Open Educational Resources

Vergelijkbare documenten
Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming H9 en H10

Samenvatting Geschiedenis Module 5

Beginselen van de politieke partijen die in 2006 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd waren

Begrippenlijst Geschiedenis Politiek en staatsinrichitn in Nederland en Europa (H1-H3)

Politieke stromingen hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

VERKIEZINGEN IN KOEDIJK

Samenvatting Economie H 6

Samenvatting Geschiedenis Rechtstaat en Democratie

QUIZ: DE PIENTERSTE MENSCH GESCHIEDENIS VAN DE PARLEMENTAIRE DEMOCRATIE IN NEDERLAND

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6

CHRISTENEN IN DE SAMENLEVING

Deelvraag: Hoe had de parlementaire democratie zich in Nederland ontwikkeld?

Politieke stromingen hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Geschiedenis 51 een nieuw koninkrijk - 52 liberale revolutie gelijkheid voor iedereen

Samenvatting Geschiedenis Staatsinrichting van Nederland

Toetsvragen geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 8 Toetsvragen

6,6. De katholieke zuil. De protestantse zuil. Werkstuk door een scholier 1340 woorden 20 februari keer beoordeeld. Geschiedenis.

Wat zegt deze canon nu, zo n veertig momenten in de geschiedenis. van de Nederlandse christendemocratie? Het is een feest der

Het overheidsbeleid in de periode van de economische opbouw na WO II. - Welke rol heeft de overheid in het sturen van de economie?

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl I

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 3

4 Opvattingen over kerk en godsdienst 1

Tijd van burgers en stoommachines De sociale kwestie.

Arbeiders organiseert u! CNV Senioren 29 maart 2017

A. Kuyper

1. Verdeel de klas in 8 groepen van 3 à 4 leerlingen. 3 liberalen, 3 confessionelen en 2 socialisten.

Politieke filosofie van de christen-democratie

Vak Maatschappijwetenschappen Thema Politieke besluitvorming (katern) Klas Havo 5 Datum december Hoofdstuk 8 Stromingen en partijen

Een democratie is een staatsvorm waarbij de bevolking direct of indirect invloed uitoefent op de politieke besluitvorming.

Open Educational Resources

1 De zuil in diskrediet

In 1813 werden de Fransen verjaagd en de zoon van de laatste stadhouder werd koning

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 5 & 6

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2 Politieke Besluitvorming

5.4. Boekverslag door B woorden 2 juni keer beoordeeld. Maatschappijleer. Inhoudsopgave

Cursus Politiek Actief Provincie Flevoland

Samenvatting Maatschappijleer Parlementaire Democratie par. 1 t/m 3

Tweede Kamerverkiezingen

Inhoud. Deel 1 Politiek liberalisme, neutraliteit en de scheiding tussen kerk en staat

Praktische opdracht Levensbeschouwing PKN Godsdienst

Samenvatting Maatschappijleer Politiek

Samenvatting Geschiedenis Module 5 politiek en staatsinrichting in Nederland en Europa

Eindexamen filosofie vwo I

Inventaris van het archief van de

Homohuwelijk haalt de eindstreep

1 keer beoordeeld 31 oktober 2015

Eindexamen geschiedenis vwo 2007-II

Opgave 2 Tweede Kamerverkiezingen 2006 en kabinetsformatie

Cursus Politiek Actief Bijeenkomst 1: Introductie, algemene staatsinrichting en verkiezingen

3. Tussen idee en praktijk Nationalisme en Liberalisme p

Eindexamen filosofie vwo I


Beginselverklaring van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, 1980

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 4, Zorg, sociale zekerheid en overheid in Nederland vanaf 1850

Verzuiling = het oprichten van eigen organisaties door katholieken, protestanten, socialisten en liberalen vanaf het einde van de 19e eeuw

De Verlichting. De Verlichting

Open Educational Resources

Religie, christendom en politiek vanuit filosofisch perspectief

Hoofdzaken staatsinrichting

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1 tm 3, Rechtsstaat en Democratie

7,4. Samenvatting door een scholier 2092 woorden 2 april keer beoordeeld. Maatschappijleer. Toets politieke besluitvorming H2

Theorie hoofdstuk 1 geschiedenis

2 keer beoordeeld 20 februari 2016

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 8: Tijd van burgers en stoommachines

Samenvatting Geschiedenis Parlementaire democratie

Burgers en Stoommachines. Tot 1:20

Samenvatting Geschiedenis Rechtstaat en Democratie

COMPENDIUM VAN DE SOCIALE LEER VAN DE KERK

De sociale kwestie, d.w.z. het vraagstuk van de slechte leef- woon- en werkomstandigheden van de (fabrieks)arbeiders en hun gezinnen.

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl II

Antwoorden Maatschappijleer Hoofdstuk 2

5,9. Samenvatting door een scholier 1292 woorden 15 februari keer beoordeeld. Maatschappijleer

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 7, God in Nederland

1579: unie van utrecht, militair bondgenootschap tegen Filips

Eerst was er censuskiesrecht: alleen mannen die een bepaalde hoeveelheid belasting betaalden mochten stemmen.

De Tien Tijdvakken. Tijd van de jagers en boeren, tot 3000 v.c.

SO 2 Tijdvak I AVONDMAVO Staat en Natie. Dit SO bestaat uit 37 vragen. 29 openvragen en 8 meerkeuze vragen.

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming

De veranderende plaats van het christendom in de samenleving,

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 Morgen gezond weer op?

GROTE-LIJN-OVERZICHT VAN TIJDVAKKEN BEHANDELD IN LEERJAAR 1

5.9. Boekverslag door E woorden 23 oktober keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

Examenopgaven VMBO-KB 2004

Eindexamen vmbo gl/tl geschiedenis en staatsinrichting II

11 De ontdekking van de mens en de wereld - internet oefentoets

6,6. Samenvatting door een scholier 1139 woorden 2 mei keer beoordeeld. Maatschappijleer POLITIEK

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II

Opgave 1 Heeft het vrijwilligerswerk toekomst?

GESCHIEDENIS LES 2 STAP VOOR STAP VOORUIT

Van drie naar één. De (on)verenigbaarheid van de ethische systemen van KVP, ARP en CHU in de totstandkoming van het CDA

Samenvatting door een scholier 3146 woorden 27 september keer beoordeeld. Geschiedenis

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Dinsdag 22 juni uur

Verkiezingen Tweede Kamer 2012

Inhoud. Voorwoord XI. 3 Staatshoofd en ministers De liefde van een crimineel De Grondwet Het Statuut 50

2,1: Nederlands-Indië, 19 e eeuw

Tijd van pruiken en revoluties

Christelijk Sociaal Denken

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming, paragraaf 1 t/m 6

Transcriptie:

Hoofdstuk Christendemocratie Introductie Leerkern De ontwikkeling van christendemocratische ideeën De relatie tussen de ontwikkeling van christelijk-sociale ideeën en de vorming van confessionele partijen in Nederland. Het ontstaan van de confessionele stromingen. Het ontstaan en de ontwikkeling van confessionele partijen in Nederland

Politieke stromingen Hoofdstuk Christendemocratie I N T R O D U C T I E In het vorige hoofdstuk werd de ideologische traditie van het liberalisme behandeld. In het liberalisme staat het individu centraal. Het liberalisme verdedigt een markteconomie, machtenscheiding en door de grondwet gegarandeerde individuele rechten en vrijheden. In dit hoofdstuk wordt de ideologische traditie van de christendemocratie behandeld. De nadruk zal liggen op de relatie tussen de ontwikkeling van christelijk-sociale ideeën (theorie) en de vorming van confessionele partijen (praktijk). Confessionalisme betreft de opvatting dat een bepaalde geloofsovertuiging zowel in het persoonlijke leven als in de samenleving vooropgesteld dient te worden. Christelijk-sociale ideeën betreffen christelijke opvattingen en theorieën over de verhouding tussen politiek en samenleving. Dit hoofdstuk beziet welke ideologische ontwikkelingen binnen de confessionele stromingen leidden tot veranderingen binnen bestaande confessionele partijen of tot de oprichting van nieuwe confessionele partijen. In dit hoofdstuk zullen we een antwoord geven op de volgende vragen: bestaat er zoiets als dé christendemocratie? Welke denkers worden tot de grondleggers van de christendemocratie gerekend? Welke theorieën en beginselen hebben deze denkers ontwikkeld en wat hebben zij gemeenschappelijk? Wat is het verschil tussen confessionele, christelijke en christendemocratische partijen? Welke drie confessionele stromingen kunnen vanaf halverwege de negentiende eeuw in Nederland onderscheiden worden? Waarom noemde de eerste Nederlandse confessionele partij zich anti-revolutionair? Welke partijen vormden zich binnen elke confessionele stroming in de Nederlandse politiek? Welke partijen van welke confessionele stroming fuseerden in de twintigste eeuw? Welke organisatie oefende onder meer eind jaren dertig en in druk uit op de afgesplitste katholieke partijen om één katholieke partij te vormen? Welke twee maatschappelijke processen leidden tot verkiezingsnederlagen voor de confessionele partijen eind jaren zestig, begin jaren zeventig? Wat is de antithese? Welke visie hadden de (partijen uit de) confessionele stromingen ten aanzien van de schoolstrijd, de kiesrechtkwestie en de sociale kwestie? Wat betekende de formule Baas in eigen huis en het huis ten laste van de gemeenschap ten tijde van de verzuiling? Welke factoren leidden tot de oprichting van het CDA? L E E R K E R N De ontwikkeling van christendemocratische ideeën Het begrip christendemocratie werd in Nederland voor het eerst in de jaren negentig van de negentiende eeuw gebruikt door katholieken en protestanten die streefden naar kiesrechtuitbreiding en naar meer sociale wetgeving. Tegenwoordig verwijst het begrip christendemocratie naar een geheel van christelijk-sociale beginselen over de verhouding tussen politiek en samenleving die zowel afkomstig zijn uit de katholieke als uit

Dé christendemocratie bestaat niet. Augustinus Thomas van Aquino: organische maatschappijvisie de protestantse ideeënleer. De christendemocratie gaat niet uit van het individu, maar stelt de gemeenschap centraal. Volgens de zogenaamde organische maatschappijvisie hecht de christendemocratie daarbij grote waarde aan harmonie en samenwerking tussen overheid en samenleving enerzijds en tussen (groepen van) personen en organisaties in de samenleving onderling anderzijds. De christendemocratie presenteert een alternatief voor de nadruk van het liberalisme op economische vrijheid van markt en individuen en voor de nadruk van het socialisme op economische gelijkheid en ingrijpen door de overheid in de markt. Volgens het economisch model van het zogenaamde corporatisme zouden werknemers en werkgevers per bedrijfstak in bedrijfsorganisaties verenigd moeten worden volgens de organische principes van harmonie en samenwerking. Volgens de zogenaamde beginselen van subsidiariteit en van soevereiniteit in eigen kring zouden decentrale overheidsorganen en maatschappelijke (of: particuliere) organisaties zo veel mogelijk zelfbestuur moeten hebben. Er bestaat niet zoiets als één blauwdruk van dé christendemocratie. De huidige christendemocratische stroming in Nederland bestaat uit op verschillende religies gebaseerde stromingen: een katholieke stroming, een protestantse stroming en een gereformeerde stroming. In de eerste decennia van de twintigste eeuw kende elke stroming één of meerdere politieke partijen. De grootste partijen uit de katholieke, protestantse en gereformeerde stroming zijn in Nederland eind jaren zeventig gefuseerd in het CDA (Christen-Democratisch Appèl). In deze paragraaf staan dan ook niet zozeer de verschillen, maar juist de overeenkomsten centraal tussen de diverse religieuze stromingen binnen de christendemocratische stroming. Deze paragraaf behandelt de voor de huidige christendemocratie meest invloedrijke christelijk-sociale ideeën van zowel katholieke als protestantse denkers, voor zover deze ideeën betrekking hebben op de verhouding tussen politiek en samenleving. Augustinus (-) meende dat kerk en staat niet gescheiden mochten worden. Augustinus leverde een christelijk-filosofische rechtvaardiging van een christelijke staatskerk. Rond het begin van de tweede helft van de negentiende eeuw accepteerden bepaalde groepen christenen voor het eerst een (door liberale al eerder bepleitte en doorgevoerde) scheiding tussen kerk en staat. Aan het begin van de twintigste eeuw hadden alle confessionele partijen in Nederland een dergelijke scheiding aanvaard. Thomas van Aquino (-) kan beschouwd worden als de meest invloedrijke christelijke wijsgeer voor de christendemocratie. Thomas van Aquino sloot met zijn organische visie op de structuur van de samenleving op kritische wijze aan bij soortgelijke ideeën van Aristoteles. Volgens de organische visie kunnen de diverse onderdelen van de samenleving vergeleken worden met de diverse organen van het menselijk lichaam. Het menselijk lichaam kent verschillende organen met verschillende taken en functies. Maar het menselijk lichaam kan in zijn geheel pas goed functioneren als er sprake is van een gebalanceerde taakverdeling, samenwerking, harmonie en evenwicht tussen de verschillende organen. Dat geldt volgens Thomas van Aquino ook voor de samenleving. In de organische visie worden radicale hervormingen, zoals die bijvoorbeeld eind negentiende, begin twintigste eeuw door socialisten werden voorgestaan, afgewezen. Snelle maatschappelijke veranderingen worden beschouwd als een ziekteverschijnsel, zoals

Pauselijke encycliek: subsidiariteitsbeginsel Politieke stromingen koorts in een menselijk lichaam. Net als een menselijk lichaam zou de maatschappij niet zonder problemen volgens een plan veranderd kunnen worden. Bovendien staat de organische maatschappijvisie op gespannen voet met het liberale individualisme. Burgers zouden hun eigenbelang niet voor mogen laten gaan boven de belangen van de gehele maatschappij. Hoewel burgers individuele rechten genieten, zijn zelfontplooiing en zelfbeschikking primair gericht op het individu en niet op de maatschappij, het organisme, als geheel. Volgens de organische visie kennen zelfontplooiing en zelfbeschikking daarom grenzen en kunnen nooit een doel op zich zijn. De op harmonie en samenwerking gebaseerde organische visie op de samenleving ligt ten grondslag aan een groot deel van de christelijk-sociale ideeën over de verhouding tussen politiek en samenleving. De triomf van Thomas van Aquino. geschilderd door Benozzo Gozzoli (-). Bevindt zich in het Louvre te Parijs. Bron: Alinari Archives, Florence Aan het eind van de negentiende eeuw werden verschillende oplossingen voorgesteld ten aanzien van de door de industrialisatie ontstane armoede onder werknemers (sociale kwestie). De liberalen legden de nadruk op de economische vrijheid van zowel werknemers als werkgevers. De socialisten legden de nadruk op het principe van economische gelijkheid en op de emancipatie van de arbeiders.

Tocqueville Bisschop Von Ketteler opperde rond het idee van een rechtvaardige vrede tussen werkgevers en werknemers. Deze visie werd overgenomen in de pauselijke encycliek Rerum Novarum () en uitgewerkt in Quadragesimo Anno (), waarin het corporatisme werd gepresenteerd als een alternatieve middenweg tussen het liberale concurrentieprincipe en de socialistische principes van klassenstrijd en overheidsbemoeienis. Het corporatisme is gebaseerd op de organische maatschappijvisie. Zowel het liberalisme als het socialisme zouden in strijd zijn met de organische maatschappijvisie. De confessionelen keerden zich tegen de idealen van de Franse Revolutie die door de liberalen (vrijheid) en socialisten (gelijkheid) werden uitgedragen. De toepassing van liberale economische principes zou tot armoede en dus tot verstoring van de harmonie in de samenleving geleid hebben. Het socialistische principe van klassenstrijd zou eveneens een verstoring van het maatschappelijk evenwicht betekenen. Volgens het corporatisme zouden werkgevers en werknemers per bedrijfstak in bedrijfs- of productorganisaties verenigd moeten worden. De beoogde samenwerking tussen werknemers en werkgevers wordt het solidariteitsbeginsel genoemd. De productiemiddelen zouden (in tegenstelling tot bij het socialisme) in bezit blijven van de werkgever, maar zijn individuele economische vrijheid zou (in tegenstelling tot bij het liberalisme) in de bedrijfsorganisatie beperkt moeten worden. Ondanks enkele beoogde beperkingen blijft het (liberale) principe van concurrentie in een vrije markt onaangetast. In de pauselijke encyclieken gingen corporatisme en een gedecentraliseerde overheid hand in hand. De staatsmacht zou zoveel mogelijk naar de bedrijfsorganisaties (of: corporaties) overgeheveld moeten worden. De Nederlandse overlegeconomie heeft enkele decentrale corporatistische elementen. Na de Tweede Wereldoorlog werd bijvoorbeeld geprobeerd op basis van vrijwilligheid het corporatisme in bepaalde sectoren van de economie in te voeren. En bijvoorbeeld in werd op basis van de Wet op de bedrijfsorganisatie de Sociaal- Economische Raad ingesteld, waarin zowel onafhankelijke deskundigen en vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties in onderling overleg de regering adviseren omtrent het sociaal-economisch beleid. Een (ooit beoogde) volledig corporatistische economie kwam echter nooit tot stand. De fascisten en nazi s ontwikkelden in de jaren twintig, dertig en veertig van de twintigste eeuw een totalitaire variant van het corporatisme. Onder leiding van een centralistische staat zouden werknemers en werkgevers zoveel mogelijk tot overeenstemming moeten komen over het sociaal-economische beleid. In de eerste helft van de twintigste eeuw werd het staatscorporatisme in enkele fascistische landen ingevoerd, zoals in Duitsland (Hitler), Italië (Mussolini) en Portugal (Salazar). Ook Nederland kende gedurende de bezetting door de nazi s opgelegde centralistische corporatieve structuren. Volgens Tocqueville (-) kan een vrije samenleving verwezenlijkt worden via zogenaamde intermediaire instituties: groepen, organisaties en instellingen, zoals politieke partijen, de pers, kerken en beroepsverenigingen, die een verbinding tot stand kunnen brengen tussen enerzijds de staat en anderzijds de individuen in de samenleving. Een dergelijk maatschappelijk middenveld moet verhinderen dat de staat teveel macht krijgt. De verhouding tussen de individuen, het maatschappelijk middenveld en de staat zou (in navolging van de organische maatschappijvisie) gekenmerkt moeten worden door

Kuyper: soevereiniteit in eigen kring Politieke stromingen harmonie en samenwerking. Vrijheid kan volgens Tocqueville in massasamenlevingen slechts bestaan als er een verscheidenheid (pluraliteit) van intermediaire instituties is. Deze theorie vormt de basis voor zowel het katholieke subsidiariteitsbeginsel als het protestantse principe van soevereiniteit in eigen kring. Het subsidiariteitsbeginsel houdt verband met de organische maatschappijvisie en legt de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Het van oorsprong katholieke subsidiariteitsbeginsel is geformuleerd in de pauselijke encycliek Quadragesimo Anno (). Ten bate van de maatschappelijke harmonie zouden decentrale overheidsorganen en maatschappelijke organisaties een zo groot mogelijke mate van zelfbestuur moeten hebben. Hogere organen (bijvoorbeeld de centrale overheid) zouden moeten bepalen in welke mate taken en functies gedecentraliseerd worden. Maar volgens het subsidiariteitsbeginsel zouden taken en functies die aan lagere organen toegekend zouden kúnnen worden, ook toegekend móéten worden. Het lagere orgaan blijft daarbij ondergeschikt aan het hogere orgaan. In deze hiërarchische relatie is het gezag van lagere organen afgeleid van dat van de hogere organen. Zodra een maatschappelijk probleem niet meer door familie, collega s of maatschappelijke organisaties opgelost kan worden, moet de staat ingrijpen - en dan bij voorkeur de lokale of gemeentelijke overheid, en pas in laatste instantie de nationale of (...) de supranationale overheid (Lucardie, ). Het in de jaren zeventig/tachtig van de negentiende eeuw door de politicus Kuyper (-) geformuleerde beginsel van soevereiniteit in eigen kring lijkt veel op het subsidiariteitsbeginsel. Dit met name door protestantse en gereformeerde partijen gedragen principe stelt net als het subsidiariteitsbeginsel dat lagere organen zoveel mogelijk zelfbestuur moeten hebben. Zoveel mogelijk zelfbestuur van lagere organen zou de maatschappelijke harmonie bevorderen (organische maatschappijvisie) en de eigen verantwoordelijkheid van mensen stimuleren. In tegenstelling tot het subsidiariteitsbeginsel zouden de organen volgens het principe van soevereiniteit in eigen kring niet aan elkaar ondergeschikt, maar nevengeschikt zijn. Volgens Kuyper zijn maatschappelijke organisaties niet uit de staat ontstaan of tot de staat te herleiden. Iedere levenskring tegenwoordig zouden we maatschappelijke sector zeggen (zoals opvoeding, onderwijs, en economie) heeft eigen organisaties (zoals kerken, gezinnen, scholen, bedrijven en vakbonden) met eigen taken en verantwoordelijkheden die niet tot de staat, maar tot God te herleiden zijn. De overheid mag wel tussen andere kringen bemiddelen, maar niet zonder meer ingrijpen (Lucardie, ). Kuyper verwerpt alle theorieën van het maatschappelijk verdrag: geen enkel samenlevingsverband zou beschouwd kunnen worden als de oervorm, waarvan andere afgeleid zijn. Zelfbestuur is geen door de centrale staat gedelegeerd bestuur, maar een van oorsprong eigen verantwoordelijkheid. Vanuit bijbelse waarden van gerechtigheid, naastenliefde en verantwoordelijkheid dient de overheid als schild van de zwakken te fungeren. Met andere woorden: de overheid moet personen beschermen en steunen die niet goed voor zichzelf kunnen zorgen en evenmin door familie, buren of particuliere organisaties kunnen worden opgevangen.

Gemeenschappelijk uitgangspunt: christelijke waarden en organische maatschappijvisie In tegenstelling tot het subsidiariteitsbeginsel is volgens het principe van soevereiniteit in eigen kring de verhouding tussen levenskringen niethiërarchisch en is zelfbestuur van bepaalde organen niet afgeleid van hogere organen (bijvoorbeeld de centrale staat). Beide principes erkennen echter het beginsel van een zo groot mogelijk zelfbestuur voor lagere organen. Abraham Kuyper (-). De theoloog-politicus Kuyper streefde naar de eere Gods op alle terreinen des levens. Door in de schoolstrijd het volk-achter-de-kiezers te mobiliseren, werd hij de grote organisator van de Anti-Revolutionaire Partij. Via een eigen partijorganisatie, dagblad, hogeschool en kerk werd de soevereiniteit in eigen kring bereikt. Op de foto: Dr. Abraham Kuyper met enkele dames in een rijtuig op weg naar de e algemene vergadering van de Vereniging Hoger Onderwijs op Gereformeerde Grondslag in Haarlem in. De koets houdt halt voor het Haarlemse Concertgebouw. Het gemeenschappelijke uitgangspunt van bovenstaande denkers en daarmee de kern van de christendemocratie wordt gevormd door de aan hun ideeën ten grondslag liggende christelijke waarden en organische maatschappijvisie. Ten eerste wensen bovenstaande denkers allen te handelen volgens Bijbelse waarden van onder meer gerechtigheid, naastenliefde en verantwoordelijkheid. Dergelijke algemene waarden zouden op verschillende manieren geïnterpreteerd kunnen worden. Verschillende christelijke stromingen (en partijen) leveren soms verschillende interpretaties van dergelijke waarden ten aanzien van concrete politieke problemen. Bijvoorbeeld: is de doodstraf een uiting van christelijke gerechtigheid of in tegenspraak met christelijke naastenliefde en verantwoordelijkheid? Of: is het verlagen van het minimumloon een uiting van christelijke verantwoordelijkheid of in tegenspraak met christelijke solidariteit en gerechtigheid? Niettemin hebben bovenstaande denkers dergelijke Bijbelse waarden geïnterpreteerd en geconcretiseerd in termen van corporatisme, subsidiariteit en soevereiniteit in eigen

Confessionele partijen Christelijke partijen Christendemocratische partijen Politieke stromingen kring. Maar ook deze concepten kunnen in de praktische politiek op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. Zo is bijvoorbeeld het subsidiariteitsbeginsel op Europees niveau in de Europese Unie gebruikt om het optreden van de Gemeenschap, waar nodig en gerechtvaardigd, te beperken, maar ook om het uit te breiden als de omstandigheden dat vereisen. Naast algemeen-christelijke waarden ligt een organische maatschappijvisie ten grondslag aan zowel het corporatisme, als aan de beginselen van subsidiariteit en soevereiniteit in eigen kring. Harmonie en samenwerking tussen overheidsorganen onderling, tussen overheid en samenleving en binnen de samenleving spelen immers een centrale rol in zowel de corporatieve opvattingen over de verhouding tussen werknemers en werkgevers als in ideeën over zelfbestuur van decentrale overheidsorganen en particuliere organisaties. De relatie tussen de ontwikkeling van christelijk-sociale ideeën en de vorming van confessionele partijen in Nederland Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen christendemocratische, christelijke en confessionele partijen. Confessionalisme betreft de opvatting dat een bepaalde, dus niet per se een christelijke, geloofsovertuiging zowel in het persoonlijke leven als in de samenleving vooropgesteld dient te worden. Islamitische, katholieke, joodse, boeddhistische of bijvoorbeeld protestantse partijen zijn voorbeelden van confessionele partijen. De volgende confessionele partijen deden mee aan de Tweede-Kamerverkiezingen van en in Nederland: CDA (Christen-Democratisch Appèl), SGP (Staatkundig Gereformeerde Partij) en CU (Christen Unie). Onder de confessionele partijen bevinden zich christelijke partijen. Christelijke partijen veronderstellen een christelijke geloofsbelijdenis (en bijvoorbeeld islamitische partijen een islamitische geloofsbelijdenis). Christelijke partijen wensen te handelen volgens Bijbelse normen en richten zich alleen op christenen. Alleen christenen kunnen lid worden van en een positie bekleden in een christelijke partij. De volgende christelijke partijen deden mee aan de Tweede-Kamerverkiezingen van en : SGP en CU. Onder de confessionele partijen bevinden zich tevens christendemocratische partijen. Christendemocratische partijen wensen, net als christelijke partijen, te handelen volgens bijbelse normen. Christendemocratische partijen richten zich, in tegenstelling tot christelijke partijen, niet alleen op christenen, maar op de hele bevolking. Iedereen (dus ook niet-religieuze mensen of mensen met een niet-christelijke religie, zoals hindoes) kan lid worden van en een positie bekleden in een op christelijke uitgangspunten gebaseerde christendemocratische partij. Het CDA deed in Nederland als enige christendemocratische partij mee aan de Tweede-Kamerverkiezingen van en. De relatie tussen de ontwikkeling van christelijk-sociale ideeën en de vorming van confessionele partijen in Nederland komt op twee manieren tot uiting. Ten eerste leidt de ontwikkeling van christelijk-sociale ideeën tot de oprichting van (nieuwe) confessionele partijen of tot afsplitsingen

Drie confessionele stromingen vanaf halverwege de negentiende eeuw Mr. Guillaume Groen van Prinsterer (- ). van bestaande confessionele partijen. Ten tweede vindt een ontwikkeling van christelijk-sociale ideeën plaats binnen de confessionele politieke partijen.. HET ONTSTAAN VAN DE CONFESSIONELE STROMINGEN Tot aan de eerste helft van de negentiende eeuw kende Nederland een staatskerk: de Nederlandse Hervormde Kerk. De koning was het hoofd van deze kerk en de staatskerk werd als tak van staatsdienst bestuurd en onderhouden. Andere kerken, zoals de rooms-katholieke, werden oogluikend toegelaten, maar niet officieel erkend. In Nederland is de scheiding tussen kerk en staat voor het eerst vastgelegd in de Eerste Constitutie van de Bataafse Republiek in. Niettemin kregen de andere godsdiensten, zoals de katholieke, pas in volledige godsdienstvrijheid dankzij de liberale hervormingen. In scheidden de rechtzinnige protestanten, de gereformeerden, zich af en stichtten onder leiding van Kuyper eigen gereformeerde kerken. De confessionele stromingen vinden hun basis in de Nederlandse kerkelijke tradities en afsplitsingen. Vanaf ongeveer halverwege de negentiende eeuw kunnen grofweg drie dominante confessionele stromingen onderscheiden worden in een situatie van godsdienstvrijheid: de katholieke stroming, de protestantse stroming en de gereformeerde stroming.. HET ONTSTAAN EN DE ONTWIKKELING VAN CONFESSIONELE PARTIJEN IN NEDERLAND Groen noemde zichzelf anti-revolutionair of christelijk-historisch. Hij verzette zich tegen de atheïstische trekken van de Franse revolutie ( tegen de revolutie het evangelie ). Die trekken waren voor hem wezenlijk voor het soort revolutie dat hij verwierp. Wel had hij veel waardering voor een aantal verworvenheden van de Franse revolutie, waardoor de ontplooiing van het democratisch-politieke leven bevorderd was. Revolutie werd als zodanig dus door hem niet veroordeeld, als deze maar bijdroeg aan bevestiging van gerechtigheid volgens Bijbelse norm. De electorale verliezen bij KVP en CHU in versterkten het streven naar christendemocratische eenwording, welk streven al eerder in de jaren aan de dag getreden was. Men kan stellen dat het streven naar de vorming van het CDA in op gang gekomen is met de vorming van een officiële gespreksgroep van KVP-, ARP- en CHU-delegaties: de achttien. Dertien jaar later, op oktober, zou deze ontwikkeling uitmonden in de fusie van de drie christendemocratische partijen tot het Christen-Democratisch Appèl.

Antithese Confessionelen, de schoolstrijd, de kiesrechtkwestie en de sociale kwestie Politieke stromingen Op de foto: Piet Steenkamp ondertekent het fusieprotocol. Rechts vicevoorzitter Janssen van Raay. Staand v.l.n.r.: Bukman, de nieuwe CDA-voorzitter, Van Leeuwen, voorzitter CHU, De Boer, voorzitter ARP en van Zeil, voorzitter KVP. De leer van de antithese maakte onderdeel uit van de antirevolutionaire visie op politiek en samenleving. De antithese betreft de tegenstelling tussen enerzijds de erkenning van de wil en de soevereiniteit van God en anderzijds de erkenning van menselijke rede en de soevereiniteit van het volk (en daarmee de ontkenning van Gods soevereiniteit). In de Nederlandse politiek betreft de antithese de tegenstelling tussen het gelovige volksdeel (protestanten, gereformeerden en katholieken) en het niet-gelovige volksdeel. De antirevolutionairen spraken wel van de tegenstelling tussen gelovigen en paganisten (heidenen). Antirevolutionaire aanhangers van de leer van de antithese meenden dat alle christenen verplicht waren zich af te scheiden van de niet-gelovigen. In het isolement ligt onze kracht, meenden Kuyper en Groen van Prinsterer. Gelovigen zouden zich moeten concentreren op hun kerken en hun eigen bijzondere scholen. De leer van de antithese is samen met de (hiermee samenhangende) schoolstrijd een belangrijke katalysator geweest voor het oprichten van de ARP in. De ARP trok voornamelijk protestantse en orthodoxprotestantse (gereformeerde) kiezers. De in opgerichte CHU trok vooral protestantse kiezers. De in opgerichte RKSP was gefundeerd op de katholieke stroming. In de schoolstrijd in de tweede helft van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw achtten de liberalen staatssubsidie voor bijzondere (zoals protestantse en katholieke) scholen in strijd met de scheiding tussen kerk en staat. De confessionele stromingen, en de politieke partijen die op deze stromingen gegrondvest werden, keerden zich tegen het liberale onderwijsbeleid. De staat zou de kerk en het christelijk onderwijs vrij moeten laten, maar de staat zou het bijzonder onderwijs wel financieel moeten steunen. In de zogenaamde Pacificatie van werd zowel de schoolstrijd als de kiesrechtkwestie opgelost. De confessionele partijen hadden zowel voor- als tegenstanders van een met name door liberalen bepleite aanzienlijke uitbreiding van het

De protestantse zuil en de katholieke zuil Ideologische veranderingen en verkiezingsnederlagen leiden tot vorming CDA kiesrecht. In ruil voor de staatssubsidiëring van bijzonder onderwijs gaven de confessionelen steun aan het liberale streven naar de invoering van algemeen (mannen)kiesrecht en van een stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Het corporatisme werd met name door katholieken en gereformeerden als oplossing voor de sociale kwestie beschouwd. Zowel in de schoolstrijd als ten aanzien van de sociale kwestie kozen de confessionelen voor een staatsvrije ruimte. Net zoals de overheid zich niet met de inhoud (maar wel met de financiering!) van het bijzondere onderwijs mocht bemoeien, zouden werknemers en werkgevers zich in onderling overleg (zonder de overheid) per bedrijfstak in bedrijfsorganisaties moeten verenigen volgens de (organische) principes van harmonie en samenwerking. Het ontstaan van de katholieke en protestantse zuil past eveneens in dit beeld: de christelijke partijen steunden de niet-confessionele overheid zolang deze overheid zich niet bemoeide (staatsvrije ruimte) met de confessionele organisaties (partijen, kerken, scholen, maatschappelijke organisaties), maar deze wel financieel steunde. Men zegt wel: Baas in eigen huis, en het huis ten laste van de gemeenschap. Deze voor de organisaties binnen de zuilen gunstige situatie zou er de oorzaak van zijn dat de confessionele partijen zich in de afgelopen decennia tot goedkeuring van en zelfs medewerking aan een zeer vergaande overheidsinterventie hebben laten verleiden. Ten tijde van de verzuiling kunnen vele katholieke en protestants-christelijke organisaties onderscheiden worden, zoals (binnen de protestants-christelijke zuil) de christelijke werkgeversorganisatie VPCW, de christelijke vakbond CNV, de christelijke omroeporganisatie NCRV en zoals (binnen de katholieke zuil) de katholieke werkgeversorganisatie NKW, de katholieke vakbond RKWV/KAB/NKV en de katholieke omroeporganisatie KRO. De CHU was minder streng in de leer dan de ARP en bood meer ruimte voor afwijkende meningen. In de eerste decennia van de twintigste eeuw huldigden een aantal christelijk-historischen het minderheidsstandpunt van een theocratische staat, waarbij de Nederlandse Hervormde Kerk weer een soort staatskerk zou moeten worden. In tegenstelling tot de ARP werd de antithese door het CHU niet als leidend beginsel erkend. Zowel antirevolutionairen als christelijk-historischen richtten zich op de bijbel en de leer van Kuyper. In tegenstelling tot de CHU beschouwde de ARP haar leer en uitgangspunten als de objectief aantoonbare waarheid. De RKSP meende eveneens de objectief aantoonbare waarheid te verkondigen. Deze waarheid was echter een andere dan die van de ARP. De katholieken richtten zich op Thomas van Aquino en het kerkelijk leergezag (de paus in Rome). Hoewel opportunistische en praktische samenwerking niet werd verworpen (zoals in de schoolstrijd) vormden de ideologische en religieuze tegenstellingen een onneembare barrière voor samenwerking in één partijverband. De pretentie van met name ARP-ers en KVP-ers (voormalige RKSP) dat Gods wil in de politiek objectief aantoonbaar was, werd in de tweede helft van de jaren vijftig opgegeven. Na verschenen in deze partijen rapporten, waarin hun traditionele leerstellingen werden gerelativeerd. Hierdoor vielen de argumenten weg die de partijen vroeger gebruikten om het zelfstandig bestaansrecht van de eigen partij te verdedigen en om de onmogelijkheid van onderlinge samenwerking aan te tonen. Diverse christelijke politici verklaarden zich vanaf eind jaren vijftig voorstander van organisatorische

Politieke stromingen samenwerking tussen de christelijke partijen in één (geen christelijke, maar) christendemocratische partij. Door onder meer de ontzuiling en de deconfessionalisering van de kiezer leden de christelijke partijen, met name de KVP, verkiezingsnederlagen in, en. Zowel de ideologische veranderingen als de verkiezingsnederlagen hebben geleid tot het samengaan van de ARP, CHU en KVP in het CDA in. Sommigen beschouwen de verkiezingsnederlagen voor de afzonderlijke christelijke partijen als de belangrijkste factor voor het ontstaan van het CDA. Onder meer de politicologen Ten Napel en Zwart menen echter dat het CDA niet had kunnen ontstaan zonder de ideologische veranderingen binnen ARP, CHU en KVP. Van tot zijn de christelijke partijen vrijwel onafgebroken in de regering vertegenwoordigd geweest. Het CDA wordt daarom door sommigen één van de langst regerende partijen ter wereld genoemd. Onder meer politicoloog Zwart wijst er echter op, dat ARP, CHU en KVP zich in ieder geval tot halverwege de jaren vijftig beschouwden als zelfstandig opererende politieke eenheden die verschillende religies vertegenwoordigden. Het christendemocratische CDA en haar christelijke voorlopers ARP, CHU en KVP hebben in de twintigste eeuw met uitzondering van het pleidooi van een (met name orthodox-protestantse) minderheid voor een staatskerk en theocratie gestreefd naar het afbakenen en bewaken van een staatsvrije ruimte waarbinnen de levensbeschouwelijke waarden en belangen veilig kunnen gedijen. De christelijke partijen konden in de verzuilde samenleving op een trouwe achterban van confessionele kiezers rekenen. Onder andere processen van ontzuiling en deconfessionalisering leidden eind jaren zestig, begin jaren zeventig tot verkiezingsnederlagen bij met name de katholieke KVP. Het in opgerichte CDA behield haar centrale positie in coalitiekabinetten onder meer doordat PvdA en VVD elkaar uitsloten als coalitiepartners. Met de Paarse coalitie tussen PvdA, D en VVD in kwam een einde aan de bijna vanzelfsprekende deelname van het CDA in coalitiekabinetten. Dit betekent geenszins dat het CDA haar macht of maatschappelijke positie kwijtraakte in ; het is na het uiteenvallen van de Paarse coalitie in weer de centrale regeringspartij die met Jan-Peter Balkenende sindsdien de premier heeft geleverd in wisselende coalities met respectievelijk VVD en LPF, VVD en D en PvdA en CU.

Schema confessionele stromingen De ontwikkeling van de confessionele stromingen in Nederland vanaf kan als volgt in schema worden gebracht: Schematisch overzicht confessionele stromingen Toelichting De PvdA behoort niet tot de confessionele stromingen. De PvdA is in het figuur opgenomen omdat de christelijke CDU in samen met de progressief-liberale VDB en de socialistische SDAP opging in de sociaaldemocratische PvdA. Hiermee beoogden deze partijen een zogenaamde doorbraak van het verzuilde partijbestel. In is de PPR ontstaan als een afsplitsing van de KVP. In is de EVP afgesplitst van het CDA. De confessionele partijen EVP en PPR zijn in samen met de uit de socialistische stroming afkomstige PSP en CPN opgegaan in het niet confessionele GroenLinks. In zijn de GPV en de RPF opgegaan in de CU.