REPERTORIUM OP DE GRAFELIJKE LENEN TE CAPELLE a/d IJSSEL, MOORDRECHT EN NIEUWERKERK,

Transcriptie

1 REPERTORIUM OP DE GRAFELIJKE LENEN TE CAPELLE a/d IJSSEL, MOORDRECHT EN NIEUWERKERK, door C. Hoek Eerder gepubliceerd in Ons Voorgeslacht, jrg. 40 en 43 (1985 en 1988), een uitgave van de Zuidhollandse Vereniging voor Genealogie CAPELLE AAN DEN IJSSEL 1. 4 morgen land met een huis te Keten in het ambacht van Capelle, belend ten oosten: Jan Florijsz (1347: Jan de Munic, 1375: Hughe Bruyn Lemsz., 1405: Symon Pietersz.), ten westen: Dammes Ymmenz (1347: Jan Aiidez., 1375: Hughe Bruyn Lemsz., 1405: Willem van Hodenpijl) : Daniel Brabander (L.H. 1, fol. 17) : Wouter Doedijnsz. van den Hoghenlande na overdracht door Abbe Jansz. (L.H. 1, fol. 17) : Dirc Woutersz. (L.H. 5, fol. 61v) : Pieter Hughe Symonsz. na overdracht door Dirc Woutersz. van den Hoghenlande (L.H. 49, fol. 25v) : Pieter Hughe Symonsz. met ledige hand (L.H. 422, fol. 50) : Dammes Pieter Hughenzoonsz. bij dode van zijn vader Pieter Hughensz. (L.H. 52, fol. 335v) : Dammes Pietersz. met ledige hand (L.H. 56, fol. 31) : Dammes Pieter Huygez. heeft de spade aan de dijk gestoken, waarna de heemraden diens 4 viertel land verbeurd hebben verklaard en deze zullen met de last van het dijkonderhoud worden verkocht, met uitzondering van het leen, dat de graaf ten eigen heeft gegeven, dit zal komen aan zijn familie van rechte zwaardzijde, : De heemraden verklaren dat 6 gaarden van het genoemde land aan de erfgenamen van Alvaraet Splinter behoort, omdat dit van Alvaraet was, toen men de stenen dijk aanlegde in tegenstelling tot wat de erfgenamen van Dammes Pieter Huygez. beweren : Dirc Pieter Huygez. besteedt uit aan Heynic Pouwelsz. een zesde deel van Dammes Pieter Huygezoons dijk bij het onzer vrouwen huisje, waarop Heinric Pietersz. woont, tegen betaling van 10 Philipsschilden op nog 10 op (Archief van het Hoogheemraadschap Schieland, register A7, fol. 15, 19 en 48v) morgen land in Keten, vanaf 1344 verpacht als domein : Willem Mighielsz. vermeld in 1282 (L.H. 5, fol. 55) : Heyneman Here 3 pond 2 sc. (r.r ). 1347: N.N. 3 pond 2 sc. (r.r. 200). 1351: Doede Screvelsz. 3 pond (r.r. 203) : Doede 3 pond (r.r ) : Screvel Screvelsz. 4 pond (r.r ) : Hughe Bruyn en Willem Aerndsz., 4 pond 15 sc. (r.r ). 1381: Pieter Hughe 5 pond 5 sc. 6 d. 2 m. (r.r. 223). 1382: Hughe Bruyn 5 pond 5 sc. 6 d. 2 m. (r.r. 224). 1

2 : Pieter Hughe 5 pond 5 sc. 6 d. 2 m. (r.r ) : Pieter Hughe 5 pond 13 sc. 5 d. (r.r ) : Pieter Hughe 4 pond 15 sc. (r.r ) : Meyer Jansz. 4 pond 15 sc. (r.r ). 1416: onverhuurd, het hooi is naar het hof vervoerd (r.r. 255). 1419: Pluynis Jacobsz. 55 sc. (r.r. 256). 1421: Pluynis Jacobsz. 55 sc., het geld is besteed aan het metselen van de muur (r.r. 258). 1428: onverhuurd (r.r. 262). 1429: Pieter Dammesz. 12 sc. 6 d. (r.r. 263) : Dirc Hugenz. 20 sc. (r.r ). 1435: Dirc Hugenz. 13 sc. 4 d. (r.r. 268) : Dirc Hugenz. 4 pond (r.r ) : Adriaen Dircxz. 4 pond (r.r ). 1480: Omdat bij het land 9 roede dijk behoort, waarvan het onderhoud meer kost dan het land opbrengt, wordt het als vrij eigen land gegeven aan Adriaen Dircxz., schout van Capelle, mits dat deze het onderhoud van de dijk betaalt (r.r. 313) viertel land in Keten in het ambacht van Troveis (1327: in het ambacht Capelle, gelegen tussen Bartout Niesenz. en Roede Screvel) : Reijnier Ghisebrechtsz., vermeld in 1282 (L.H. 5, fol. 45v) : Dammes IJmmenz. krijgt het leen ten eigen en zal ander land in ruil hiervoor opdragen (L.H. 1, fol. 66) viertel land in het ambacht Capelle, belend ten oosten door Ocker : Dammes IJmmenz. na overdracht door Symon Beyenz. (L.H. 5, fol. 108) gaarde land (1391: groot 6 morgen) in de Gheerhoeve te Keten in het ambacht van Capelle : Jan Feysz. van Keten bij dode van zijn vader Feys van Keten (L.H. 42, fol. 6v) : Jan Faesz. van Keetenhoec met ledige hand (L.H. 422, fol. 49v) : Willem Jansz. van Keeten (L.H. 52, fol. 1) : Symon Willemsz. van Keeten bij dode van zijn vader Willem Jan Faeikynsz. (L.H. 54, fol. 83v) : Symon Willemsz. van Keeten met ledige hand (L.H. 62, fol. 6v) : Meester Symon Willemsz. van Keeten krijgt het leen ten vrij eigen (L.H. 62, fol. 15) morgen in het ambacht van Keten (1326: te Keyte, gelegen tussen Fayse Aernoutsz. en Wouter den Zelander) : Arnout Trovesz., vermeld in 1282 (L.H. 5, fol. 55) : Jan Florijs krijgt het leen, dat hij heeft verkocht aan Jacob van den Werve, ten eigen en draagt in ruil er voor 7 morgen land op de oostzijde van zijn zate te Oudekerke in leen op in handen van Heynekiaen Claysz., bode van de leenheer (L.H. 22, fol. 41v). 7. 1½ viertel land, groot 12 morgen, te Capelle op de IJssel (1352: bij de woning van Velthusen aan de westzijde), belend ten oosten: Symon Clarenz. (1347: Dirc van Velthusen), ten westen: Diederic Willekenz. (1347: Mathijs Diericxz.), strekkende (1347: uit de IJsel tot het meer toe). 2

3 : Symon Clarenz. met ledige hand (L.H. fol. 109) : Jacob Symonsz. (L.H. 5, fol. 61v) : Dieric van Velthusen (L.H. 42, fol. 3v) : Hughe van Velthuzen als recht leen bij koop tegen 29 pond hollands, nadat het leen bij dode van zijn broer Dirc van Velthuzen was afgestorven, behoudens de lijftocht van diens weduwe Aecht (r.r. 210) : Heynric Hughenz. van Velthuysen met ledige hand (L.H. 422, fol. 50) : Adriaen Heynric Hughensz. van Velthusen bij dode van zijn vader Heynric Hughenz. van Velthusen (L.H. 54, fol. 37v) : Adriaen Henricsz. van Velthuzen krijgt het leen ten eigen (L.H. 54, fol. 37v en fol. 141) morgen land in Capelle, aan beide zijden belend door Harman Vinke : Pieter Arnoud Spikersz. krijgt na overdracht.door Symon Clarenz. het leen ten eigen en zal in ruil ander goed te Capelle opdragen (L.H. 1, fol. 16v). 9. Het huis, de hofstad en de boomgaard en 24 viertel land te Capelle, die vroeger van heer Traveys van Mordrecht waren en die op door de graaf gekocht zijn van heer Pieter van de Leck, met andere goederen, waartoe de graaf op het complex verpand had aan heer Arnoudsdochter van den Dorpe, vrouwe van der Dusse, totdat hij het door haar ten behoeve van de koop geleende geld, 650 pond hollands, zal hebben afgelost (1335: zoals heer Willem van Duvenvoirde kocht van heer Pieter van der Leck, 1354: met de erbij behorende Hoftiende, verpacht aan Screvel Screvelsz. het westblok 3 pond 14 sc.; Jan Allaerdsz. het oostblok 7 pond 10 sc.; de smaltiende 32 sc.; in 1355 Arnt Diercoep het westblok 5 pon 3 sc. 3 d.; Jan Allertsz. het oostblok 3 nond 13 sc. 6 d.: de smaltiende Aernt Diertoep 31 sc. 9 d.; in 1354 is het land verpacht aan: Doede Screvelsz. 9 sc. 10 d.; Screvel Screvelsz. 4 pond; Doede Screvelsz. betaald door Voppe Vriesenz. 7 pond; Enghebrecht Jacobsz. 4 pond 10 sc.; Jan Willaemsz. 3 pond; Jacob Hoec betaald door Alijd Clais 3 pond 6 sc.: Jacob van Velthuisen 7 pond; Gheerlof Hannenz., Heyne Willekensz. en Aechte Gherijts 7 pond 15 sc.; Jan Willaemsz. betaald door Jan Oudziersz. 5 pond; Willaem Reijniersz. betaald door Aernd Duercoep 5 pond; Liclaes en Jan Moelnaersz. 5 pond; Hanneken Coutbier 5 pond 3 sc.; Jacob Hoec 3 pond 12 sc.; Costijn Roemaersz. 3 pond 21 sc.; Willem Hont 50 sc.; Doede Screvelsz. 35 sc. en 7 pond; Jan Willemsz. betaald door Hughe van Velthuysen 3½ pond; Jacob Hoec 17 sc. en Jacob van Velthuzen 10 sc.) en die heer Ghisebrecht van der Lecke op ontving van zijn oudere broer heer Pieter van der Leck en van hun ouders afkomstig waren : Heer Jan van Pollanen na koop, waarvoor hij de eigendomsbewijzen ten gevolge van de ziekte en overlijden van Engelbrecht van Voirscoten, s graven rentmeester, pas op ontvangt en waarmede hij reeds op zijn broer heer Willem van Duvenvoorde heeft beleend (Nassau Domeinarchief I, inv.nr. 732 en 44, fol. 256 en L.H. 1, fol. 92v en L.H. 80, fol. 24) : De graaf draagt de leenhoogheid over aan zijn broer heer Jan van Henegouwen, heer van Byaumont, vermeld op , waarna het leen deel gaat uitmaken van diens leenkamer. De leenhoogheid versterft als het leen 18, vermeld in Ons Voorgeslacht, 1983, blz. 423, tussen en (Oud Archief van de stad Gouda, inv.nr. 4095). 10. De tienden, groot en smal, te Goechdorp in het ambacht Capelle, die op door de graaf zijn gekocht van Pieter, heer van der Leck (1354: verpacht aan Simon Oud- 3

4 ziersz. het oostblok 8 pond; Roemer het middelblok 6 pond 15 sc. 6 d.; Jan Hughenz. het westblok 10 pond; Jan Oudziersz. de smaltiende. sc.; en in 1355 aan Voppe die Coster het oostblok 4 pond 18 sc.; Liefkint het middelblok 8 pond 11 sc. 6 d.; Jan Allertsz. het westblok 49 sc.; Liefkint de smaltiende 33 sc. 8 d.; Symon Oudsiersz. betaalt nog 6 pond over het voorgaande jaar) : als leen : Willem van Duvenvoirde, heer van Oesterhout, bepaalt krachtens een op door de leenvrouwe verleent consent, dat het leen zal vererven op zijn neef heer Philips van Pollanen, die het in leen zal houden van zijn broer heer Jan van Pollanen (L.H. 77, vierde blad na fol. 20) : Heer Willaem van Duvenvoerde heeft het leen als balling verbeurd (r.r ) : Heer Jan van Pollanen, heer van Breda, krijgt zijn verbeurde goederen terug (Nassau Domeinarchief I, inv.nr. 605) : Heer Jan van Pollanen heer Jansz., heer van Breda en van de Leck, bij dode van zijn vader heer Jan van Pollanen, heer van Breda en van de Leck (L.H. 50, fol. 153) : Heer Jan, heer van de Leck en van Breda, met ledige hand (N.D. I, inv.nr. 13) : De jonkvrouwe van de Leck, die nog minderjarig is (N.D. I, inv.nr. 17) : Johanna, vrouwe van de Leck en Breda, gehuwd met Engelbrecht, jonkgraaf van Nassauwe (N.D. I, inv.nr. 18) : Johanna, vrouwe van de Leck en Breda, gehuwd met Engelbrecht, graaf van Nassauwe, met ledige hand (N.D. I, inv.nr. 19) : Johanna, vrouwe van de Leck en Breda, gehuwd met Engelbrecht, graaf van Nassauwe, met ledige hand (N.D. I, inv.nr. 21) : De overige beleningen zijn gelijk aan die van het leen 41, gepubliceerd in Ons Voorgeslacht 1973, blz bis. De korentiende en de smaltiende van Keten : Ver Sofye van der Goude, gehuwd met heer Jan van Renesse, krijgt bij gebrek aan een zoon recht van erfopvolging voor haar oudste dochter (Hoge Raad van Adel, Het familie archief van Slingeland, collectie Butkens, B. 84) : Janne van Henegouwen en Hollant, broer van de leenheer Willem, graaf etc., zoals de heren van der Goude het leen hielden (F. van Mieris, Groot Charterboek, deel II, blz. 77) : De beleningen zijn gelijk aan die van het leen 18, medegedeeld in Ons Voorgeslacht, 1983, blz. 423, tot en met : Het leen is afgestorven bij dode van de graaf van Bloys (r.r. 60, fol. 66). 10 ter. Een koren- en smaltiende : Heer (Ghisebrecht) Ruysschen (van Lyntscoten) met ledige hand (L.H. 5, fol. 36). 11. Het hoge gerecht binnen de buitenste gracht van het Huis te Capelle : Heer Willem van Duvenvoerde, heer van Oesterhout (N.D. I, inv.nr. 402). De overige beleningen zijn gelijk aan die van het leen 10. MOORDRECHT viertel land in het ambacht Mordrecht. 4

5 : Heer Florens van der Boechorst, ridder, na koop ten eigen, zoals de graaf het had van Symon Dammaes Mouwenz. (L.H. 47, fol. 41) morgen land in Moerdrecht, strekkende uit de IJsel tot de Piclie, belend ten oosten: Willem Heynricsz. met 7 morgen land, ten westen: Jan Oedenz. en Pieter Jan Wivenz : Heer Willem van Cralingen na opdracht uit eigen (L.H. 50, fol. 202v). 14. De Broec tussen Bettensloot en het midden van het weiland (1321: een broek en een bos te Mordrecht gelegen tussen de tiende van heer Jan van Henegouwen en de Proesttiende van Jan van der Ghoude, strekkende langs de Piclede tussen de halve Ghoude en het land van Jacob van den Broke, behalve 7 morgen land, genaamd Leckenborchenesse en 5 morgen land van de Nieuwe Ghoude, 1330: met 6 viertel land), de tiende van de Lo ter lengte van 6 voorling, strekkende uit de Piclede (1321: een koren en smaltiende, strekkende langs de Piclede, belend door heer Jan van Heneghouwen en de Proesttiende van Jan van der Ghoude, gelegen tussen de halve Goude en Gherard Heyensloot en een blok tienden, 18 voorling lang, met de smaltiende, strekkende vanaf de Piclede westwaarts tussen de landscheiding van Zevenhusen en de tiende van heer Jan van Heneghouwen) : Troveis, vermeld in 1282 (L.H. 5, fol. 48v en 55) en op als Diederic Troveis van Mordrecht (Archief van de graven van Holland, inv.nr. 417) : Jan van Mordrecht, vermeld in 1296 (L.H. 1, fol. 87) : Jacob van Mordrecht Jansz., op vermeld als ridder (L.H. 80, fol. 16 en L.H. 1, fol. 23) : Vrouwe Margriete, gehuwd met heer Jacob van Mordrecht, zal noch wat betreft haar lijftocht, noch wat betreft de goederen, die zij van haar broer heeft geërfd, worden aangesproken vanwege de schulden van haar man (L.H. 1, fol. 14) : Heer Jacob van Moirdrecht krijgt recht van erfopvolging voor zijn dochter Lizebet, gewonnen bij zijn echtgenote vrouwe Alyde van Naeldwijc (L.H. 1, fol. 23) : Heer Jacob van Mordrecht, ridder, mag als eigen verkopen aan Jan van Delf 5 morgen land in Moirdrecht, gelegen bij 6 morgen land in het gerecht van der Goude naast het Ofhlant, die hij aan Dieric Melijsz. mag verkopen, en aan Alewaerde 7 morgen land in Inkelede in het ambacht Mordrecht. Hij draagt in ruil hiervoor uit eigen op 1 viertel land in Mordrecht in Abbencamp, gelegen aan de westzijde tussen de dijk en de landscheiding, en 1 viertel land ten westen hiervan gelegen (L.H. 1, fol. 30 en 30v) : Jan van der Werve, Jan van Foreest, Jan Florensz., Symon Clarenz. en Janne den Stoute Danielsz. hebben de schulden van heer Jacob van Moerdrecht overgenomen en krijgen hiervoor gedurende 6 jaar de inkomsten uit diens goederen, ook al zou hij voor het einde van deze periode sterven, dit geldt ook voor de goederen die in dat geval aan zijn vrouw en zijn dochter zouden komen. Deze 5 personen moeten op pond hollands betalen aan de poorters van Dordrecht, welk geld heer Jacob had opgenomen van de heer van Hoirne, waarvoor borg waren Mathijs Renghersz. en Willem, de kamerling van de graaf. Verder moeten zij op en op aan de graaf iedere keer 100 pond hollands betalen (L.H. 1, fol. 42v) : Heer Jacon van Moirdrecht mag zijn lenen, die aan zijn dochter waren toegezegd, verkopen (L.H. 1, fol. 86v). Het leen 14 is gesplitst in 14A en 14B. 14A. De tienden (13..: de smaltiende, verpacht in 1355 aan Clays Diericsz. tegen 9 pond 3 sc. 9 d.). 5

6 : De graaf na overdracht door heer Jacob van Moirdrecht met inbegrip van een groteen een smaltiende, die hij in leen hield van heer Jan van Heynnegouwen, om het gehele complex te verkopen, behoudens de leenhoogheid van heer Jan van Heynnegouwen (L.H. 1, fol. 85) : Heer Willem van Duvenvoirde, heer van Oesterhout, ridder, zoals Jacob van Moordrecht, ridder, hij houdt de smaltienden van de graaf en de korentienden van heer Jan van Henegouwen (L.H. 2 fol. 72 nr. 473, 77, vierde blad na fol. 20) : Heer Willem, heer van Donghen,bastaard, zoon van heer Willem van Duyvenvoirde, heer van Oisterhoute, na overdracht door zijn vader (Hoge Raad van Adel, Slingeland, Butkens, register VI, fol. 285) : Heer Willem van Duvenvorde, heer van Oesterhout, met ledige hand (N.D. I, inv.nr. 11). De overige beleningen zijn gelijk aan die van het leen B. Het land, het bos, de Broek, het tiendrecht, het recht van nakoop, de pacht boven die van de kapelrie en de hoenders, als volgt begrensd: vanaf de Ghoude, langs de Piclede, langs de weg van Waddijnsvene naar Mordrecht, langs die van Mordrecht naar Ghoude en langs die aan het einde van de Rotte en dan rechtuit in de Ghoude : Klaas Rengersz. bij overdracht door heer Jacob van Moordrecht, ridder, (L.H. 2, fol. 64v, nr. 422) : De graaf ontvangt 3 viertel land in de woning te Moirdrecht na overdracht door heer Jacob van Moirdrecht (L.H. 1, fol. 85) : Clays Renghersz. koopt als eigen de woning te Moordrecht en 7 ½ viertel land, belend ten westen: de kerkhoeve tot aan het veen van Jan Diericxz. en de Piclede, ten noorden: de Piclede, ten oosten: Ghibe Woutersz., ten zuiden: de IJsel, tegen 700 pond hollands, met inbegrip van het leen 19 B. Clays van der Merwede, ridder, Lode van der Merwede, Hughe van den Woude, Roelof van Wijc en Everocker van der Donc stellen zich voor een bedrag van 250 pond hollands borg voor heer Jacob van Moirdrecht, dat deze aan de graaf 3 viertel land uit de woning van Moirdrecht zal overdragen (L.H. 1, fol. 69v en 85v). 14 bis. Een vierde deel van de koren- en de smaltiende, met uitzondering van de tiende van de proost. De beleningen zijn gelijk aan die van het leen 10 bis. 15. Een rente van 80 pond per jaar uit de Broeke te Mordrecht : Clais Renghersz., vermeld in 1334 (Graven van Holland, inv.nr. 1434). 15 bis. 19½ viertel land, belast met een jaarrente van 1 pond ten behoeve van Symon Troveysenz., verpacht tegen 5½ sc. plus 1 hoen per viertel, in totaal tegen 4 pond 7 sc. 3 d : Heer Jacob van Scobben, het leen is voor 1343 afgestorven (r.r. 198) NIEUWERKERK hond land in de woning van Troveis van Mordrecht te Nuwerkerke : Troveis, vermeld in 1282 (L.H. 5, fol. 48v en 55). De overige beleningen zijn gelijk aan die van het leen 14. 6

7 17. 6 viertel (1347: 4 viertel) land, gelegen voor 16 morgen, belend ten westen: de kerklaan (1347: het kerkland), ten oosten: Symon Aechtenz. (1347: Willem Symonsz., 1408: Jan Faesz.), ten zuiden (1408: de kerk aldaar), gelegen ten oosten van de kerk (1347: strekkende van de IJsel tot de scheiding van Zevenhusen) : Willem Jansz. (L.H. 5, fol. 109) : Willem Jansz. met ledige hand (L.H. 5, fol. 61v) : Daeme Jan bij dode van zijn vader Willem Jansz. (L.H. 50, fol. 103) : Daem Jan Willemsz. met ledige hand, (L.H. 422, fol. 50) : Jacob Claesz., dienaar van Willem, hertog etc., koopt tegen 40 engelse nobels het leen als vrij eigen, nadat het bij dode van Daem Jan was afgestorven (L.H. 54, fol. 51v). 18. De helft van de korentiende van het Cortenland, verpacht aan (1350: Jan Oydziersz. 6 pond, Jacob van Velthusen 3 pond 4 sc. en 5 pond 3 sc.; 1354: Pieter Hannenz. ten oosten van de kade 4 pond 17½ sc.; Gheret Claisz. ten westen van de kade 11 pond en 40 sc.; Winant Simonsz. de Nessetiende 3 pond 9 sc. 2 d. en 45½ sc.; Heymen Claisz. de smaltiende 57 sc.; 1355: Gherijt Claisz. de oostzijde 8 pond 11 sc. 6 d.; Heynric baysz. de westzijde 10 pond 14 sc. 4 d.; Gherrijd van Woerden de Nestiende 6 pond 14 sc. 9 d.; Heynric Claisz. de smaltiende 49 sc.) : Willem van Duvenvoirde, heer van Oesterhout, na aankoop van heer Traveys van der Mie (r.r , N.D. I, inv.nr. 44, fol. 257, L.H. 77, vierde blad achter fol. 20). De volgende beleningen zijn gelijk aan die van het leen bis. Een vierde deel van de smaltiende, de helft van de korentiende van het Corteland, van de korentiende van de 10 hoeven en van de korentiende van de 14 hoeven; de korentiende van de Nesse. De beleningen zijn gelijk aan die van het leen 10 bis. 18 ter. Een jaarrente van 3 pond uit de bede van het Cortelant : Troveis (van Mordrecht) maakt aanspraak op het leen (L.H. 5, fol. 48v) : Heer Jacop van Moirdrecht (L.H. 1, fol. 88). De overige beleningen zijn gelijk aan die van het leen 19B. CAPELLE, MOORDRECHT en NIEUWERKERK 19. Het ambacht tussen de Goude en Cralingen met de gruit bij de IJsele en bij het Veen, 8 pond per jaar uit de bede van Capelle, het IJsselermeer, het ambacht van der Lo : Troveis, vermeld in 1282 (L.H. 5, fol. 48v en fol. 55) en op als Diederic Troveis van Mordrecht (Graven van Holland, inv.nr. 417). Het leen 19 is gesplitst in 19A en 19B. 19A. Het ambacht Cappelle (1354: met het veer, verpacht aan Costijn Voppe tegen 5 pond 3 sc., de stutting in de IJssel, verpacht aan Screvel Screvelsz. tegen 20 sc. en de tijns 4 sc.) en van Nieuwerkerke : Heer Willem van Moerdrecht, ridder (Schieland, register A7, fol. 22v) : Janne van den Werve na koop tegen 325 pond hollands (L.H. 1, fol. 4) : De graaf na overdracht door Aernoud, de voogd van Straelen (N.D. I, inv.nr. 730). 7

8 : Heer Willem van Duvenvoirde, heer van Oesterhout, kamerling van de graaf, krijgt het recht van opvolging voor zijn bastaardzoon heer. Willem, indien hij zonder wettige zoon overlijdt (L.H. 30, fol. 24) : Heer Willem, heer van Donghen,bastaard, zoon van heer Willem van Duyvenvoirde, heer van Oisterhoute, na overdracht door zijn vader (Hoge Raad van Adel, Slingeland, Butkens, register VI, fol. 285) De overige beleningen zijn gelijk aan die van het leen B. Het ambacht van Moerdrecht, gelegen tussen de heerschappij van der Goude en het ambacht van Nieuwerkercke, strekkende vanaf Zevenhusen, de landscheiding en de Picklede tot in de halve IJsel (1316: en een rente van 12 sc. per jaar, 1330: met de molen en een rente van 3 pont per jaar) : Jan van Mordrecht, vermeld in 1296 (L.H. 1, fol. 87). De volgende beleningen zijn gelijk aan die van het leen 14 tot: : Clays Renghersz. na koop (L.H. 1, fol. 85) : Florens van der Bouckhorst (L.H. 418, fol. 169v) : Florens van der Bouckhorst na zijn vader heer Florens van der Bouckhorst (L.H. 27, fol. 13v) : Pouwels Tolnaer na overdracht door Florens van der Bouckhorst (L.H. 25, fol. 13v) : Jonkheer Jan van Bloys, heer van Schoonhoven, na overdracht door Pouwels Tolnaer Pouwelsz. (L.H. 111, fol. 91). De overige beleningen zijn gelijk aan die van het leen 18, vermeld in Ons Voorgeslacht 1983, blz