Afstanden en roodverschuiving in een Stabiel Heelal Inleiding.

Vergelijkbare documenten
Maar het leidde ook tot een uitkomst die essentieel is in mijn werkstuk van een Stabiel Heelal.

Voorwoord. Na het ontstaan van het Heelal is de basale verhouding van de afmetingen van materie tot de afstand tussen die materie constant.

1 Leerlingproject: Relativiteit 28 februari 2002

Ruimte, Ether, Lichtsnelheid en de Speciale Relativiteitstheorie. Een korte inleiding:

Gravitatie en kosmologie

Relativiteitstheorie met de computer

Gravitatie en kosmologie

Andromeda stelsel nadert ons 20% sneller

D h = d i. In deze opgave wordt de relatie tussen hoekmaat en afstand uitgerekend in een vlak expanderend heelal.

Elementaire Deeltjesfysica

Prof.dr. A. Achterberg, IMAPP

Schoolexamen Moderne Natuurkunde

Uit: Niks relatief. Vincent Icke Contact, 2005

Speciale relativiteitstheorie

Speciale relativiteitstheorie

Uitdijing van het heelal

Einstein (2) op aardoppervlak. versnelling van 10m/s 2. waar het foton zich bevindt a) t = 0 b) t = 1 s c) t = 2 s op t=0,t=1s en t=2s A B C A B

HOVO cursus Kosmologie

Havo3. Op tijd van huis. Hoofdstuk 1, lineaire verbanden Chr. Scholengemeenschap Buitenveldert drs.ir. H.J. Hollander

Bram Achterberg Afdeling Sterrenkunde IMAPP, Radboud Universiteit Nijmegen

Oplossing 1de deelexamen Calculus II van 29/2/2012

De bepaling van de positie van een. onderwatervoertuig (inleiding)

extra oefeningen HOOFDSTUK 4 VMBO 4

De speciale relativiteitstheorie. 1. Inleiding

Lichtsnelheid Introductie

De evolutie van het heelal

Een model voor een lift

Equivalentie en tijddilatatie bij plaatsbepaling met het Global Positioning System

Bewijzen en toegiften

HOVO cursus Kosmologie

Prof.dr. A. Achterberg, IMAPP

Uitwerkingen Vacuümpomp, 3HV, 1: Onderzoeken: theorieën, modellen en experimenten.

Docentencursus relativiteitstheorie

Figuur 3 Totale druk bij aanvalshoek 4 Figuur 4 Totale druk bij aanvalshoek 4

Opgaven bij de cursus Relativiteitstheorie wiskunde voorkennis Najaar 2018 Docent: Dr. H. (Harm) van der Lek

12/2/16. Inleiding Astrofysica College november Ignas Snellen. Kosmologie. Studie van de globale structuur van het heelal

Lichtsnelheid Eigenschappen

opdracht 1 opdracht 2 opdracht 3 1 Parabolen herkennen Algebra Anders Parabolen 1 Versie DD 2014

Module D: Wie was waar op het moment van de moord?

nieuw deeltje deeltje 1 deeltje 2 deeltje 2 tijd

Opgaven bij de cursus Speciale relativiteitstheorie Docent: Dr. H. (Harm) van der Lek

HOVO cursus Kosmologie

Schriftelijke zitting Systeem- en regeltechniek 2 (WB2207) 29 januari 2009 van 14:00 tot 17:00 uur

Opgave 2 Het beeld van de gasvlam is vrij plat. Het beeld dat een hologram maakt, heeft vaak veel meer diepte.

Examen HAVO. wiskunde A. tijdvak 2 woensdag 23 juni uur

Eindexamen wiskunde A1 compex vwo 2007-I

Hoofdstuk 9 - exponentiele verbanden. [KC] exponentiële verbanden

Nederlandse samenvatting

J.W. van Holten

Oerknal kosmologie 1

TE TAME I LEIDI G ASTROFYSICA WOE SDAG 12 DECEMBER 2012,

Examen VWO. wiskunde B1,2

OF (vermits y = dy. dx ) P (x, y) dy + Q(x, y) dx = 0

exponentiële verbanden

Titel: De titel moet kort zijn en toch aangeven waar het onderzoek over gaat. Een subtitel kan uitkomst bieden. Een bijpassend plaatje is leuk.

De Broglie. N.G. Schultheiss

2E HUISWERKOPDRACHT CONTINUE WISKUNDE 2

Normering en schaallengte

Compex wiskunde A1-2 vwo 2003-I

FLRW of Lambda-CDM versus Kwantum Relativiteit

Theory DutchBE (Belgium) Niet-lineaire dynamica in elektrische schakelingen (10 punten)

Deeltjes in Airshowers. N.G. Schultheiss

Bewijzen en toegiften

RELATIVITEIT VWO. Lengtecontractie Rust- bewegende massa Relativistisch optellen

Nederlandse samenvatting

snelheid in m/s Fig. 2

Basisvormen (algebraische denkeenheden) van algebraische expressies/functies

Einstein (6) v(=3/4c) + u(=1/2c) = 5/4c en... dat kan niet!

Emergente zwaartekracht Prof. Dr. Erik Verlinde

Examen VWO. wiskunde A1 Compex. Vragen 14 tot en met 19. In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer wel wordt gebruikt.

Lang leve invnorm op de TI-83 grafische rekenmachine

=0.327W Dit verlies komt overeen met een verlies van ongeveer 6.8%. =0.688W Dit verlies komt overeen met een verlies van ongeveer 14.33%.

vwo: Het maken van een natuurkunde-verslag vs

Natk4All Leraren opleiding Speciale Relativiteitstheorie (leerjaar )

Speciale Relativiteitstheorie. Oefeningen. Prof. Dr J.J. Engelen, Drs. B. Mooij, Dr E. de Wolf, Drs. A. Heijboer

TE TAME I LEIDI G ASTROFYSICA WOE SDAG 6 FEBRUARI 2013,

8 De gravitationele afbuiging van licht

Sterrenstelsels en kosmologie

Toegepaste wiskunde. voor het hoger beroepsonderwijs. Deel 2 Derde, herziene druk. Uitwerking herhalingsopgaven hoofdstuk 7.

Opgave 1 - Uitwerking

Newtoniaanse kosmologie De kosmische achtergrondstraling Liddle Ch Het vroege heelal Liddle Ch. 11

Uitwerkingen van de opgaven bij de cursus Speciale relativiteitstheorie Najaar 2017 Docent: Dr. H. (Harm) van der Lek

Hoofdstuk 2: Grafieken en formules

Formule afleiding opgaven bij de cursus Algemene relativiteitstheorie Docent: Dr. H. (Harm) van der Lek

MODULE GLIESE 667 RELATIVITEIT GLIESE 667. Naam: Klas: Datum:

Examen HAVO. Wiskunde A1,2

Oefeningen. Speciale Relativiteitstheorie

HOE VIND JE EXOPLANETEN?

1. Zwaartekracht. Hoe groot is die zwaartekracht nu eigenlijk?

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2003-II

Sterrenkunde Ruimte en tijd (3)

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni uur

wiskunde B pilot vwo 2017-II

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Het opstellen van een lineaire formule.

De lichtsnelheid kromt de ruimte. Mogelijke verklaring voor de grens van het heelal

Eindexamen wiskunde A1-2 havo 2007-II

Schriftelijke zitting Regeltechniek (WB2207) 3 november 2011 van 9:00 tot 12:00 uur

Gravitatie en kosmologie

Je weet dat hoe verder je van een lamp verwijderd bent hoe minder licht je ontvangt. Een

Transcriptie:

Afstanden en roodverschuiving in een Stabiel Heelal ---------------------------------------------------------------------- Inleiding. Wanneer men nu aanneemt dat het heelal stabiel is, dus dat alles in de ruimte zich niet centrifugaal van het centrum vandaan beweegt, dus niet uitdijt, dan zal men zich afvragen hoe de roodverschuiving, die nou juist het gevolg zou zijn van dat uitdijen, te verklaren is. Deze zal hier worden berekend op grond van de reguliere theorieën, zij het op een andere wijze dan in de theorie van een uitdijend Heelal. Eerst zal worden afgeleid de relatie roodverschuiving Z, afkomstig van een object met de reële afstand S l in die er NU is, dus op hetzelfde moment. Daarna zal uit dit vastgestelde gegeven worden afgeleid de relatie van de roodverschuiving Z met de afstand S l in, maar nu naar het object toen het signaal in het VERLEDEN vandaar vertrok. Dat is dezelfde relatie als die van de Doppler - Hubble vastgestelde afstand zodat deze twee uitkomsten kunnen worden vergeleken. ---------------------- [12a.] De roodverschuiving Z als functie van de afstand S l in NU, dus van de afstand die er is op hetzelfde moment in het stabiele Heelal. We gaan hiervoor terug naar het ontstaan van het heelal. Hierbij werd alles vanuit het centrum centrifugaal weggedreven met verschillende snelheden. Zoals eerder is gedefinieerd, hebben we alles wat dezelfde snelheid ten opzichte van M had, een schil of ring genoemd. We importeren eerst de formule (3) op pagina 8 van de bijlage: Die is als volgt: H 1 2 C = 1 H 2 C 2 3

Zie nu [Fig.7] hieronder [Fig.7] In deze figuur zijn H1 en H2 de schillen waarvan we nu uitgaan. Een virtuele waarnemer ziet de plateaus H1 en H2, die reëel gezien even groot zijn, (zie hoofdstuk [10.], pagina 17) zich verwijderen van het centrum M terwijl ze zich, reëel; in werkelijkheid dus, in rust bevinden. Bij H1 hoort voor de virtuele waarnemer de relatieve lichtsnelheid C1 en bij H2 de relatieve lichtsnelheid C2. Deze hier beschreven situatie is analoog met die welke in de bijlage is beschreven. En dus geldt de daarin afgeleide formule (3) ook hier: H 1 2 C = 1 H 2 C 2 3 Omdat algemeen geldt: H = C t kunnen we hiervoor ook schrijven: H 1 H 2 2 = H 1 3 H 2 t 2, na uitwerken hebben we: t 2 = H 1 H 2 1 3 Deze formule is relativistisch. Dat betekent dat, net als in de speciale relativiteitstheorie, de klokken die zich bewegen ten opzichte van die van een waarnemer, altijd langzamer lopen, onverschillig of die zich nu naar de waarnemer toe of van de waarnemer af bewegen.

(1.) Als H 1 < H 2 dan is t 2 = H 1 H 2 1 3 (2.) Als H 1 > H 2 dan is t 2 = H 2 H 1 1 3 (Dus voor degene die zich op H1 bevindt is altijd: < t 2.) De verhouding t 2 geeft aan de verhouding van de snelheid van de loop der klokken op H1 en H2 Nu is in ons stabiel Heelal de lineaire roodverschuiving f 2 f1 = t2. Ook is R 1 R 2 = H 1 H 2 (zie [Fig.7] ) Deze gegevens, ingevuld in de hierboven staande formules in (1.) en (2.) geven dus voor de roodverschuiving de relatie: (1.) Als R 1 < R 2 dan is (2.) Als R 1 > R 2 dan is f 2 = 3 f 2 = 3 R 1 R 2 R 2 R 1 De waarde van R is niet zomaar representatief voor afstanden en we willen die omzetten in een lineaire vorm, die dat wel is, gezien door een waarnemer op bijvoorbeeld het plateau bij R1. (zie nu weer [Fig.7] ).

[Fig.7] Laten we eens uitgaan van R1, waar zich de waarnemer bevindt. We willen de lineaire afstand van R 1 naar R 2 weten. Deze noemen we S l in Dan is: ds lin dr = 1 R dus: R1 S lin = R2 dr R. Dus: S lin = ln R 1 R 2 of e Slin = R 1 Als we dat invullen in [E] dan krijgen we: R 2 = e 1 3 Slin f 2 f 2 wordt omgezet in de roodverschuivingfactor: Z = f 2. Als we dat doen dan krijgen we : 1 3 z = e Slin 1 ---------------[F] of : S lin = 3 ln(z + 1) ----------[G] Onderstaande grafiek, [Fig.8], laat het verband zien tussen de roodverschuiving Z en de lineaire afstand S l in die er is op hetzelfde moment.

[Fig.8] 6 = S(lin) y y = 3 ln ( x + 1 ) 5 4 3 2 1 1 2 3 4 5 6 x =Z Afstand S(lin) als functie van de roodverschuiving Z op hetzelfde moment. [12c.] De afstand S van het moment van vertrek van het lichtpartikel in het verleden tot hier en NU. ------------------------------------------------------------------- De bedoeling van dit hoofdstuk is ook om aan te tonen dat de relatie roodverschuiving Z met de afstand S l in, anders is dan de Hubble karakteristiek aangeeft.

We definieren nu eerst het volgende: 1. De afstand van een object vanaf het verleden, het moment dat het lichtpartikel vandaar vertrok, tot Hier en Nu noemen we S d. 2. De afstand van het object van waar het zich NU bevindt tot Hier en Nu noemen we S r. 3. De afstand van het object tussen waar het zich NU bevindt en waar het zich in het verleden bevond noemen we S 2 We kunnen nu schrijven: S r = S d + S 2 -------- (a) S 2 = V t waarbij t de reistijd van het licht is van de bron naar Hier en Nu. Die reistijd is: t = S d C ; Dan is dus: S 2 = S d V C Dat samen met (a) geeft: S r = S d + S d V C = S d 1 + V C S r Of: S d = 1 + V C -------- (b) In deze formule (b) zien we de verhouding V C. Deze waarde is ontstaan door de versnelling tijdens de oerknal en is daarna constant gebleven omdat alles zich daarna in een toestand van rust bevond. Het hierbij horende Doppler effect is: D = f2 = 1 V C 1 + V C. Men pleegt dit Doppler effect uit te drukken in de roodverschuiving Z. Deze is: Z = f 2. Na omwerken van het Doppler effect in deze roodverschuiving Z

krijgen we dan de vorm : V C = (1 + Z)2 1 (1 + Z) 2 + 1 --------- (c) We hebben al afgeleid de vorm : S d = S r --------- (b) 1 + V C Nu vullen we (c) in bij de vorm (b) en krijgen dan na uitwerken: S d = S r (1 + Z)2 + 1 2 (1 + Z) 2 -------------------(d) Nu hebben we reeds afgeleid de formule [G], namelijk: S lin = 3 ln(z + 1) Of: S r = 3 ln(z + 1) Deze ingevuld in (d) geeft tot slot: S d = 3 2 (1 + Z)2 + 1 (1 + Z) 2 ln(z + 1) ------- [H] Zie nu de hieronder staande grafiek van [Fig.9] Hierin zien we een blauwe, een rode en een roze lijn. De blauwe is de karakteristiek van de relatie Z en S,de grootte van de afstanden op dit zelfde moment, uitgaande van een stabiel heelal. De rode lijn is die van de Hubble karakteristiek, die aangeeft de afstand vanuit het verleden, vanwaar het lichtpartikel vertrok, tot hier en nu. De roze lijn geeft eveneens de afstand aan vanuit het verleden, vanwaar het partikel vertrok tot hier en nu, maar nu berekend op basis van een stabiel Heelal.

EINDE -------- [Fig.9]