REPERTORIUM OP DE LENEN VAN DE BINCKHORST,

Transcriptie

1 REPERTORIUM OP DE LENEN VAN DE BINCKHORST, door C. Hoek Eerder gepubliceerd in Ons Voorgeslacht, jrg. 26 (1971), jrg.46 (1991) en jrg. 54 (1999) een uitgave van de Zuidhollandse Vereniging voor Genealogie Inleiding Voor het volgende repertorium is gebruik gemaakt van een leenregister in het huisarchief in de Binckhorst, inventaris no. 1, aanwezig op het Algemeen Rijksarchief. De periode na 1700 is hierbij buiten beschouwing gelaten, welke in een tweede register doorloopt tot De hofstad Binckhorst te Voorburg is met 30 à 35 morgen land leenroerig aan de graaf, aan wie het complex op 16 mei 1308 wordt opgedragen door heer Symon van Benthem. Op diens oudste zoon Jan van Rosenburch en diens nakomelingen vererft dit leen. In de leenkamer bevinden zich echter ook lenen afkomstig van andere leden van de familie nl. van heer Jacob van de Binckhorst, ridder, kinderloos overleden omstreeks 1359 en van heer Symon van Benthem, ridder, heer van Teylingen, wiens dochter Janne eveneens kinderloos sterft. Dit blijkt uit het optreden van genoemde personen als leenheren in enkele van de oudste acten. Heer Jacob verbeurt tijdens de hoekse- en kabeljauwse twisten in 1350 tijdelijk zijn goederen en de graaf treedt nu enkele jaren als leenheer voor diens leenmannen op, waaraan wij enkele acten danken, die ontbreken in het leenregister, maar wel ingeschreven zijn in de grafelijke registers, inventaris van de leenkamer Holland, no. 23 en 42, waarnaar verwezen wordt als L.H. ( ), fol. ( ). De overige folio nummers verwijzen naar het register no. 1, terwijl een lijst van leenmannen in 1472 voorkomt in het register no. 283 van de leenkamer Holland (L.H. 283, fol. 105). Het leen 40 is oorspronkelijk leenroerig aan de hofstad Rosenburch te Voorschoten, die de hiervoor genoemde Jan van Rosenburch van zijn moeder erfde. BEVERWIJK 1. 6 hond zaailand, belend ten oosten: Willem Gerijtsz. (1453: de gemene weg), ten westen: Willem Gerijtsz. (1453: de grote beek), ten noorden: de grote beek (1453: de gemene weg) en ten zuiden: de heerweg (1453: Dirc uten Hage, 1458: de abt van Egmond), (1467: vergroot met huis, werf en zate tot één complex, waarbinnen de oorspronkelijke 6 hond liggen, strekkende van de halve weg westwaarts tot aan de grote beek, belend ten zuiden: de abt van Egmont met een strengekijn en ten noorden: de zeeweg) : Jan Ghijsbrechtsz., neef van de leenheer Dirc van Zweten, na opdracht uit eigen (fol. 22v) : Heer Claes Jansz., priester, jongste zoon van - en na overdracht door Jan Ghijsbrechtsz. (fol. 22v en 37) : Jan Gijsbertsz. (fol. 37) : Pieter Jansz. (fol. 37v) : Pieter Jansz. breidt het leen uit (fol. 37v) : Dirck van Zwieten Willemsz., raad van Holland, krijgt het leen ten vrij eigen in ruil voor het leen 30 (fol. 42). 1

2 S-GRAVENZANDE 2. 2 hond land binnen de vrijheid van s Gravensande, belend ten noorden: de kerk, ten zuiden: de heilige geest, ten westen: de kinderen van Claes die Beste en ten oosten: de afterwatering : Henric Bertolomeusz. krijgt het leen ten vrij eigen. HEEMSKERK 3. ½ morgen land in de Hoeve, belend ten noorden: de Weyndacker (1597: de weduwe van Adriaen Dircksz.), ten westen: jonkvrouwe Marie Jan Brawenwijf (1568: Willem Jansz. 1597: Jan Petersz.), ten oosten: Dirc van Riedwijc en Dirc Busche (1568: Jan van Duvoirde, burgemeester van Hairlem) en ten zuiden: de Heckenbeke (1568: het Hollebeecken of de Kuyckersweg). Het rietboschland in de Hecsloet aan het einde van de Smeetskamp (die toekomt aan 1568: de commandeur van Sint Jan, Dierick de Vries te Haerlem en de regulieren te Beverwijck, 1597: de commandeur van Sint Jan en de erfgenamen van Sonnevelt te Alckmaer), belend ten noorden: (1597: de kamp van Jan van Sloten) : Dirc Herpersz. van der Bynchorst, neef van Aernt, heer tot Leyenberch (fol. 6) : Dirc Harpersz. van der Bynchorst met ledige hand (fol. 6v) : Jacob Dircxz. van der Binchorst (1472: te Heylo, L.H. 283, fol. 105) bij dode van zijn vader Dirc Harpersz. van der Binchorst (fol. 6v) : Jacob Bertelmeesz. na overdracht door zijn oom paternel Herper Jacobsz. (fol. 54) : Bertelmees Jacobsz. van Binchorst, onmondig, hulde door Willem Dircxz., bij dode van zijn vader (fol. 52) : Marijcke, weduwe van Dirck Maertsz., hulde door Allert Gerritsz., na overdracht door Harper Jacobsz. van der Binchorst als oom van Bartelmees Jacobsz., waartoe hij op Willem Dircxz. en Wouter Walicxz., ooms van zijn neef, machtigt (fol. 55v) : Aelbert Maertensz. te Heemskerck bij dode van zijn vader Maerten Diericxz., die het leen had geërfd van Maritgen, weduwe van Dyerck Maertsz. (fol. 61) : Willem Jansz. te Heemskercke na overdracht door Aelbert Martensz. aldaar. (fol. 74v) : Marijtgen Pietersdochter, broer: Jan Pietersz., bij dode van haar man Willem Jansz. te Heemskerck (fol. 82) : Jan Pietersz. bij dode van zijn zuster Maritgen Pietersdochter (fol. 88). Het leen 3 gesplitst in 3A en 3B. 3A. Het rietbos (1676: nu genaamd Duyffven) : Jonkheer Mathias van Bekesteyn, rentmeester: meester Roeloff van Kessel, doctor in de rechten te Alckmaer, na overdracht door Dirck Boot: procureur voor het Hof van Holland, namens Jan Pietersz. te Heemskerck. (fol. 90) : Jonkheer Theodorus Leonardus Cuyck van Mierop bij dode van zijn vader jonkheer Pieter Cuyck van Mierop, heer van Calslagen, die van vrouwe Hester van Sonnevelt en Calslagen o.a. een woning met 24 morgen land en het leen, dat enige malen niet is verzocht, had geërfd ( : scheiding van de boedel van jonkheer Pieter etc. door zijn kinderen jonkheer Theodorus Leonardus-, de kinderen van jonkheer Hugo François -, jonk- 2

3 vrouwe Hester -, jonkvrouwe Anna Philippina Cuyck van Mierop, gehuwd met jonkheer Abraham Heybroeck, (fol. 141v) en draagt het leen over aan vrouwe Petronella, douarière van der Myle, geboren baronesse van Wassenaer, vrouwe van Marquette, hulde door meester Cornelis Bosch, advocaat voor het Hof van Hollandt (fol. 144)). Zij vestigt op een hypotheek van gulden op al haar goederen ten behoeve van Coenraet van Heemskerk (fol. 162v). 3B. ½ morgen land : Dirck Cornelisz. te Heemskerck bij dode van zijn moeders vader Jan Pietersz. en draagt het leen over aan Adriaen Symonsz. aldaar (fol. 91) : Maritge Adriaensdochter, hulde door meester Symon Coddens, oud secretaris van de stad Beverwijck, (hiertoe gemachtigd door Laurens Jansz. en Maerten Jansz., oud schepenen aldaar als voogden van de kinderen van wijlen Adriaen Symonsz. Oudendijck) bij dode van haar vader Adriaen Symonsz. (fol. 92v) : Pieter Dircksz. van Buyren vernieuwd de eed voor Maritge Adriaensdochter (fol. 92v) : Jonkvrouwe Lijsbeth Gherijtsdochter van Assendelft (fol. 1 en 6). 1685/1686: Geertge Adriaensdochter, ongehuwd, te Heemskerck, hulde door Hessel Jansz. Bonckenburg, schout aldaar, volgens procuratie d.d , bij dode van haar zuster Maritge Adriaensdochter (fol. 153) : Thonis Michelsz. Vennewater te Eemskerk bij dode van zijn nichten Geertje Arijens en Aagjen Jans (fol. 164) : Thonis Bergen, onmondig, hulde door Adriaen Coevenhoven, schout te Heemskerk, namens zijn voogden Symon Dirks Oudendijk en Cornelis Claesz. Morsch, na overdracht door Jan Jansz. te Beverwijck namens Thonis Michiels Vennewater (fol. 164v). KATWIJK EN VALKENBURG 3 bis. Het hofgeld te Katwijk en in het ambacht Valkenburg : Jonkvrouwe Lijsbeth van Assendelft, gehuwd met Wynand van Aernhem, krijgt het leen ten eigen (L.H. 53, fol. 18v) LEIDERDORP 4. 3 morgen land genaamd de Bijescamp : Jan Dirc Gerijtsz. na overdracht door Jonis van den Zijl en krijgt het leen ten vrij eigen in ruil voor het leen 14 (fol. 18) morgen land, belend ten oosten: de heren van Sint Pancras met de Rietacker, ten westen: jonkvrouwe Yde, weduwe van Gerrit van der Does met de Cleyne Broecmade (1484: de kinderen van Costijn van der Does met de Broucmade), ten noorden: het gasthuis te Leyden en Dirc die Bruun met de Grote Broecmade, ten zuiden: de Doeswatering : Costijn van der Does Gerijtsz. na opdracht uit eigen, zoals zijn ouders het leen van de voorouders van de leenheer Arent van Leyenberch hielden (fol. 16v en 17) : Costijn van der Does met ledige hand (fol. 16v) : Dirc van der Does Costijnsz. (fol. 16v) : Willem van der Does bij dode van Dirc van der Does Costijnsz. (fol. 17). 3

4 : Ghysbrecht Willemsz. van der Does bij dode van zijn vader Willem van der Does (fol. 17). LISSE 5 bis. 3 morgen land, belend ten oosten: Dirck van der Speck, ten westen: Jacob Reynersz., ten zuiden: Simon Diggers, ten noorden: de banweg : Nibberick Lambertsdochter, hulde door Henric Florijsz. (Archief Grote Kerk Haarlem, inv. 186, fol. 18v) LUTJEBROEK 5 ter. Een stuk land te Littekebrouc : Deric Zibrantsz. met ledige hand (L.H. 42, fol. 69) MAASLAND 6. 3 morgen land in Gerijt Ravensland van de noordzijde in, tussen de Maesdijk en de weg, ten zuiden van de kerk : Willem Hey Petersz. van der Hoeve, te versterven op Aernt Willem Heyenz. van der Hoeve en bij kinderloos overlijden van deze op Jan Maeslant en zijn broer Willem Hey, elk met een helft (fol. 3) : Willem van der Hoeve, vermeld voor (fol. 3 en L.H. 115, cap. N.H., fol. 16). 7. Een hofstad met een huis en 4 morgen land te Burdijck, belend ten oosten: een woning die Claes de Bruyne in leen houdt van heer Jan van Polanen, ten noorden (1351: Dirc uyter Lier met een leen dat hij houdt van Jan van Groenevelde), ten westen (1343: Jan van den Hofdijck), ten zuiden de Sceede : Dirck uyter Lier, vermeld op (Nassau Domein Archief, inv. 6461, fol. 379v en fol. 298) : Dirc uyter Lier met ledige hand (L.H. 42, fol. 1) : Arnt Rotemuyl uyter Lier, vermeld op , dan gehuwd met Clemeynse Claes Vranckenzoonsdochter, en op (Nassau Domeinarchief, inv. 6424, fol. 120v en het oudste leenregister van Hodenpijl, fol. 20v). N.B. Het leen is na de dood van heer Jacob van der Binchorst in 1359 uit de leenkamer afgesplitst ten behoeve van een van zijn erfgenamen, stammend uit een zuster van de kinderloze heer Jacob, die ook van de Binchorst de lenen 3 bis, 5 bis, 10, 27 en 31 houdt. In 1430 is leenheer over het leen 7 Dirck van Aernhem 8. 3 lb uit de woning van Ghisekijn van Ammers in Bordijc : Claes van den Hoefdijc (L.H. 42, fol. 1). MOLENAARSGRAAF 9. 5½ morgen 2 hond land, vroeger gelegen, tussen Ghijsbert Jansz. en Aernt Egbertsz. 4

5 : Jan Scolp Petersz. voor 1426 (los ingestoken bij fol. 28) : Pieter Scolpe, gehuwd met Lysbeth, bij dode van zijn vader Jan Scolpe Petersz., met kwijtschelding van door oorlogsomstandigheden plaats gehad verzuim. (fol. 28). NAALDWIJK morgen land (1562: 24 morgen land, geldende 250 gulden per jaar) : Jonkvrouwe Lijsbeth Gherijtsdochter van Assendelf, in 1405 vermeld als gehuwd met Wijnant van Aernem (fol. 1 en 6, L.H. 56, fol. 117). N.B. Haar vader Gherijt van Assendelf bezit op en samen met heer Symon van Minden 20 morgen land op Ockenberghe te Rijswijk, dat door deze laatste op wordt verkocht voor diens helft, hij noemt zich dan heer Symon van der Binchorst, kanunnik van Sint Marie te Utrecht en is dan neef (cousin) van heer Reynier Dever, ridder. Het land is indertijd belast met een jaarrente van 5 pond door Jan van Mynden, die een oom was van heer Reynier Dever. Jan van Mynden was gehuwd met Hasekine, een dochter van heer Symon van Benthem, ridder, die als leenheer wordt vermeld van 1322 tot (fol. 3v, 10v en 25v, Karthuizerklooster bij Geertruidenberg, inv. 1, fol. 166 en 166v; A.M. Hulkenberg: Het huis Dever te Lisse, blz. 115 en 116) : Heer Dirc van Aernhem bij dode van zijn moeder (fol. 22) : Wijnand van Arnhem heer Dircxz. (fol. 22) : Vrouwe Margriet van Airnhem, vrouwe van Broeckhuysen (vermeld 1472 L.H. 283, fol. 105), na overdracht door haar broer heer Wijnant van Aernhem, ridder (fol. 22) : Vrouwe Margriet van Airnhem, hulde door Phillips Ruychrock van der Werve, met ledige hand (fol. 22) : Jonkvrouwe Adriana van Brochuysen, zoon: Wijnant Schellaert van Oppendorp, heer te Geysteren, bij dode van haar moeder vrouwe Margriete van Arnem, vrouwe van Brochuysen (fol. 45v) : Jonkheer Frederick Schellart van Opendorp, onmondig, hulde door zijn rentmeester Gerit van Lijnbeek, bij dode van zijn grootmoeder jonkvrouwe Adriana van Broeckhuysen (fol. 51v) : Frans Putz, schout van Guetzinger, krijgt 6 weken uitstel van verheffing ten behoeve van jonkheer Jan Schellart, heer van Guetzinger (fol. 64) : Jonkvrouwe Catharina Schouckaert van Schouwenburg, oud 14 maanden, dochter van de leenvrouwe Johanna van Barleymont, gehuwd met Willem Snouckaert van Schouwenburg, nadat het leen vervallen was omdat de jonkheren Jan - en Daem Schellart na het overlijden van hun vader Frederick Schellart van Obbendorp hebben geweigerd hulde te doen (fol. 70v). NOORDWIJK 11. 1½ morgen land, belend ten zuiden en ten noorden: de grafelijkheid, ten westen: Mertijn Sijmonsz. en strekkende op de Scheydewatering : Mechteld Jansdochter, gehuwd met Willem Dircxz. van Langevelt. (fol. 8) : Mechteld Jansdochter, gehuwd met Willem Dircxz. van Langevelt, met ledige hand (fol. 8). NOORDWIJKERHOUT 12. Een tijns (1472: 15 stuivers per jaar ten laste van het klooster ter Lee). 5

6 : Dirc Herpersz. van der Binchorst (fol. 6) : Dirc Harpersz. van der Binchorst met ledige hand (fol. 6v) : Jacob Dircxz. van der Binchorst bij dode van zijn vader Dirc Harpersz. van der Binchorst (fol. 6v en L.H. 283, fol. 105) : Jacob Bertelmeesz. na overdracht door zijn oom paternel Herper Jacobsz. (fol. 54) : Bertelmees Jacobsz. van Binchorst, onmondig, hulde door Willem Dircxz., bij dode van zijn vader (fol. 52) : Jan Claes Aellewijnsz. na overdracht door de voogden van Bertelmees Jacobsz. (fol. 55) : Claes Jansz. bij dode van zijn broer Cornelis Jansz., die geen hulde heeft gedaan omdat hij kort na zijn vader Jan Claes Aelwijnsz. is overleden (fol. 57v) : Cornelis Claesz., oom: Jan Paets, bij dode van zijn vader Claes Jansz., overleden in october 1562 (fol. 67) : Jan Claesz. van Lodesteyn bij dode van zijn broer Cornelis Claesz. (fol. 89) : Claes van Lodesteyn, onmondig, bij dode van zijn vader Jan van Lodesteyn, hulde door Salomon van der Waerdt, notaris te Leyden (fol. 90) : Doctor Niclaes Stockius, doctor in de medicijnen te Leyden, na overdracht door Willem van Ravesteyn volgens machtiging d.d verleden voor notaris Willem van Vreedenburch te Leyden door jonkheer Nicolaes van Lodensteyn aldaar, samen met het leen 28 voor 2150 gulden (fol. 100) : Jacob Willemsz. van Veen te Rhijnsburch na overdracht door doctor Nicolaes Stockius te Leyden samen met het leen 28 voor 2415 gulden (fol. 117v) : Dirck Cornelisz. van Swanenburch te Leyden na overdracht door Jacob Willemsz. van Veen te Rijnsburch (fol. 129) hond land op de Mors, vroeger belend ten westen: Henrick van Limmen, ten noorden: Hubrecht Hubrechtsz., ten zuiden: Pauwels Claesz., met bruikwaar, ten oosten: de heilige geest (1592: ten westen en zuiden: de Galileën van Monickedam, ten oosten: Jan Arentsz. met bruikwaar, ten noorden: Jeroen Anthonisz. met bruikwaar; 1649: ten zuidoosten en zuidwesten: de stad Monnickedam, ten noordwesten: Frans Barentsz. in de Swaen te Noortwijck, ten noordoosten: Claes Symonsz.) : Willem Geritsz. van Langvelt (fol. 46) : Jan Willemsz. van Langevelt bij dode van zijn vader Willem Gerritsz. van Langevelt te Hillegom (fol. 66) : Jacob Jansz. van Langhevelt bij dode van zijn vader Jan Willemsz. van Langhevelt (fol. 86) : Dirck Jacobsz. van Langhevelt bij dode van zijn vader Jacob Jansz. Langhevelt (fol. 94v) : Jan Jacobsz. Langevelt bij dode van zijn broer Dirck Jacobsz. Langevelt (fol. 96) : Jacob Jansz., Langevelt te Hillegom, onmondig, neef: Cornelis Pietersz. Glas, bij dode van zijn vader Jan Jacobsz. Langevelt (fol. 105v) : Jacob Jansz. Langevelt doet zelf hulde (fol. 105v). 13 bis. 2½ morgen land, genaamd de Ghisencamp, te Noyrtigerhout : Jonkvrouwe Lijsbet van Assendelf, die het land in achterleen geeft aan Willem heer Herbarensz. (fol. 6). 6

7 OUDSHOORN morgen land (1465: belend ten oosten: Pieter Claesz. ten westen: Willem Gerijt Roelofz.) : Jan Dirc Gerritsz. na opdracht uit eigen in ruil voor het leen 4, bij kinderloos overlijden te versterven op zijn bastaardbroer Adriaen (fol. 18) : Philips Adriaensz. bij dode van Jan Dircxz. (fol. 18) : Pieter Claesz., neef van de leenheer Dirc Poes, na overdracht door Phillips Adriaensz. (fol. 18). RIJSWIJK morgen land in de woning, waarop Philips die Bloet Oetziersz. woont, belend ten oosten: 7½ morgen land, die deze in leen houdt van de heer Hodenpijl, ten westen: diens allodiaal land, ten noorden: het ambacht van de Hage, ten zuiden: de hofstad van Jan Aerntsz. (1692: geleden ten noorden van de kerk) : Philips die Bloet Oedziersz. na opdracht uit eigen (fol. 3) : Philips die Bloet Oedziersz. met ledige hand (fol. 5) : Jonkvrouwe Katharina Philips Blotendochter, gehuwd met Jan van de Hage, bij dode van haar broersdochter Machteld Jan die Blotendochter (fol. 5v) : Jacob Cruesing, vermeld 1472 (L.H. 283, fol. 105) : Cornelis Cruesinck, ridder (fol. 42) : Jacob Philips Cruesincksz. bij dode van zijn vader Philips Cruesinck (fol. 43) : Frans Croesinck bij dode van zijn vader heer Cornelis Croesinck, ridder (fol. 47v) : Jonkvrouw Elisabeth Croesincx, gehuwd met Roeloff van Dongen, bij dode van haar broer François Croesinck (fol. 56v) : Henrick Croesinck, heer van Benthuisen, bij dode van zijn tante Elisabeth Croesinck, gehuwd met heer Roelof van Dongen, ridder (fol. 60v) : Henrick Croesinck met ledige hand (fol. 60v) : Jonkvrouwe Sanderina Croesinck, gehuwd met meester Gerrit van Wingaerden, bij dode van haar broer jonkheer Jacob Croesinck (fol. 83v) : Jonkvrouwe Jacomina van Wijngaerden, vader: jonkheer Geraert van Wijngaerden, heer van Benthuysen en Soetermeer, president van het Hof van Hollant, bij dode van haar moeder jonkvrouwe Sanderina Croesinck (fol. 86) : Meester Cornelis van der Laen na overdracht door Leonardt Ketting, namens jonkvrouwe Jacobmina van Wijngaerden, gehuwd met jonkheer Henrick Thuyl van Seroskercke, heer van Stavenesse (fol. 92) : Jonkvrouwe Magdalena van der Laen, oom: Adriaen van der Laen, rentmeester van Rijnland, als gemachtigd d.d voor Nicolaes Bosveldt, secretaris van de weeskamer van Haerlem, tevens tot het verheffen van 7½ morgen land te Rijswijck, leenroerig aan de graaf, bij dode van haar vader jonkheer Cornelis van der Laen (fol. 115v) : Meester Ysbrand de Bije, raad en vroedschap te Leyden, bij dode van zijn nicht Magdalena van der Laen (fol. 162). 16. De helft van de woning van Willem van der Burch aan de westzijde (1327: vermeerderd met 1 morgen aan de oostzijde) tussen de Brede weg en de Hoeve (1482: de helft van 14 morgen and met huis en geboomte), belend ten westen: Jan die Buyser 7

8 (1533: de etfgenamen van meester François Coebel), ten oosten: de weg en het Gheerkijn : Willem van der Burch na opdracht uit eigen (fol. 10v) : Andries van der Burch bij dode van zijn broer Willem van der Burch (fol. 10v) : Andries van der Burch breidt het leen met 1 morgen uit (fol. 10v) : Willem van der Burch (L.H. 23, fol. 35) : Jonkvrouwe Hildewaer Andriesdochter van der Borch bij dode van haar broer Willem Andriesz. (L.H. 42, fol. 11v) : Jan Overvoert bij dode van zijn moeder jonkvrouwe Hildewaer (fol. 10v) : Clemeyns Jansdochter van Overvoert, gehuwd met Claes van der Borch (fol. 10v) : Kerstant Claesz. van der Burch, vermeld op (fol. 5, 9 en 10v) : Mathijs die Buyser na overdracht door Kerstant Claesz.van der Borch, vermeld als tollenaar te Geervlyet op , en op (fol. 5v en 18v) : Jan Buyser Mathijsz., vermeld in 1473 (L.H. 283, fol. 105v en 133) : Jan die Buyser bij dode van zijn vader Mathijs die Buyser (fol. 41) : Meester Dirc van Rijswijc, raad, na overdracht door Jan die Buyser (fol. 41v) : Jonkvrouwe Christina Dirxdochter van Rijswijck, gehuwd met meester François Kwebel (fol. 43v) : Dirc Coebel bij dode van zijn vader Franchois Coebel, raad in Holland, en draagt het leen over aan zijn zuster jonkvrouwe Katherijne, gehuwd met Franchois van der Wijele (fol. 52v en 53). Het leen 16 gesplitst in 16A en 16B. 16A. De mindere helft van 7 morgen land, (1650: 5 morgen 95 roede), belend ten oosten: het Geerken, (1574: de Haechof herenweg), ten westen: meester Cornelis de Jonge, heer van Baertwijck, ten noorden: de Houf of de kade (1650: 2 morgen land in leen gehouden door Rochus Pietersz. van de grafelijkheid), ten zuiden: de Laecksloot, (1650: tegenover het leprooshuis) : Pieter Zegersz. vleeshouwer in den Hage na overdracht door Louris Cornelisz. Taelman aldaar namens Catharina Coebels, weduwe van François van der Wijele (fol. 66), wordt vermeld op (fol. 77) : Claes Meynssen, zoon: Zeger Pietersz., bij dode van haar man Pieter Zegersz. in den Hage (fol. 79v) : Haddeman Pietersz. bij dode van zijn moeder Claes Meynssen (fol. 81v) : Zeger Pietersz. Vem na overdracht door zijn broer Haddeman Pietersz. Vem (fol. 82v) : Pieter Zeghersz. bij dode van zijn vader Zegher Pietersz. (fol. 89) : Clementia Zeghersdochter, gehuwd met Peter Henricxz. Smout, bij dode van haar broer Pieter Zeghersz. (fol. 117) : Rochus Pietersz. Smout te s Gravenhage bij dode van zijn moeder Clementia Zegersdochter (fol. 106v) : Pieter van Boschuysen, onmondig, vader: Lodewijck Boschuysen te s Gravenhage, na overdracht door Rochus Pietersz. ( : Rochus Smout, Cornelia Smout, weduwe van Pieter Nobel, Maria Smout, gehuwd met Henrick Schenckaert, Cornelis - en Pieter van Bladen, meerderjarige kinderen van wijlen Catharina Smout en meester Henrick van Bladen, advocaat voor het Hof van Holland, en Cornelis Hijselendoorn, procureur voor dit Hof als voogd van de minderjarige kinderen uit dit huwelijk, allen erfgenamen van Pieter 8

9 Henrix Smout, verkopen Pieter van Boschuysen dit leen plus 2 morgen leen van de grafelijkheid erbij gelegen. (fol. 106v)) : Berthout Regenbooch te s Gravenhage na overdracht door Lodewijck Boschuysen namens zijn zoon Pieter te s Gravenhage (fol. 114v) : Hendrick Regenboogh, juwelier en goudsmid te s Gravenhage, bij dode van zijn vader Barthout Reghenboogh (fol. 152). 16B. 3½ morgen land (1612: 3 morgen 5 hond 69 roede met huis, 1641: 4 morgen 24 roede met het huis Witsenburg), belend ten zuiden: de cruyswagenweg die recht in het dorp van Rijswijck loopt, ten westen: meester Cornelis de Jonge van Ghijssendam), ten noorden: over de Broucksloot tot aan Baertwijck, (1641: jonkheer Jacob de Bruxelles, heer van de Laecksloot en het land van Pieter Zegersz. (1641: gelegen op de hoek van de Cruysweg) : Nicolaes van der Wijele na overdracht door zijn moeder Catharina Cobels, weduwe van Franchoys van der Wijele, geassisteerd door Willem van der Werve, leenman van Holland, vermeld als schoonbroer van de leenheer Jacob Snouckaert op en als ontvanger van de exploiten van het Hof van Holland op (fol. 76v, 79v en 80) : Francois Claesz. van der Wijele, onmondig, neef: Jacob Stalpert Augustijnsz., bij dode van zijn vader Nicolaes van der Wijele (fol. 83) : Francois Claesz. van der Wijele doet zelf hulde. (fol. 85v) : Jan Cornelisz. Wittenburch na overdracht door Johan van der Wiele Cornelisz., die er een jaarrente van 86 lb uit behoudt, welke op 1626 door de weduwe van Mathijs van Thien wordt afgelost aan J. de Wiele de Werve (fol. 87v) : Melchior Weyntges, brouwer te Delft, na overdracht door Jan Cornelisz. Wittenburch (fol. 88) : Cornelis Jacobsz. Spancker na overdracht door Hillebrant Jacobsz. te Delft namens Melchior Weyntges en vestigt d.d ten behoeve van Judith Henrickxdochter een hypotheek op het leen van 2000 lb groot Vlaams (fol. 89v en 90v) : Jan Crijnsz. van s Gravenmade na overdracht door meester IJsack van Thije, die een deel van de koopsom ontvangt als een rente van 250 gulden, afgelost op Hij belast het leen d.d met een hypotheek van 1400 lb groot Vlaams ten behoeve van Catharina Vermeeren, weduwe van meester Nicolaes van der Burch, advocaat voor het Hof van Hollant (fol. 97 en 103v) : Dirck Meusz. van Ackersdijck te Vlaerdingerambacht na verkoop bij executie wegens de hypotheek ten behoeve van meester Ysaack van Thye en belast het leen met een hypotheek van 2000 lb ten behoeve van Cornelia den Otter, afgelost aan Cornelis van der Hoogh (fol. 110). Het leen 16B gesplitst in 16C en 16D. 16C. 3 morgen land : Cornelis van der Hooch, rentmeester van de prins de Ligne als heer van Wassenaer, na overdracht door Dirck Meusz. van Ackersdijck te Vlaerdingerambacht voor 2500 gulden (fol. 118v). Het leen 16C gesplitst in 16E en 16F. 16E. De zuidelijke helft van 3 morgen land, belend ten westen: meester Gerardt Graswinckel. 9

10 : Meester Gerardt Graswinckel na overdracht door Cornelis van der Hooch, rentmeester van de baronie van Wassenaer (fol. 123v) : Meester Engelbrecht Graswinckel, advocaat voor het Hof van Hollandt, bij dode van zijn vader meester Gerrit Graswinckel, secretaris van s Gravenhage (fol. 140v) : Meester Willem Graswinckel bij dode van zijn broer meester Engelbrecht Graswinckel, ontvanger te Breda (fol. 158). 16F. De noordelijke helft van 3 morgen land, belend ten westen: Hillebrant van Wouw : Hillebrant van Wouw na overdracht door Cornelis van der Hooch (fol. 125v) : Albertus van Wouw te s Gravenhage bij dode van zijn vader Hillebrant van Wouw (fol. 161). 16D. Het huis met erf en 1 morgen 24 roede land : Jacob Jansz. Gardin na overdracht voor 4400 gulden door Dirck Meusz. van Ackersdijck en vestigt een hypotheek op het leen van 3000 lb ten behoeve van Mateus Gael te Delft, borgen Jan Ariensz. Gardijn en Jacob Ariensz. Oosthoorn. (fol. 120). Deze hypotheek komt op aan Isaack van Son, brouwer in de Verkeerde Werelt te Delft na overdracht door Cornelis Gael als erfgenaam van zijn broer Matheus Gael, volgens diens testament verleden d.d voor notaris Johan van Ruyve te Delft en draagt d.d deze over aan Jacob Houckgeest te s Gravenhage (fol. 131 en fol. 134v). ( : Franck Pietersz. van Adrichem, gehuwd met Leentge Jans van s Gravenmade, weduwe van Jacob Jansz. Gardijn, verklaart dat de boedel van deze laatste met meer lasten dan baten is bezwaard, fol. 137). ( : Meester Willem van der Hove, advocaat voor het Hof van Holland, zon van wijlen doctor Jan van der Hove, schepen te s Gravenhage, en van wijlen Eva Cray, dochter van Catharina van Cranenburch, die erfgename was van Jan van Hoeckgeest, stelt zekerheid op de schuldbrief van 3000 gulden d.d en van 1000 gulden d.d ten behoeve van Catharina Jansdochter, fol. 150) : Adriaen Jacobsz. Gardijn, oud 15 jaar, behouden oom: Leendert Jansz., bij dode van zijn vader Jacob Jansz. Gardijn (fol. 130v) : Adriaen Jacobsz. Gardijn te Delfgauw, nadat na de dood van zijn vader Jacob Jansz. Gardijn eerst zijn moeder Leentje Jans en na haar dood haar tweede man Franck Pietersz. van Adrichem te Rijswijk het leen zonder boedelscheiding hadden gebruikt, waarna op voor notaris Johan Bout te Rijswijk scheiding plaats gevonden heeft tussen hem, zijn broer en stiefvader en draagt het leen over aan zijn broer Jan Jacobsz. Gardijn te Rijswijk (fol. 155). ( : Jan Jacobsz. Gardijn, wonend op Witsenburg, mag bij testament over zijn lenen beschikken, fol. 165) : Vrouwe Constantia van den Hove, weduwe van meester Gerard Graswinckel, secretaris van s Gravenhage, na overdracht door Jan Jacobsz. Gardijn, wonend op het huis Witsenburg met 500 roede warmoesland, mits het tuinhuis niet verhuurd zal worden of tot tapperij ingericht (fol. 159v) ½ morgen land ten dele (1438: 1½ morgen) gemeen met de pape uter Haghe in de Werfkamp (1441: gemeen met het kapittel van de kapel in der Haghe, strekkende aan de Brede weg), ten dele aan de Brede weg, ten dele naast de middelre made aan de noordzijde, belend ten westen: de pape uter Haghe : Hughe van den Hoflande, bij kinderloos overlijden te versterven op de nakomelingen van Dirc van den Hoflande (fol. 3v). 10

11 : Vriese Willem Heyenz. doet afstand van zijn rechten op het leen, dat zijn tante (= stiefmoeder?) Machteld, weduwe van Willem Heyen houdt, ten behoeve van zijn broer Jan van Louwen, behalve als deze kinderloos zou overlijden. Voor Vriese Willem Heyenz. zegelt zijn neef (cousin) Jan van der Hoeve (fol. 3) : Vrieze Willem Heyenz. van der Hoeve krijgt 2½ morgen ten vrij eigen en draagt deze over. aan Florijs Jan Ghisenz., nog 3 ½ morgen die hij overdraagt aan meester Jan Woutersz. en draagt de rest van het leen over aan meester Jan Woutersz. (fol. 4), te versterven op diens oudste broer (Delftse Statenkloosters, Koningsveld, inv. 67) : Jacob Woutersz. krijgt het leen ten eigen (Koningsveld inv. 67) ½ morgen land, belend ten oosten: Dirc van Alphen met land, dat hij in leen houdt van de erfgenamen van de vrouwe van Wateringe (1...: de jonkvrouwen van den Sijl), ten westen: Aernt Coenraetsz. met land, dat hij in leen houdt van Jan van der Bynchorst, jonkvrouwe tot Leyenberch (1...: dat Sijmon van der Does in leen houdt), ten noorden: de Vlietweg, ten zuiden: de Zwet : Thyeman Bertholomeusz. (fol. 15) : Henric Bartholomeusz. (fol. 15) : Dirc Claesz. na overdracht door Henric Berthelmeusz. (fol. 15) : Clais Dircz. en Pieter Dircxz. bij dode van hun vader Dirck Claesz. en dragen het leen over aan Dammas Doedenz., die als leenman in 1472 wordt vermeld (fol. 15 en 38 en L.H. 283, fol. 105) ½ morgen land in de Hoec, strekkende langs de woning die vroeger van Dirc Nagel was, naast de 4 morgen land, die Peter Heyenz. in leen hield van heer Jacob van der Binckhorst ½ morgen land in Rijswijk (1437: in de Hoek in de woning van wijlen Dirk Nagel; 1472: waar Dammas Doedenz. op woont; naast 4 morgen, die Pieter Heinenz. hield van Jacob van de Binkhorst, ridder) : Dirk van Alphen, beleend door Jan van Teilingen, vrouwe van Wateringen, zoals Nikolaas van Oudenburg, zijn vader, die hield van heer Jacob van Rosenburg, haar oom, fol. 11 (op 1463!) : Dirc van Alphen, vermeld (fol. 15) : Dirc van Alphen Hugez. met ledige hand (fol. 23v) : Maarten Willemsz. voor Rissent, dochter van Dirk van Alphen, fol : Russent Dircxdochter van Alphen (fol. 23v) : Mercijn Willemsz. bij dode van zijn moeder Russent (fol. 23v) : Willem Mercijnsz. bij dode van zijn vader Mercijn Willemsz. (fol. 23v). N.B.: Cartularium van Joost en Arent Sasbout, dat dateert van de zestiende eeuw. Het is thans aanwezig in het Rijksarchief in Gelderland, Huisarchief Rosendaal, nr ½ hond land in de woning, waarop Willem van Leeuwen Ghijsbrechtsz. woont, aan de noordzijde van de laan tussen de werf en de weg, belend ten noorden: de zusters van Sint Margrieten, ten oosten: de weg, ten zuiden: Willem van Leuwen Ghijsbrechtsz. en ten westen: Claes Claesz : Willem van Leuwen Ghijsbrechtsz. (fol. 26v). 11

12 VOORBURG 21. 4½ hond land op de Vroensloot met huis en hofstad, belend ten oosten en zuiden: de heerstraat, ten westen: Peter Petersz. (1597: Adriaen van Leeuwen, 1658: Diederick van Leeuwen), ten noorden: Jan Coep (1597: Adriaen van Leeuwen, 1658: Adriaen van Leuwen) (1566: bij de Geestbrug) : Gerijt van Seyst (fol. 9) : Gerijt van Seyst met ledige hand (fol. 9) : Wouter Jansz. na overdracht door Wermbout Claisz. (fol. 9) : Jan Woutersz., onmondig, bij dode van z.ijn vader Wouter Jansz. (hij sterft onmondig op , fol. 9) : Dirc Jansz. (fol. 9 ) : Cornelis Dircxz., onmondig, bij dode van zijn vader Dirc Jansz. (fol. 9) : Jan Dircxz. bij dode van zijn broer Cornelis Dircxz., vermeld op (fol. 9 en 18v) : Jonkvrouwe Christina Dircx van Rijswijcksdochter, gehuwd met Franchois Kuebel, advocaat van het land van Holland (fol. 44) : Joost van Oudelant, onmondig, oom: Dirck Coebel, bij dode van zijn moeder jonkvrouwe Anna Coebels (fol. 52v) : Dyericq Coebel van der Loo, heer van Sint Hubertsrecht, bij dode van zijn neef Joost van Auwelande (fol. 62v) : Franchois van Persijn na overdracht door Dirck Coebel van der Loo (fol. 72) : Meester Dierick van Leuwen, raad in het Hof van Hollant, na overdracht door Franchois van Persijn (fol. 84v) : Adriaen van Leeuwen, onmondig, oom: Phillips Dubbleth, rekenmeester in Holland en ontvanger generaal der verenigde provinciën, bij dode van zijn vader Dirck van Leeuwen, raadsheer in de Hoge Raad van Holland (fol. 88v) : Diderick van Leyden gesecht Leeuwen bij dode van zijn oom Adriaen van Leyden gesecht Leeuwen (fol. 127). 1684/1686: Adriaen Wilhelm van Leyden van Leeuwen, onmondig, oom: Jacob Paets, secretaris van de weeskamer van Leyden, bij dode v an zijn vader Didericq van Leyden van Leeuwen, ambassadeur in Engeland (fol. 152v) : Pieter van Leyden van Leeuwen bij dode van zijn broer Adriaen Wilhelm van Leyden van Leeuwen (157v) hond land, belend ten westen: heer Symon van Teylinghe (1...: Willem Philipsz.), ten oosten: Aernd van Voirburch met de andere helft van het land (1...: Peter Stugge), ten zuiden de Vliet (1446: de hanwatering) en ten noorden: de weg (1446: s graven heerweg) : Willem van Voirburch na opdracht uit eigen, vermeld op (fol. 15 en 17v) : Beatrijs Willemsdochter van Voirburch, gehuwd met Jacob van die Hante (fol. 17v) : Beatrijs Jacobsdochter bij dode van haar moeder (fol. 29) : Jacob Jan die Koxz. bij dode van zijn moeder Beatrijs Jacobsdochter (fol. 29) : Gerijt Dircxz., gehuwd met Lijsbeth Dircxdochter, na overdracht door Jacob Jan die Koxz. vermeld op (fol. 29 en 36). 12

13 : Yeve Gerijtsdochter, gehuwd met Boudijn Willemsz., bij dode van haar vader Gerijt Dircxz. (fol. 29; 1472 vermeld als Yef, weduwe van Boudijn Willemsz., L.H. 283, fol. 105; Kloosters in Delfland, Onze Lieve Vrouw in Nazareth, inv. 12) : Huyge Bouwensz. bij dode van zijn moeder Yeve Gerijtsdochter (fol. 29). (ongedateerde aantekening dat Willem van der My en zijn moeder Hildewaer het leen houden, fol. 17v) : Het convent van Onze Lieve Vrouwe der Regularissen te Nazareth krijgt het leen ten eigen na koop van Huych Bouwenz. te Leyden. Met het zegel van de leenheer Ludowijck Poes, heer van de Binchorst: een dwarsbalk, midden boven vergezeld van een spitsruit (Nazareth, inv. 12) hond land op de Burch, gemeen met 2 morgen 2 hond land, die Philips van der Does in leen houdt van heer Aelbrecht van der Wateringe, belend ten westen: Heer Hubrecht van Leyenberch, ten noorden: s graven heerstraat, ten oosten: Willem van Voirburch, ten zuiden: de Vliet : Heer Symon van Mynden, vermeld op (Nassau Domein archief, inv. 6525, fol. 348) : Symon Dircxz. van Groenevelt, vermeld op en (fol. 6 en 11) : Jan Symon Dircsz., vermeld op (fol. 10v, fol. 27, het leen is hierbij niet omschreven) : Aernt van der Does, te versterven op zijn oudste dochter (fol. 19) : Mergriet Aerntsdochter van der Does, gehuwd met Henric van Hout, bij dode van haar vader Aernt van der Does (fol. 19) : Heer Cornelis Cruesinck, ridder en houtvester, bij dode van zijn moeder jonkvrouwe Margriete van der Does (fol. 47) : Jacob Cruesinck, heer van Benthuysen, bij dode van zijn vader heer Cornelis Cruesinck, ridder (fol. 47v) morgen land, belend ten zuiden: de heerweg, ten noorden: de middelweg, ten oosten: Konegont Petersdochter en ten westen: Gerijt Potter : Symon van der Does na opdracht uit eigen in ruil voor het leen 37 (fol. 13) : Jonkvrouwe Lijsbeth Symonsdochter van der Does en draagt het leen over aan haar oom Aernt van der Does, die het ten vrij eigen krijgt in ruil voor het leen 36 (fol. 13v). 25. Een derde deel van de woning, die vroeger van ver Swaentge was, van de oostzijde in, met het voirhoeft, dat er aan het einde van ligt bij de Broecksloot, strekkende tot de Binckhorsterlaan : Gerijt van Vlaerdingen vermeld op (fol. 14v en 15) hond land onder de Binchorst : Doede Pietersz. (vermeld 1472, L.H. 105, fol. 283). VOORHOUT morgen land (1562: 80 morgen geldende 400 à 500 gulden per jaar) bij het huis Teylinc : Jonkvrouwe Lijsbeth Gherijtsdochter van Assendelft (fol. 1 en 6). 13

14 De overige beleningen zijn gelijk aan die van het leen ½ morgen land genaamd Gijsencamp, belend ten oosten: (1589: het kapittel van Hoghelande te Leyden, 1655: Dirck Cornelisz. van Swanenburch), ten zuiden: (1589: de schousloot), ten westen: (1589: Willem Willemsz. Hofftuyn te Reynsburch en Jacob Jacobsz. te Voorhout, 1655: Jan Cornelisz. Hoeckman en de weduwe van Willem Hofftuyn) en ten noorden: (1598: de Elstgheestweg) : Willem heer Herberensz. van der Binckhorst (fol. 6) : Dirc Herpersz. van der Bynchorst (fol. 6). De overige beleningen zijn gelijk aan die van het leen 12. VOORSCHOTEN morgen land met huis, belend ten zuiden de heerstraat en ten noorden: de watering : Peter Geylenz. na opdracht uit eigen (fol. 7) : Fyen Dircxdochter van Rijn (fol. 7) : Bertholomeus van Rhijn (fol. 7) : Alijt van Rijn bij dode van haar vader Bertholomeus van Rhijn, zij blijkt getrouwd te zijn met Pieter Claesz. de Blinde op (fol. 7v en Nazareth, inv. 12) : Alijt Bertholomeusdochter, gehuwd met Pieter Claes die Blinde, krijgt het leen ten vrij eigen in ruil voor het leen 42 (fol. 7v). WASSENAAR 30. Een weide, genaamd de Noortwey, met de hoogte en het duintje er aan gelegen, belend ten noorden: de heerweg, ten oosten: Dirck van Zwieten Willemsz. met hoog zaailand, ten westen: Dirck van Zwieten Willemsz. met de laan van zijn huis : Dirck van Zwieten, raad van Holland, na opdracht uit eigen in ruil voor het leen 1 (fol. 42). WATERINGEN 31. Een koren- en smaltiende, genoemd Stompersdijc (1562: koren- en smaltiende te Naaldwijk, geldende jaarlijks 200 gulden) : Jonkvrouwe Lijsbeth Gherijtsdochter van Assendelft (fol. 1 en 6). De overige beleningen zijn gelijk aan die van het leen 10. T WOUD morgen land, die in leen gehouden werden van heer Jacob van Mierlaer op de Hernesse in de zate van Dirc van den Woude aan de oostzijde van de woning tot aan de Zwet, in het ambacht van heer Jacob van Mierlaer, ridder (1379: van Jan, vrouwe van der Binchorst). Belend ten noorden: (1536: de Zwet), ten zuiden: (1536: Jan Aemsz. van der Burch, 1633: Heyman Jacobsz., 1684: Job Cornelisz. van Schie), ten oosten: (1536: het land genaamd de Veen, 1684: Pieter Ariensz. Dycxhoorn met bruikwaar), en ten westen: (1536: de zusters van Vlaerdingen en Pieter Jansz. van 14

15 Groenevelt, 1633: de erfgenamen van Phillips Jacobsz. te Delft, 1684: de weduwe van Ysbrant Phillipsz. van der Meer en Maerten Meerman) : Russen Jan Hughenzoonsdochter (L.H. 42, fol. 2) : Clais Bairntsz. met ledige hand (L.H. 42, fol. 2) : Pieter Phillipsz. van Beest na overdracht door zijn moeders vader Claes Berntsz. (fol. 11) : Mechteld Pieter Phillipszoonsdochter bij dode van haar vader (fol. 11) : Mechteld Pieter Phillipszoonsdochter met ledige hand, op vermeld als weduwe van Boudijn Vranckez. (Delftse Statenkloosters, Sint Agatha, inv. 137) : Vranc Boudijnsz. bij dode van zijn moeder Machteld Pietersdochter, te versterven op zijn zoon Boudewijn, gewonnen bij Baerte Florijnsdochter (fol. 11v) : Boudewijn Vranckenz. bij dode van zijn vader Vranc Boudijnsz. (fol. 12) : Joost Aemsz. en zijn broer Jan Aemsz. na overdracht door Boudewijn Vranckenz., elk met een helft (fol. 12v) : Joest Aemsz. verklaart dat zijn leen per jaar 7 pond hollands en een vette gans opbrengt (fol. 40) : Joest Aemsz. na overdracht door zijn broer Jan Aemsz. met diens helft (fol. 50v) : Meester Joest Aemsz. van der Burch, raad ordinaris des keizers te Brussel, bij dode van zijn vader Joest Aemsz. van der Burch, hulde door meester Cornelis Barthoutsz. (fol. 57v) : Sasbout Boeckelsz. van der Burch, burgemeester te Delft, bij dode van meester Joest Aemsz. van der Burch, raad ordinaris (fol. 77) : Jonkvrouwe Maria Duyst van Voorhout bij dode van haar man meester Joest Aemsz. van der Burch, raad ordinaris te Brussel. Zij machtigt op voor burgemeesters, schepenen en raad van Brussel Frederick Ottensz. dit leen, benevens lenen gehouden van Polanen, Wateringe en de grafelijkheid, te verheffen (fol. 78v) : Dirck Dircxz. van Zanten te Delft na overdracht door Sasbout Beuckelsz. van der Burch (fol. 80v) : Cornelis Lenertsz. wonende op t Woudt na overdracht door Dirck Dircxz. van Santen te Delft. (fol. 85) : Heyman Jacobsz. als erfgenaam van Cornelis Lenaertsz. (mede-erfgenaam is Lenardt Cornelisz. fol. 95v) : Maritge Cornelisdochter, zoon: Lenert Cornelisz. bij dode van haar man Heytman Jacobsz. (fol. 99v) : Jan Heymansz. van der Hoeve bij dode van zijn moeder Maertge Cornelisdochter (fol. 103) : Huych Jansz. van der Houff, oud 32 jaar, bij dode van zijn vader Jan Heymansz. van der Houff (fol. 128v) : Job Cornelisz. van Schie op de Watersloot buiten Delf na overdracht door Huych Jansz. van der Houff (fol. 151v) : Adriaen Jacobsz. Gerdijn bij dode van zijn schoonvader Job Cornelisz. van Schie (fol. 163v). ZOETERMEER morgen land, belend ten noorden: het meer, ten westen: de weg, ten zuiden: Mees Dircxz. en ten oosten: Willem Woutersz : Willem Woutersz. (fol. 3). 15

16 ZOETERWOUDE morgen land buiten de stad Leyden, belend ten westen: de heren van den Hogelande en meester Andries met kapelrieland (1481: de erfgenamen Gerijt Heerman en Willem van Bosschuysen), ten zuiden: Gerijt die Goudsmit, ten oosten: Gerijt Heerman en Yde van der Brugge, ten noorden: Jacob Rijswijc : Huge van der Brugge, vermeld op (fol. 4 en 21) : Sophie van der Brugge, bij dode van haar broer Huge van der Brugge (fol. 21) : Willem van Zweten, behoudens de lijftocht van zijn moeder jonkvrouwe Katrijn, zoon van een broer van de leenheer Dirc van Zweten, na overdracht door Sophie van der Brugge, gehuwd met Peter Jorgelsz., vermeld op (fol. 6v en 21) : Huge van Zwieten, bastaard, na overdracht door zijn vader Huyge van Zwieten (fol. 29v) : Huge de bastaard van Zwieten Hugez. krijgt het leen ten vrij eigen in ruil voor het leen 35 (fol. 40v) : Jonkvrouwe Margriete sterft in 1511 (fol. 19) morgen land met huis en potinge, belend ten oosten: de abdis van Reynsborch, ten westen: de zelfde abdis en Symon Zijmonsz., ten zuiden: de weg van Stompick en ten noorden: Huge bastaard van Zwieten Hugez. (1596: Nicolaes van Diemen, 1643: de erfgenamen van Cornelis Huygenz.) : Huge de bastaard van Zwieten Hugez. na opdracht uit eigen in ruil voor het leen 34 (fol. 40v) : Appelonie Huyge van Zwietendochter bij dode van haar vader Huyge van Zwieten (fol. 49v) : Jonkvrouwe Agneta de Groete, gehuwd met meester Johan Engelsz. van Lesaen, raadordinaris van het Hof van Holland, bij dode van haar moeder jonkvrouwe Appolonia van Zwijeten (fol. 79) : Bartholomeus van Diemen bij dode van zijn zuster jonkvrouwe Agnete de Groot (fol. 85) : Nicolaes van Diemen bij dode van zijn vader Bartholomeus van Diemen (fol. 87) : Evert van Diemen bij dode van zijn broer Nicolaes van Diemen (fol. 88v) : Arent Cornelisz. na overdracht door Evert van Diemen (fol. 88v) : Cornelis Huygensz. van Rhijn (fol. 98) : Reyn Cornelisz. van Rhijn bij dode van zijn vader Cornelis Huygensz. van Rhijn (fol. 98) : Reyn Cornelisz. van Rhijn krijgt het leen ten vrij eigen (fol. 99) morgen land (1472: 6 morgen verdolven land) in Tedingerbroec, belend ten oosten: Peter van der Damme (1548: Huych Pietersz., 1628: jonkheer Diederick van Alckemade, de erfgenamen van Jacob Jacobsz., Henrick Bugge e.a.), ten westen: Jan Zijbrantsz. (1548: Huych Pietersz., 1648: de molensloot), ten noorden: de erfgenamen van Gijsbert Dirc Petersz., (1548: de dijk, 1628: de Vliet) en ten zuiden: de weg (1548: de Veenweg) : Aernt van der Does na opdracht uit eigen in ruil voor het leen 24 en voor Dilbouts woning, die hij in leen hield en ten vrij eigen kreeg, te versterven op zijn jongste dochter Mergriet en bij haar kinderloos overlijden op zijn kleinzoon Jan Heerman (fol. 13v en 19). 16

17 : Mergriet Aerntsdochter van der Does, gehuwd met Henric van Hout, bij dode van haar vader Aernt van der Does (fol. 19, zij blijkt in 1472 gehuwd te zijn met Jacob Cruesing, L.H. 283, fol. 105 en overlijdt in 1511) : Heer Nicolaes Croesinck heeft het leen niet verheven (fol. 19) : Elisabeth Croesinc heer Nicolaesdochter, gehuwd met heer Roelof van Dongen, bij dode van haar grootmoeder jonkvrouwe Mergriet van der Does (fol. 59v), (zij overlijdt ) : Heynrick Croesinck, heer van Benthuysen, bij dode van zijn tante Elisabeth Croesinck (fol. 60v) : Jonkvrouwe Sanderina Croesinck, gehuwd met meester Gerrit van Wingaerden, bij dode van haar vader Jacob Croesinck (fol. 83) : Jonkvrouwe Emmerentiana van Wijngaerden, vader: jonkheer Geraert van Wijngaerden, heer van Benthuysen en Soetermeer, bij dode van haar moeder jonkvrouwe Sanderina Croesinck (fol. 86v) : Jonkheer Diederick van Alckemade na overdracht door jonkvrouwe Emerentiana van Wijngaerden, gehuwd met jonkheer Godert van Rede, heer van Nederhorst (fol. 93) : Jonkheer Christiaen van Alckemade, onmondig, hulde door jonkheer Johan van der Nieuwburch, bij dode van zijn vader jonkheer Diederick van Alckemade (fol. 102v) morgen 4 hond in Bertelmees Wilthoensland in Tedingerbroec, belend ten noorden: de Vliet, ten zuiden: de Watersloot : Geryt van Vlaerdinge, vermeld op (fol. 13 en 15) : Symon van der Does na overdracht door Philips Costijnsz. en krijgt het leen ten vrij eigen in ruil voor het leen 24 (fol. 13) morgen in Zibrantsland, van de oostzijde in, in Tedingerbroec, belend ten noorden: de Vliet, ten zuiden: de Watersloot : Gerijt van Vlairdinge, vermeld op (fol. 13 en 15) : Philips Costijnsz. (fol. 13) : Adriaen Phillips Costijnszoonsdochter, gehuwd met Jan die Witte Louwerijs Danielsz. bij dode van haar vader Philips Costijnsz. (fol. 14) : Bertolomeus van Noyrde Jansz. na overdracht door Adriaen Phillips Costijnszoonsdochter, gehuwd met Jan die Witte (fol. 14) : Dammas Pieter Sysmansz. na overdracht door Bertolomeus van Noorde Jansz. (fol. 14) morgen land in Tedingerbroec (1440: tussen de Notorperweg en de Watersloot), belend ten westen: (1455: het godshuis van Nootdorp), (1473: op den Nyewenveen) : Jacob Willemsz. (fol. 25v) : Jacob Jansz. (fol. 25v) : Claes Heyn Aerntsz. na overdracht door Jacob Jansz. (fol. 25v) : Heyn Aerntsz. te Delf bij dode van zijn broer Claes Heyn Aerntsz. (fol. 39) : Louwerijs Henricxz. te Delf bij dode van zijn vader Heyn Aerntsz. (fol. 39 en L.H. 283, fol. 105) : Jan Woutersz. mitter Os na overdracht door Lourijs Heynrijcksz. (fol. 19v) : Wouter Jansz. mitten Osse bij dode van Jan Woutersz : Hillegont Willemsdochter van Catte bij de Loer, gemachtigde: Screvel van Diemen d.d voor schepenen van Delft, bij dode van Wouter Jansz. mitten Osse (fol. 48). 17

18 : Ruysgen Jacobsdochter na overdracht door Hillegont Willemsdochter (fol. 49) morgen land, gemeen met Dirc Gillisz. van Zweten met land, dat hij houdt van de hofstad Rodenburch, en Jacob Willemsz., belend ten noorden en zuiden: Wouter Petersz., strekkende tussen de Vorscoter Vliet en de Zwet, te houden van de hofstad. Rosenborch : Jacob Willemsz. na overdracht door Beatrijs, gehuwd met Jan Zale (fol. 24v) : Ysbrant Jacobsz. bij dode van zijn vader Jacob Willemsz., vermeld op en in 1472 (fol. 6v en 36, L.H. 283, fol. 105v) : Clemeyn, weduwe van Florijs van Velden, hulde door haar zoons Ewout - en Andries Florijs van Veldenz., bij dode van haar broer IJsbrant Jacobsz. (fol. 36). Het leen 40 gesplitst in 40A en 40B. 40A. 1½ morgen land : Jacob Andriesz. van Velden bij dode van zijn vader Andries Florisz. (fol. 58) : Abraham Jacobsz. van Velden bij dode van zijn vader Jacob Andriesz. (fol. 59) : Andries Abrahamsz. van Velden, oud 18 jaar, voogd: Eeuwout Aerentsz., bij dode van zijn vader Abraham Jacobsz. van Velden (fol. 61v) : Jacob Abrahamsz. van Velden, onmondig, voogd Ewout Aerentsz., bij dode van zijn broer Andries Abrahamsz. van Velden. (fol. 77v) : Goelgen Abrahams van Velden, gehuwd met Gherijt Dircksz. van Wesep te Leyden, bij dode van haar broer Jacob Abrahamsz. van Velden (fol. 87) : Abraham Gerritsz. bij dode van zijn moeder Goelgen Abrahams van Velden (fol. 91v). 40B. 1½ morgen land : Erm Ewoutsdochter, gehuwd met Aernt Thomasz. krijgt het leen ten vrij eigen (fol. 58v) morgen land ten zuiden van de Vliet in een kamp over de watering : Peter Geylenz, na opdracht uit eigen (fol. 7) : Kien Drrcxdochter van der Rijn (fol. 7) : Huge van Rijn (fol. 7) morgen in de Bouwerie en 1 morgen in Gelieswoude, gemeen met de kinderen van Vranc Florijsz : Alijt Bertholomeusdochter, gehuwd met Pieter Claes die Blinde, na opdracht uit eigen in ruil voor het leen 29 (fol. 7v) : Adriaen Dircxz. (fol. 45). Het leen 42 gesplitst in 42A en 42B. 42A. 1 morgen houtland, gemeen met Vranc Florisz : Pieter Vranckenz. na overdracht door Adriaen Dircxz., poorter te Leyden (fol. 45). 18