REPERTORIUM OP DE GRAFELIJKE LENEN TE BLEISWIJK, HILLEGERSBERG, KRALINGEN, OVERSCHIE, ROTTERDAM, SCHIEBROEK, SCHOONDERLOO EN ZEVENHUIZEN,

Vergelijkbare documenten
REPERTORIUM OP DE GRAFELIJKE LENEN TE CAPELLE a/d IJSSEL, MOORDRECHT EN NIEUWERKERK,

REPERTORIUM OP DE LENEN VAN DE HOFSTAD SWIETEN,

DE LEENKAMER VAN DE HOFSTAD TE ZUIJDWIJCK,

REPERTORIUM OP DE GRAFELIJKE LENEN IN KETHEL EN SPALAND,

Het Huis. en de Heerlijkheid

Nummer Toegang: 857 Plaatsingslijst van stukken afkomstig van de eigenaren van de Hofwoning te 't Woudt,

WILLEM CORNELISZ VAN RIJT, zn. van Cornelis Vranckenz van Rijt en Trijntje Claesdr (zie IVb), begr. Naaldwijk (oud graf f 4) 1

REPERTORIUM OP DE LENEN VAN DE HOFSTAD VAN OUD-TEYLINGEN, LATER GENAAMD LOKHORST, TE WARMOND,

NT00067_42. Nadere Toegang op inv.nr 42. uit het archief van het. Stadsgerecht Wijk bij Duurstede, , (67) H.J. Postema

REPERTORIUM OP DE GRAFELIJKE LENEN TE MATENESSE EN SCHIEDAM,

REPERTORIUM OP DE GRAFELIJKE LENEN TE AKKERSDIJK, BERKEL, PIJNACKER EN RUIVEN,

Nummer Toegang: 467 Plaatsingslijst van het archief van de familie van der dussen (1322)

REPERTORIUM OP DE GRAFELIJKE LENEN IN S-GRAVENZANDE,

REPERTORIUM OP DE GRAFELIJKE LENEN TE DELFT,

Nummer Toegang: 858 Plaatsingslijst van de stukken afkomstig van Familiestichting Van der Kooij,

6. Fragmenten. 6.1 Cornelis: Nieuwkoops fragment (ca. 1550) I. Cornelis, tr. waarsch. Emmetgen? / Geertgen?...

DE LEENKAMER VAN HEERJANSDAM,

PIETER CORNELIS ENGEBRECHTSZ., GENAAMD KUNST

Oudarchieven voor 1811 Nieuwerkerk a/d IJssel

VIa - 1. Ermpje heeft uit haar eerste huwelijk (ten minste) twee dochters, Barber en Jannitge Pietersdr Eerland.

REPERTORIUM OP DE LENEN VAN HONINGEN,

VIIi - 1. Zie resp. Oud notarieel archief Delft, inv. nr. 2533A, f. 12, inv. nr. 2595, f. 146 en inv. nr. 2856, f.

die sinds 1476 in de lijsten van renten voorkomt en op 10 maart 1477

REPERTORIUM OP DE LENEN VAN DE HOFSTAD ARKEL, GELEGEN IN DELFLAND, SCHIELAND, VOORNE EN IJSSELMONDE,

REPERTORIUM OP DE LENEN VAN DE LEK EN POLANEN GELEGEN IN DELFLAND, SCHIELAND, OP HET EILAND IJSSELMONDE EN IN DE LEK, ca.

EEN VIJFTIENDE-EEUWS ROTTERDAMS FAMILIENET- WERK VERDER ONTRAFELD

Inventaris van archivalia betrekking hebbende op de Hofstede Leeuwen te Alphen in den Hoorn,

Nummer Toegang: 210 Inventaris van het archief van het Klaeuwshofje,

ARIJEN JOOSTENZ VAN RIJT, jm van Kethel, zn. van Joost Vrankenz van Rijt en Machtelt Jansdr (zie IVc), bouwman te Zouteveen, begr. Kethel 27.9.

REPERTORIUM OP DE LENEN VAN DE HOFSTAD POELGEEST TE KOUDEKERK,

VIb - 1. TRIJNTJE JASPERSDR VAN VELDEN, weduwe van Pieter Philipsz Pijnaker, begr. Vlaardingen juli 1678

REPERTORIUM OP DE GRAFELIJKE LENEN IN WATERINGEN,

Genealogie Van Eyndhoven 's-hertogenbosch 1606 tot 1787

Inventaris van het archief van Jacob Kerkhoven,

N A T I O N A A L A R C H I E F S - G R A V E N H A G E I N V E N T A R I S N U M M E R S T A T E N V A N H O L L A N D

HET HUIS TE SPIERINGSHOEK

WILLEM VRANCKEN VAN RIJT

REPERTORIUM OP DE GRAFELIJKE LENEN IN ALBRANDSWAARD EN RIEDERWAARD,

Oudarchieven voor 1811 Groot Ammers

WILLEM VRANCKENZ, zn. van Vranck Joostenz en Grietgen Willemsdr (zie IIIb), bouwman in de Westabtspolder onder Kethel, schepen, overl.

VIIc - 2. o.tr./tr. Berkel (Gerecht) 1/ (impost man f 15), scheiding van tafel en bed Berkel (Gerecht)

Written by Yvonne Roeling Wednesday, 31 December :00 - Last Updated Tuesday, 06 January :24

De oudste generaties Stoel in Dordrecht

Nadere Toegang op inv.nr 44

REPERTORIUM OP DE LENEN VAN DE BINCKHORST,

LEENTGEN SIJMONS, dr. van Simon Maerten en Marijtge Pieters, overl

Springnamen: uitkomst of uitvlucht? dr. Kees Kuiken,

Met Maria Catharina Petronella Vroegh naar Lisse, Seghwaert en Voorborch

REPERTORIUM OP DE LENEN VAN DE HOFSTAD RAEPHORST TE WASSENAAR,

Bijdrage voor de geschiedenis van het huis Berendrecht onder Aarlanderveen en bezitters.

REPERTORIUM OP DE GRAFELIJKE LENEN IN MAASLAND,

transcriptie en bewerking C.C.J. Lans

Vc - 1. ANNETGE JANSDR DE VETTE, dr. van Jan IJsbrants de Vette en Maertge Claesdr 1, begr. Kethel

Mevrouw E.M. Stolwijk-Okhuyzen

REPERTORIUM OP DE LENEN VAN HODENPIJL,

BE-A0515_103891_102468_DUT. Horpmaal. Oorkonden

VIIj - 1. Op geeft Sr. Cornelis Bartholomeus van Buijtene mr. timmerman te Delft gift aan Aalbregt van Rijt en Cornelis Jansz Koot van

Notariële Akten na Overlijden Klaas Breedijk (172 )

Nummer Toegang: 587 Plaatsingslijst van de collectie c.d. goudappel,

Nummer Toegang: 446 Inventaris van het archief van het leprooshuis

Michiel van Mierevelt Portret van François van Aerssen van Sommelsdijk ( ), 1636 gedateerd London, Nederlandse Ambassade (Londen)

Nummer Toegang: 806 Plaatsingslijst van de collectie van vredenburch,

(1) NEELTGEN JORISDR WITSENBURCH, dr. van Joris Anthonisz en Neeltje Alewijns van der Woert, overl

Stadsbestuur Rhenen, (152)

Vb - 1. (1) AELTGEN ARIJENS OLIJSLAGER, dr. van Arijen Pietersz Olijslager, [overl. voor ]

DE RELATIE TUSSEN DE FAMILIE VAN CRALINGEN EN DE FAMILIE VAN DER LOET IN DE 15DE EEUW IN ROTTERDAM

II. Jan Jansz van Coudenhoven, > , tr.: Lisebette Dirc Butsieldr, begr. Oude Kerk Delft ca. 1367, dv. Dirc Butsiel en N.N..

Nadere Toegang op inv. nr uit de Notariële archieven tot 1896,

Johanna van Constantinopel: tussen 1194 en 1200 Marquette, 5 december 1244

O U D A D M I N I S T R A T I E F A R C H I E F S C H I E D A M W E E S K A M E R I N V E N T A R I S N U M M E R

Nummer Toegang: 745 Plaatsingslijst van het archief van huis nieuwenhoorn en steenbakkerij de steenplaats te rijswijk,

Inventaris van de archieven van de heerlijkheden Herkingen en Roxenisse 1725-ca Nummer archiefinventaris: Auteur: J.

INVENTARIS VAN HET NOTARIEEL ARCHIEF VAN DE STAD WOERDEN, (W054)

De aansluiting van De Tak Rotterdam-Giessendam

Vd - 1. NEELTJE PHILIPSDR VAN HEEMSKERCK, dr. van Philip IJsbrantsz Heemskerck en Neeltien Pietersdr, overl. De Lier

OVER EEN GLAS, EERTIJDS IN DE GROOTE KERK TE ROTTERDAM, DOOR DR. HENRI OBREEN.

Inventaris van het archief van. familie De Vor te Vianen,

REPERTORIUM OP DE LENEN VAN DE PROOSTDIJ VAN SINT MARIE TE UTRECHT, GELEGEN IN DE ALBLASSERWAARD EN DE VIJFHEERENLANDEN,

Stadsbestuur Rhenen, (152)

Wel brengt de literatuur Rembrandts voorgeslacht van moederszijde

REPERTORIUM OP DE LENEN VAN PUTTEN, GELEGEN IN HET LAND VAN POORTUGAAL EN IN DE RIEDERWAARD,

ZEVENHUIZEN Index op de transportakten en schuldbrieven (hiaten)

Genealogie van de familie Van der Jagt

De Burg te Wassenaar.

Vermeldingen van Boudewijn Willemsz van de Boe

Transcriptie:

REPERTORIUM OP DE GRAFELIJKE LENEN TE BLEISWIJK, HILLEGERSBERG, KRALINGEN, OVERSCHIE, ROTTERDAM, SCHIEBROEK, SCHOONDERLOO EN ZEVENHUIZEN, 1200-1648 door C. Hoek Eerder gepubliceerd in Ons Voorgeslacht, jrg. 41 (1986), een uitgave van de Zuidhollandse Vereniging voor Genealogie BLEISWIJK 1. 25 sc. uit de herfstbede van Bleiswijc...-.-13..: Heer Dirric Beukel, vermeld in 1316 en 1334 (r.r. 197 en Graven van Holland, inv.nr. 1434). 27-7-1327: Heer Dieric Bokel, ridder, krijgt bij gebrek aan zoons het recht van opvolging voor zijn dochter Agniese (L.H. 1, fol. 67v)...-.-133.: De dochter van heer Dirc Boekel, vermeld 1344-1347 (r.r. 198-200)...-.-13..: De jonkvrouwe van Rotterdam, vermeld van 1354 tot 1385 (r.r. 204-227, daar zij reeds in 1365 kinderloos is overleden, blijkens het leen 4, is het niet duidelijk wie de rente ontvangt)...-.-13..: Jan van der Boechorst, vermeld in 1386 en 1387 (r.r. 228-229). 2. 25 sc. uit de lentebede van Bleeswic...-.-13..: Heer Dirc Bokel, vermeld in 1334 (Graven van Holland, inv.nr. 1434). De volgende gegevens zijn gelijk aan die van het leen 1. 3. Een hoeve ghersland in Blesewike, die door heer Ghisebrecht Bokel in achterleen is gegeven aan 2 huismannen...-.-12..: Heer Ghisebrecht Bokel, vermeld in 1282 (L.H. 5, fol. 50v). 4. Het ambacht (1447: het dorp, ambacht en heerlijkheid, 1557: de hoge-, middele- en lage heerlijkheid) te Blesewijc (1447: met baljuwschap en schoutambacht, 1557: verpacht tegen 18 pond) met de grote en kleine tienden (1558: ter waarde van 7 pond), strekkende vanaf het halve diep tussen Blesewijc en Zevenhusen tot op de helft van het veen tussen Berkel en Segwart (1447: met het herfstschot en het meyschot, 1558: dat 6 engelse nobels waard is, de turfmaat, 1558: die 44 pond 5 sc. 6 gr. waard is, de gruit en de rosmolen, 1558: deze zijn te niet, de erthuur, 1558: van de windmolen tegen 20 sc. per jaar en de visserijen, 1558: de helft van de visserij die 28 sc. opbrengt en de visserij van de Lee en de vaart van Bleijswijck die 3 sc. opbrengt)...-.-1...: Dirc Bokel, als leenman vermeld op 3-11-1200 (L.H. 15, fol. 12). 6-9-1242: Heer Gijsbrecht Buekele verkoopt aan heer Willem Stoope land tussen Rotte en Wilenesbrunne, vrij van dijkonderhoud, met goedkeuring door de graaf (L.H. 303, fol. 82)...-.-12..: Heer Ghisebrecht Bokel, vermeld in 1282 en op 27-10-1285 (L.H. 5, fol. 50 en Graven van Holland, inv.nr. 417). 1

..-.-12..: Ghizebrecht Bokel, vermeld in 1296 en heeft het leen verbeurd op 28-9-1298 (L.H. 1, fol. 87v en L.H. 24, fol. 21v). 5-6-1303: Diederick Bokel, zoon van Ghysebrecht Bokel, samen met zijn breoer Ghisebrecht, verzoenen zich met de graaf (L.H. 76, fol. 363). 13-5-1311: Dideric Boekel, ridder, geeft aan Heynric de mattemaker een stuk veenland uit tegen 10 pond hollands, te betalen binnen 3 jaar, naast het veen van die van Bleyswic, strekkende van het ambacht van Willaem van Egmonde in de richting van Bleyswijc en even ver opstrekkende als dat van die van Bleyswic (Gemeente-Archief Leiden, Gasthuizen, inv.nr. 455, fol. 33v). 27-7-1327: Heer Dieric Bokel, ridder, krijgt bij gebrek aan zoons het recht van opvolging voor zijn dochter Agniese (L.H. 1, fol. 67v)...-.-133.: Agniese heer Dieric Boekelsdochter, vermeld op 17-8-1336, 10-4-1339 en op 31-12- 1339 als gehuwd met heer Symon van Benthem, ridder, en op 10-6-1348 als gehuwd met heer Gerijt van Haerler (L.H. 1, fol. 104v, L.H. 90, fol. 40, L.H. 5, fol. 7 en L.H. 47, fol. 51v)...-.-13..: Janne van Teylinghen, vermeld met haar voogd heer jacob van de Binchorst, ridder, op..-11-1352, en gehuwd met heer Willem van der Wateringhe, ridder, op 8-5-1358 en 11-11-1362 (Oud archief Rotterdam, inv.nr. 888 en Rijksarchief Utrecht, Kleine Kapittels en kloosters, inv.nr.490 en 505A, fol. 44v). 2-4-1365: Heer Gheret van Heemstede voor zijn leven, nadat het leen was afgestorven bij dode van de vrouwe van der Wateringhe, mit, betalende jaarlijks 200 schilden van 24 dordrechtse of Vlaamse groten voor het Wilde veen, dat heer Willaem van der Wateringhe ten onrechte was begonnen uit te geven (L.H. 50, fol. 88v en r.r. 215-223). 12-4-1382: Heer Gheret van Heemsteden en heer Jan van Heemsteden, ridders, dragen het leen, dat heer Gheret bezit, over aan de graaf (Graven van Holland, inv.nr. 2120 1, fol. 61v en L.H. 418, fol. 103; van Mieris, deel 111, blz. 200). 24-12-1416: Vrouwe Margriete van Bourgongiën als lijftocht van haar echtgenoot, de leenheer Willem, hertog in Beijeren, etc. (Universiteits Bibliotheek Leiden, m.s. charterkroniek van Mathijs van der Houve, deel IV op 1405)...-.-14..: Bertelmees Pertant tegen betaling van 100 pond per jaar, de engelse nobel voor 2 pond gerekend (L.H. 116, cap. N.H., fol. 6v). 23-12-1447: Jonkvrouwe Margriete na overdracht door haar vader, Bertelmees Pertant, rentmeester van Noortholland, als medegave bij haar huwelijk met Jan van Matenesse, voor de duur van haar leven (L.H. 116, cap. N.H., fol. 6v). 4-3-1559: Heer Joost van Bronchorst, ridder, na koop op 28-12-1558 bij hande van Jan Hobijn tegen 5530 pond ten overstaan van meester Christiaen de Waert, te betalen in 3 termijnen, de eerste bij de koop, de tweede op 24-6-1559 en de derde op 1-10-1559, behoudens het recht van lossing (L.H. 128, cap. N.H., fol. 60). 15-4-1564: Jonkheer Gijsbrecht van Bronchorst bij dode van zijn vader heer Joost van Bronchorst, ridder, heer van Bleyswijck (L.H. 130, cap. Zeeland, fol. 28v). 8-3-1566: Heer Nicolaes van Bronchorst, kanunnik, bij dode van zijn broer jonkheer Ghijsbrecht van Bronchorst (L.H. 130, cap. Zeeland, fol. 61). 19-11-1567: Heer Louwerijs van Bronchorst, hulde door zijn neef meester Dirck van Bronchorst, advocaat voor het Hof van Hollandt, volgens procuratie d.d. 2-1-1567, na overdracht door zijn broer Nicolaes van Bronchorst, kanunnik te Vorne, op 1-10-1566 volgens acte van 9-8-1566 gepasseerd voor Boudewijn van Polenburch en Willem van Rietwijck, leenmannen van Hollandt, mede met de ambachtsheerlijkheid van Natendale en andere lenen afkomstig van hun vader en van hun broer Ghijsbrecht van Bronchorst en een jaarrente van 100 karolus gulden uit zijn goederen (L.H. 131, cap. N.H., fol. 30). 18-4-1572: Heynrick Symonsz. van der Strijp te Delft na overdracht door heer Laurens van Bronchorst ten overstaan van notaris Symon Thybault te Beverwijck, zoals het leen en andere goederen had na overdracht door zijn broer heer Nicolaes van Bronchorst, priester en kanunnik 2

te Oostvoorne, op 9-8-1566, behoudens diens lijftocht, die deze nu ook aan hem overdraagt en scheldt hem 100 gulden per jaar kwijt over de periode 1568, 1569 en 1570, 42 gulden die heer Nicolaes hem schuldig was vanwege de koop van een paard en betaalt hem 8 gulden en neemt tot zijn laste 1400 gulden van 40 groot, die heer Nicolaes schuldig is aan Catrijn Bertelmeusdochter van Heemskerck (L.H. 132, cap. N.H., fol. 1v). 28-3-1582: Cornelis Pietersz. Vroesen, burgemeester van Rotterdam, ten behoeve van deze stad, na overdracht door Henrick Symonsz. van der Strijp (L.H. 135, fol. 266). 12-9-1625: Cornelis Jongeneel, oud-burgemeester en oudste vroedschap van Rotterdam, ten behoeve van deze stad volgens procuratie d.d. 8-9-1625, bij dode van Cornelis Pietersz. Vroesen, burgemeester aldaar (L.H. 144, cap. N.H., fol. 49). 3-2-1633: Cornelis Claesz. van Driel, oud-burgemeester en oudste vroedschap van Rotterdam, ten behoeve van deze stad volgens procuratie d.d. 1-2-1633, bij dode van Cornelis Jongeneel, oud-burgemeester en oudste vroedschap aldaar (L.H. 146, cap. N.H., fol. 46). 29-7-1638: Henrick Nobel, oud-burgemeester en oudste vroedschap van Rotterdam, ten behoeve van deze stad, bij dode van Cornelis Claesz. van Driel, oudburgemeester en oudste vroedschap aldaar (L.H. 148, cap. N.H. fol. 15). 5. 140 morgen veen, belast met een erfhuur van 2 sc. per morgen, waarvan 12 d. per morgen ten behoeve van de graaf, in het ambacht Bleiswijc, belend ten noorden: het ambacht Zegwaert, ten zuiden: het moer van Willaem van Egmonde te Zevenhusen, strekkende van de hoeve tot de watering, die loopt van Zegwaert tot het genoemde moer. Het veen is lang 343 roeden aan de zijde van Zevenhusen bij de Leede tussen Bleyswijc en Benthusen, 297 roeden aan de zijde van Bleyswijc tussen de Leede en Zegwaert, 413 roeden aan de zijde van Zegwaerd en 146 roeden aan de zijde van Benthusen tussen de Leede en Zegwaert. 10-9-1386: Florijs Ghisebrechtsz., grafelijke tollenaar te Gheervliet, zoals het leen bij dode van de vrouw van heer Willaem van der Wateringe is afgestorven, omdat hij aan zijn huis en erf te Leyden, nadat hij dit in leen aan wijlen vrouwe Margriete, hertogin van Beveren etc. had opgedragen, veel kosten heeft gemaakt (Gemeentearchief Leiden, Kerken, inv.nr. 694). 24-1-1390: Florijs Ghisebrechtsz. met ledige hand (Leiden, Kerken, inv.nr. 694). 1396-1404: Omdat Florijs Ghijsbrechtsz. het leen heeft verbeurd, wordt het als domein aan niet met name genoemde personen verpacht (r.r. 236-244). HILLEGERSBERG 6. 3 pond per jaar uit de lentebede ten Berghe (1316: in Rotte)...-.-12..: Heer Didderic die Visscere, vermeld in 1282, wanneer het leen hem door de graaf wordt betwist (L.H. 5, fol. 50v)...-.-1...: Jan die Visscer, vermeld in 1316 (r.r. 197)...-.-1334: Het leen blijkt te zijn afgestorven (Graven van Holland, inv.nr. 1434). 7. Het gerecht aan de Ouden Dijc, nog geen morgen groot, waarop 5 huizen staan (1396: 7 hond land in een kamp van 6 morgen in de Timpe). 30-1-1353: Jan die Coc Hughen Dircsz. (L.H. 42, fol. 5v)...-.-1390: Wolfaert Jan Cocsz. met ledige hand (L.H. 422, fol. 49v). 9-6-1398: Jan die Koc Wolfaertsz. bij dode van zijn vader Wolfaert Jan Kocsz. (L.H. 52, fol. 288). 13-9-1413: Jan die Koek Wolfaertsz. krijgt het leen ten eigen (L.H. 54, fol. 102v). 3

8. 3 morgen land in de Zantberchsate te Hillegersberch (1405: in het ambacht Rotte). 30-11-1376: Het leen is bij dode van Dirc die Visser Claisz. als recht leen afgestorven (r.r. 221)...-.-1390: Wouter van Matenesse met ledige hand (L.H. 422, fol. 146). 28-6-1405: Wouter van Matenesse, ridder, bepaalt dat zijn zoon Adryaen het leen zal ontvangen ter gelegenheid van diens huwelijk met jonkvrouwe Alijdt, dochter van Philips van der Spaengen (Familie archief van Matenesse, inventaris van Doorninck, inv.nr. 1). De volgende beleningen zijn gelijk aan die van het leen 3, medegedeeld in Ons Voorgeslacht, 1984, blz. 595. 9. De oostelijke helft van 9 morgen land en van een huis, genaamd Dirx zate van Hoeyliede, waarvan Wouter van Matenesse de andere helft in leen houdt van de heer van Egmonde (1644: waarvan Jacob van Couwenhoven de andere helft als vrij eigen bezit), gelegen in Rotte (1466: te Hillegersberg) tussen de Berchweg en de Broecsenvliet (1405: in Wouter Muehrairszate, 1413: Wouter Moleanerszate, 1466: Moelnaershofstede), belend ten noorden (1390: Pieter Maertsz.) ten zuiden (1390: Jacob Willemsz. en Adriaen Loevez.). 4-5-1387: Wouter van Matenesse na opdracht uit eigen (L.H. 50, fol. 251). De volgende beleningen zijn gelijk aan die van het leen 8 tot: 20-9-1433: Goeswijn Michielsz. na overdracht door Adriaen van Matenisse (L.H. 114, fol. 2). 4-12-1436: Adriaen van Matenesse na overdracht door Goeswijn Michielsz. (L.H. 114, fol. 52v). De volgende beleningen zijn gelijk aan die van het leen 8 tot: 11-5-1644: Jacob van Couwenhoven, brouwer te Rotterdam na overdracht door Jan Claesz. van Lijn, rentmeester van- en names heer Johan van Mathenesse, heer van Mathenesse, Riviere, Opmeer etc., volgens procuratie d.d. 25-4-1644 (L.H. 149, cap. N.H., fol. 74v). 10. 5½ morgen land in het ambacht Rotterban (1336: gemeen met 5½ morgen land van Diederic de Visker, belend aan de ene zijde door Heinric Doede en Broecman Wolfaertsz, en aan de andere zijde door Jan die Koc en Coppijn Symonsz.)...-.-1...: Hughe die Visker (L.H. 49, fol. 27v)...-.-13..: Diederic die Visker (L.H. 49, fol. 27v). 23-7-1336: Vranck Jansz. na overdracht door Diederic de Visker (L.H. 49, fol. 27v). 14-7-1355: Claes Vranckenz. (L.H. 42, fol. 12 en L.H. 49, fol. 27v)...-.-1390: Claes Vranckenz. met ledige hand (L.H. 422, fol. 50v). 4-1-1421: Michiel Claisz. (L.H. 62, fol. 209). 14-12-1430: Michiel Claesz. met ledige hand (L.H. 62, fol. 131)...-.-1441: Het leen is afgestorven bij dode van Pieter Michielsz. en wordt als domein verpacht, zie Ons Voorgeslacht 1985, blz. 215, nr. 5 (r.r. 275, fol. 30v). 11. Een hofstad met huis en boomgaard groot 1½ morgen, buiten de vest van Rotterdamme binnen de stadsvrijheid in het ambacht Rubroeck; 1 morgen land hieraan grenzende in 4 morgen, gemeen met de graaf; 4 morgen land in het Oudeland, belend ten oosten: de Cralingerkade, ten westen: Willem Halling Wittenz., ten noorden: de Oudelandse kade en ten zuiden: de zusters van de derde orde te Rotterdamme. 13-1-1449: Jan die Witte, baljuw van Rotterdamme, na opdracht uit eigen in ruil voor het leen 14 (L.H. 116, cap. N.H., fol. 15v). 1479: Het leen is na de dood van Jan die Witte op 1-4-1479 afgestorven en wordt als domein verpacht, zie Ons Voorgeslacht 1985, blz. 214, nr. 4 (r.r. 312). 4

12. 6 morgen land in de Borgsate, belend ten oosten: heer Willem Ohnan en ten westen: Kerstant van den Berghe...-.-1346: Clays Jan Vissersz. met ledige hand (L.H. 5, fol. 60). 13. 6 morgen land in het ambacht van Rotterbanne bij het land van Hughe Dircxz. (1362: gelegen ten oosten van Rotterdamme op de Ouden dijk, 1395: in het Oude land, belend ten westen: Daem Ghijsbrechtsz. en ten oosten: Wolfaert Jan Kocsz.)...-.-1346: Arnd Vranckenz. met ledige hand (L.H. 5, fol. 61)...-.-1362: Het leen is afgestorven bij dode van Vranck Aernd Vranckenzoonsz., Odzier van Cralinge heeft getracht het te naasten (r.r. 210). 20-4-1395: Willem Gherijtsz. van Woerden na overdracht door Aernt Reynersz. (L.H. 52, fol. 44). 4-5-1404: Alijt Willem Gherijtszoonsdochter krijgt het leen ten vrij eigen wegens geleden schade door brand te Rotterdam (L.H. 53, fol. 51v). 14. Een woning (1390: met een huis, genaamd Bulgersteyn, bewoond door Jan Sweyn Dircxsz.) ten westen. van Rotterdamme met 6 morgen land, waarop de woning staat (1412: in het westeinde van de stad Rotterdam). 7-4-1333: Diederic die Vischer tocht met toestemming van zijn oudste zoon Florens zijn echtgenote jonkvrouwe Hildegonde aan het leen, dat zal versterven op het oudste kind uit zijn huwelijk met haar (L.H. 1, fol. 97)...-.-1390: Jonkvrouwe Rikaerde wonende te Delf, met ledige hand: Dirck die Visscher Floris die Visschersz. met alleen het huis, behoudens de lijftocht van zijn tante (L.H. 422, fol. 66v en fol. 182). 20-9-1391: Oudzier Gherijt Boeyenz. (L.H. 52, fol. 16). 14-1-1402: Oudzier Gherijt Boyenz. tocht zijn vrouw Aelwair Jacob Kerstantszoonsdochter (L.H. 52, fol. 439). 25-6-1412: Gherijt Oedziersz. van Couwenhoven bij dode van zijn vader Oedzier Gherijtsz. (L.H. 54, fol. 88). 31-12-1420: Hughe Nachtegaill (L.H. 62, fol. 200). 15-10-1430: Dirc Hugen Nachtegaelsz. bij dode van zijn vader Huge Nachtegael (L.H. 62, fol. 125). 9-9-1434: Jan van Hairwairden, forier van de graaf, na overdracht door Huyge Nachtegaal als door de stad Rotterdamme aangestelde overvoogd en door Huge Dierick Nchtegalenz. als wettig voogd van Adriaen Diercxz., onmondig (L.H. 114, fol. 6v). 25-11-1445: Willem Jansz. van Hairwairde bij dode van zijn vader Jan van Hairwairden (L.H. 115, fol. 18). 13-1-1449: Jan die Witte, baljuw van Rotterdamme, na overdracht door Willem Jansz. van Hairwairden en krijgt het leen ten vrij eigen, omdat het huis zeer vervallen en onbewoonbaar is, in ruil voor de opdracht van in totaal 5½ morgen land en een huis en hofstad te Rubroeck (L.H. 116, cap. N.H., fol. 15v; 18-7-1448; Pouwel Pouwelsz. en Jan die Witte, baljuw, enerzijds en Dirc Airntsz. en zijn neef Willem Jansz. van Herwairde anderzijds, zullen het geschil, dat zij hebben over genoemde overdracht onderwerpen aan de uitspraak van een commissie, Hof van Holland: 2e memoriael Bossaert, fol. 11v). 15. 6 morgen land in de Timpe (1390: aan de Oude dijk, 1413: in Berchambacht, belend ten oosten: Dierc Zay en ten westen: Jan die Koek Wolfaertsz.). 5

..-.-1...: Heer Vrancke van Hoylede die het in achterleen uitgeeft (L.H. 42, fol. 5v)...-.-1346: Hughe Diericxz. met ledige hand (L.H. 5, fol. 61). 28-1-1353: Jan die Coc Hughe Dircsz. zoals het land in leen werd gehouden van heer Vrancke van Hoylede (L.H. 42, fol. 5v)...-.-1390: Wolfaert Jan Coxz. met ledige hand (L.H. 422, fol. 49v). 9-6-1398: Jan die Koc Wolfaertsz. bij dode van zijn vader Wolfaert Jan Kocsz. (L.H. 52, fol. 288). 13-9-1413: Jan die Koek Wolfaertsz. krijgt het leen ten eigen (L.H. 54, fol. 102v). 16. 7½ morgen land met de eropstaande woning in de polder van Rotterban, die vroeger van heer Voppe van Driehusen waren. 29-8-1323: Hughe Enghelbrechtsz. na opdracht uit eigen in ruil voor het leen 42, te versterven op de nakomelingen van heer Enghebrecht uten Broecke, ridder en op die van diens derde graads verwanten (1. h. 1, fol. 37). 4-6-1353: Hughe Gherijtsz., onmondig (L.H. 42, fol. 6)...-.-1390: Enghebrecht Heyndricxz. met ledige hand (L.H. 422, fol. 50v). 7-12-1390: Heynric Engbrechtsz. bij dode van Engbrecht Heyricxz. (L.H. 33, fol. 2). 18-9-1398: Godelt Heynric Enghebrechtszoonsdochter, gehuwd met Johannes Pietersz., bij dode van haar vader Heynric Enghebrechtsz. (L.H. 52, fol. 294v). 26-11-1404: Godelt Henric Enghebrechtsdochter, gehuwd met Jannes Pietersz., krijgt het leen ten eigen tegen betaling van 20 pond hollands (L.H. 53, fol. 66). 17. 10 morgen (1353: 11 morgen, 1390: 9½ morgen gelegen bij Pieter Jacobsz. te Hilleghertsberg, 1403: 10 morgen land), gelegen in het ambacht van Rot (1353: tussen Clais die Ledighe en Gherolf de Hase, 1390: in Hildegaertsberghe, belend ten oosten: Jan Symonsz. en ten westen: de graaf, 1403: in Berchambacht, belend ten noorden: Jan Symoensz. en ten zuiden: de graaf)...-.-1346: Hughe Diericxz. met ledige hand (L.H. 5, fol. 61). 28-11-1353: Jan die Coc Hughe Dircsz. (L.H. 42, fol. 5v)...-.-1390: Wolfaert Jan Cocx met ledige hand (L.H. 422. fol. 49v). 9-6-1398: Jan die Koc Wolfaertsz. bij dode van zijn vader Wolfaert Jan Kocsz. (L.H. 52, fol. 288). 24-9-1403: Jan die Koek Wolfertsz. krijgt het een ten eigen (L.H. 53, fol. 35v). 18. 14 morgen land te Wolfhoep, belend ten zuiden: Dieryc de Haze met een leen van Philips van Wassenaer (1404: Florijs Jacobsz. met een leen van Wassenair, 1425: Pieter Claesz., 1532: Claes Michielsz.) gemeen met (1532: 14 morgen land, die meester Adriaen Brasser in leen houdt van Wassenaer, aan de noordzijde), strekkende van (1532: de Ommeloep tot de gemene laan). 26-2-1297: Dieryc de Haze na opdracht uit eigen (L.H. 49, fol. 28v)...-1390: Jacob Dirc Coppenz. met ledige hand (L.H. 422, fol. 50v en leenregister Wassenaer AA, fol. 64)...-.-1...: Florys Jacobsz. van Rotterdam, vermeld in 1404 (L.H. 56, fol. 12v). 4-1-1421: Floris Jacobsz. van Rotterdamme (L.H. 62, fol. 6v). 14-12-1430: Floris Jacobsz. met ledige hand (L.H. 62, fol. 131). 28-6-1436: Dirck Florisz. van Lisse bij dode van zijn vader Floris Jacobsz. (L.H. 114, fol. 49). 12-2-1450: Pieter Claisz. na overdracht door Dirc Florisz. van Lisse (L.H. 116, cap. N.H. fol. 24). 6

1-6-1503: Willem Pietersz. bij dode van zijn vader Pieter Claesz. (L.H. 122, cap. N.H., fol. 42v). 22-10-1505: Dierick Geritsz. na overdracht door Willem Pietersz. (L.H. 122, cap. N.H. fol. 61v). 23-4-1532: Dirck Cornelisz., oud 50 jaar en hij heeft 3 zoons, hij betaalt 7 pond hollands aan Crispijn van Buschuysen, ontvanger van de épargne, na overdracht door Dirrick Gerritsz. te Ommoerden, oud en heeft zijn hand verbrand in zijn jeugd, zodat hij het land niet kan bewerken, dat volgens taxatie 1 pond groot Vlaams per jaar opbrengt, zijn zoon Jacob Dircxz. heeft zelf 2 zoons (L.H. 125, cap. N.H., fol. 44). Het leen 18 is gesplitst in 18A en 18B. 18A. De helft van 14 morgen land in Berchamhacht, strekkende van het Ommerse land tot aan de ommeloop van het IJsselremeer, waarvan de huurwaarde op 10 stuiver per morgen wordt getaxeerd, belend ten noorden (1553: meester Adriaen Brasser). 22-10-1547: Pouwels Willemsz., reeds 5 jaar getrouwd maar zonder kinderen, na overdracht door Dirrick Cornelisz., oud 70 jaar, die 2 zoons heeft, nl. Jan Dircxz. die een zoon Jan heeft, 7 of 8 jaar oud, en 4 dochters, en Meeus Dircxz. die gehuwd is en een overleden kind had, dat 5 jaar getrouwd is geweest (L.H. 127, cap. N.H., fol. 26v). 9-6-1553: Adriaen Cornelisz., kinderloos en gehuwd met een zusters dochter van - en na overdracht door Pouwels Willemsz., die vroeger in het dorp Ommerden bij Rotterdam woonde, wiens vrouw een jaar geleden is overleden, nalatende een zoontje, en die weer is hertrouwd met een vrouw met 7 kinderen in het dorp Zevenhuysen, waar hij nu woont, volgens consent d.d. 10-2-1553 (L.H. 127, cap. N.H. fol. 46). 18-3-1575: Willem Adriaens, onmondig, hulde door Francoys van Bodeghem, volgens procuratie verleden voor notaris te Delft en Anselmus Pietersz. van Beaumont en Marcus Jansz., cleermaeker, poorters aldaar, op 10-3-1575 door zijn moeders broer Joachim Jacobsz. te Hillegersberge, bij dode van zijn vader Adriaen Cornelisz. (L.H. 133, fol. 12v). 10-9-1614: Vranck Willemsz. bij dode van zijn vade Willem Adriaensz. (L.H. 141, cap. N.H. fol. 36v). 9-3-1639: Pieter Adriaen Peyez. na overdracht door Vranck Willemsz. en Adriaen Willemsz., mede namens Trijntje Willemsdochter, gehuwd met Pye Adriaensz., Maritge Willemsdochter, gehuwd met Gerrit Michielsz. Levelang, Geertge Willemsdochter, gehuwd met Dirc Jansz. en Henrick Pleunen als voogd van het weeskind van wijlen Cornelis Ewoutsz., kinderen en erfgenamen van wijlen Neeltgen Philipsdochter, laatst weduwe van Severt Jeroensz., procuratie verleden op 6-3-1639 voor notaris Adriaen Haveker te Rotterdam, volgens octrooi d.d. 26-2-1639 aan haar verleend. Zij woonde te Wollefoppen en haar man Willem Ariensz. is in 1613 overleden, op 26-11-1613 had zij met diens oudste zoon Vranck en zijn nakinderen geaccordeerd dat zij en haar onmondige kinderen het leen zouden erven. Na een geschil is op 31-10-1615 bepaald dat de weeskinderen 200 karolus gulden zouden ontvangen en dat Vranck geen beesten op het land mag laten lopen. Hij heeft 2 zoons ouder dan 20 jaar, die na zijn dood het leen zouden willen aantasten, omdat zijn goederen met hypotheken zijn belast en daarom wordt dit nu verkocht (L.H. 148, cap. N.H. fol. 38). 18B. De helft van 14 morgen land. 8-10-1557: Pieter Claesz. te Wollefoppen, die 3 zoons heeft, na overdracht op 7-10-1557 door Dirck Cornelisz. te Ommerden, die oud is, het land niet meer kan bewerken en 2 zoons heeft, waarvan een drie kinderen heeft, op diens verzoek hiertoe op 29-9-1557 en waarvoor deze 12 pond van 40 groten moest betalen (L.H. 128, cap. N.H., fol. 45). 4-10-1610: Cornelis Pietersz. bij dode van zijn vader Pieter Claesz. (L.H. 227, fol. 411). 7

22-10-1632: Pieter Cornelisz. Nelemaat te Zevenhuysen, hulde door Ewout Brandt, stadhouder van de lenen van Frederick Henrick, prins van Oraignen, als heer van Naeldwijck, volgens procuratie d.d. 20-10-1632, bij dode van zijn vader Cornelis Pietersz. (L.H. 146, cap. N.H., fol. 38v). 19. Het huis van Hildegerdberge, de Santwerf met het erbij behorende land en het ambacht met toebehoren. 2-11-1269: Heer Vranke Stoep van Hildergardberghe krijgt het recht van opvolging voor zijn oudste dochter Aleyde, gehuwd met Gerard van Raporst, tenzij hij nog een zoon zal hebben, in dat geval zullen beiden de helft erven, bij gebreke van hen zal de ene helft komen op zijn tweede dochter, gehuwd met Deric van Hoylede en voor de andere helft op zijn kleindochter Hildegunde Hinricksdochter van den Velde (L.H. 1, fol. 11). 20. 18 morgen land bij het huis en kasteel van den Berge, 20 morgen land hier dicht bij gelegen en 3 morgen land in het ambacht van Rotte in den Timpe (1351: het leen is verminderd tot 16 morgen land in Rotte, belend ten westen: Kerstant van den Berghe en ten oosten: Dirc van Hoylede, 1366; genaamd de Berchsate in het ambacht van Hildeghaerdsberghe). circa 1284: Dirc van Hoelede na opdracht uit eigen in ruil voor 28 morgen land in Haetscamp (L.H. 5, fol. 15v)...-.-1351: Dirc van Hoylede (L.H. 42, fol. 1). 18-11-1366: Dirc van Hoylede bij dode van zijn vader (L.H. 50, fol. 97v). 2-2-1367: Het leen is ten eigen verkocht (L.H. 50, fol. 97v). 21. De grote- en kleine tienden in het ambacht Rotte...-.-12..: Heer Ghisebrecht Bokel, vermeld in 1282 (L.H. 5, fol. 50)...-.-12..: Ghizebrecht Bokel, vermeld in 1296 en heeft het leen verbeurd op 28-9-1298 (L.H. 1, fol. 87 en L.H. 24 fol. 21v). 5-6-1303: Diederick Bokel, zoon van Ghysebrecht Bokel verzoent zich met de graaf (L.H. 76, fol. 363). 26-10-1325: Heer Gherart, heer van Vorne en burggraaf van Zeeland, na overdracht door heer Dieric Bokel, ridder (L.H. 1, fol. 52). 11-6-1332: Heer Gheraert, heer van Vorne, gehuwd met ver Lisebet, dochter van heer Dieric, graaf van Cleve, bepaald dat indien uit dit huwelijk slechts dochters geboren zullen spruiten, deze 2000 pond zullen erven, o.a. verzekerd op het leen (L.H. 13, fol. 123v). 30-9-1337: Vrouwe Machtild, vrouwe van Monyou en van Valkenburch, gehuwd met heer Diederic, heer van Monyou en van Valkenburch, bij dode van haar vader heer Geraerd, heer van Voime (L.H. 30, fol. 1v)...-.-1373: Het leen is afgestorven (r.r. 1358). 19-12-1404: Johan van Beyeren, elect van Ludic, zoals op 24-3-1394 door zijn vader Hertog Aelbrecht, etc. is bepaald (L.H. 97, fol. 3v en 4). 24-7-1425: Philips, hertog van Bourgondië etc., bij dode van zijn oom Johan, hertoch in Beyeren etc., behoudens de lijftocht van diens weduwe Elisabeth van Görlitz, palsgravin op den Rijn, hertogin in Beyeren en Lutsenborch (Graven van Holland, inv.nr. 139 en 140). 26-3-1426: De vrouwe van Beyeren, tante van Philips, hertog van Bourgondiën etc., wordt door deze in haar lijftocht bevestigd (F. van Mieris, Groot Charterboek, deel IV, blz. 836). 6-11-1432: Vrouwe Elisabeth van Görlitz, hertogin in Beyeren en Lutsemborgh, gravin van Chiny, moet bij handen van heer Franck van Borsselen, heer van Zuylen en Sint Maertensdijck, 8

haar ruwaard van Voirne, haar rechten overdragen aan Philips, hertog van Bourgondiën etc. (L.H. 112, fol. 75). 12-4-1433: Jacob, hertogin in Beyeren, gravin van Holland, Zeelant, Ponthieu, vrouwe van Vrieslant, na overdracht door Philips, hertog etc. (van Mieris IV, blz. 1012). 7-7-1435: Heer Franck van Borsselen, graaf van Oestervant, heer van Zuyt Bevelant, Voim, Zuylen, Sint Maertensdijck en Kortkene, als lijftocht volgens de huwelijkse voorwaarden d.d. 1-8-1434, na overdracht door zijn echtgenote vrouwe Jacob van Hollandt, hertogin in Beyeren, gravin van Oestervant en Ponthieu (L.H. 112, fol. 53). 1-1-1477: Vrouwe Margriete, hertogin van Bourgondiën, schoonmoeder van de leenheer, als duwarie (Archief Rekenkamer, inv.nr. 3, fol. 83)...-.-1505: Het leen is afgestorven (r.r. 1414). 22. De helft van de visserij in de Rotte (1405: van de Oude Rot), vanaf Crooswijc stroomopwaarts tot aan de ambachten Zevenhuysen en Bleeswijc (1385: met verbod voor derden te vissen in de in de rivier uitlopende wateren tot op een afstand van 40 roeden vanaf deze, 1485: verpacht aan de broers Jan Gijsbrechtsz. en Symon Gijsbrechtsz. te Rotterdam)...-.-1343: Het leen is afgestorven bij dode van Hughe Visker (r.r. 198). 29-8-1385: Reyner Claesz. (L.H. 50, fol. 247v). 26-12-1392: Aechte Reynersdochter, gehuwd met Bartout Lou Pietersz., bij dode van haar vader Reyner Claesz. (L.H. 52, fol. 56). 23-8-1405: Jacob Leeu Claesz. van Delf totdat de leenheer hertog Willem etc. de door hem geleende 300 franse kronen zal hebben terugbetaald, zoals meester Reynar het leen hield (L.H. 306, fol. 36v). 31-12-1427: Jacob Leuw heeft zijn goederen als balling verbeurd, hij krijgt deze volgens verdrag d.d. 3-7-1428 weer terug (L.H. 319, fol. 14v en L.H. 61, fol. 95v). 8-4-1438: Jan van der Mye, rentmeester van Noirt-Hollant, neef van- en na overdracht door Pieter van Delf, zoon van wijlen Jacob Leeuwe, wiens oom Gherijt van Zijl, heer van Purmerende, samen met Florijs van Kijlhouck, heer van Goudriaen, zegelt (Gemeente archief Rotterdam, Handschriften, inv.nr. 1602, blz. 572f). 5-12-1439: Jacob Buekel van Weena na overdracht door Jan van der Mey (Rotterdam, Handschriften, inv.nr. 1602, blz. 572f)...-.-144.: De weduwe van Jacob Bueckel, dochter van Gherijt van Hoochstraten, gehuwd met Pouwels Pouwelsz., vermeld in 1449 (r.r. 282)...-.-14..: De dochter van Pouwels Pouwelsz. vermeld in 1459 (1463: gehuwd met Pieter van Zwieten, 1486: gehuwd met Cornelis Cruesinc, ridder, houtvester van Noirt-Hollant vermeld op 13-6-1487) (r.r. 293 en 296, Rotterdam, Handschriften, inv.nr. 1601, blz. 108b en 1602, blz. 572). 6-10-1564: Jonkvrouwe Adriana van Swieten, weduwe van Gerrit Heerman, en haar onlangs overleden zuster jonkvrouwe Baertoude van Swieten, gehuwd met jonkheer Engebrecht van Opyen te Brussel, worden met ingang van 22-2-1565 in hun rechten hersteld, na verzoek hiertoe op 26-4-1561, waarin zij sedert 1531 door Gerrit Hoflandt te kort zijn gedaan en ontvangen 64 pond groot Vlaams als schadevergoeding (Rotterdam, Handschriften, inv.nr. 1602, blz. 572a). 3-2-1590: Jan Klemensz. na overdracht door Anna van Swieten, gehuwd met Daniël Gleser (4-2- 1590: Jan Crooswijck heer Cornelisz., Govert van Beaumont Jansz. en Willem de Jonge Willemsz. oorkonden dat jonkvrouwe Anna van Swieten, dochter van wijlen jonkheer Cornelis van Swieten, gehuwd met Daniël Gleeser, consul van de Oosterse Natie, jonkvrouwe Baertoude van Swieten, gehuwd met Floris t Serclaes, jonkvrouwe Maria van Swieten, gehuwd met jonkheer Theophorus Damman, jonkheer Adriaen van Swieten, heer van Swieten, jonkvrouwe Geertruide 9

van Swieten en jonkvrouwe Adriana van Swieten, als erfgenamen van hun oudtante jonkvrouwe Adriana van Swieten, de visserij overdragen aan Jan Klemensz. de Goer, poorter van Rotterdam; Rotterdam, Handschriften, inv.nr.1602, blz. 572 d en j). 4-7-1611: Helias van Oldebarneveld, raad en pensionaris van Rotterdam, na overdracht door Ingetgen Gijsbrechtsdochter Tromper, weduwe van Klement de Goor en de erfgenamen van haar enige zoon Klement de Goor (Rotterdam, handschriften, inv.nr. 1602, blz. 5723). 6-10-1623: Jan Dingemansz. na overdracht door Bruin Arentsz. van der Dussen namens vrouwe Johanna van Oldebarnevelt, gehuwd met Adriaen van der Dussen, ten overstaan van Christoffel Huigensz. van Schie en Jacob Andriesz. van Goch, schepenen van Rotterdam (Rotterdam, Handschriften, inv.nr. 1602, blz. 572h). 22-5-1636: Aldert van der Duin na overdracht door Gieltgen Komelisse, weduwe van Jan Dingemansz., ten overstaan van Adriaen van der Dussen en Komelis Lodewijksz. Arkenbout, schepenen van Rotterdam (Rotterdam, Handschriften, inv.nr. 1602, blz. 5723; het leen is al spoedig als een verpand domein beschouwd en daarom niet meer verheven bij het leenhof). 23. De helft van de visserij in de Rotte vanaf Crooswijc stroomopwaarts tot aan de ambachten van Zevenhuysen, Bleeswijc (1405: en Capelle)...-.-13..: Vrancke die Visker, vermeld in 1343 (r.r. 198)...-.-1405: Gherit Vranckenz. met ledige hand (L.H. 56, fol. 29v). 1-8-1414: Wolfaert van der Duyn na overdracht door Gerrijt Vranckenz. te Rotterdam (L.H. 54. fol. 120). 15-5-1430: Pieter van der Duyn bij dode van zijn vader Wolfairt van der Duyn (L.H. 62, fol. 120)...-.-14..: Jacob Bueckel na koop als recht leen (r.r. 281, fol. 33). 17-4-1447: Daem van der Duyn heeft het leen na de dood van Joest van der Duyn, wiens maag hij was, ten onrechte verzocht, omdat deze het als recht leen hield (Hof van Holland, het twaalfde memoriaal Rosa, fol. 13). 24. De visserij in de Nieuwe Rotte tussen de oude- en de nieuwe dijk, samen met het leen 22 belast met een jaarrente van 8 pond hollands ten behoeve van de graaf en met verbod van derden om binnen een afstand van 40 roeden vanaf de rivier in de erin uitlopende wateren te vissen (1487: de visserij strekt zich uit binnen Rotterdam tot op 6 roeden vanaf de kruin van de Oesterse of Berchse sluis, naar het westen respectievelijk tot op 2½ roede vanaf de kruin van de Donkere sluis, tot op 6 roede vanaf de kruin van de sluizen van Zegwaert en van Zevenhuysen en Bleiswijck en bij de Keyserinne sluis tot het huis van Jorijs Jansz., genaamd de Zwan). 29-8-1385: Reyner Claesz. (L.H. 50, fol. 247v). De volgende beleningen zijn gelijk aan die van het leen 22. 25. Het ambacht van Rubroke en dat van Rotterdam tot in het midden van de Rotte...-.-12: Heer Gillis van Vorscoten (L.H. 5, fol. 55v)...-.-128.: Heer Oytgier bij dode van zijn vader heer Gillis van Vorscoten, vermeld in 1284 (L.H. 5, fol. 55v)...-.-12..: Outgier heer Outgiersz., vermeld in 1296 (L.H. 1, fol. 87v). 26. Het ambacht in Rubroke (1346: het ambacht Rubroec, 1390: tussen de kade van Oudzier van Cralingen en de weg van Gerijt Berchman). 10

..-.-12..: Jan die Coc, vermeld in 1282 (L.H. 5, fol. 50v)...-.-1346: Hughe Dircxz. met ledige hand (L.H. 5, fol. 61). 30-1-1353: Jan die Cock Hughen Dircxz. (L.H. 42, fol. 5v)...-.-1390: Wolfaert Jan Cocksz. met ledige hand (1. h. 422, fol. 49v). 9-6-1398: Jan die Koc Wolfaertsz. bij dode van zijn vader Wolfaert Jan Kocsz. (L.H. 52, 1288). 29-7-1449: Wouter Pot bij koop, nadat het leen was afgestorven bij dode van Jan die Cock (L.H. 116, cap. N.H., fol. 21). 28-10-1455: Meester Andries van de Cruyce, rekenmeester van Hollant, samen met het leen 27 bij koop, nadat Wouter Pot zijn koop tegen 50 schilden ongedaan had gemaakt, omdat hij dacht dat hierin behalve de lenen 26 en 27 ook het ambacht van den Roden Zanden was begrepen (L.H. 123, cap. N.H. fol. 55). 27. Het ambacht van Croeswijck...-.-13..: Vranc de Visscher, vermeld in 1356 en 1357 (r.r. 3577)...-.-1405: Gherit Vranckenz. met ledige hand (L.H. 56, fol. 69v). 29-7-1449: Wouter Pot bij koop, nadat het leen was afgestorven bij dode van Gherijt Vranckenz. (L.H. 116, cap. N.H., fol. 21). 28-10-1455: Als het leen 26. 28. Het ambacht, waarin heer Ghisebrecht Bokel woont, dat zich uitstrekt tussen de teen van Blomartsdijk en het ambacht van Seonerlo enerzijds en het midden van de Rotte anderzijds tot in de Merwede met inbegrip van het ambacht Coele, dat in achterleen wordt gehouden door de kinderen van Florens, de broer van heer Ghisebreeht Bokel (1367: de ambachten Bloemersdijc en het Rode Sant, 1420: dat gelegen is binnen de stad Rotterdam, 1447: alleen het ambacht Bloemersdijck, 1596: Oost- en West Blommersdijck, genaamd Cool)...-.-12..: heer Ghisebrecht Bokel, vermeld in 1282 (L.H. 5, fol. 50). 28-9-1298: Ghisebrecht Bokel, vermeld in 1296 en heeft op 28-9-1298 het leen verbeurd (L.H. 1, fol. 87 en L.H. 24, fol. 21v). 5-6-1303: Diederick Bokel, zoon van Ghysebrecht Bokel, verzoent zich met de graaf (L.H. 76, fol. 363). 27-7-1327: Heer Dieric Bokel, ridder, krijgt bij gebreke aan een zoon recht van opvolging voor zijn dochter Agnies, behalve voor het ambacht en de ambachtsgevolgen van Rotterdamme en de ervoor gelegen waard (L.H. 1, fol. 67v). 8-4-1358: Vrouwe Janne van Teylingen, gehuwd met heer Willaem van der Wateringhe, heer van Teylinghe, ridder, geeft aan de stad Rotterdam toestemming om de stadsgracht door haar ambacht te graven. In het deel van het ambacht, dat daar binnen zal vallen, zal haar schout met de schepenen van Rotterdamme recht spreken, waarbij deze L/ van de opgelegde boeten zal innen. Dit gebied, genaamd het Rodesant, ontvangt van de graaf stadsrechten (Oud Archief van Rotterdam, inv.nr. 683, fol. 9v en 10). 2-4-1365: Heer Gherijt van Heemstede voor zijn leven, nadat het leen was afgestorven bij dode van de vrouwe van der Wateringhe (L.H. 50, fol. 88v). 22-4-1367: Jacob Bokel na overdracht door heer Gherijt van Heemstede (L.H. 49, as)...-.-1382: Heer Gerit van Heemsteden en heer Jan van Heemsteden, ridders, dragen al hun rechten op het leen aan de graaf over (Graven van Holland, inv.nr. 2120 1, fol. 61v). 4-5-1395: Ghisebrecht Buekel Jacob Buekelsz. bij dode van zijn vader Jacob Buekel (L.H. 52, fol. 162v). 11

15-5-1404: Heer Dyrc van Hodenpyl, rentmeester van Noort-Hollant wordt aangesteld als voogd over de onmondige kinderen van Ghijsbrecht Buekel voor de duur van zijn rentmeesterschap (L.H. 305, fol. 65). 5-8-1404: Ghijsbrecht van Loe Zeghersz. en Dyrc Zaey Heynricxz. worden aangesteld als vooogden over de onmondige kinderen van Ghijsbrecht Buekel (L.H. 305, fol. 76v). 10-4-1406: Jacob Buekel Gijsbrechtsz. krijgt uitstel van hulde totdat hij mondig zal zijn (L.H. 306, fol. 28v). 24-5-1413: Jacob Bokel van Wedena bij dode van zijn vader Gijsbrecht Bokel (L.H. 54, fol. 94v). 29-12-1420: Jacob Buekell van Wedena met ledige hand (L.H. 62, fol. 13v en 210v). 22-3-1439: Jacob Boeckel van Wena (L.H. 114, fol. 99). 22-5-1447: Jan van de Boechorst, gehuwd met de zuster van Jacob Bueckel van Wedena, nadat het leen bij dode van deze laatste was afgestorven (L.H. 115, cap. N.H., fol. 24v). 9-2-1455: Pieter van der Boechorst bij dode van zijn vader Jan van der Boechorst (L.H. 116, tap N.H., fol. 52v). 18-8-1485: Jan van der Bouchorst Pietersz. bij dode van zijn vader Pieter van der Bouchorst (L.H. 120, cap. N.H., fol. 9v). 3-5-1486: Jacob van Remerswaele Jansz., baljuw van Scielandt, na overdracht door Jan van der Bouchoirst (L.H. 120, cap. N.H., fol. 27v). 21-9-1498: Meester Jacob van Almonde na overdracht door Jacob van Remerswale (L.H. 122, cap. N.H., fol. 14). 17-4-1507: Jan van Almonde bij dode van zijn vader meester Jacob van Almonde, eerste raad ordinaris in Hollandt (L.H. 122, cap. Arckel, fol. 36v). 1-2-1556: Abraham van Almonde bij dode van zijn vader Jan van Almonde (L.H. 128, cap. N.H., fol. 23). 15-2-1594: Jacob van Almonde bij dode van vader Abraham van Almonde (L.H. 138, fol. 229v). 21-12-1596: Jacob Jansz. Roos, burgemeester van Rotterdam, ten behoeve van deze stad als onversterfelijk in plaats van als recht leen volgens consent d.d. 16-11-1596, na overdracht door jonkheer Jacob van Almonde (L.H. 139, fol. 54). 9-3-1612: Pieter Adriaensz. Walenburch, burgemeester van Rotterdam, ten behoeve van deze stad, bij dode van Jacob Jansz. Roos, burgemeester aldaar (L.H. 141, cap. N.H., fol. 1v). 18-11-1626: Meester Pieter Goederede, jongste burgemeester van Rotterdam, ten behoeve van deze stad bij dode van Pieter Adriaensz. Walenburch, burgemeester aldaar volgens procuratie d.d. 11-11-1626 (L.H. 144, cap. N.H., fol. 80v). 3-2-1633: Adriaen Lenertsz. Besemer, burgemeester van Rotterdam, ten behoeve van deze stad bij dode van meester Pieter Goedereede, burgemeester aldaar, volgens procuratie d.d. 1-2-1633 (L.H. 146, cap. N.H., fol. 46v). KRALINGEN 29. 4 morgen land in Cralinghe in Scieland. na 12-9-1304 en voor 8-6-1337: Willaem Doedijnsz. (L.H. 30, fol. 24v). 28-11-1339: Willaem Doedijnsz., broeder van de leenheer Willaem, graaf etc., wordt in het leen bevestigd voor de duur van zijn leven (L.H. 30, fol. 24v). 30. Het huis (1401: en de hofstede) te Cralinghen, vanouds Honinghe geheten, met walen, grachten, singels, boomgaarden en 3 kampen land (1621: en de visserij in de walen), belend ten zuiden: de vloeddijk, ten noorden: de s Gravenweg, ten oosten: de vliet die vanouds is genaamd de Hoegenbrugge watering, ten westen: de Nyewelantse vliet. 12

13-3-1383: Odzier van Cralinghe na opdracht uit eigen (L.H. 118, cap. N.H., fol. 42v en Oud archief Rotterdam, inv.nr. 1837). 25-4-1388: Oedzier van Cralingen (zegel: een achtpuntige ster) geeft aan zijn dochter jonkvrouw Gillis als medegave bij haar huwelijk met heer Dirck van der Lecke, ridder, de volgende goederen: In leen het ambacht van Isselmonde met vertichtingen, boeten, verfeiten, nakoop, de grote en kleine tienden, een vierde deel van het veer, de visserij in de scuttinge buitendijks plus 150 morgen eigen land aldaar en de visserij, de vogelrij van de ruigten binnendijks en het weiden op de uitgorzen. In het ambacht Cralingen 27½ morgen land, genaamd Marten Pietersz. land, 23 morgen land, genaamd Feysen land, 4 morgen land in Jacob Hasensate, 48 morgen land, genaamd het Oude Hofland, 9½ morgen land in een sate van 24 morgen, genaamd Sint Katarinenland, in haar geheel belast met 40 sc. hollands per jaar. Van dit goed mag niets worden verkocht, voordat er kinderen uit dit huwelijk zijn. Zo lang haar vader leeft, mag zij geen rechten doen gelden op de erfenis van haar moeder en na zijn dood zal zijn weduwe jonkvrouwe Sallaern een lijftocht van 100 oude schilden per jaar uit zijn leengoederen hebben. Heer Dirck zal binnen een half jaar jonkvrouwe Gillis tochten aan de helft van al zijn leengoederen. Borgen voor Oedzier zijn Willem van Cralinghen, ridder, (zegel: een achtpuntige ster) en Dirck van Hodenpijl, knape (zegel: 3 wassenaars 2, 1): Johan, heer van der Lecke en van Breda (zegel: 3 wassenaars 2, 1) en Johan van Heemstede, ridder (zegel: 7 merletten zoomsgewijs, vergezeld van een vrijkwartier) (Rijksarchief Utrecht, m.s. inv.nr. 357, fol. 37). 27-3-1390: Willaem van Beyeren, graaf van Oestervant, zoon van de leenheer moet uitspraak doen tussen Odzier van Cralinghe en het kapittel van den Briel, dat zegt het huis te Hoeninghe met 4 morgen land te beziten, waardoor de in de vorige acte vermelde opdracht ongeldig is (1. h. 50, fol. 319; 6-8-1318: Oetsier van Cralinghen, ridder, verkoopt aan de deken het kapittel van den Briele en waarvoor hij is betaald, zijn woning te Honinghe met de boomgaard en 4 morgen land hierbij gelegen, 3 viertel land, dat vroeger van Clais van Ymmichoven was en 9 viertel land in het oosteinde van Cralinghe, belend ten westen: Scoblant heer Apersz. en ten oosten: Heinric die Visscher. Op 4½ gaarde binnen deze 9 viertel doet Clais van Ymmichoven aanspraken gelden, mochten deze hem worden toegewezen, dan zal hij gelijkwaardig goed ervoor in de plaats stellen. Hij neemt het complex in erfpacht tegen 10 pond hollands per jaar, te betalen op 15 oktober en bij gebreke van dien zal het goed aan het kapittel komen. Hij heeft voor het gerecht te Honinghe het kapittel een vrije gift gegeven en behoudt het recht de erfpacht over te brengen op zijn tienden te Yselmonde met toestemming van de heer, van wie hij deze in leen houdt, Huisarchief van Duivenvoorde, inv.nr. 470)...-.-1390: Oetgier van Cralingen met ledige hand (L.H. 422, fol. 50). 5-10-1398: Heer Dirck van der Lecke en heer Aernt van Duvenvoerde beloven zich te houden op verbeurte van 1000 oude schilden, aan de uitspraak over de erfenis van Oudsier van Cralingen, te doen door heer Willem van Cralinghen en heer Jan die Witte namens de eerste, en heer Dirc van Hodenpijl en Filips Aerntsz. van Damme namens de tweede, indien deze 4 scheidslieden niet tot een uitspraak komen, dan zal deze worden gedaan door heer Filips van Pollanen en heer Wouter van Matenesse (L.H. 320, fol. 34v). 17-10-1398: Philips van Polanen (zegel: 3 wassenaars 2, 1) en Wouter van Matenesse (zegel: een linker schuinbalk, beladen met 3 zespuntige sterren), ridders, bepalen met Willem van Cralingen (zegel: een achtpuntige ster) en Dirck van Hodenpijl (zegel: geschuinbalkt van 6 stukken), ridders, Jan de Wit, priester, (zegel: links geschuinbalkt van 10 stukken) en Philips Aerntsz. van den Dam, knape (zegel: 3 wassenaars 2, 1, waarover een versmalde schuinbalk) dat de erfenis van Oedzier van Cralingen en zijn vrouw als volgt zal worden verdeeld tussen de vrouw van heer Dirck van der Lecke en die van heer Aernt van Duvenvoirde: Heer Dirk zal de goederen zijn zijn medegave inbrengen, gelegen in Noort-Holland, behalve het door hem verkochte land, heer Aernt zal het goed inbrengen, dat hij heeft geërfd van zijn zwager, de jonkvrouwe van Cralingen. Het land, waaruit de kanunniken van de Briele hun pacht hebben, zal in tweeën worden gedeeld 13

met de last van de pacht. Het drievierde deel van de korentiende en de helft van de smaltienden die jonkvrouwe Badeloghe van Cralinghen en haar 2 zonen in lijfpacht hielden, zullen gedeeld worden, het vierde deel van de korentiende en de andere helft van de smaltiende die heer Dirc heeft, zal deze behouden, tenzij de abt van Sint Pouwels anders bepaalt. De korentiende van het Nieuwenland zal heer Dirc van deze abt in leen houden. Alle vervallen van dijk, waterkeringen en waterschappen in ambachten Cralingen en Oudschie komen aan heer Dirc, omdat hij daar ambachtsheer is. Alle eigen goederen, waar ook gelegen, worden gedeeld. Heer Dirc moet voor 2 februari bewijzen dat alle volgens hem leenroerige goederen dit inderdaad zijn. Al het eigen goed in Zuyt-Holland zal vererven volgens het daar geldende recht. De 5 pond per jaar, die de ouders van Oetgier van Cralingen bestemd hebben voor de aankoop van laken voor de armen, zal rusten op de gemene eigen goederen. De ontvangst ervan en de uitdelingen zal geschieden door degenen, die ook de door Oedzier vermaakte 10 pond zal uitdelen. Jan de Wit zal het geld afrekenen ten behoeve van heer Dirck, dat hij ontving van een schepenbrief ten laste van de stad Rotterdam die Oedzier van Cralingen hem gaf (Rijksarchief Utrecht, m.s. inv.nr. 357, fol. 41). 18-12-1401: Vrouwe Gyelize van Cralingen, gehuwd met heer Dirc van der Lecke, bij dode van haar vader Odzier van Cralingen (L.H. 51, fol. 24). 16-1-1432: Jan van der Leck bij dode van zijn moeder vrouwe Gillis van Cralingen (L.H. 62, fol. 156v). 22-3-1439: Jan van der Leck met ledige hand (L.H. 114, fol. 39v). 4-2-1473: Adriaen van der Leck bij dode van zijn vader Jan van der Leck (L.H. 118, cap. N.H., fol. 28v). 18-10-1483: Jonkvrouwe Gillis van der Leck, gehuwd met Jan van Naeldwijck, bij dode van haar broer Adriaen van der Leck (L.H. 120, cap. N.H., fol. 22v). 18-11-1485: Jonkvrouwe Gillis van der Leck tocht haar man Jan van Naeldwijck en draagt het leen over aan haar dochter Alijt van Kijfhouck, gehuwd met Claes van Assendelft, behoudens het vruchtgebruik (L.H. 120, cap. N.H., fol. 23). 8-12-1531: Heer Gerrit, heer van Assendelft, ridder, eerste raad in de Raad van Hollandt, bij dode van zijn moeder Alijt van Kijfhouck, douairière van Assendelft (L.H. 125, cap. N.H., fol. 31v). 23-11-1559: Jonkheer Nicolaes, heer van Assendelft, bij dode van zijn vader heer Gerrit, heer van Assendelft, ridder, eerste raad en stadhouder van de lenen van Hollandt (L.H. 129, cap. Kennemerland, fol. 2). 23-1-1560: Jonkheer Jan van Assendelft, onmondig, hulde door Corstiaen Baers volgens procuratie door de weesmeesters van Breda, bij dode van heer Gerrit van Assendelft, ridder, eerste raad en stadhouder van de lenen, volgens diens testament d.d. 16-2-1555 en octrooi d.d. 26-3- 1543 (L.H. 129, cap. N.H., EI). 2-8-1569: Jonkheer Jan van Assendelft doet zelf hulde (L.H. 129, cap. N.H., fol. 9). 13-9-1570: Jonkheer Florens van Assendelft, onmondig, hulde door jonkheer Henrick Heermael als executeur van het testament volgens octrooi d.d. 27-11-1561 van zijn neef jonkheer Nicolaes van Assendelft, behoudens de duwarie van vrouwe Willem van Haeften, weduwe van Nicolaes, heer van Assendelft en Heemskerk (L.H. 131, cap. Kennemerland, fol. 38). 26-6-1621: Jonkheer Gerard van Assendelft, hulde door zijn schrijver Willem van Sundert volgens procuratie op 2-12-1619 voor Johan van Gendt, heer van Wolpheren, ambtman en richter in de Overbetuwe verleden, bij dode van zijn vader jonkheer Jan van Assendelft, heer van Cralinghen, nadat hij op 26-12-1610 uitstel van hulde had ontvangen, omdat hij niet over alle brieven beschikte wegens het proces voor het Hof van Hollandt over de leengoederen van wijlen Gerrit, heer van Assendelft, die verheven zijn door de vrouwe van der Aa (L.H. 143, cap. N.H., fol. 28v). 14

31. Het ambacht van Cralingben en dat tussen Rubroeke en Honingen, met het recht op de wegens dijklasten opgegeven landen. voor 23-6-1297: Oedgier van Cralinghen, vermeld op 24-11-1299 als ridder (Oud archief Rotterdam, inv.nr. 1907). 13-4-1333: Gillys van Craylinghe tocht zijn echtgenote jonkvrouwe Badeloghe aan de schuttinge in de Merewede langs het ambacht Cralinghe, aan drievierde deel van het veer tussen Ysselmonde en Cralinghe en aan 17 morgen land in het ambacht Ysselmonde, verpacht aan Pieter Liefkind (L.H. 6, fol. 79v). 2-1-1355: Ogsier van Cralinghen krijgt zijn verbeurde goederen terug (L.H. 41 fol. 32). 8-10-1358: Otsier van Cralinghen tocht zijn echtgenote jonkvrouwe Slaeme aan 60 pond hollands per jaar (L.H. 50, fol. 6). 31-5-1364: Willem van Cralinghen, ridder, (zegel: een achtpuntige ster, waarboven een barensteel met 3 hangers) deelt met zijn broer Oetzier van Cralinghen, de goederen die zij van hun ouders en hun grootvader heer Aernd van Hodenpijl hebben geërfd. Oudzier behoudt het huis te Honinghen met alle toebehoren van de vloeddijk tot de watering achter de molenwerf, belend ten oosten: de Slinghe watering en ten westen de watering op de Boterweg, verder alle goederen in de ambachten van Cralinghen en Ouderscye en het goed door hen geërfd van hun nicht jonkvrouwe Meyne van der Doertoghe binnen het baljuwschap Scyeland, behalve het huis en erf binnen de vrijheid van Rotterdamme. Hij zal betalen de renten aan de kanunniken van den Bryel, aan de kapelanie te Honinghe, aan de kerken te Cralinghe, Ouderscye en Yselmonde en het weiden van een koe ten behoeve van het gasthuis te Rotterdamme. Heer Willem behoudt alle goederen in het baljuwschap Delfland te Hodenpijl, Maesland, Vlaedinghe en in het gerecht van de abt van Egmonde, behalve de nalatenschap van hun oom Jan van Zassenen, verder de Polre, genaamd Stormpolre. Hij zal geen aanspraak doen gelden op hetgeen de kinderen van Oetzier zullen erven, dat hun beider moeder in pacht had van de abt en het convent van Sint Pouwels te Utrecht, n.l. een derde van de korentiende en de helft van de smaltiende in Cralinghen en hij zal zijn broer helpen deze erfelijk van de abt te ontvangen. Oetzier zal hem helpen om het ambacht Slupijc en dat van de Polre, die hij in leen houdt van de graaf en van de heer van der Leck, met hun toestemming van hem in achterleen te krijgen (Oud archief Rotterdam, inv.nr. 1831); 27-1- 1343: Gillis van Cralingen belooft voor zich en zijn nakomelingen die te Honincgen zullen wonen om ter ere van God en Onzer Vrouwe ten behoeve van het hospitaal te Rotterdamme een koe te weiden voor de armen aldaar, Rijksarchief Utrecht, m.s. 371, collectie Booth; Ongedateerd: lijst van goederen, toebehorende de kapelrie op het huis van Otsier van Cralingen: 19 pond die hij jaarlijks geeft uit zijn goederen, 3½ morgen land te Koel, verpacht tegen 2 pond en waarvan de heilige geest te Rotterdamme 20 sc. ontvangt, 15 voet land, onbelast, gelegen in de 15 gaarden in Reyngouds zijdelweer (aanvulling: brengt circa 11 sc. per jaar op), 1 sc. per jaar op het land van Willem Pietersz., waar een brief van is, 2 oude franse schilden per jaar op het land van Dirc Adaemsz., 2 sc. per jaar op ½ viertel land in Cappelle vanwegen Pieter Moy, 4 pond per jaar op het land van Pieter Gillisz. dat vroeger van Martijn Wittenz. was, waarvan een brief is, 4 pond per jaar op het land van Dirc Smitsz., waarvan een brief is, 20 sc. per jaar op 11 hond land, die door jonkvrouwe Aleyse aan de kapelrie van Odsier op diens huis te Cralinghen is besproken, 4½ gaarden land in het smaelweertje dat bij het land van Claes van Emmichoven ligt (aanvulling: nog 4½ gaarden land in hetzelfde weertje, zodat dit geheel aan de kapelrie behoort, het is 9 gaarden groot en ligt aan de oostzijde van het land van Claes van Emmichoven), 5 pond per jaar op het land van Ghisebrecht Hugenz. dat na de dood van heer Jan die Witte aan de kapelrie zal komen volgens de brief die hiervan is (aanvulling: de genoemde 9 morgen land naast dat van Claes van Emmecoven aan de oostzijde is voor 9 jaar tegen 11 pond 16 sc. per jaar verpacht aan Willaem Ockersz. met ingang van 22-2-(13)96, Oud Archief Rotterdam, inv.nr. 1878). De overige beleningen zijn gelijk aan die van het leen 30. 15