REPERTORIUM OP DE LENEN VAN DE HOFSTAD RAEPHORST TE WASSENAAR,

Transcriptie

1 REPERTORIUM OP DE LENEN VAN DE HOFSTAD RAEPHORST TE WASSENAAR, door C. Hoek Eerder gepubliceerd in Ons Voorgeslacht, jrg. 29 (1974), een uitgave van de Zuidhollandse Vereniging voor Genealogie Inleiding Van de registratie van de lenen, die van de hofstad Raaphorst werden gehouden, bevinden zich in het Nationaal Archief vier leenregisters, te weten: B ( ) C ( ) D ( ) F ( ). Van het oudste register A is nog slechts de band aanwezig, dit deel bevatte volgens het opschrift dat deze draagt, akten over Het is mogelijk dat het register B, dat grotendeels door één hand is geschreven, geheel of ten dele een kopie van dit oudste register is, daar het op folio 1 aanvangt met een acte van Het verlies van het register E, dat akten bevat heeft van 1541 tot 1674, wordt ten dele goedgemaakt door een in het einde van de zeventiende eeuw aangelegd repertorium, dat met dit deel begint (rep.). Het loopt tot in het einde van de achttiende eeuw door, een fotokopie ervan bevindt zich in de bibliotheek van de Vereniging. In 1568 verbeurt de heer van Raephorst zijn goederen ten gevolge van de onlusten en moeten de lenen worden verzocht aan de graaf. Hierdoor vinden wij een aantal beleningen in de leenkamer Holland (L.H.) terug, waar wij ook nog een lijst van leenmannen in 1472 aantreffen. In enkele archieven komen nog toevallige gegevens voor, die aanvullingen geven. Toch is het vaak niet mogelijk de gegevens alle aaneen te doen sluiten, wat vooral veroorzaakt wordt door de vage omschrijving van de grootte der lenen, die vaak eerst in akkers wordt uitgedrukt, later in morgens. Het blijkt nl. dat de afmetingen van de akkers variëren van 3 tot 7 morgen. Aanvulling Aelbrecht van Raephorst Dircxz. houdt in 1472 een hofstad, genaamd Arckelsteyn met land in Naeldwijck en Monster, hij verkoopt dit op aan Jan van Assendelft, rentmeester van Noord-Holland, plus een hofstad met land te s-gravenzande, die hij op gelijke wijze verkoopt (L.H. 283, fol. 122v. AALSMEER 1. 6 akker land met een huis en heemwerf te Aelsmeer, strekkende tot aan de landscheiding van Aemstelre recht, belend ten westen: de Gheylicher weg, ten oosten: Hildebrant Petersz. en ten zuiden: de proostdij van Sint Jan : Jan ver Trudenz. (B, fol. 40). AARLANDERVEEN 1

2 2. Een uiterdijk, genaamd de Ghalgenoerde te Arleveen, belend ten zuiden: de Rijn, ten oosten: de Mije : Dirck Turrijnsz. na opdracht uit eigen (B, fol. 1) : Claes Turrijnsz. na zijn broer Dirck Turrijnsz. (B, fol. 1) : Jan Claes Trudensz. (B, fol. 38v en C, fol. 78) : Willem Dircksz. krijgt het leen ten vrij eigen (B, fol. 1). 3. Een halve morgen land in Arleveen in het weer waarop Willem Ave Marcxsz. (1...: Aernt Willemsz.) woont in de oostakker, gemeen met Jan Dirckx, Wendelmoet de weduwe van Dirck Ave Marcxz. en Jan Woutersz., strekkende van de Aerdijk tot s Gravenwildernis. Belend ten oosten: Henrick Willem Kintsz. en ten noorden: Clemeynts, de weduwe van Jan Ave Marcxsz : Willem Ave Marcxsz., te versterven bij gebrek aan wettige kinderen op Aernt Willemsz. en zo deze kinderloos overlijdt op Jan Willem Ave Marcxszoonsz. en Simon Petersz., elk voor de helft (B, fol. 7v) : Aernt Willemsz. (B, fol. 34 en C, blz. 74). 4. De helft van 5 morgen land in Arleveen, belend ten noorden: jonkvrouwe Aernt van Honthorst, ten zuiden: Jacob Doedenz. met aelmoesgaeden : Henrick Jan Henricksz. (B, fol. 32v en C, blz. 75). 5. De helft van 5 morgen land te Arleveen : Ermgaert Willem Wermboutsdochter, zoon: Jacop Matheusz., bij dode van haar moeder (B, fol. 21 en C, blz. 71, zij wordt vermeld 1472, L.H. 283, fol. 121) : Jacop Matheusz. bij dode van zijn moeder Ermgaert Willem Wermboutszoonsdochter (B, fol. 21) : Jacop Matheusz. krijgt het leen ten vrij eigen in ruil voor het leen 62 (B, fol. 59v en C, blz. 35 en 43). 6. De helft van 5 morgen land in Arleveen, die vroeger van Dirck van Outshoern waren, genaamd de Haedwenkamp : Peter Jordijnsz. na koop van de leenheer Adriaen van Raephorst, in ruil voor het leen 44, te versterven op zijn een na oudste zoon Dirck (zijn oudste zoon is Claes) en zo deze zonder wettige kinderen sterft op zijn andere zoon Ghijsbrecht Dullaert (B, fol. 12v en C, blz. 77, hij wordt als leenman vermeld op en 1472, B, fol. 45v en L.H. 283, fol. 120v) : Ghijsbrecht Dullaert, neef van de leenheer Ghijsbrecht van Raephorst, bij dode van zijn vader Pieter Jordijnsz. (B, fol. 60 en C, blz. 46) : Jacob Claes Jordensz. zoals Jacob Pieter Jordijnsz. het leen hield (C, blz. 8). 7. Een akker land (1593: groot 3 morgen) in Heynrick Janszoons weer in Aerlanderveen, strekkende van de Aer tot in mijns Heeren wildernis, gelegen tussen Jan Heynricksz. en Wyllem Gheret Roelofszoonsz. (1519: belend aan beide zijden door Claes van Veen) : Martijn Roeloffsz. na overdracht door Jan Post Jansz. (B, fol. 65v en C, blz. 16, als leenman vermeld , B, fol. 16) : Roeloff Gherritsz. bij dode van zijn vader Gherijt Roeloffsz. (C, blz. 13). 2

3 : Gerijt Roeloffsz. (1568: te Leyden) bij dode van zijn vader Roeloff Gerijtsz. (L.H. 340, fol. 160) : Jacob Gerritsz. van der Mije bij dode van zijn vader Gerrit Roelofsz. van der Mije en draagt het leen over aan zijn zuster Alith Gerritsdochter van der Mije, gehuwd met Reyer Jacobsz. (rep. fol. 16) : Jonkvrouwe Elisabeth Buyteweg, weduwe van jonkheer Simon van Grijpskercke, na overdracht door Alith Gerritsdochter van der Mije, gehuwd met Reyer Jacobsz. van Swieten (rep. fol. 16). Het leen 7 is gesplitst in 7A en 7B. 7A. 2 morgen (1615: 1½ morgen) land : Jacob Jansz. Coppen te Aerlanderveen na overdracht door jonkvrouwe Elisabeth Buyteweg (rep. fol. 16) : Gijsbert Cornelisz. Grooten met een halve morgen land uit het leen na overdracht door Jacob Jansz. Coppen (rep. fol. 16) : Jacob Jansz. Coppen met ledige hand (rep. fol. 16) : Jacob Dirksz. Mouris (rep. fol. 16) : Jacob Dirksz. Mouris krijgt het leen ten vrij eigen in ruil voor het leen 8 (rep. fol. 16). 7B. 1 morgen (1615: 1½ morgen) land in een weer van 4½ morgen, genaamd Henrick Janszoonsweer, belend ten noorden: Dirck Jacob Mourijnsz., ten zuiden: Pieter Bouwensz. Jonck en het erf van Cornelis Pietersz., strekkende van de Aerlanderweg tot aan het land van Jacob Jansz. Coppen ter halver sloot : Gijsbert Cornelisz. Grooten na overdracht door jonkvrouwe Elisabeth Buyteweg, weduwe van jonkheer Simon van Grijpskerken (rep. fol. 18). 8. Een huis, schuur, potinge en plantinge met 2 morgen land te Aerlanderveen, belend ten zuiden: Crijn Gijsen, ten noorden: Jacob Dirksz. Verdoes en Jacob Pietersz., ten oosten: Jacob Dirksz. Verdoes en ten westen: de Aerlanderveense dijk : Jacob Dirk Mauritsz. Verdoes na opdracht uit eigen in ruil voor het leen 7A (rep. fol. 20) : Claes Jacobsz. Verdoes bij dode van zijn vader Jacob Dirk Mauritsz. Verdoes (rep. fol. 20) : Cornelis Jacobsz. Verdoes bij dode van zijn broer Claes Jacobsz. Verdoes (rep. fol. 20) : Arien Dircksz. van der Horst te Aerlanderveen na overdracht door Maritgen Corssen, weduwe van Cornelis Jacobsz. Verdoes (rep. fol. 20) morgen land te Arleveen in Jacop Doedenszoonsweer, belend ten noorden: Jacop Doedenz., ten zuiden: Steffanie, gehuwd met Jacob Doedenz : Jacop Doedenz. (B, fol. 29v en C, blz. 72) morgen land te Aerleveen, belend ten westen: de Rijn, ten oosten: de twaalf morgen, ten zuiden: Jacop Doedenz., ten noorden: Jan Henricxz : Willem Doedenz. (B, fol. 31v en C, blz. 83). 3

4 : Gherit Willemsz. (B, fol. 31v en C, blz. 83, vermeld als leenman van tot , C, blz. 48, 49 en 50) morgen land te Arleveen in het weer, waarop vroeger Willem Mouwerinsz. woonde, belend ten noorden: de vrouw van Jacop Dircksz., ten zuiden: Jacop Dircksz : Derick Jacobsz. (B, fol. 35 en C, blz. 74, vermeld als leenman , C, blz. 84) : Jacob Henricxz. krijgt het leen ten vrij eigen in ruil voor het leen 98 (B, fol. 35). 12. Het huis te Aerleveen, waarin Marcely Mathijs Eggaertsdochter woont; 1 morgen land in Florijs Gheritszoonsweer; 2 morgen land in Henrick Wouterszoonskamp, belend ten zuiden: birck Boelofsz. en ten noorden: Jacob Gheritsz. (1439: 4 morgen land in totaal, 1472: 2 morgen plus 2 hond land in Oudshoorn) : Aernt Willemsz. na overdracht door Marcely Mathijs Eggaertsdochter (B, fol. 8) : Jan Aerntsz., als leenman vermeld op (B, fol. 8v) : Aernt Jan Aernt Willemszoonsz. (B, fol. 8v, vermeld als leenman 1472, L.H. 283, fol. 121v). 13. Een halve akker te Arleveen : Dirck Hagen (B, fol. 32v) : De kerk te Arleveen krijgt het leen ten vrij eigen van Gijsbrecht van Raephorst (B, fol. 32v, na 1473). 14. Een halve akker land te Arleveen in Jacob Clementszoonsweer, strekkende van de Aerdijk tot in s Gravenwildernis, belend ten oosten: Clemeyns Claessoensweduwe : Wermbout Jacobsz. (B, fol. 43 en C, blz. 75) morgen. 2 hond land te Arleveen : Meester Gerijt Byman, vermeld als leenman 1472 (L.H. 283, fol. 120). 16. Een halve akker land, groot 3½ morgen, te Arleveen in Jacob Clementsweer, strekkende van de Aer tot de Hogenveen. Belend ten noordwesten: Jacop Nyeweveen, ten zuidoosten: Ermgaert Gerrit Woutersz : Jan Willemsz. (B, fol. 50 en C, blz. 77, vermeld als leenman 1472 en , L.H. 283, fol. 121v en B, fol. 65). 17. Een huis, hofstad en 5 morgen land te Arleveen (1514: Aerly veen) : Dirck van Uitshorn resp. van Oesthoeren (B, fol. 48 en C, blz. 76, vermeld als leenman , C, blz. 69) : Pieter Jordensz. na overdracht door Alijt Willem Pietersdochter, gehuwd met Jacob Muys, ten overstaan van Aelbrecht van Raephorst Adriaensz. en diens neef Aelbrecht van Raephorst, bezegeld voor Jacob Muys door diens neef en neefzegger Goswijn Michielsz.: een koggeschip (Geestelijk kantoor Delft, charters Rijnland, inv.nr. 12) : Meynard Man, abt van Egmond krijgt van Nicolaes, prior van het huis der Heilige Maagd in Wijndeshem bij Zwolle, volgens pauselijke machtiging, toestemming het land, dat het klooster van Pieter Jordensz. heeft geërfd, te verkopen (Abdij van Egmond, inv.nr. 211). 4

5 18. Een akker land (1434: groot 5 morgen) te Arleveen, strekkende van mijne lieve geduchtige Heer van Holland tot aan de Aer, belend aan beide zijden: Jan Dericxz. van Ousthoern : Dirick van Oeshoorn, vermeld als leenman (C, blz. 69) : Jan Dericxz. van Ousthoern, neef van de leenheer Adriaen van Raephorst (B, fol. 26v en C, blz. 72) : Ermgaert, de weduwe van Gerit Woutersz. (B, fol. 26v) : Pieter Jordensz. na overdracht door Alijt Willem Pietersdochter, gehuwd met Jacob Muys (Geestelijk kantoor Delft, charters Rijnland, inv.nr. 12) : als leen ½ morgen, land in de kleine Gheer op de noordegge te Arleveen, strekkende van Scoterskamp tot in s Graven wildernis : Oude Turrijn, te versterven op zijn zoons Claes en Jan (B, fol. 1) : Claes Turrijnsz. (B, fol. 1) : Dirck Claes Turrijnsz. (B, fol. 1) : Jan Claes Trudensz. (B, fol. 38v en C, blz. 78) : Willem Dircksz. bij dode van Beatrijs Martijns Dirck Claes Turrijnsdochter (B, fol. 1) morgen land te Arleveen, genaamd Ickersland (1394: in weer waarop Willem Ave Marcxsz. woont, in 4 akkers gemeen met Clemens Jans weduwe en Marck Jansz., strekkende van s Gravenwildernis tot aan de Aerdijk, belend ten oosten: Wendelmoet, de weduwe van Dirc Avenmarcxsz., ten noorden: Jacob Ghijsbrechtsz. met Willem Avemarcxsz.) : Dirc Ave Marcxsz., bij kinderloos overlijden te versterven op zijn broers Willem en Jan, elk voor de helft (B, fol. 6v) : Willem Ave Marcxsz., bij overlijden zonder wettige kinderen te versterven op zijn bastaardzoon Jan en op zijn neef Simon Petersz., elk voor de helft (B, fol. 7) : Jan Willem Ave Marcxsz. en Symon Petersz. elk met de helft van het leen (B, fol. 33v en 48v, C, blz. 76 en D blz. 73). 21. Een akker land te Arleveen, strekkende aan de Neerrentiende en opgaande aan s Gravenwildernis. Belend ten oosten: Dirck Tetensz. en ten westen: Kerstant Jansz : Kerstant Jansz. (B, fol. 6). 22. Een akker land te Arleveen, genaamd de Laenakker (1526: groot 3½ morgen, 1649: 2 morgen 487 roede 10 voet), strekkende uit de Aer tot in s Gravenwildernis, belend aan beide zijden: de erfgenamen van Jan Gerijtsz. Belend ten zuiden: (1526: de pastorie van Reeuwijk), ten noorden: (1526: Ghert Bouwensz., 1578: de erfgenamen, van Gerrit Heyndricksz.) : Gherit Jansz. volgens het oude handvest (B, fol. 64 en C, blz. 36 en 51) : Machteld Willemsdochter, gehuwd met Pieter Jacopsz., bij dode van haar vader Willem Zegertsz. (C, blz. 9) : Brechtgen Gerritsdochter (1568: gehuwd met Cornelis Willemsz. te Aerlanderveen) bij dode van haar vader Gerrit Heyndricksz. (D, blz. 52 en L.H. 340, fol. 162). 5

6 : Brechtgen Gerritsdochter, gehuwd met Cornelis Willemsz., met ledige hand (D, blz. 52) : Gerrit Cornelisz. bij dode van zijn moeder Bregtjen Gerritsdochter (rep. fol. 1) : Cornelis Gerritsz. bij dode van zijn vader Gerrit Cornelisz. (rep. fol. 1) : Cornelis Gerritsz. en Pieter Cornelisz. te Kortenaer krijgen 412 roede 9 duim land ten vrij eigen in ruil voor het leen 23 (rep. fol. 1) : Jonge Cornelis Gerritsz. Ouweneel bij dode van zijn broer Oude Cornelis Gerritsz. (rep. fol. 1v) : Jan Cornelisz. Ouweneel bij dode van zijn vader Jonge Cornelis Gerritsz. Ouweneel (rep. fol. 1v) : Jan Cornelisz. Ouweneel krijgt het leen, dat geheel verdolven en weggespoeld is, ten vrij eigen in ruil voor het leen 24 (rep. fol. 1v) roede 1 voet 9 duim land gemeen in 2 morgen 3 hond land te Aerlanderveen, belend ten oosten: Dirck Willemsz. Stock, ten zuiden: de vrouwe van Haserswoude, ten westen: Maritgen Roelen, weduwe van Pieter Jansz. Groen en ten noorden: Jan Cornelisz. Groen : Pieter Cornelisz. te Kortenaer na opdracht uit eigen, in ruil voor een deel van het leen 22 (rep. fol. 4) : Jan Cornelisz. van Kortenaer bij dode van zijn grootvader Pieter Cornelisz. van Kortenaer (rep. fol. 4) hond land in 1½ morgen, gelegen met het noordeinde in het veld te Aerlanderveen, tussen het land van de kinderen van Cornelis Arien Louwen en de Aerdijk, belend ten zuiden: de genoemde kinderen, ten noorden: Thijs Cornelisz. Sael c.s., gerekend vanaf de nederste of het noordeinde in : Jan Cornelisz. Ouweneel alias Neuteboom, na opdracht uit eigen in ruil voor het leen 22 (rep. fol. 6) morgen 125 roede land in de Laenakker te Aerlanderveen : Cornelis Dircksz. Stoock krijgt het leen ten vrij eigen in ruil voor het leen 26 (rep. fol. 12). 26. Een huis en erf in het Noordteynde van Aerlanderveen, strekken, de vanaf de kinderen van Cornelis Arien Jan Louwen tot aan het land van Henrick Neuteboom en ten noorden: Henrick Joosten : Cornelis Diricksz. Stoock na opdracht uit eigen in ruil voor het leen 25 (rep. fol. 12) : Willem Dircksz. Stoock bij dode van zijn broer Cornelis Dircksz. Stoock (rep. fol. 12) hond land in de Laenakker te Aerlanderveen : Pieter Cornelis Simonsz. van der Meulen krijgt het leen ten vrij eigen in ruil voor het leen 28 (rep. fol. 14) hond land in het Noordeynde te Aerlanderveen, gemeen met Pieter Cornelis Simonsz. van der Meulen, strekkende vanaf het erf van Cornelis Dirksz. Groen tot aan het land van Dirck Willemsz. Stoock. 6

7 : Pieter Cornelis Simonsz. van der Meulen na opdracht uit eigen in ruil voor het leen 27 (rep. fol. 14) morgen 150 roede land in een weer van 28 morgen, van ouds genaamd de Laenakker, te Aerlanderveen : Maerten Cornelisz. Ouweneel krijgt het leen ten vrij eigen in ruil voor het leen 30 (rep. fol. 8) hond land in het Noordteynde van Aerlanderveen in het Veldt in een weer van 2 morgen 450 roede gemeen met Maerten Willemsz. Quweneel, strekkende van de Aerlanderveenre dijk tot het land van de kinderen van Cornelis Ariensz., belend ten noorden: Jan Cornelisz. Ouweneel, ten zuiden: Bouwen Jan Ghijsen : Maerten Cornelisz. Ouweneel na opdracht uit eigen in ruil voor het leen 29 (rep. fol. 8) ½ morgen land in de Laenakker te Aerlanderveen : Henrick Cornelisz. Arien Jan Louwen krijgt het leen ten vrij eigen in ruil voor het leen 32 (rep. fol. 10) ½ morgen land in de Noordeinderpolder te Aerlanderveen in t Velt, strekkende vanaf de Molenwatering tot aan het land van de kinderen van Cornelis Arien Louwen, belend ten zuiden: Maerten Willem Gerritsz., ten noorden: de weduwe van Dirck Joosten Verlaen : Henrick Cornelisz. Arien Jan Louwen na opdracht uit eigen in ruil voor het leen 31 (rep. fol. 10) : Arien Cornelis Arien Jan Louwen bij dode van zijn broer Henrick Cornelis Arien Jan Louwen (rep. fol. 10) : Henrick Cornelis Arien Jan Louwen bij dode van zijn broer Arien Cornelis Jan Louwen (rep. fol. 10). 33. Een akker in Arleveen tussen de Aer en s-gravenwildernis, belend aan beide zijden: Jacob Jansz : Jacob Jansz., neef van de leenheer Adriaen van Raephorst (B, fol. 53v). 34. Een akker in Arleveen, belend aan beide zijden: Henrick Willem Kintsz : Henrick Willem Kintsz. (B, fol. 30v en C, blz. 73) : Willem van der Hede Henrick Willem Kintsz. (B, fol. 30v en C, blz. 73). 35. Een akker in Allairt Woestersmoonsweer, strekkende van de Mije tot de Sevenhovenreweg, belend ten oosten: Ghijsbrecht Aerntsz., ten westen: Willem Lisenz : Ghijsbrecht Aerntsz. (B, fol. 28v) gaarden land in Lyclaes weer tussen de Masloat en de Sevenhovenre weg : Clement Aerntsz. (B, fol. 27). 7

8 : Dyelof Clement Aerntsz. (B, fol. 27). ALPHEN 37. De helft van 16 hond land te Alphen, belend ten oosten: de erfgenamen van heer Bertelmees van Raephorst, ten westen: de kapelrie te Arleveen : Willem van Leeuwen (B, fol. 32, als leenman vermeld , B, fol. 28) : Dirck van Leeuwen bij dode van zijn vader Willem van Leeuwen (B, fol. 32) : Willem van Lewen, als leenman vermeld (C, blz. 45) : Dirck van Leeuwen, schout van Bodegraven, als leenman vermeld (C, blz. 5) ½ morgen land te Alphen in een weer genaamd Hemick Haestgenssaet, belend ten oosten: de kerk van Alfijn, ten westen: Gherijt van Boschussen, strekkende uit de Rijn tot aan de naaste watering : Claes Dirckxsz. (B, fol. 64v en C, blz. 52) morgen land te Alphen in die Steeck (1549: genaamd Stopenburch), belend ten westen: de erfgenamen van Machtelt van Scoten (1549: het Sint Kathrijnengasthuis te Leyden), ten oosten: Lysbeth, de weduwe van Ghijsbrecht Guede met haar kinderen (1549: Claes Alewijnsz., ten noorden: de Rijn) : Floris Willemsz., vermeld als leenman 1472 (L.H. 283, fol. 120v) : Cornelis Florisz. bij dode van zijn vader Floris Willemsz. (B, fol. 63v en C, blz. 51) : Cornelis Willeboertsz., oom paternel: Pieter Cornelisz. van Leyden, bij dode van zijn vader Willeboert Cornelisz. (C, blz. 31 en D, blz. 11) : Maerten Willebortsz. bij dode van zijn broer Cornelis Willebortsz. (rep. fol. 22) : Willeboort Maertensz. bij dode van zijn vader Maerten Willeboortsz. (rep. fol. 22) : Elisabeth Maertensdochter van Stoupenburg, gehuwd met Adriaen Paets, notaris te Leyden, bij dode van haar broer Willeboort Maertensz. (rep. fol. 22) : Claes Adriaensz. Paets bij dode van zijn moeder Elisabeth van Stopenburg (rep. fol. 22) : Willeboort Maertensz. van Stoopenburg (rep. fol. 22) : Anna Maria Paets, gehuwd met Marcus Baelde, commies ten comptoire van heer Adriaen Paets, ontvanger van de admiraliteit te Rotterdam, bij dode van haar vader Claes Adriaensz. Paets (rep., fol. 22) morgen land te Alphen (1599: Alpherhoren) in Boschuserssaet, pachter: Jan Ewoutsz. (1581: Jan Cornelis Jan Ewoutszoonsz.). Belend ten noorden: de Rijn, ten zuiden: het Wervenland (1519: het Verrenland), ten oosten: Heer Dirck van Egmonde, ridder, ten westen: de kapelrie : Bartholomeus Jansz. (C, blz. 2) : Jacob Bartholomeusz. te Alphen ( : houtcoper te Leyden, D, blz. 41 en L.H. 340, fol. 159v) bij dode van zijn vader Bartholomeus Jansz. (D, blz. 14) : Willem Bartholomeusz. houtcoper te Alphen (D, blz. 15) : Bartholomeus Willemsz. te Leyden (D, blz. 37) : Jan Cornelis Jan Ewoudsz. te Alpher Horen na overdracht door Bartholomeus Willemsz. houtcoper te Leyden (rep. fol. 24) : Job Thijsz. te Alphen na overdracht door Jan Cornelis Jan Ewoudsz. (rep. fol. 24). 8

9 : Job Thijssen krijgt 2 hond land ten vrij eigen in ruil voor 2 hond ander land (rep. fol. 24) : Jacob Hinlopen na overdracht door Job Thijssen (rep. fol. 24) : Johan van Egeren na overdracht door Jacob Frensz. Hinlopen (rep. fol. 24) morgen land te Alphen, belend ten oosten: een halve morgen almoetsgoed, ten noorden: de Rijn, ten zuiden: Aechte Dammas en Peter Jacobsz., ten westen: Yenrick Maes en Peter Jacobsz : Willem Dircxz. (B, fol. 36, vermeld als leenman , C, blz. 84) morgen land te Alphen, gemeen met Huge Coenraetsz., strekkende aan de Groeneweg : Huge Conraetsz. (6, fol. 33) morgen land te Alphen in Willems woning van Leuwen : Gheret Hoechstraet bij dode van zijn vader (B, fol. 53v) ½ morgen land te Alphen (1435: in Alphenre Hoern), gemeen met de moeder van Clemeynse Dullaertsdochter, belend ten oosten: Hughe Jacobsz., ten westen: Willem van Egmondt en Doede Noys met zijn stiefkinderen : Clemeynse Ghijsbrecht Dullertsdochter, gehuwd met Jorden Claesz., na opdracht uit eigen in ruil voor het leen 46 (B, fol. 12 en Geestelijk kantoor van Delft, charters Rijnland, inv.nr. 11 en T) : Peter Jordijnsz., neef van de leenheer Adriaen van Raephorst, krijgt het leen ten vrij eigen in ruil voor het leen 6 (B, fol. 12v en C, blz. 77) ½ morgen land te Alphen, gemeen met Agnyse en Lysbeth, de tweede dochter van Ghijsbrecht Dullaert, genaamd het smalweer, strekkende van de Rijn tot in de Goghe. Belend ten oosten: Hughe Jacobsz., ten westen: Willem van Egmondt en Doede Noys met zijn stiefkinderen : Pieter Jordijnsz., vermeld als leenman en 1472 (C, blz. 84 en L.H. 283, fol. 120v) : Heer Adriaen van Foreest, broeder conventuaal van het godshuis van Egmond, hulde door Willem Bartholomeusz., rentmeester van genoemd godshuis, bij dode van Jacob Pieter Jordensz. (C, blz. 15) weer land te Alphen (1410: achter de kerk) : Clemense Gysbrecht Dullertsdochter zoals haar ouders het leen hielden (B, fol. 12) : Clemeynse Ghijsbrecht Dullaertsdochter, gehuwd met Jorden Claesz., krijgt het leen ten vrij eigen in ruil voor het leen 44 (Geestelijk kantoor Delft, charters Rijnland, inv.nr. T). BODEGRAVEN morgen land te Bodegraven in het weer, waarop Huge Trudenz. woont, van de oostzijde in. Belend ten oosten: Huge Snelle en, Ludeken Hugensz. (1523: Arnt Gheritsz.), ten westen: Hughe Trudenz. of zijn erfgenamen (1523: Hanrick Claesz., 1552: de 9

10 heren van Oude Munster te Utrecht en Aert Wijtenz., 1610: Aert Wijteman), ten noorden: de Mijde en ten zuiden: (1523: de Rijn) : Aechte, gehuwd met Hughe Trudenz., oudste zoon: Jan Hughensz. (B, fol. 26 en C, blz. 66) : Airnt Hughenz., vermeld als leenman 1472 (L.H. 283, fol. 121) : Pieter Diericksz. bij dode van zijn vader Hanrick Dircksz. (C, blz. 6) : Arent Geritsz. na overdracht door Jan van Buschuisen en Adriaen van Sonnevelt (C, blz. 6) : Geertruyt Dircxdochter te Aemstelredam, hulde door Lambrecht Pouwelsz. van Woerden, na overdracht door Claes Gillisz. te Bodegraven, als hiertoe gemachtigd d.d door Arent Gerijtsz. voor Willem Cornelisz., schout, en Henrick Claesz. en Wouter Sijmonsz., gezworenen aldaar (D, blz. 16) : Marie Gijsbrechtsdochter, gehuwd met Dirck Pouwelsz. te Amsterdamme, bij dode van haar moeder Geertruyt Dirck Pouwelsdochter (L.H. 289, cap. Althena en Raephorst, fol. 31v) : Gijsbert van Tenesse bij dode van zijn moeder Maria Gijsbertsdochter (rep. fol. 26) : Aegte Willemsdochter, gehuwd met Willem Willemsz. Vriendt, bij dode van haar broer Gijsbert van Tenesse (rep. fol. 26) : Jacomina Vriendt, gehuwd met Johan Hasselaer, bij dode van haar vader Willem Willemsz. Vriendt (rep. fol. 26) : Agatha Hasselaer, gehuwd met Frederick Bontemantel, bij dode van haar moeder Jacomina Vriendt (rep. fol. 26) : Henrick Jansz. te Bodegraven na overdracht door Frederick Bontemantel (rep. fol. 26) : Hugo van Strijen na overdracht door Henrick Jansz. (rep. fol. 26). ESSELIJKERWOUDE (WOUBRUGGE) morgen land te Esselickerwoude in een kamp genaamd de Piest : Baertraet Dirck Ysbrantsdochter, gehuwd met Jan Hugensz. (B, fol. 10). S-GRAVENZANDE 49. Een huis met 1 morgen land te s-gravensande, belend ten noorden en oosten: Jan Geritsz., ten zuiden: Maritge, de weduwe van Jan Bogge en ten westen: Dirck Allertsz : Jan Geritsz. (vermeld als leenman 1472 en , L.H. 283, fol. 121 en C, blz. 38) na overdracht door Peter Henricx Phillipszoonsz. (B, fol. 58). S-GRAVENZANDE, MONSTER EN NAALDWIJK : 100 morgen, 2 hond land (1328: met huis en hof) op het Slike in Monster en Naeldwikerambacht, die heer Corstans van Raephorst (1328: Dieric van Raporst) in leen houdt van de hofstad van Teylinghe (1328: en in achterleen zijn uitgegeven, L.H. 1, fol. 79 en L.H. 5, fol. 89) : Simon Costynsz. van den Poel (B, fol. 9v) : Gherit Claesz., neef van de leenheer (B, fol. 9v). Het leen 50 is gesplitst in 50A, 50B en 50C. 10

11 50A. Niet omschreven : Gherit Aerntsz. zoals zijn voorouders het leen hielden (B, fol. 9v). 50B. Een huis genaamd Raephorst c.a. te s Gravensande (1467: een huis met hofstad, boomgaard en omgaande watering, met zaailand, weiland en andere toebehoren te s Gravensande en Monster, 1474: 26 morgen land te s Gravensande, belend ten noorden: de regulieren aldaar en het Zijlklooster te Haerlem, ten westen: de banwatering, ten oosten: de Puel, ten zuiden: de heilige geest van s Gravensande met in de zuidoosthoek heer Henrick van Naeldwijck, ridder, en 8 hond land te Monster, belend ten noorden: Geertruyt, de weduwe van Jan Dirck Lievensz., ten zuiden en oosten: Gerijt Jansz., zwager van Aelbrecht van Raephorst en ten westen: de Puel) : Henrick Sadelborger bij dode van zijn vader Willem Sadelborger (B, fol. 57) en tocht d.d zijn echtgenote jonkvrouwe Henric Jan Beyersdochter van Voxdael (B, fol. 46). Op wordt hij veroordeeld de rente van 12 lb uit het leen, door zijn vader aan de heilige geest van s Gravensande vermaakt, uit te betalen. (Heilige Geest te s Gravensande, inv.nr. 103) : Aelbrecht van Raephorst Dircxz., neef van de leenheer Adriaen van Raephorst, na overdracht door Henrick Sadelborger (B, fol. 57) : Aelbrecht van Raephorst krijgt het leen ten vrij eigen (C, blz. 39 en Het klooster Maria Magdalena te s Gravensande, inv.nr. 5, fol. 43v). 50C. Circa 60 morgen land te Monster : Dirck van Raephorst, vermeld 1378 (Meting van het ambacht Monster 1378, derde kwartier). Het leen 50C is gesplitst in 50D en 50E. 50D. 17 morgen 4 hond land te Monster, belend ten oosten: Aelbrecht van Raephorst met het land, genaamd de Busch, ten zuiden: Willem heren Sadelborghersz. en Aelbrecht van Raephorst met het land, genaamd de Hoghe Oert, ten noorden: Heer Henrick van Naeldwijck en Aelbrecht van Raephorst met het land, genaamd de Gantelkamp : Jonkvrouwe Peter van den Poel Dircksdochter van Raephorst, zoals haar vader haar het leen bewees in handen van heer Bertelmees van Raephorst, vader van de leenheer Adriaen van Raephorst (B, fol. 59) : Aelbrecht van Raephorst (vermeld als leenman 1472, L.H. 283, fol. 10) na overdracht door jonkvrouwe Peter van den Poel (B, fol. 59). 50E. 1472: Een hofstad met land te Naeldwijc en Monster : Dirck van Raephorst, neef van de leenheer Adriaen van Raephorst, met ledige hand zoals zijn ouders het leen hielden en volgens scheiding tussen hem en Agniese, gehuwd met heer Sadelboge (B, fol. 22) : Aelbrecht van Raephorst Dircxz., vermeld sedert (B, fol. 591, als leenman en schout te Haerlem op (B, fol. 15v)) voor het laatst 1472 (L.H. 283, fol. 120). HAARLEM morgen land after Spaern (1472: buiten Haerlem op het Wielant). 11

12 : Henrick Buys (B, fol. 22) : Ailbrecht die Went te Haerlem, als leenman vermeld 1472 (L.H. 283, fol. 120v). HAZERSWOUDE morgen land in Hazerswoude, belend ten westen: de abdis van Reynsburch, ten oosten: Willem Heynensz., ten zuiden: de kinderen van Gerit Jan Dircksz. en ten noorden: Willem Pouwelsz : Copnan Erboirt Ruysschenz. (B, fol. 11v) hond land te Haserswoude in Stoubrens Woutersweer buiten de Kerckweg, belend ten oosten: Coppe Nanne Ruysschensz. met zijn stiefkinderen, ten westen de kinderen van Jan Veldeman : Dirck den Hergen (B, fol. 25) ½ morgen land te Haserswoude in de uiterganck buiten aan de Kerckweg, belend ten oosten: Aernt Claesz., ten westen: Dirck Melis en Willem Scoutenz : Willem Jacob Claesz. (B, fol. 38) morgen land te Haserswoude in het Nyenweer van de oostzijde in, strekkende van de oude weg tot aan het Harde Maetveld, belend ten westen: Ghijs Wolfertsz. (1430: Henrick Tijlensz.) en ten oosten: Alijt Jansdochter met haar kinderen (1430: Huge Reynoutsz.) : Ghijs Wolfertsz. te versterven op Wolf Simonsz. (B, fol. 42v) : Willem Boudijnsz., neef van de leenheer Adriaen van Raephorst (B, fol. 42v) morgen land te Haserswoude, strekkende van de Voerweg tot aan Dirck Melisland, belend ten westen: Dirck Melisz. en Kerstant Claesz., ten oosten: Willem Jacobsz : Reynout Dirck Nannensz. (B, fol. 25v) morgen land te Haserswoude in een perceel van 17 morgen, belend ten oosten: de abdis van Reynsburch, ten westen: Bokelsweer, ten noorden: de Rijn, ten zuiden: de Oude Goch : Derick Jorisz., onmondig, voogd: Jan Dircksz., na opdracht uit eigen (C, blz. 12) : Symon Jansz. (C, blz. 12) : Gerrit Cornelisz. (1568: te Hazartwoude, L.H. 340, fol. 163v) na overdracht door Symon Jansz. (C, blz. 20) : Simon Gerritsz. aan de Hoge Rijndijk te Haserswoude bij dode van zijn vader Gerrit Cornelisz. (rep. fol. 28) : Jan Simonsz. bij dode van zijn vader Simon Gerritsz. (rep. fol. 28) : Dirck Simonsz. bij dode van zijn broer Jan Simonsz. (rep. fol. 28) : Heer Anthoni van Surck na overdracht door Dirck Simonsz. van Alferhorn (rep. fol. 28) : Heer Anthoni van Surck, vrijheer van Bergh in Kennemerlandt, bij dode van zijn vader Anthoni van Surck (rep. fol. 28). 12

13 58. 2 morgen land te Haserswoude tussen twee wegen, belend ten westen: Willem Jacobsz., ten oosten: Jacob Petersz : Jan Jacobsz. (B, fol. 37) morgen land te Hazartswoude : Ryner Jansz., als leenman vermeld sedert en in 1472 (L.H. 283, fol. 121v en B, fol. 47v, 56 en 57) akkers land te Haserswoude, strekkende van de Nyewenweg tot aan s Heren wildernis, belend ten westen: Ever Vos met zijn stiefkinderen, ten oosten: Claes Vijfscilling : Griet Claes Boents (B, fol. 36v) akkers land met de erop staande timmering te Hasers woude tussen twee wegen, belend ten westen: Jonge IJsbrant Ever (1458: Floer IJsbrantsz.), ten oosten: Aernt Jansz. (1458: Engelbrecht Claesz.) : Aernt Jansz. (B, fol. 38) : Engebrecht Claesz. (B, fol. 38), vermeld als leenman 1472, (L.H. 283, fol. 121v). KORTERAAR morgen land te Corter Aer, strekkende van de Aert tot aan mijns Heren wildernis, belend ten noorden: Symon Gerritsz. en ten zuiden: Jacob Willemsz : Jacob Matheusz. na opdracht uit eigen in ruil voor het leen 5 (B, fol. 59v en C, blz. 35 en 43) : Barber Jacob Mateussendochter, gehuwd met Jorijs, barbier ter Gouda (B, fol. 59v). KOUDEKERK morgen land te Koudekerck, genaamd het Oestengheer, belend ten zuiden: Jan van Poelgeest (1562: Dirck Claesz. Ket, 1578: Claes Cornelisz. en Michiel Gerritsz.), ten oosten: Jan van Poelgeest (1562: Jan Bruynenz. met 8½ morgen land), ten westen: Jacob Willemsz. (1562: Willem Pietersz. en Michiel Gerritsz.) en ten noorden: de Briemade (1562: Breemade) : Willem Gheritsz. (B, fol. 16v), vermeld als leenman 1472, (L.H. 283, fol. 121v) : Floris Woutersz. van Thol te Outshoorn na overdracht door Joest Claesz. te Couderkerck (D, blz. 34) : Aefgen Florisdochter, oom: Cornelis Woutersz. van Tholl, bij dode van haar vader Floris Woutersz. (L.H. 289, cap. Althena en Raephorst, fol. 4) : Gerrit Florisz. bij dode van Aefken Florisdochter (D, fol. 26 bis v) : Merry Woutersdochter van Tholl, gehuwd met Joost van Claveren, oudste zuster van Floris Woutersz. van Tholl (D, fol. 25v) : Floris Gerritsz. bij dode van zijn vader Gerrit Florisz. (rep. fol. 30) : Pieter Willemsz. te Koudekerk na overdracht door Floris Gerritsz. (rep. fol. 30) : Dirck Pietersz. bij dode van zijn vader Pieter Willemsz. (rep. fol. 30) : Willem Pietersz. bij dode van zijn broer Dirck Pietersz. (rep. fol. 30) : Pieter Pietersz. bij dode van zijn broer Willem Pietersz. (rep. fol. 30). 13

14 LEIDEN 64. Een huis en hofstede in de Bredestraat te Leyden, strekkende achter in de Volresgracht. Belend ten zuiden: Dirck Hillesz. en ten noorden: Dirck van Alphen met zijn moeder en zijn broer : Jan Vranckenz. (B, fol. 15). 65. Een huis in de Graefynnestraat op de hoek, strekkende langs de Volresgracht achterwaarts tot de dwarsmuur, met inbegrip van de halve heymelichede : IJsbrant Gerrit Vosz., gehuwd met Jutte (B, fol. 49v). LIMMEN 66. Een halve kamp land in Limmen, genaamd Monnickenvenne, gemeen met Wouter Woutersz : Wouter Buse, vermeld als leenman en (B, fol. 12v en 17) : Jan Buys Woutersz. (B, fol. 53, vermeld als leenman 1472, L.H. 283, fol. 120v). LISSE 67. Een woning met huis, bomen en potinge te Lysse (1552: groot 5 morgen, 1575: met een weide achter het huis, groot 11 hond), belend ten noordoosten: de graaf en Claes Willemsz. (1552: de erfgenamen van Peter Zaling, 1554: Gherijt Avenweg), ten zuidoosten: Huych Jansz. (1552: Gerijt de Witte, Henrick Jeroensz., s-gravenwater en Adriaen Matheusz.), ten zuidwesten: Jutte Claes weduwe met haar kinder en (1552: Kathrijn Matheus weduwe, 1575: de erfgenamen van Trijn Matheus), ten noordwesten: s Gravenwildernis, (1554: belast met 7 stuivers erfhuur per jaar). Belend ten noorden en oosten: (1572: Henrick van Wamelen, 1578: Herpert Stalpert, 1627: Cornelis van der Wiele met zijn zuster), ten westen: (1627: de wildernis), ten zuiden: (1627: Cornelis van der Wiele met zijn zuster) : Claes Willemsz., poorter te Leyden, na opdracht uit eigen (B, fol. 66 en C, blz. 17) : Pieter Saling bij dode van Claes Willemsz., poorter te Leyden (C, blz. 56) : Willem Jansz., poorter te Haerlem, namens zijn mede erfgenamen, bij dode van zijn schoonvader Peter Zaling (D, blz. 18) : Henrick van Wamelen Allertsz., poorter te Haerlem, na overdracht d.d voor Jan Claesz., schout-, en Arien Matheusz., huurman en klerk te Lisse, door Mariken Saling, gehuwd met Willem Jansz., Beatris Saling, gehuwd met Simon Andriesz., meester Claes van Castricom en Willem Gael Cornelisz., namen Anna Saling, gehuwd met Lenardt van Impighe, en Aelbrecht Korssen van Amsterdam als door het Hof van Holland aangestelde voogd en curator van Christiaen Saling (D, blz. 20) : Catharina van Waemelen Henricxdochter, voogd: Cornelis Verhoeck, burgemeester van Leyden, bij dode van haar vader Henrick van Waemelen, burgemeester van Haerlem (L.H. 289, cap. Althena en Raephorst, fol. 34) : Catharina Heyndricxdochter van Wamelen, gehuwd met Herpert Stalpert van der Wiel, hulde door Cornelis Deym te Haerlem volgens procuratie d.d , vernieuwt de eed (D, blz. 24 en 26). 14

15 : Cornelis van der Wiele Herbertsz., mede namens zijn zuster jonkvrouwe Anna van der Wiele, gehuwd met Cornelis de Nobelaer, bij dode van zijn moeder Catharina van Wamelen, gehuwd met meester Herbert Stalpart van der Wiele (rep. fol. 32) : Cornelis de Nobelaer bij dode van zijn vader Cornelis de Nobelaer en van diens moeder Anna van der Wiele (rep. fol. 32). MONSTER EN NAALDWIJK 68. Tienden (1583: groot en klein) te Monster en Naeldwijckerambacht (1567: de Saelboegaertstiende in s Gravensande en Monster, 1568: aan de zuidzijde van de Gantel in de parochie van Monster en Naeldwijk tussen de Swartendijk en de Oude Poel, strekkende zuidwaarts op voor Opstal aan de Geesttiende) : Henrick Sadelboger tocht zijn echtgenote jonkvrouwe Henric Jan Beyersdochter van Voxdael (B, fol. 46) : Jonkvrouwe Katryna van Assendelft (1568: vrouwe van Helmont) bij dode van haar moeder Alijt van Kijffhoek (L.H. 340, fol. 160v, , mag zij per testament over het leen beschikken, D, blz. 46) : Johan van Schagen, heer van Schagen, Barsingerhoorn, Harinkshuysen, Burghoorn en Goudriaen, gehuwd met Anna van Assendelft, bij dode van vrouwe Catharina van Assendelft, douarière van Helmont (rep. fol. 34) : Heer Didderik van Schaghen bij dode van zijn vader Johan van Schaghen, behoudens de lijftocht van de vrouwe van Schaghen (rep. fol. 34) : Heer Lodewijck van Beyeren van Schagen, heer Van Warfusé en Goudriaen, bij dode van zijn vader heer Didderik van Schagen, behoudens de lijftocht van zijn moeder vrouwe Maria de Thijenes (rep. fol. 34) : Heer Florens Carel van Beyeren, graaf van Warfusé, bij dode van zijn broer heer Lodewijck van Beyeren (rep. fol. 34). NAALDWIJK morgen land te Naeldwijck gemeen met 1 morgen, die Henrick Philipsz. in leen houdt van de hofstad te Raep horst, belend ten oosten: Wouter Olyviersz., ten zuiden: een banweg, ten westen: Katrijn Gerijt Roeders met haar kinderen, ten noorden: Wouter Coelman met een leen dat hij houdt van Willem van Naeldwijck : Gheertruyt Phillipsdochter, broer: Henrick Phillipsz. (B, fol. 23) morgen land te Naeldwijck, gemeen met 1 morgen, die Gheertruyt Phillipsdochter in leen houdt van de hofstad te Raephorst, belend ten oosten: Wouter Olyviersz. (1449: het kapittel te Naeldwijck en Doe IJsbrantsz.), ten zuiden: een banweg, ten noorden: Wouter Coelman met een leen dat hij houdt van Willem van Naeldwijck (1449: Jan Bertelmeesz.) en ten westen: Katrijn Gerijt Roeders met haar kinderen (1449: Jan Dircksz.) : Henrick Phillipsz. (B, fol. 23v) : Willem Veen Florisz. na overdracht door Henrick Phillipsz. (B, fol. 23v, als leenman vermeld 1472, L.H. 283, fol. 121) : Adriaen Willem Veen Floriszoonsdochter krijgt het leen ten vrij eigen (B, fol. 23v). NIEUWKOOP 15

16 71. 2 morgen land te Nyecoop binnen de Mije (1604: in het Noorteynde), belend ten noorden: Martijn Petersz. (1475: Ghijsbrecht Gerijtsz., 1560: Maritge Cornelisdochter, weduwe van Jan Ghijsbrechtsz., 1583: Adriaen Jansz.), ten oosten: Martijn Petersz. (1475: Ghijsbrecht Gerijtsz., 1560: Cornelis Heynricxz., 1583: Thonis Thonisz.), ten zuiden: Gherit Maritgensz. (1560: het Maetvelt en Adriaen Crijnenz. c.s., 1583: Adriaen Jansz. en Cornelis Aerntsz.) en ten westen: Willem Spronck (1475: Dirck Claesz. 1560: Claes Willemsz. anders genoemd Claes van Leyden, 1583: Jacob Cornelisz.) : Martijn Pietersz. (B, fol. 2v) : Jan Roelofsz. na overdracht door Claes Martijnsz. (B, fol. 56) : Jan Jansz. bij dode van zijn vader Jan Roelofsz. (B, fol. 63 en D, blz. 50) : Maritge Cornelisdochter, weduwe van Jan Ghijsbrechtsz., te Nijencoop, neef: Cornelis Pieter Ouwe Jansz., te Leyden (D, blz. 30) : Claes Maertensz. (1568: te Gouda) na overdracht door Maritge Cornelisdochter (L.H. 340, fol. 161v en rep. fol. 38) : Maerten Claesz. van Endegeest (rep. fol. 38) : Adriaen Jansz. te Nyencoop na overdracht door Maerten Claesz. van Endegeest (D, fol. 1v) : Jacob Cornelisz. te Nyencoop na overdracht door Adriaen Jansz. aldaar (D, fol. 1) : Cornelis Anthonisz. na overdracht door Cornelis Gijsbrechtsz., onmondig weeskind van Gijsbrecht Cornelisz. (rep. fol. 38) : Meester Aper van der Houve, advocaat te Amsterdam, bij dode van zijn tante Maria Apers van der Houve, dochter van Ape Fransz. van der Houve te Delft, die het leen als allodiaal gekocht had d.d van de kinderen van Cornelis Anthonisz., secretaris van Nieuwkoop (rep. fol. 38 en Leenhof van Holland en West Friesland, inv.nr. B 10, : Michiel de Hartoge, juwelier in den Hage, procedeert als erfgenaam van Maria Apers) morgen land in Nyecoop, strekkende van de Mije tot de Maesloot, belend door Ariaen Crijnsz. en Baerte Meyssen; plus 1 morgen land aldaar, dwars neerwaarts van het vorige strekkende, belend ten oosten: Aert Aryensz. snijer, ten zuiden: Jan Claesz., ten westen: het eerste perceel, ten noorden: Peter Claesz. met zijn broer Philips : Peter Claesz. na opdracht uit eigen in ruil voor het leen 87 (C, blz. 22 en 0, blz. 8) : Maritge Peter Claesdochter, gehuwd met Theus Willemsz., bij dode van haar vader Peter Claesz. (D, blz. 8) morgen, land in Nyecoop, belend ten oosten: Dirck Jansz. (1416: ten noordoosten: de vrouw en kinderen van Clement Jansz.), ten westen: Willem Hugensz. en Roelof Clementsz. (1416: ten zuid-westen: Willem Hugenz. en Gherit Ghijsbrechtsz.) : Jan Foyen met ledige hand, zoals hij indertijd het leen had opgedragen aan heer Bertelmees van Raephorst (B, fol. 30) : Aelbrecht Bokelsz. na overdracht door Florijs Jan Foyenz. (C, blz. 69) morgen land te Nyecoop, belend ten oosten: Roeloff Jansz., ten westen: Jan Diericxz. van Aerleveen, ten zuiden: de Mijde en ten noorden: de dijk : Boudwijn Willemsz. (als leenman vermeld 1472, L.H. 283, fol. 120) bij dode van zijn vader Willem Heyman Boudwijnsz. (D, blz. 71). 16

17 : Dierick van Almonde bij dode van zijn moeder jonkvrouwe Belije Hermansdochter (C, blz. 36) morgen land te Nyecoop, gelegen tussen de Mije en Pieter Dierick Korsten (1561: Cornelis Pietersz.), belend ten oosten: Peter Jan Scouten (1561: Kors Jacobsz., 1583: Jan Korsz.), ten westen: (1561: Adriaen Quyrijnsz., 1583: Crijn Aryaensz.) en ten zuiden: Crijn Heynricksz : Cornelis van Dorp, vermeld als leenman (C, blz. 36) : Floris Ghijsbrechtsz. na overdracht door Adriaen van Dorp (D, blz. 5) : Mathijs Claesz. te Bodegraven na overdracht door Wermbout Wytenz. (D, blz. 33) : Jacob Warnoutsz. te Bodegraven bij dode van Mathijs Claesz. (D, blz. 51) : Pieter Jacobsz. te Nyewerbrugge bij dode van zijn vader Jacob Warnoutsz. (D, blz. 50) : Pieter Jacobsz. te Nieuwerbrugge bij dode van zijn broer Pieter Jacobsz. (rep. fol. 36) : Jacob Pietersz. te Nieuwerbrugge bij dode van zijn vader Pieter Jacobsz. (rep. fol. 36) : Catharina Henricxdochter te Bodegraven, weduwe, na overdracht door Jacob Pietersz. (rep. fol. 36) : Pieter Cornelisz. van Dobben bij dode van zijn moeder Catharina Henricxdochter (rep. fol. 36) ½ gaarde land te Nyecoop in het Cruysweer aan de noordzijde, verkorven in het land van de vrouwe van Marcsom, belend ten westen: Gherit Jan Pouwelsz. en ten oosten: Andries Florisz : Willem Claesz. (B, fol. 3v). 77. Een halve akker land te Nyecoop in Willem Engelbrechtszoonsweer, in de tweede akker van de westzijde in, strekkende van de Mije tot in s Gravenwildernis. Belend ten oosten en westen: Willem Willem Engelbrechtsz : Roelof Clementsz. (B, fol. 4v). 78. Een halve akker land te Nyecoop in Willem Engelbrechtszoonsweer, in de tweede akker van de westzijde in, strekkende van de Mije tot in s Gravenwildernis. Belend ten oosten: Roelof Clemerrtsz. en ten westen: Aernt Jacobsz : Willem Willem Engelbrechtszoonsz. (B, fol. 4). 79. Een akker land te Nyecoop in het weer, waarop Volckwijf, de weduwe van Dirck Aerntsz. met haar kinderen woont, belend door de tweede akker van de westzijde in en door genoemde weduwe aan beide zijden : Claes Jansz. (D, blz. 10) : Geertruyt Dircsdochter te Amstelredam, hulde door Gerrit Jacobsz., koekebakker aldaar, na overdracht door Claes Jansz. (C, blz. 23 en D, blz. 1) : Het leen wordt ten vrij eigen gegeven (D, blz. 1). 80. Een akker land te Nyecoop in het Cruysweer, opgaande aan de landscheiding en uitstrekkende aan het land van de heer van Haemstede. Belend ten oosten: Simon Gerritsz. en ten westen: Snelle Jansz. 17

18 : Aernt Jacobsz. (B, fol. 40v). 81. Een akker land te Nyecoop in het Cruysweer, opgaande aan de landscheiding en uitstrekkende aan het land van de heer van Haemstede. Belend ten oosten: Elant Thamaes met haar kinderen en ten westen: Aernt Jacobsz : Simon Geritsz. (B, fol. 54) : Hanne Simon Geritsdochter (B, fol. 54, vermeld als leenman 1472, L.H. 283, fol. 121). 82. Een akker land te Nyecoop in Dyeweren Raetsweer tussen de Mije en de Nieuwe weg. Belend ten oosten: Allaert die owenmaker en ten westen: Willem Dapper : Gheertruide Claes Hocxdochter (B, fol. 5v) : Agniese Claesdochter (B, fol. 5v, als leenman vermeld 1472, L.H. 283, fol. 121v). 83. Een akker land te Nyecoop in het weer waarop Heertgen Claesz. woont tussen de Mije en s Gravenwildernis, belend aan beide zijden: Heertgen Claesz. (1474: Jan Heertiensz.) : Heertgen Claesz. (B, fol. 3) : Jan Heertiensz. (C, fol. 40, vermeld als leenman van tot , B, fol. 61, 62, 63, 64, 64v en C, blz. 42, 43 en 44) : Het leen wordt ten eigen gegeven (B, fol. 3). 84. Een akker land te Nyecoop in het weer waarop Aelwijn Roelofsz. woont, zijnde de laatste akker aan de westzijde. Belend ten oosten: Claes Roelofsz. (1437: Roelof Jansz.), ten westen: Alijt Gerijt IJsbrantsdochter met haar zuster (1437: Roelof Jansz.), ten zuiden: (1474: de Mij) en ten noorden: (1472: de wildernis) : Aelwijn Roelofsz. (B, fol. 5v) : Jan Roelofsz. bij dode van zijn broer Aelwijn Roelofsz. (B, fol. 46v) : Machtelt Jan van Veldendochter, gehuwd met Jan Scoutsz., bij dode van haar vader Jan van Velden (D, blz. 41, in houdt zij in totaal een stukje land, ter waarde van 14 stuivers per jaar, en 4 akkers, ter waarde van 4 pond per jaar, L.H. 283, fol. 120v). 85. Een akker land te Nyecoop in de geer, waarop Emme van Rijsen woont, opgaande in de Swet en strekkende tot aan het land dat door de burggraaf is verkocht. Belend ten oosten: Willem Hugensz. en ten westen: Roelof Clemetxtsz : Roelof Clementsz. (B, fol. 41) akkers land te Nyecoop in het weer, waarop vroeger Ghijsbrecht Kerstansz. woonde en genaamd Engelbrechtsweer, zijnde de derde en vierde akker vanaf de zuidoostzijde, strekkende tussen de landscheiding en de Mije. Belend ten zuidoosten: Claes Ghijsbrecht Kerstansz. (1474: Thomas Gherisz. met maetveld) en ten noordwesten: Jan Engelbrechtsz. (1474: Thomas Gheritsz. met maetveld) : Gheret Ghijsbrechtsz. (B, fol. 5) : Thomas Gheritsz. (D, fol. 44) akkers land te Nyecoop in het weer, dat gebruikt wordt door Hillegondt Claes; plus 2 akkers land in het zelfde weer, zijnde de tweede en derde akker van de zuidwestzijde 18

19 in, strekkende van de Nyecoperdijk tot aan de Mije en genaamd het Maetvelt. Belend door Symon Jansz., Baert Gerijtsz. en Dierick Willemsz : Peter Claesz. krijgt het leen ten vrij eigen in ruil voor het leen 72 (C, blz. 22 en D, blz. 8). NIEUWVEEN 88. De helft van de hofstad, waarop vroeger Willem Jansz. woonde, strekkende aan de voerweg en achter aan de werfsloot en in de Drecht. Belend ten westen: de landscheiding : Margriet Willem Jansdochter, bij dode van haar vader Willem Jan Nijeveensz. (B, fol. 1v). 89. Een hofstad met opstal ter breedte van 4 akkers, tussen de weg en de werfsloot, aan beide zijden belend door het Gasthuis te Leyden : Moen Gerritsz. (6, fol. 42 en C, blz. 46) : Jacob Simonsz. te versterven op de kinderen uit zijn huwelijk met Hildegont Jan Coppenszoonsdochter (B, fol. 42 en C, blz. 46). NOORDWIJKERHOUT morgen veen in de Coetelveen te Noertwijckerhout : Floris Aerntsz., Aernt Florisz., Jan Dircksz., Dirck Jansz. en Willem Geritsz. na overdracht door Bertelmees van Raporst, zoon van de leenheer Adriaen van Raporst (B, fol. 58v, als leenmannen vermeld 1472, L.H. 283, fol. 121). OUDSHOORN 91. De helft van een koren- en smaltiende te Outshoorn, waarvan de andere helft aan Dirck Willem Deversz. toebehoort, belast ten behoeve van de armen met een rente van 4 pond per jaar : Dirck Willem Deversz. (B, fol. 29 en C, blz. 86, vermeld als leenman , C, blz. 85) : Adriaen van der Mije Martijnsz., vermeld als leenman van 1452 tot en met (B, fol. 55, 61 en C, blz. 43, 45 en 53) : Roelof Gheritsz. bij dode van zijn vader Gherit Roelofsz. (C, blz. 14) : Gerit Roeloffsz. (1568: te Leyden) bij dode van zijn vader Roeloff Geritsz. (L.H. 340, fol. 160) : Jacob Gerritsz. van der Mije bij dode van zijn vader Gerrit Roeloffsz. van der Mije (rep. fol. 40) : Adriaen van der Mije bij dode van zijn vader Jacob Gerritsz. van der Mije (rep. fol. 40) : Jonkvrouwe Beatrix van der Mije, gehuwd met jonkheer Gerrit van Vilsteren, heer van der Straten, bij dode van haar broer Adriaen van der Mije (rep. fol. 40) morgen land te Outshoorn bij de weg, strekkende aan de overweg. 19