Anna De Bolster Gerardus Majella St. Jozef Burg. van Mierlo De Brakken INOS, Stichting Katholiek Onderwijs Breda SbO De Leye x 2

* Met ingang van 01-08-2008 is op basis van het bereiken van een nagenoeg gelijk deelnemerspercentage SbO de financiële compartimentering tussen cluster Breda en Nieuw Ginneken beëindigd. De financiële compartimentering t.a.v. het cluster Gilze en Rijen is ook in 2011-2012 nog aan de orde. De indeling van de werkeenheden zal in het schooljaar 2010-2011 blijven voortbestaan. Gedurende een aantal jaren sluit de Marnixschool uit Schoten (België) aan bij het WSNS-proces in het compartiment Breda. De school doet dit op geheel vrijwillige basis en participeert o.a. in de directieoverleggen, het netwerk-ib, studiedagen WSNS en de samenwerking met het SbO. De kengegvens van de formeel participerende scholen zijn opgenomen in bijlage 1. In onderstaande tabel geven we een overzicht van de leerlingaantallen per school en schoolbestuur inclusief het deelnemerspercentage SbO op de peildatum 01-05-2011. Tabel 2. Aantal leerlingen per school en deelnemerspercentage SbO ( geplaatst in SbO of met PCL in BaO) Naam bevoegd gezag Naam school Aantal leerlingen 01-10-10 Aantal lln. SbO peildatum 01-05-10 en 11 Deelnemerspercentage SbO 01-0-5-2010 Deelnemerspercentage SbO 01-05- 2011 1. Stichting Opmaat OBS De Regenboog 40 1 0 2,1% 0,0% 2. SKO Het Groene Lint KBS De Akkerwinde 282 4 5 1,4% 1,7% KBS Bernardus 110 1 1 0,9% 0,9% KBS De Driesprong 349 7 5 1,9% 1,4% KBS Mattheus 93 3 3 3,1% 3,1% KBS De Spindel 534 9 10 1,7% 1,8% 3. Markant Onderwijs OBS De Klokkebei 326 8 7 2,3% 2,1% OBS De Toermalijn 474 12 12 2,5% 2,5% OBS De Vlier 220 10 5 4,2% 2,2% OBS De Wildert 222 7 9 3,3% 3,9% OBS Apollo 180 2 2 2,1% 1,1% OBS De Springplank 177 5 5 2,5% 2,7% OBS Montessori 322 2 2 0,7% 0,6% OBS De Tweesprong 239 9 8 4,3% 3,2% 4. Stichting Protestants- PCBS Het Beekdal 38 0 1 0,0% 2,6% Christelijk Primair PCBS dr. De Visser 419 4 3 0,9% 0,7% Onderwijs Midden Brabant PCBS De Fontein 257 25 22 8,4% 7,9% 5. Stichting Katholiek Onderwijs Ginneken PCBS De Vijf Eiken 188 4 4 2,4% 2,1% KBS Laurentius 834 10 10 1,2% 1,2% 6. Stichting Nutsscholen NBS De Hoogakker 537 15 13 2,7% 2,4% Breda NBS Burgst 634 15 14 2,2% 2,2% 7. Stichting Islamitisch Primair Onderwijs NBS Dirk van Veen 314 1 1 0,3% 0,3% NBS Boeimeer 220 3 4 1,4% 1,8% NBS Teteringen 19 0 0-0,0% IBS Okba Ibnoe Nafi 138 7 6 4,4% 4,2% 8. Stichting Tangent De Wildschut 333 15 17 4,2% 4,9% De Kring 333 17 12 4,8% 3,5% 9. Stichting Nuwelijn St. Anna 110 6 4 5,3% 3,5% De Bolster 391 15 14 3,7% 3,5% Gerardus Majella 53 0 0 0,0% 0,0% St. Jozef 479 9 4 1,8% 0,8% Burg. van Mierlo 165 8 7 4,7% 4,1% De Brakken 429 7 11 1,6% 2,5% De Spie - 3 3 - - Totaal 9459 244 224 2,5% 2,3% 3

* De verwijzingen vanuit de Eerste Opvang en zijn in de percentageberekening 01-05-2011 bij de Fontein meegerekend. De verwijzingen van KBS De Spie, 3 leerlingen zijn niet opgenomen in het overzicht. Vanaf augustus 2011 zal eveneens de Rudolf Steinerschool te Breda aansluiten bij het directieoverleg en het netwerk-ib aangezien deze school kenbaar heeft gemaakt met ingang van 01-08-2012 bij het samenwerkingsverband te willen aansluiten. In tegenstelling tot voorgaande schooljaren zijn nu de leerlingen die met een PCL beschikking in het BaO blijven mee opgenomen in de tabel. Voor een volledig historisch overzicht kan men bijlage 2 raadplegen waarin de zaken voor het samenwerkingsverband, per school en per bevoegd gezag zijn weergegeven. Bovenstaande tabel maakt duidelijk dat het samenwerkingsverband als totaal een gunstig deelnemerspercentage SbO kent, wanneer gekeken wordt naar de verwijzingen vanuit de eigen basisscholen. In vergelijking tot de peildatum 01-05-2010 is er sprake van stabilisatie van het deelnemerspercentage SbO waarbij in toenemende mate leerlingen met een PCL-beschikking in de eigen basisschool onderwijs en zorg ontvangen. In totaal bekostigt het samenwerkingsverband voor het schooljaar 2010-2011 het aantal leerlingen dat op 01-05-2011 in het SbO verblijft vanuit de eigen basisscholen, de kinderen met een PCL-beschikking in de basisschool en 35% van de onder- en zijinstroom. Dit levert het volgende resultaat op zoals weergegeven in tabel 3 Tabel 3 Bekostiging leerlingen met een PCL-beschikking. Leerlingen in SbO Onder- en zij-instroom Met PCL in BaO Cluster Gilze en Rijen 54 8 22 Cluster Land van Nassau 115 36* 33 * In totaal kennen de SWV Regio Land van Nassau en SWV INOS 110 leerlingen in de onder- en zij-instroom SbO. Opvallend daarbij is dat in totaal 40 leerlingen vanuit de voorschoolse periode een plek hebben gevonden in het speciaal basisonderwijs. Nadere analyse van dit gegeven in overleg met SWV INOS is gewenst aangezien binnen het eigen samenwerkingsverband de afspraak geldt dat leerlingen met extra onderwijsbehoeften in principe toch eerste een basisschool bezoeken. Dit leidt tot een bekostiging van een totaal deelnemerspercentage SbO van 2,8%. In het samenwerkingsverband noemen we scholen die een deelnemerspercentage SbO kennen van > 3,5% veel verwijzende basisscholen. Hiermee wordt geen uitspraak gedaan over de kwaliteit van het onderwijs en zorg, maar wordt wel aanleiding gegeven tot een nadere analyse van de ontstane situatie. 4

Hoofdstuk 2 Visie op zorg In deze paragraaf schenken we aandacht aan de visie die ten grondslag ligt aan de inrichting van de zorgstructuur op het niveau van het samenwerkingsverband, de school en de klas en de consequenties voor het handelen van de leerkracht in de groep. De visie is permanent in ontwikkeling en wordt beïnvloed door veranderende omgevingsfactoren zoals wijziging in de wetgeving, regionalisering en de samenwerking met nieuwe partners in de zorgketen. Dit hoofdstuk starten we met de onderwijskundige visie en geven vervolgens aan op welke wijze deze visie vanuit wettelijke kaders wordt ondersteund, waarbij specifiek wordt ingegaan op de Wet BIO, de Wet Passend Onderwijs en de Wet op de Jeugdzorg, het borgen van de zorg in en om de school. Tenslotte worden de beleidsuitgangspunten vermeld die op basis van de visie en de wettelijke kaders zijn geformuleerd. 2.1 Onderwijskundige visie. In 1993 heeft K. Doornbos een publicatie verzorgd: Voor waar het kan (rond voorwaarden voor retentief basisonderwijs in het licht van Weer Samen Naar School). K. Doornbos beschrijft dit aan de hand van drie oriëntaties op zorg die worden aangeduid met de begrippen hulpverlening, alarmering en afstemming. Een aantal jaren later spreken we over integrale leerlingenzorg en adaptief onderwijs en volgen wij in Nederland Fullan die in 2003 in zijn boek The moral imperative of school leadership de uitspraak doet: Een moreel doel van de hoogste orde is een school waar leerlingen leren, de kloof tussen sterke en zwakke presteerders grotendeels verminderd wordt, en dat wat we de leerlingen leren, hen in staat stelt om succesvolle burgers in een kennissamenleving te worden. Sinds 2008 spreken we over Passend Onderwijs en de bestuurlijke verplichting om voor elke leerling een passend onderwijsaanbod te realiseren. Eén van de belangrijkste kernpunten vanuit het Ministerie van Onderwijs is, voor wat betreft de programmalijn Passend Onderwijs: Het verbeteren van de kwaliteit van de onderwijszorg, zodat in de klas passend onderwijs aan elke leerling, zowel zorgleerling als de meer begaafde leerling, geboden kan worden. Dit kernpunt omvat een drietal onderwerpen, te weten: a) het handelen van leraren van curatief naar preventief en van preventief naar proactief. (van de oriëntatie hulpverlening, via de oriëntatie alarmering naar afstemming); b) een adequaat handelingsrepertoire voor specifieke (categorieën) zorgleerlingen oftewel leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften; c) ondersteuning van de leraren in de klas. In het samenwerkingsverband streven we naar effectief en goed onderwijs voor alle leerlingen, waarbij het leren van de basisvaardigheden lezen, rekenen en spellen de hoogste prioriteit hebben. Wanneer leerlingen niet goed kunnen lezen, rekenen en spellen heeft dat zeer grote gevolgen voor hun schoolloopbaan en voor het kunnen participeren in onze geletterde en gecijferde samenleving. Zowel Houtveen e.a. (2005) als de Onderwijsinspectie (2009) komen tot de conclusie dat verschillen in prestaties bij technisch lezen, maar ook bij rekenen, vooral toe te schijven zijn aan de inrichting van de onderwijsomgeving in plaats van verschillen tussen leerlingen. De effectiviteit van het onderwijs blijkt vooral afhankelijk te zijn van de kwaliteit van de instructie. Om echter goed effectief onderwijs te kunnen geven waarbij het accent ligt op het voorkomen van lees-, reken-, spelling- en gedragsproblemen moet er binnen de school integraal worden gewerkt. Hierbij is de betrokkenheid nodig van alle leerkrachten van het team, de interne begeleider en vooral de schoolleider. De effectiviteit van het onderwijs kan alleen worden vergroot als we sturen op het verbeteren van de deskundigheid van de leerkrachten. De leerlingen zijn tenslotte afhankelijk van de instructie die zij van hem/haar krijgen. Ook al vormt de leerkracht de spil, de voorwaarden op schoolniveau zijn eveneens zeer belangrijk, omdat het onderwijs pas effectief is als er sprake is van een samenhangend geheel van maatregelen op school- en klassenniveau. Volgens Vernooy (2008) hebben de scholen het volgende nodig om effectief te zijn: 5

een duidelijke en doelgerichte aanpak om effectief onderwijs teamgericht te implementeren; realistische doelen en verwachtingen ten aanzien van: het stellen van toetsbare streefdoelen die (risico)leerlingen aan het einde van de basisschool moeten beheersen; het maken van afspraken hierover op schoolniveau; het zicht hebben op minimum- en streefdoelen per half leerjaar door de leraren; het realiseren van een goede lees- en rekenstart in de groepen 1 en 2; het realiseren van goed onderwijs en snel ingrijpen in de groepen 3,4 en 5; het werken met individuele leerlijnen en divergente differentiatie in de klas; het werken met streefdoelen en minimumdoelen in de beheersing van leerstof; de afstemming tussen PO en VO in de realisatie van een doorgaande leerlijn; het werken aan een goede relatie met de groep en de individuele leerling en het realiseren van den positief klimaat; het kunnen toepassen van adequate strategieën voor klassenmanagement en het maken van afspraken over klassenregels en het inspelen op de eigen verantwoordelijkheid van de leerling; het maken van afspraken op teamniveau over de te maken vorderingen op het gebied van lezen, spellen, rekenen en gedrag en deze vertalen naar klassendoelen of halfjaarlijkse doelen. effectief onderwijskundig leiderschap, waarbij het lesgeven en leren worden gezien als centrale doelen en de kwaliteit van de leerkracht uitgangspunt is van handelen. Hierbij zijn kwaliteiten als visie, missie, doelgericht werken, betrokkenheid en monitoren van vernieuwingen en verbeteringen van belang; goede communicatie en samenwerking opdat alle leerkrachten dezelfde regels en aanpakken hanteren en elkaar ondersteunen in de uitvoering daarvan; werken met beproefde en elkaar afgestemde onderwijsmaterialen, waarvan bekend is dat daarmee goed resultaten voor alle leerlingen behaald kunnen worden; er voldoende tijd aan lezen, spellen en rekenen wordt besteed en er extra tijd is voor de risicoleerlingen en de zwakke presteerders; er goede en op systematische wijze instructie wordt verzorgd ( directe instructiemodel van Vernooij of het IGDI-model (Interactieve Gedifferentieerde Effectieve Instructie) van Houtveen e.a.); het toepassen van convergente differentiatie, zodat alle leerlingen de opgestelde minimumdoelen bereiken en de kloof tussen goede en zwakke leerlingen wordt gedicht. Een goede groepsinstructie en gedifferentieerde verwerking; het hanteren van een goed leerlingvolgsysteem om vroegtijdig te kunnen signaleren en bij te sturen. Hierbij kijkende naar de vorderingen van de leerlingen en naar het eigen handelen door leerkrachten en het schoolteam; de school is voortdurend bezig met de professionalisering van de leerkracht, waarbij het lesgeven op het gebied van basisvaardigheden in relatie tot het verbeteren van de resultaten van alle leerlingen en in het bijzonder van de zwakke leerlingen, centraal staat; werken aan een positief onderwijsleerklimaat met een stabiel team in een ordelijke en attractieve leeromgeving, opdat de zelfcontrole bij de leerlingen wordt gestimuleerd en de leertijd wordt gemaximaliseerd; het werken aan betrokkenheid van de ouders bij het onderwijs en het samen werken aan effectief onderwijs, omdat ouders die betrokken zijn bij het leren van hun kind een positieve bijdrage leveren aan de leervorderingen. 6

2.2 Nieuw wettelijk kader. 2.2.1 De wet BIO. Vanaf januari 2006 is de Wet BIO (Beroepen in het Onderwijs) van kracht waarin is vastgelegd dat elke werknemer ook na het behalen van zijn startkwalificaties er voor moet zorgen dat hij/zij bekwaam blijft om het vak uit te oefenen. De werkgever daarentegen heeft de verantwoordelijkheid om de werknemers op voldoende niveau te faciliteren om aan de bekwaamheidseis te kunnen voldoen en moet er ook op toezien dat alle werknemers aan de bekwaamheidseisen voldoen. Vanaf augustus 2006 moet er in principe van elke leerkracht een bekwaamheidsdossier liggen. Welke bekwaamheden wij verwachten van leerkrachten is voor een groot deel afhankelijk van de visie die wij hebben op onderwijs en de realisatie van zorg. Is onze visie met name gebaseerd op wat L. Greven (2008) de netwerkschool noemt dan is het onderwijs gericht op de gemiddelde leerling in de klas en moeten de zorgleerlingen buiten de klas de hulp krijgen om in de klas met het programma mee te kunnen doen. Wanneer de visie de kenmerken draagt van een brede zorgschool of een inclusieve school dan zijn juist de verschillen tussen de leerlingen de uitdaging voor de leerkracht om gedifferentieerd onderwijs, of te wel onderwijs op maat te realiseren. De leerkracht die in de brede zorg of inclusieve setting functioneert moet over andere bekwaamheden beschikken dan de leerkracht die klassikaal frontaal les kan geven. Het is derhalve van belang om eerst eens te kijken naar de competenties zoals die momenteel worden beschreven. De inter-persoonlijke competentie heeft betrekking op het in de groep tot stand brengen van een coöperatieve en vriendelijke sfeer en een open communicatie door een goede manier van leiding geven. Het algemene resultaat is dat er in de groep een prettig leef- en werkklimaat heerst, waarbij de leerkracht de zelfstandigheid van de leerlingen bevordert. De leerkracht is in de interacties op zoek naar een goede balans tussen leiden en begeleiden, sturen en volgen, confronteren en verzoenen en corrigeren en stimuleren. De pedagogisch competente leerkracht schept in zijn groep een veilige leeromgeving door leerlingen te helpen tot zelfstandige en zelfverantwoordelijke personen uit te groeien. De pedagogisch competente leerkracht zorgt er voor dat leerlingen o.a. weten dat ze er bij horen en dat ze op een respectvolle manier met elkaar omgaan. De vakinhoudelijke en didactisch competente leerkracht kan de leerinhouden en zijn eigen gedrag afstemmen op de leerlingen en daarbij rekening houden met verschillen. De leerkracht motiveert leerlingen door de leerlingen leertaken met succes te laten afronden en hij stimuleert het leren van en met elkaar. De leerkracht die organisatorisch competent is zorgt er voor dat alle aspecten van het klassenmanagement in orde zijn. Het resultaat hiervan is een ordelijke, overzichtelijke en taakgerichte sfeer in de klas en tijdens de les. De leerkracht die competent is in het samenwerken met zijn collega s levert een actieve bijdrage aan een gezamenlijk resultaat of een gezamenlijke probleemoplossing, ook wanneer de samenwerking een onderwerp betreft dat niet direct in het persoonlijk belang ligt. De leerkracht die goed samenwerkt met zijn collega s levert een bijdrage aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat op school, aan de samenwerking in het team en aan een goede schoolorganisatie. Samenwerken met de omgeving leidt tot het leveren van een bijdrage aan een goede samenwerking met de ouders en eventuele instellingen. Ten slotte is de competentie tot reflectie en professionele ontwikkeling voorwaarde om te komen tot het op peil houden en verbeteren van de eigen professionele bekwaamheid. Dit leidt tot een verdere verbetering van het onderwijs op de school en de organisatie. Zelfontwikkeling houdt in inzicht hebben in eigen sterktes en zwaktes en op basis hiervan acties ondernemen om eigen kennis, vaardigheden en competenties te vergroten/verbeteren om zodoende beter te presteren. 7

WET BIO School als lerende organisatie Doel Pedagogisch functioneren: - positieve houding t.o.v. verschillen - zelfstandige leerhouding - gevoelens van vertrouwen en competentie Doel Diagnostiek en reflectie: - stellen van doelen - signaleren van problemen - diagnosticerend onderwijs - werken met groepsplannen - werken met handelingsplannen Doel Management: - exploratieve leeromgeving - organisatie van de instructie - afstemming van de instructie Doel Instructie: - werken volgens het instructiemodel - differentiëren naar instructiebehoeften - afstemmen van het onderwijsaanbod op leerprestaties Competentie interpersoonlijk Competentie pedagogisch Competentie didactisch en vakinhoudelijk Competentie organisatorsich Competentie samenwerken met collega s Competentie samenwerken met de omgeving Competentie zelfontwikkeling door reflectie en professionele ontwikkeling In bovenstaand schema is een relatie gelegd tussen de vaardigheden waarover leerkrachten moeten beschikken om passend onderwijs te kunnen realiseren en de competenties zoals deze in de Wet BIO worden onderscheiden. 2.2.2 Passend Onderwijs. Begin februari 2011 heeft de Minister van OC&W, Marja van Bijsterveldt, een beleidsbrief naar de Tweede Kamer gestuurd waarin zij een uiteenzetting geeft van het voorgenomen beleid m.b.t. de inrichting van Passend Onderwijs. De minister heeft diverse redenen om Passend Onderwijs in te voeren. De belangrijkste reden is dat het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs blijft groeien, wat stigmatisering en wachtlijsten tot gevolg heeft. Daarbij zijn er drie verschillende wetten (WPO, WVO en WEC) naast elkaar van toepassing. En dat geeft te veel bureaucratie en regeldruk, wat volgens de minister de kwaliteit van het onderwijs, de inzet van professionals en de afstemming tussen onderwijs en zorg niet ten goede komt. De minister wil inzetten op zo goed mogelijk onderwijs, met een verantwoorde en doelmatige inzet van middelen op basis van het budget 2005. Goed onderwijs moet worden gerealiseerd door het adequaat toerusten van leraren en schoolleiders. Bovendien moet de samenwerking tussen onderwijs, jeugdzorg en gemeenten verbeteren, waarbij ook de ouders betrokken moeten worden. 8

De drie wetten hebben ertoe geleid dat te veel leerlingen een indicatie voor speciale onderwijszorg kregen. Dit leidde tot hoge kosten, wachtlijsten en thuiszitters. De kwaliteit van de zorg in het speciaal onderwijs bleef onder de maat: onvoldoende afstemming in de ondersteuning, te weinig sturing op vaardigheden van leraren in onderwijszorg. Ouders werden van het kastje naar de muur gestuurd. De besteding van de beschikbare middelen werd onduidelijk. Organisatie In de beleidsbrief pleit de minister voor een nieuw stelsel: het Passend Onderwijs. Dit stelsel waarbij de verschillende wetgevingen dichter bij elkaar worden gebracht moet leiden tot meer eenvoud. Deze eenvoud start bij de zorgplicht voor de scholen. Dit wil niet zeggen dat de scholen onderwijszorg moeten leveren aan alle leerlingen. Wel moeten de ouders en hun kind worden begeleid naar die school die de onderwijszorg kan leveren als de school waar de leerling is aangemeld dit niet kan. Dit houdt in dat het samenwerkingsverband Passend Onderwijs een dekkend netwerk moet hebben. De minister onderscheidt lichte en zware onderwijszorg, waarbij de zware onderwijszorg kan worden gerealiseerd in het speciaal onderwijs. Hiertoe sluiten de speciale scholen die behoren tot de REC 3 en 4 aan op de nieuwe samenwerkingsverbanden. REC 1 en 2 worden buiten de operatie gehouden. Er komen op deze wijze samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs en samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs. Hierbij streeft de minister naar een schaalgrootte zoals die al bestaat in het voortgezet onderwijs omdat dit bekostiging en afstemming met jeugdzorg, AWBZ en de arbeidsmarkt makkelijker maakt. Taken De minister wil de taken en de verantwoordelijkheden van de samenwerkingsverbanden goed regelen. Zo worden de samenwerkingsverbanden verantwoordelijk voor de wettelijke taken als de verdeling van de middelen, de beschrijving van de geboden zorg en ondersteuning aan leerlingen, en de plaatsing van leerlingen in het speciaal onderwijs. Daarnaast moet het samenwerkingsverband o.a. de zorgprofielen van de scholen beschrijven, ouders goed informeren en samenwerken met jeugdzorg en gemeenten. Uiteraard gaat de inspectie toezicht houden en krijgen leraren voor het eerst inspraak op het beleid van het samenwerkingsverband. Om dit alles inhoudelijk goed te kunnen realiseren zullen de sectorraden een referentiekader uitwerken waarin aspecten zoals indicatiestelling, zorgplicht en ouderbetrokkenheid nader worden uitgewerkt. Bekostiging Wat betreft de bekostiging van de nieuwe samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs wordt overgestapt op een budgetfinanciering op het niveau van 2005. Hierbij volgt de minister het advies van de ECPO om de samenwerkingsverbanden te financieren op basis van het aantal leerlingen. Dit houdt in dat in de bekostiging geen rekening wordt gehouden met regio s die meer of minder leerlingen in het speciaal onderwijs hebben (met name REC 3 en 4). Voor de regio s die meer leerlingen in het speciaal onderwijs hebben, komt een overgangsregeling om af te bouwen naar het te bekostigen niveau. Kwaliteit Passend Onderwijs betekent een kwaliteitsslag in het onderwijs door de aandacht te richten op opbrengstgericht werken, een stelsel van uniforme toetsing en het werken met ontwikkelingsperspectieven bij zorgleerlingen. Hiertoe moet eveneens aandacht zijn voor het beter toerusten van leraren en schoolleiders. Leraren moeten zich meer bekwamen in het omgaan met verschillen. Dit houdt in dat leraren in opleiding op deze bekwaamheid worden getoetst en dat de zittende leraren moeten gaan voldoen aan deze eisen. Hiertoe worden instrumenten ingezet als de lerarenbeurs, de functiemix en een structureel professionaliseringsbudget. Tevens wil de minister als experiment gaan werken met beloningsdifferentiatie. Dit moet mede een mogelijkheid bieden om leraren in het speciaal onderwijs die bovenformatief worden een arbeidsplek te bieden in het reguliere onderwijs. Samenwerking De toekomstige samenwerkingsverbanden moeten gaan samenwerken met de gemeenten om afstemming te bereiken op de gebieden van Leerplicht- en RMC-wet, de Wm0 en de jeugdzorg. De Vervolgblad: 110511.L00644 9/42

zorg- en adviesteams vormen de basis van de onderwijszorg en werken samen met de Centra Jeugd en Gezin. Ten aanzien van de toeleiding naar de arbeidsmarkt komt er één regeling voor leerlingen die rechtstreeks vanuit het onderwijs de arbeidsmarkt moeten instromen. Bezuinigingen De invoering van Passend Onderwijs gaat gepaard met bezuinigingen. Zo wordt er bezuinigd op het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs, de beschikbaarheid van ambulante begeleiding en het leerlingenvervoer in het voortgezet speciaal onderwijs. De groepsgrootte in het (v)so wordt opgeplust met 10%. In totaal wil het ministerie van OC&W voor 300 miljoen euro aan maatregelen treffen. Procedure Voor het zomerreces 2011 vindt de behandeling in de Tweede Kamer plaats. En in juni 2012 zal de nieuwe wet gepubliceerd worden, zodat Passend Onderwijs per 1 augustus 2012 kan worden ingevoerd. Vervolgblad: 110511.L00644 10/42

2.3 Aansluiting onderwijs en jeugdzorg d.m.v. het zorg- en adviesteam. 2..3.1 Inleiding. In het schooljaar 2009-2010 hebben de gezamenlijke schoolbesturen een besluit genomen over de inrichting van de zorgketen mede in het kader van de inrichting van de Centra voor Jeugd en Gezin en de zorg- en adviesteams, de ZAT s. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd ten aanzien van de inrichting van ZAT in het primair onderwijs scholen moeten zich richten op hun primaire taak, het verzorgen van goed onderwijs. Dit impliceert dat voorkomen moet worden dat scholen belast worden met maatschappelijke taken en het oplossen van problemen die buiten de school zijn gelegen; onderwijs heeft een eigen sterke zorgstructuur. Het zorgteam van de basisschool, bestaande uit de intern begeleider, de adviseur leerlingenzorg en de consulent vanuit het speciaal basisonderwijs zijn uitstekend in staat om, met de partners in het onderwijs, de onderwijszorg op een hoog niveau uit te voeren. Hiervoor is de beschikbaarheid van de middelen schoolbegeleiding en de inzet van WSNS-gelden onontbeerlijk; de scholen in het primair onderwijs zijn gebaat bij een eenduidige verbinding met de jeugdhulpverlening en zorg op het niveau van de wijk. Kinderen groeien in wijken op en problemen in die wijk komen tot uiting op vaste vindplaatsen. Samenwerking tussen verschillende instanties in de wijk is daarmee belangrijk, om te komen tot de juiste oplossing die in de wijk ook kan worden geborgd; de verbinding tussen onderwijs, de jeugdhulpverlening en zorg komt tot stand op basis van de aansluiting van schoolmaatschappelijk werk en de jeugdverpleegkundige bij het zorgteam van de afzonderlijke school. Schoolmaatschappelijk werk en de jeugdverpleegkundige zijn de linking pin tussen onderwijs en jeugdzorg; jeugdzorg en jeugdhulpverlening zijn gebundeld in de Centra voor Jeugd en Gezin. Het primair onderwijs kiest voor snelle, efficiënte en effectieve zorg en wil geen laag tussen het uitgebreide zorgteam van de basisschool en het Centrum voor Jeugd en Gezin. Het CJG vervult de rol van een bovenschools ZAT. met de participanten in het CJG en de BackOffice worden resultaatafspraken gemaakt om praatcircuits en doorschuiven van problemen te voorkomen. De gemeente voert regie op het bereiken van de genoemde afspraken. 2.3.2 Wettelijk kader. In juni 2009 is er door minister Rouvoet en staatssecretarissen Dijksma en Van Bijsterveldt een brief aan de Tweede Kamer gestuurd met het doel om te komen tot een wettelijke borging van ZAT s om de kabinetsdoelstelling van 100% dekking van goedwerkende ZAT s in 2011 in alle onderwijssectoren te kunnen realiseren en ervoor te zorgen dat jeugdigen tijdige en passende zorg krijgen. Het kabinet heeft besloten om in plaats van de wettelijke borging van ZAT s te spreken over wettelijke borging van zorg in en om de school. Deze invulling biedt aan de regionale en lokale partners ruimte om in onderling overleg de meest passende invulling te kiezen om de zorg in en om de school in de regio of gemeente te organiseren. Het kabinet wil daarom dat partijen de school als vind- en werkplaats gebruiken voor zorg aan leerlingen. Hiertoe worden de volgende aspecten in de wet vastgelegd: dat het bevoegd gezag van een onderwijsinstelling de plicht heeft om samen te werken in de jeugdketen en om ontwikkelings- en opvoedingsrisico s vroegtijdig te signaleren en te melden, onder andere door het hebben van een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en door bevordering van het gebruik hiervan; onderwijs en gemeenten de verplichting krijgen om samen afspraken te maken over de taakverdeling ten aanzien van zorg in en om de school, waarbij de regierol bij gemeenten ligt. Deze afspraken kunnen een onderdeel zijn van de Lokale/Regionale Educatieve Agenda. Vervolgblad: 110511.L00644 11/42

Onder zorg in en om de school verstaat de minister voor het reguliere onderwijs (PO, VO en MBO) de preventieve inzet van hulpverlening en zorg (bijv. de inzet van schoolmaatschappelijk werk), de instandhouding van multidisciplinaire casusoverleggen/ ZAT s en de beschikbaarheid van achterliggende zorg en zo nodig aanvullende voorzieningen om tot een sluitende aanpak te komen voor overbelaste jongeren in de leeftijd van 16 tot 23 jaar. In dezelfde brief van de minister aan de Tweede Kamer wordt de regierol van de gemeente beschreven en komen de verplichtingen van de participerende instellingen en het toezicht aan de orde. In het wetsvoorstel Centra Jeugd en Gezin en regierol gemeenten in de jeugdketen is de mogelijkheid opgenomen om via een algemene maatregel van bestuur (AMvB) aanvullende regels te stellen over de sluitende samenwerking en kunnen instellingen worden benoemd die verplicht zijn om in en om het onderwijs samen te werken. Per onderwijssector worden de minimaal benodigde kernpartners benoemd, gebaseerd op adviezen van het Nederlands Jeugdinstituut. Voor het PO geldt een basale aansluiting door de jeugdgezondheidszorg, het (school) maatschappelijk werk en Bureau Jeugdzorg. Conform het wetsvoorstel Centra voor Jeugd en Gezin en regierol gemeenten in de jeugdketen hebben de samenwerkingsafspraken in ieder geval betrekking op de volgende aspecten: de taakverdeling tussen instanties; de deelname aan casusoverleggen in en rond onderwijs; de coördinatie van de zorg; het oplossen van mogelijke knelpunten in de coördinatie van de zorg; Afspraken over deelname aan het ZAT betekent niet automatisch dat elke partij ook altijd bij iedere vergadering of casusbespreking aanwezig moet zijn. Beschikbaarheid op afroep is ook een denkbare afspraak. De samenwerking tussen gemeente en relevante ketenpartners, waaronder onderwijs, maakt ook onderdeel uit van het veiligheidsbeleid van de gemeente. De wettelijke borging hiervan is in voorbereiding. Onderwijs en zorg zijn voor veel kinderen en jongeren nauw verweven. Dit betekent dat lokale beleidsmakers en uitvoerders van gemeente, onderwijs en instellingen voor zorg en hulpverlening een deels gezamenlijke opdracht hebben. Door het wetsvoorstel zorg in en om school wil het ministerie deze samenhang tot uitdrukking laten komen en aansturen op een integrale aanpak. De inrichting van de ZAT s, het maken van sluitende werkafspraken inzake zorg in en om de school moet de verbinding brengen tussen de Wet op de Jeugdzorg en Passend Onderwijs of meer concreet, de samenwerking tussen het Centrum Jeugd en Gezin en het Zorgteam van de basisschool. 2.3.3 Het zorg- en adviesteam, een oplossing? Wat is een ZAT? Het NJI omschrijft een zorg- en adviesteam (ZAT) als een multidisciplinair team, waarin lokale zorg en jeugdzorg samenwerken met het onderwijs. Het ZAT heeft tot doel om kinderen en ouders, waarbij op school problemen gesignaleerd worden vroegtijdig, snel, effectief en samenhangend zorg te bieden door het lokale aanbod dicht rond die school te organiseren. Het NJI geeft hierbij aan dat het van belang is dat de functies van het ZAT dicht bij de school zijn, aansluitend bij de zorgteams op scholen. Het ZAT moet minimaal bestaan uit de noodzakelijke deelnemers, te weten: medewerker bureau jeugdzorg, schoolmaatschappelijk werker en jeugdverpleegkundige. Het ZAT moet geen praatgroep worden maar een uitvoerend team, waarbij op basis van een gezamenlijke gevoelde verantwoordelijkheid snelle lichte hulp kan worden gerealiseerd. Dit veronderstelt een voldoende uitvoeringscapaciteit en 100% dekking. Het NJI beschrijft in haar publicaties een ZAT* op bovenschools niveau. De wettelijke verplichting tot het hebben van ZAT s komt er binnenkort. * Voor een verdere uitwerking van de ZAT s zie Schoolbesturen en de zorg- en adviesteams NJI 2009. Vervolgblad: 110511.L00644 12/42

2.3.4 Het ZAT en het CJG ( Centrum voor Jeugd en Gezin). In 2011 moet er in elke gemeente minimaal één Centrum voor Jeugd en Gezin zijn. Ouders, kinderen, jongeren tot 23 jaar en professionals moeten bij deze centra terecht kunnen met allerlei vragen over opvoeden en opgroeien. De centra bieden advies en hulp op maat en moeten een herkenbaar inlooppunt zijn in de buurt. Om de naam CJG te mogen gebruiken moet het volgende worden gebundeld: de jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau en GGD), de 5 WMO-functies (vroegsignalering, advies en informatie, lichte pedagogische hulp, toeleiding lokaal zorgaanbod en coördinatie van de zorg, door o.a. maatschappelijk werk, opvoedondersteuning, gezinscoaching), een schakel met Bureau Jeugdzorg en een schakel met ZAT s. Naar aanleiding van de voorstellen van de minister concluderen we dat: a) in de ZAT s deels dezelfde personen participeren die ook betrokken zijn in de zorgteams op school; b) de ZAT s delen van taken uitvoeren die behoren tot de vijf gemeentelijke taken in het kader van de WMO, prestatieveld 2; c) naast ZAT s de CJG s ook functioneren op de vijf genoemde gemeentelijke taken voor jeugd; d) het risico van overlap of concurrentie tussen ZAT en CJG op de loer ligt; e) ZAT s en CJG s elkaar moeten versterken: a. voor -9 maanden tot 4 jaren het CJG als basiszorgstructuur; b. voor 4 tot 18 jarigen zijn de zorgteams/ ZAT s de meest voor de hand liggende basiszorgstructuur voor signalering, beoordeling en interventies; c. mogelijk doet CJG in de leeftijd 4 18 jarigen de zwaardere gevallen. Het NJI komt in haar presentatie van 30-09-2009 tot de volgende aanbevelingen: zorg voor zorgteams/zat s in het PO/VO en MBO als basiszorgstructuur, waarbij de signalering en de noodzakelijke expertise zo dicht mogelijk bij de voorziening ligt; het CJG is vooral van belang t.b.v: o basiszorgstructuur voor -9 maanden tot 4 jaar rond consultatiebureaus; o bundeling lokaal aanbod: opvoedingsondersteuning, JGZ en MW; o versterking opvoedingsondersteuning met intensievere coaching ouders; o coördinatie van de zorg via verwijsindex en EKD; o fysiek inlooppunt voor ouders die ondersteuning wensen. CJG neemt deel aan de ZAT s, zorgteams via jeugdarts, (school) maatschappelijk werker of bureau jeugdzorg. Het opvolgen van deze aanbevelingen zal leiden tot de volgende opbrengsten: het bereik CJG wordt groter door aansluiting bij de basiszorgstructuur in het onderwijs; door samenwerking is snelle inzet van opvoedondersteuning en opvolging van gesignaleerde risico s beter mogelijk; door samenwerking is passend onderwijs voor leerlingen beter mogelijk; een optimale aansluiting bij zorgbehoeften van kinderen en ouders wordt mogelijk. Het NJI is van mening dat schoolbesturen samen met de gemeente afspraken moeten maken over de inrichting van de ZAT s, de CJG s en de afstemming op elkaar. Vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid hoort deze inhoudelijke kwestie thuis op de agenda van de Lokaal Educatieve Agenda (LEA). Vervolgblad: 110511.L00644 13/42

2.4 Beleidsuitgangspunten. Tijdens studiedagen, werkoverleggen en directieoverleggen is aandacht besteed aan die ontwikkelingen die voor het samenwerkingsverband van belang zijn en die passen bij de visie op goed onderwijs en de nieuwe wettelijke kaders. Het cluster Gilze en Rijen heeft in het licht van het beleid Alle leerlingen SbO binnen de eigen basisschool eigen uitgangspunten geformuleerd, die overeenkomen met of aanvullend zijn op de uitgangspunten voor het gehele samenwerkingsverband. De beleidsuitgangspunten worden in het onderstaande opgesomd. Nr. Beleidsuitspraak. 1. We streven naar effectief en goed onderwijs voor alle leerlingen waarbij het leren van de basisvaardigheden, lezen, spellen en rekenen, de hoogste prioriteit heeft. 2. De effectiviteit van het onderwijs is vooral afhankelijk van de kwaliteit van de instructie en daarom moeten we sturen op het verbeteren van de deskundigheid van de leerkracht. 3. Effectief onderwijs vraagt om een samenhangend geheel van maatregelen op school- en klassenniveau, waarbij o.a. de volgende zaken van belang zijn: Effectief onderwijskundig leiderschap; Een doelgerichte aanpak op teamniveau; Goede interne communicatie en samenwerking; Werken met beproefde onderwijsmaterialen; Goede systematische instructie en Convergente differentiatie etc. 4. Elke basisschool heeft een keuze gemaakt voor een schoolprofiel en geeft de komende schooljaren inhoud aan dit profiel aan de hand van de uitwerking van 5 domeinen: Aandacht en tijd; Onderwijsmaterialen; Ruimtelijke omgeving; Expertise; Samenwerking Voorwaarde is wel dat er voldoende middelen beschikbaar zijn om het schoolprofiel en de onderwijszorg daadwerkelijk te realiseren. 5. Het SWV kent een streefbeeldoptie SbO van 2,8% inclusief onder- en zij-instroom SbO en de leerlingen die met een PCL-beschikking in het BaO blijven. Het is niet de intentie om leerlingen omwille van het streefbeeld onderwijszorg te onthouden als zij dat wel nodig hebben. 6. Leerlingen met een PCL-beschikking worden waar mogelijk thuisnabij op de eigen basisschool opgevangen. 7. Het SWV geeft uitdrukking aan de samenwerking SbO door: permanente tussentijdse instroom SbO; de inzet t.b.v. de PCL, netwerk-ib en studiedagen WSNS; vraaggestuurde samenwerking in consultatieve zin: o ondersteuning bij het onderwijs aan kinderen met een PCLbeschikking in het in het BaO; o de inzet van expertises op afroep (psycholoog, logopediste etc). Vervolgblad: 110511.L00644 14/42

8. Elke school binnen het samenwerkingsverband heeft binnen de bandbreedte van het gekozen schoolprofiel een positief beleid op het gebied van het onderwijs aan LGFgeïndiceerde leerlingen. 9. Elke basisschool scoort minimaal voldoende op de inspectie-indicatoren zorg- en begeleiding en de afspraken binnen het samenwerkingsverband. 10. Elke school participeert actief in het SSZP, de collegiale visitatie, de overleggen en de netwerkstructuur in het SWV en werkt inter- en intrabestuurlijk samen om de eigen doelen en die van het samenwerkingsverband te bereiken. In aansluiting hierop heeft het cluster Gilze en Rijen beleidsuitspraken geformuleerd in het kader van het beleid Alle SbO leerlingen op de eigen basisschool. Nr. Beleidsuitspraak 1 Leerlingen met een PCL-beschikkking worden zoveel mogelijk thuisnabij op de eigen basisschool opgevangen. 2 Het beleid SbO binnen de gemeentegrenzen is gebaseerd op een geleidelijk organisch proces. We groeien als het ware er naar toe 3 Elke school in het cluster Gilze en Rijen ontwikkelt een schoolprofiel van een brede zorgschool t.a.v. de leerlingen met een SbO-indicatie. Ten aanzien van de leerlingen met een REC-indicatie kunnen scholen kiezen voor het profiel van een smalle zorgschool. 4 Voor elke basisschool moeten de kwaliteitseisen worden geformuleerd waaraan zij moet voldoen om verantwoord onderwijs te verzorgen aan kinderen met een PCL-beschikking. 5 Voor elke leerling met een PCL-beschikking wordt een ontwikkelingsperspectief vastgesteld. 6 Voor elke leerling met een PCL-beschikking ontvangen de basisscholen de zorgmiddelen SbO en zijn zij vrij om deze middelen naar eigen inzicht in te zetten. Er geldt één voorwaarde: aan de kwaliteitseisen van goed onderwijs voor dat kind met ontwikkelingsperspectief moet worden voldaan. 7 De inzet van de leerkracht SbO leidt tot het verbeteren van de kennis en de vaardigheden van de leerkracht van de reguliere basisschool. Leerkrachten SbO kunnen vraag gestuurd worden ingezet in de dagelijkse praktijk van het onderwijs aan kinderen met een ontwikkelingsperspectief. Het doel is om actief te participeren. 8 De leerkracht in de reguliere basisschool zit niet te wachten op een taakverzwaring. Het is mogelijk om leerkrachten SbO in de dagelijkse praktijk van het onderwijs aan kinderen met een ontwikkelingsperspectief actief te laten participeren om de leerkracht in de reguliere basisschool te ontlasten. 9 De basisscholen kunnen behoefte hebben aan een brede inzet van expertise als logopedie, psycholoog, leesdeskundige etc. in de realisatie van het onderwijs aan kinderen met een ontwikkelingsperspectief. Zij kunnen deze brede expertise op basis van vraag inkopen bij het SbO. 10 Zonder ondersteuning van de ouders kan het beleid niet succesvol gestalte krijgen. Bij het opstellen van het ontwikkelingsperspectief, het handelingsplan, de uitvoering en de evaluatie worden de ouders gezien als partner in het proces. Vervolgblad: 110511.L00644 15/42

Hoofdstuk 3 Organisatiestructuur samenwerkingsverband 3.1 Inleiding. Ten behoeve van de aansluiting van de scholen in SWV Gilze en Rijen heeft het bestuur besluiten genomen inzake de organisatiestructuur, de financiële en personele consequenties en de inhoudelijke afstemming. Het bestuur heeft de keuze gemaakt om vanaf 01-08-2009 te werken met een vertegenwoordigend bestuur en een directeur WSNS van de Stichting Samenwerkingsverband Regio Land van Nassau. Ten behoeve van deze nieuwe organisatie heeft het bestuur de volgende stukken opgesteld, te weten: - de statuten van de stichting; - een bestuurs- en directiestatuut; - een functiebeschrijving en competentieprofiel voor de directeur van de stichting. Daarnaast heeft de werkgroep inhoudelijke afstemming adviezen verstrekt ten behoeve van de inrichting van de organisatie op uitvoerend niveau. In de toekomstige organisatiestructuur moet er ruimte zijn voor: - gevoel voor behoud van autonomie; - het bottom-up laten verlopen van de processen; - sturen op het belang van collectiviteit. Deze uitgangspunten hebben geleid tot de volgende richtlijnen: a) in de startfase moet er sprake zijn van een cluster Gilze en Rijen naast de bestaande clusters in het SWV Land van Nassau; b) een directielid van de basisscholen in Gilze en Rijen sluit aan op de bestaande structuur van de staforganisatie WSNS in SWV Land van Nassau; c) er vinden maximaal 3 x per jaar directieoverleggen plaats; d) de netwerken-ib worden geleid door een voorzitter, bijvoorbeeld de vertegenwoordiger in het werkoverleg WSNS; e) 3 x per jaar vinden er binnen het eigen cluster netwerkbijeenkomsten IB plaats; f) 3 netwerkbijeenkomsten IB worden clusteroverstijgend georganiseerd t.b.v. de uitvoering onderwerpen zorgplan. Participatie geschiedt op basis van inschrijving; g) 2 maal per jaar vinden er, eveneens cluster overstijgend, gezamenlijke studiemiddagen voor alle directies en IB-ers plaats; h) 1 maal per jaar vindt er, per cluster, een studiemiddag plaats. 3.2 Indeling werkeenheden. Ten behoeve van de werkuitvoering is het samenwerkingsverband opgedeeld in scholenclusters. De directieoverleggen en netwerken IB vinden plaats op het niveau van het cluster. Daarnaast heeft ook elke school de vrijheid om samenwerking te zoeken met scholen uit een ander cluster bijvoorbeeld ten behoeve van collegiale visitatie dan wel het gezamenlijk uitwerken van een inhoudelijk thema. Vervolgblad: 110511.L00644 16/42

De clusterindeling ziet er voor het schooljaar 2010-2011 als volgt uit: Cluster MARKANT Cluster Nieuw Ginneken Cluster Breda Cluster Gilze en Rijen OBS De Klokkebei KBS De Akkerwinde KBS Laurentius KBS St. Anna OBS De Toermalijn KBS Bernardus NBS Burgst KBS Burg. v. Mierlo OBS De Vlier KBS De Driesprong NBS Boeimeer KBS de Brakken OBS De Wildert KBS Mattheus NBS Dirk van Veen KBS St. Jozef OBS Apollo KBS De Spindel NBS De Hoogakker KBS de Bolster OBS De Springplank OBS De Regenboog PCBS dr. De Visser KBS Gerardus Majella OBS Montessori PCBS Het Beekdal PCBS De Fontein JPS de Kring OBS De Tweesprong Okba Ibnoe Nafi PCBS de Vijf Eiken Nutsbasisschool OBS de Wildschut Teteringen Marnixschool (België) Rudolf Steinerschool De personele bezetting van de verschillende onderdelen in de organisatie van het samenwerkingsverband zijn in bijlage 3 opgenomen. De planning van de vergaderdata van de verschillende gremia en de studiedagen zijn opgenomen in bijlage 4. 3.3 De Permanente Commissie Leerlingenzorg in het samenwerkingsverband Het samenwerkingsverband houdt conform de wettelijke bepalingen een Permanente Commissie Leerlingenzorg in stand t.b.v. het nemen van besluiten m.b.t. de noodzakelijkheid van speciaal basisonderwijs. Het bestuur van het samenwerkingsverband heeft besluiten genomen betreffende de inrichting van de PCL en de wenselijke ontwikkelingen in het zorgcontinuüm. Deze besluiten zijn in het onderstaande toegelicht. 1. Het zorg- en adviesteam binnen de basisschool. Zoals in de theoretische verantwoording van het zorgplan vermeld, kiest het samenwerkingsverband voor het geleidelijk maken van de omslag van de curatieve zorg naar preventieve zorg, waarbij de leerkracht ondersteuning behoeft in het realiseren van onderwijs op maat, adaptief onderwijs. De komende jaren ligt in de schoolontwikkeling het accent op het realiseren van effectief onderwijs op het niveau van de school en de groep. Hierbij staat de ontwikkeling van de vaardigheden van de leerkracht centraal op het gebied van het pedagogisch functioneren, het managen van de onderwijsleersituatie, de diagnostiek en reflectie en de kwaliteit van en de differentiatie in instructie. Het zorg- en adviesteam heeft hierin een ondersteunende en initiërende en beleidsmatige functie. 2. Taken van de PCL. Het bestuur van het samenwerkingsverband is van mening dat het toekennen van taken aan de PCL moet worden gezien als een groeitraject. Jaarlijks zal bekeken moeten worden welke taken aan de PCL kunnen worden toegevoegd, afhankelijk van de ontwikkeling van de zorgstructuur binnen het samenwerkingsverband. Het bestuur heeft tot nu toe het besluit genomen de PCL met de volgende functies te belasten, te weten: - de beoordelingsfunctie: de wettelijk verplichte taak m.b.t. het bepalen van de toelaatbaarheid van leerlingen tot het SbO; - de adviesfunctie: het geven van adviezen aan scholen en ouders voor zover deze rechtstreeks voortvloeien uit de behandeling van de aangemelde leerlingen; - de monitorfunctie: deze functie heeft betrekking op het monitoren van belangrijke aspecten die te maken hebben met de aangemelde leerlingen in relatie tot de opdracht van het bestuur van het samenwerkingsverband. Hierbij wordt gedacht aan aspecten als het registreren van het aantal aangemelde leerlingen, het aantal afgegeven Vervolgblad: 110511.L00644 17/42

beschikkingen, verwijzingen naar de Regionale Expertise Centra etc. Maar ook aspecten die te maken hebben met kindkenmerken van de aangemelde leerlingen, de handelingsverlegenheid van de basisschool en de procedurele zorgvuldigheid. De uitkomsten van de monitor moeten leiden tot een jaarverslag voor het bestuur; - de toewijzingsfunctie: het toekennen van zorgbudgetten aan leerlingen die een positieve of tijdelijke beschikking van de PCL hebben gekregen. De omvang van het zorgbudget staat maximaal gelijk aan de zorgmiddelen SbO voor dat betreffende schooljaar. 3. Optimale inzet van hulp. De inzet van het zorg- en adviesteam vraagt om consultatieve leerlingbegeleiding en handelingsgerichte diagnostiek. In aanvulling hierop kunnen de psychologen en orthopedagogen hun expertise breder beschikbaar stellen. 4. Personele bezetting. De PCL bestaat formeel uit een drietal leden, te weten de voorzitter, twee leden namens de basisscholen en een lid namens het speciaal basisonderwijs. Binnen het samenwerkingsverband kiest men er voor om een externe deskundige te benoemen als onafhankelijk voorzitter van de PCL. Daarnaast heeft het bestuur een plaatsvervangend voorzitter aangewezen, die tijdelijk is belast met de implementatie van het beleid Kinderen met een PCL-beschikking in de basisschool. De overige leden zijn een directeur van een basisschool en een vertegenwoordiger van het speciaal basisonderwijs zijnde een lid van het management of van de zorginhoudelijke staforganisatie. In haar functioneren wordt de PCL bijgestaan door een secretaris deskundige die de dossiers voorziet van een preadvies en mede de logistieke processen regelt als het opvragen van aanvullende informatie en rapportages. De secretaris deskundige beoordeelt het dossier op de formele en inhoudelijke volledigheid. De PCL kan op verzoek de interne begeleider en/of de orthopedagoog van de school waarvan de aangemelde leerling van afkomstig is aan de vergadering laten aansluiten. De beslissingsbevoegdheid blijft echter voorbehouden aan de PCL-leden. 5. Centrale administratie. Aangezien de PCL gehouden is aan de AwB - hetgeen zorgvuldige procedures vereist wordt de administratie gevoerd door een professionele organisatie, Edux onderwijsadvies te Breda. Alle informatie ten aanzien van het functioneren van de PCL en het aanmelden van leerlingen is opgenomen in de map Procedures en Protocollen welke op elke basisschool in het samenwerkingsverband aanwezig is. Tevens is ook alle informatie beschikbaar via de website www.regiolandvannassau.nl. Postadres en bezoek adres De centrale administratie van de PCL is gehuisvest bij: Edux, onderwijsadvies Postbus 2124, 4800 CC Breda Bezoekadres: Stadionstraat 20, 4815 NG Breda Contactpersoon/secretariaat: mw. Marie-Louise Haers. tel: 076-5245509 Vervolgblad: 110511.L00644 18/42