GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Vergelijkbare documenten
GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Kennis over de overdracht van het AIDS virus

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Leefstijl en preventie

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIË PATIËNTEN IN MEDISCHE OPVOLGING

Houdingen ten aanzien van het levenseinde

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Diensten voor thuiszorg en sociale en preventieve diensten

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Kennis en attitudes in verband met HIV-infecties Gezondheidsenquête, België, 1997

De epidemiologie van AIDs en HIV-infectie in België Toestand op 31 december 1997

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Risicofactoren voor wiegendood Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Risicofactoren voor wiegendood Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Kennis en attitudes in verband met HIV-infecties Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Vaccinatie. Jean Tafforeau

Resultaten voor België Kennis en attitudes in verband met HIV-infecties 1997

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Het gebruik van tabak

Kankerscreening. Jean Tafforeau

Mondgezondheid. Johan Van der Heyden

Screening van suikerziekte

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Gezondheidsenquête, België Gezondheidstoestand. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Preventie van wiegendood bij zuigelingen

Gezondheid en samenleving

BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN

Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.)

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Inleiding. Bespreking pagina 1

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

COLLEGE VAN AIDS-REFERENTIELABORATORIA HIV/AIDS IN BELGIE

Gelieve deze vragen te beantwoorden vooraleer de vragenlijst in te vullen. Indien u nee antwoordt op vraag 1, hoeft u geen vragenlijst invullen

Ambulante contacten met de specialist

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Gezondheidsenquête, België Medische consumptie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Klassiek wordt de mate van cariës voorgesteld door een cariës-index (DMFT-index = gemiddeld aantal gecarieerde, afwezige of gevulde tanden).

BLOED GEVEN... VERANTWOORDELIJK HANDELEN. Wat u moet weten

Contacten met de huisarts

Contacten met beoefenaars van niet-conventionele geneeswijzen

nr. 126 van JORIS POSCHET datum: 17 november 2014 aan JO VANDEURZEN Preventiebeleid hiv en soa s - Stand van zaken

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Resultaten voor Brussels Gewest Tandhygiëne Gezondheidsenquête, België, 1997

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Resultaten voor Brussels Gewest Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997

3.3 Kennis m.b.t. klimaatverandering

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2016

Ongelijkheden in gezondheidstoestand, levensstijl en preventie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

COLLEGE VAN AIDS-REFERENTIELABORATORIA. HIV/AIDS IN BELGIE Toestand op 31 december 2008

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

De gezondheidstoestand

Alles op alles voor veilig bloed

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Sociale gezondheid. Stefaan Demarest

Resultaten voor België Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Toegang tot de gezondheidszorg Gezondheidsenquête, België, 1997

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Resultaten voor België Cardiovasculaire preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Patiëntentevredenheid

Resultaten voor België Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contacten met de Huisarts Gezondheidsenquête, België, 1997

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

FACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Inleiding. Sabine Drieskens

Passief roken. Edith Hesse

SEXPERT II. Studie bij Vlamingen van Turkse origine

Contacten met paramedische zorgverstrekkers

Besmetting met HIV Inleiding Wat is HIV Wat is AIDS

Digitale (r)evolutie in België anno 2009

Resultaten voor België Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997

Transcriptie:

GEZODHEIDSEQUETE 2013 RAPPORT 5: PREVETIE

Stefaan Demarest, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat 14 B-1050 Brussel +32 2 642 57 94 E-mail: stefaan.demarest@wiv-isp.be Depotnummer: D/2015/2505/22 Intern referentienummer PHS Report 2015-013

6. Kennis en houding t.o.v. HIV/aids AUTEUR Rana CHARAFEDDIE

Gelieve bij het verwijzen naar resultaten van dit hoofdstuk de volgende referentie te gebruiken: Charafeddine R. Kennis en houding t.o.v. HIV/aids. In: Demarest S, Charafeddine R (ed.). Gezondheidsenquête 2013. Rapport 5: Preventie. WIV-ISP, Brussel, 2015

IHOUDSTAFEL Samenvatting...269 1. Inleiding...271 2. Vragen...273 3. Indicatoren...275 3.1. Indicatoren over de percepties en kennis m.b.t. HIV/aids...275 3.2. Indicatoren over het testen van HIV/aids...277 4. Resultaten...279 4.1. Foute percepties over de overdracht van HIV...279 4.2. Kennis over methodes om zich tegen het risico op seksuele overdracht van HIV/aids te beschermen...293 4.3. Uitgebreide en correcte kennis over HIV/aids...303 4.4. Perceptie van de ernst en de ongeneeslijkheid van HIV/aids...308 4.5. Uitvoeren van HIV-test...312 5. Discussie...317 6. Bibliografie...319 7. Tabellen...321 KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS Inhoudstafel 267

SAMEVATTIG De resultaten van de Gezondheidsenquête 2013 tonen aan dat er in België nog steeds foute percepties bestaan over de overdracht van HIV. 44% van de bevolking van 15 jaar en ouder denkt ten onrechte dat HIV in België kan overgedragen worden door bloed te geven, 33% gelooft dat overdracht mogelijk is via een muggenbeet, 29% door een kus te geven op de mond en 22% door van iemands glas te drinken. Wanneer men deze 4 omigheden samenneemt, blijkt dat 63% van de bevolking minstens één van deze overdrachtswijzen fout inschat. Slechts 37% van de bevolking antwoordt dus correct op de vier vragen. Globaal gezien is het percentage personen dat de overdrachtswijzen van HIV/aids fout inschat in 2013 afgenomen t.o.v. 1997 en 2004, maar gelijk gebleven t.o.v. 2008. Enkel voor wat betreft de overdracht van HIV door het geven van bloed is het percentage personen dat dit op een foute manier inschat in 2013 (44%) gestegen t.o.v. 2008 (38%). Respondenten zijn over het algemeen goed op de hoogte over de veilige methoden om zich tegen HIV/ aids te beschermen. Alarmerend is echter dat ze niet goed inschatten welke strategieën onveilig zijn om zich tegen HIV te beschermen. Slechts 48% van de bevolking weet dat het kiezen van een partner die gezond lijkt niet tegen HIV beschermt en 60% weet dat zich terugtrekken voor de ejaculatie geen bescherming biedt. In totaal geeft 43% van de bevolking correct aan dat deze twee methoden geen bescherming bieden tegen de overdracht van het virus. Dit percentage is in 2013 (43%) gedaald t.o.v. de vorige jaren (56% in 1997, 60% in 2004 en 46% in 2008). De daling t.o.v. 2008 is vooral uitgesproken voor het percentage personen dat weet dat een gezonde partner kiezen niet beschermt tegen HIV (48% in 2013 tegenover 52% in 2008). 43% van de bevolking identificeert op een correcte manier de drie methoden die worden voorgesteld om zich tegen HIV/aids te beschermen. Dit laag percentage heeft te maken met het feit dat slechts 45% erkent dat het zich onthouden van seks met penetratie een voldoende bescherming biedt tegen HIV. Daarentegen identificeert 88% het condoom als een goede methode en 86% weet dat enkels seks hebben met een vaste, trouwe partner die geen HIV heeft een goede bescherming biedt. Het percentage personen dat op een correcte manier de methoden identificeert om zich tegen HIV/aids te beschermen is in 2013 gelijk gebleven t.o.v. 2008. Wanneer men dit echter bekijkt per methode, blijkt dat het percentage personen dat weet dat enkel seks hebben met een vaste, trouwe partner beschermt tegen HIV lager is in 2013 (86%) dan in 2008 (90%). In de Gezondheidsenquête 2013 wordt ook nagegaan in welke mate de bevolking correct de ernst en ongeneeslijkheid van HIV/aids inschat. Dit gebeurt op basis van 4 stellingnames. De resultaten tonen aan dat 78% van de bevolking inderdaad meent dat HIV/aids een ernstige ziekte is, 60% weet dat de nieuwe behandelingen HIV/aids niet kunnen genezen, 60% weet dat er geen vaccin is tegen HIV/aids en 77% van mening is dat HIV/aids nog altijd een probleem is in België. Op basis van de 4 stellingen samen blijkt dat 48% van de bevolking de ernst en ongeneeslijkheid van HIV/aids correct inschat. Dit percentage is tussen 2004 en 2013 stabiel gebleven. Wanneer elke stelling afzonderlijk wordt bekeken, blijkt dat in 2013 (78%) significant minder personen denken dat HIV/aids een ernstige ziekte is dan in 2004 (83%). De percentages voor de andere stellingen zijn in deze tijdsperiode stabiel gebleven. KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS Samenvatting 269 Tot slot werd ook nagegaan in welke mate gescreend wordt voor HIV/aids. In 2013 geeft 6% van de bevolking van 15 jaar en ouder aan in de 12 maanden voorafgaand aan de enquête een HIV-test te hebben laten uitvoeren. Van de personen bij wij deze test werd uitgevoerd, geeft 86% aan persoonlijk op de hoogte te zijn gebracht van de resultaten van de test. Het percentage van de bevolking dat een HIV-test liet uitvoeren, is tussen 2008 en 2013 stabiel gebleven. De studie van de verschillende indicatoren in functie van sociodemografische kenmerken laat toe om een aantal algemene tendensen vast te stellen. De kennis over HIV/aids hangt sterk samen met het opleidingsniveau. Foute percepties over de overdracht van HIV/aids nemen af naarmate het opleidingsniveau toeneemt, terwijl het percentage personen dat de methoden om zich te beschermen tegen HIV/aids correct inschat en de ernst en de onge-

neeslijkheid van HIV/aids erkent, toeneemt met het opleidingsniveau. De mate waarin in de afgelopen 12 maanden een HIV-test werd uitgevoerd, hangt echter niet samen met het opleidingsniveau. Globaal gezien is de kennis over HIV/aids het best bij personen van middelbare leeftijd. Voor sommige indicatoren (foute percepties, onveilige manieren om zich te beschermen) vinden we hogere percentages bij jongeren van 15-24 jaar dan bij de oudere personen; voor andere (veilige manieren om zich te beschermen, juiste inschatting van de ernst en ongeneeslijkheid van HIV/aids) liggen de percentages lager bij jongeren dan bij oudere personen. Personen van middelbare leeftijd laten zich ook meer testen voor HIV dan de jongsten en de oudsten. KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS Samenvatting Tenslotte blijken er voor de bestudeerde indicatoren ook belangrijke regionale verschillen te bestaan. De kennis over HIV/aids lijkt minder goed te zijn bij de inwoners van het Vlaams Gewest. Het percentage personen dat weet welke methoden onveilig zijn om zich tegen HIV-overdracht te beschermen, is lager in het Vlaams Gewest (37%) dan in het Brussels (52%) en Waals (52%) Gewest. Daarenboven blijkt het percentage personen dat de ernst en ongeneeslijkheid van HIV/aids correct inschat, minder hoog te zijn in het Vlaams Gewest (45%) dan in het Brussels (52%) en Waals Gewest (53%). We noteren ook dat de daling over de tijd van het percentage personen dat op een correcte manier weet aan te geven welke beschermingsmethoden veilig en onveilig zijn in het Vlaams Gewest, belangrijker is dan in de andere twee gewesten. In het Vlaams Gewest wordt minst vaak een HIV-test uitgevoerd: het betreft 4% van de 15-plussers. In het Waals Gewest is dit 7%; in het Brussels Gewest 13%. 270

1. ILEIDIG Het Humaan Immunodeficiëntie Virus (HIV) is het virus dat het verworven immunodeficiëntiesyndroom, of in het Engels het acquired immunodeficiency syndrome (aids), veroorzaakt. Het virus werkt in op het immuniteitssysteem van het organisme en maakt het meer kwetsbaar voor opportunistische infecties. Overdracht gebeurt op verschillende manieren: via seksueel contact, via de bloedbaan en van moeder op kind (tijdens de zwangerschap, de bevalling of de borstvoeding), maar niet door een eenvoudig contact zoals een kus, een handdruk, speeksel, ademhalingsdruppeltjes, insectenbeten, of rechtstreeks contact met bijvoorbeeld een toiletbril, een glas of keukengereedschap. Momenteel bestaat er nog geen vaccin tegen HIV-infectie en, hoewel er geneesmiddelen zijn die de ziekte onder controle kunnen houden, blijft de ziekte ongeneeslijk 1. Kennis over de overdracht van HIV/aids en de manier om zich hiertegen te beschermen, komt aan bod in surveillanceprogramma s in heel wat landen. In Frankrijk bijvoorbeeld hebben de zes ARS-KAPB 2 enquêtes toegelaten om de evolutie van de kennis, attitudes, overtuigingen en gedragingen t.o.v. HIV/aids over 20 jaar op te volgen (1). De resultaten van de laatste ARS-KAPB enquête, die uitgevoerd werd in 2010, tonen aan dat de manieren waarop de ziekte kan worden overgedragen nog steeds goed gekend zijn, maar dat foute percepties, zoals de mogelijkheid van overdracht via een muggenbeet, blijven bestaan. Tevens geeft deze enquête aan dat, daar waar men aids vóór de beschikbaarheid van de antiretrovirale middelen (ARV) sterk vreesde, dit vandaag de dag niet méér het geval is dan een andere seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA). Anders gezegd, er treedt momenteel een zekere banalisering van HIV/ aids op, die enerzijds het gevolg is van het succes van de antiretrovirale middelen en anderzijds van de langere overleving van personen met HIV/aids. et zoals de ARS-KABP-enquêtes laat ook de Belgische Gezondheidsenquête toe om de kennis over HIV/aids bij de bevolking in België sinds 1997 op te volgen. Deze informatie is essentieel voor de planning en opvolging van preventieprogramma s. Zij laat meer bepaald toe om bevolkingsgroepen te identificeren waarvoor de bestaande programma s moeten worden versterkt. Zo heeft het UAIDS-programma een indicator over kennis van HIV/aids toegevoegd aan de kernindicatoren die landen helpen bij het evalueren van hun aanpak en de vooruitgang die ze boekten om hun nationale doelstellingen m.b.t. HIV te bereiken 3. Men mag er echter niet van uitgaan dat een bevolking voldoende beschermd is als zij een goede kennis heeft over de manier waarop HIV wordt overgedragen en hoe men er zich tegen kan beschermen; ook goed geïnformeerde personen lopen een aantal risico s. Daarom blijft het sensibiliseren en informeren een cruciale stap in de gezondheidspromotie. aast de informatie over kennis over HIV/aids, verschaft de Gezondheidsenquête ook inzicht over de mate waarin de bevolking voor HIV getest wordt. De HIV-test wordt door het RIZIV terugbetaald, en dit laat toe om het totaal aantal testen te kennen dat in België werd uitgevoerd. Volgens de gegevens van het RIZIV werden in 2013 695.433 HIV-testen uitgevoerd. Het gaat daarbij om testen die door het RIZIV werden terugbetaald, zonder de testen in het kader van een bloedinzameling in rekening te brengen (2). Vanuit dit oogpunt situeert het belang van een gezondheidsenquête zich dan ook niet zozeer in het maken van absolute schatters over het uitvoeren van een HIV-test, maar wel in het bestuderen van sociodemografische determinanten die hierbij een rol spelen. Dit laat bijvoorbeeld toe om verschillen tussen bevolkingsgroepen aan het licht te brengen en de coherentie na te gaan tussen het uitvoeren van HIVtesten enerzijds, en seksueel risicogedrag anderzijds (aantal partners, gebruik van condoom, enz.) KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 1. Inleiding 271 Informatie over de kennis van HIV/aids en gedragingen die hiermee te maken hebben, is vooral belangrijk omdat de HIV-surveillancegegevens aantonen dat het aantal HIV-diagnoses in België ook vandaag nog hoog blijft: in 2013 werden 1115 infecties gediagnosticeerd, wat overeenkomt met gemiddeld 3 nieuwe diagnoses per jaar (2). Zelfs als dit cijfer wat gedaald is t.o.v. 2012, toch blijft het hoog in vergelijking met enkele jaren terug. Vooral in de bevolking afkomstig van Sub-Saharisch Afrika daalt dit aantal. In de bevolking met de Belgische nationaliteit blijft dit cijfer min of meer stabiel. Onrustwekkend 1 http://www.catie.ca/sites/default/files/sondage-de-suivi-de-2012-sur-les-attitudes-touchant-le-vih-sida.pdf 2 Enquête sur les connaissances, les attitudes, les croyances, et les comportements (ARS-KAPB) 3 http://www.unaids.org/

is echter dat we tussen 2012 en 2013 een toename van 5% vinden van het aantal nieuwe infecties bij mannen die seks hebben met mannen (MSM). Ander alarmerend feit, bijna de helft (43%) van de nieuwe HIV-diagnoses wordt nog steeds te laat gesteld, ook al is deze proportie gedaald t.o.v. de vorige jaren (in 1998 was 59% van de diagnoses laattijdig). Een patiënt die laattijdig wordt gedetecteerd, zal moeilijker te behandelen zijn, gezien het toegenomen risico op complicaties en zal vooral het risico doen toenemen dat de infectie wordt doorgegeven vooraleer de diagnose wordt gesteld (3). Bovendien stelt men in België sinds enkele jaren een toename vast van bepaalde seksueel overdraagbare infecties (Chlamydia trachomatis, gonorroe en syfilis) (4). Deze vaststellingen bevestigen een zekere laksheid in het preventief gedrag van de afgelopen jaren. KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 1. Inleiding 272

2. VRAGE De volgende reeks vragen laat toe informatie te verzamelen over de kennis en de gedragingen m.b.t. HIV/aids van de bevolking woonachtig in België. Deze vragen maken deel uit van de schriftelijke vragenlijst en worden enkel beantwoord door personen van 15 jaar en ouder. De vragen zijn als volgt: HI.01. Kan men, volgens u, met het aidsvirus besmet raken door: (Ja / een / Men zegt van niet, maar ik pas op / Ik weet het niet) HI.01.01 : iemand op de mond te zoenen? HI.01.02 : een muggenbeet? HI.01.03 : van iemands glas te drinken? HI.01.04 : momenteel bloed te geven in België. Anders gezegd, kan de bloeddonor besmet geraken door bloed te geven? HI.02. HI.03. HI.04. Zijn de volgende methoden veilig om zich tegen het aidsvirus te beschermen? (Volledig veilig / Eerder veilig / Eerder onveilig / Helemaal onveilig / Ik weet het niet) HI.02.01 : partners kiezen die gezond lijken HI.02.02 : zich terugtrekken vóór de ejaculatie HI.02.03 : zich onthouden van seks met penetratie HI.02.04 : een condoom gebruiken bij elk seksueel contact met penetratie HI.02.05 : enkel seks hebben met één trouwe, niet-besmette partner Hebt u al een HIV-test ondergaan om het AIDS-virus op te sporen? (een, nooit / Ja, langer dan 1 jaar geleden / Ja, langer dan 3 maanden, maar minder dan 1 jaar geleden / Ja, langer dan 1 week, maar minder dan 3 maanden geleden / Ja, minder dan 1 week geleden/ Ik weet het niet) We willen de resultaten niet kennen, maar bent u op de hoogte gesteld van de resultaten van deze test? (Ja / een) HI.05. Gaat u ermee akkoord dat? (Volledig akkoord / Eerder akkoord / Eerder niet akkoord / Helemaal niet akkoord / Ik weet het niet) HI.05.01 : HIV/aids niet langer meer een ernstige ziekte is HI.05.02 : de nieuwe behandelingsmethoden HIV/aids kunnen genezen HI.05.03 : er een doeltreffend vaccin tegen HIV/aids bestaat HI.05.04 : HIV/aids geen probleem meer is in België KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 2. Vragen 273

3. IDICATORE De indicatoren in dit hoofdstuk betreffen twee thema s: enerzijds percepties en kennis m.b.t. HIV/aids, en anderzijds het uitvoeren van een HIV-test. 3.1. IDICATORE OVER DE PERCEPTIES E KEIS M.B.T. HIV/AIDS 3.1.1 FOUTE PERCEPTIE OVER DE MAIER VA HIV/AIDS-OVERDRACHT In de Gezondheidsenquête 2013 wordt het voorkomen van foute percepties bij de bevolking over de manier waarop HIV/aids wordt overgebracht geëvalueerd op basis van 4 stellingnames die betrekking hebben op situaties waarbij het virus niet wordt overgedragen: door iemand op de mond te kussen, door een muggenbeet, door van iemands glas te drinken, en door in België bloed te geven. In dit kader werden vijf indicatoren aangemaakt: HI0101_1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door iemand op de mond te kussen. Deze indicator is beschikbaar voor 1997, 2004, 2008 en 2013. HI0102_1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door een muggenbeet. Deze indicator is beschikbaar voor 2004, 2008 en 2013. HI0103_1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door van iemands glas te drinken. Deze indicator is beschikbaar voor 1997, 2004 en 2013. HI0104_1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door momenteel in België bloed te geven. Deze indicator is beschikbaar voor 2008 en 2013. Ook in de enquêtes van vóór 2008 kwam dit onderwerp aan bod, maar de vraag werd gewijzigd zodat de vergelijking met voorgaande jaren problematisch is. HI01_1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat foute percepties heeft over de methoden van overdracht van het HIV/aids-virus. Deze indicator houdt rekening met alle 4 de stellingen die hierboven vermeld worden en is enkel beschikbaar voor 2013. Voor de constructie van deze indicatoren wordt ervan uitgegaan dat een foute perceptie overeenkomt met de antwoorden ja, men zegt van niet, maar ik pas op en ik weet het niet. KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 3. Indicatoren 3.1.2. KEIS OVER DE METHODE WAAROP ME ZICH TEGE SEKSUELE OVERDRACHT VA HIV/AIDS KA BESCHERME De kennis over de methoden waarop men zich tegen seksuele overdracht van HIV/aids kan beschermen wordt geëvalueerd aan de hand van indicatoren die enerzijds twee onveilige methoden betreffen (partners kiezen die gezond lijken, zich terugtrekken voor de ejaculatie) en anderzijds drie veilige methoden (zich onthouden van seks met penetratie, een condoom gebruiken bij elk seksueel contact met penetratie, enkel seks hebben met een trouwe, niet-besmette partner). 275 In dit kader werden zeven indicatoren aangemaakt. Onveilige methoden om zich te beschermen HI0201_1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat weet dat het kiezen van een partner die gezond lijkt niet tegen HIV beschermt. Deze indicator is beschikbaar voor 1997, 2004, 2008 en 2013.

HI0202_1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat weet dat zich terugtrekken voor de ejaculatie niet beschermt tegen HIV. Deze indicator is beschikbaar voor 1997, 2004, 2008 en 2013. HI02_1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat correct 2 onveilige methoden om zich tegen HIV te beschermen, identificeert. Het betreft de 2 methoden die hierboven vermeld worden. De indicator is beschikbaar voor 1997, 2001, 2008 en 2013. Veilige methoden om zich te beschermen HI0203_1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat weet dat het zich onthouden van seks met penetratie beschermt tegen HIV. Deze indicator is beschikbaar voor 2008 en 2013. KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 3. Indicatoren HI0204_1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat weet dat een condoom gebruiken bij elk seksueel contact met penetratie beschermt tegen HIV. Deze indicator is beschikbaar voor 2008 en 2013. HI0205_1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat weet dat enkel seks hebben met één trouwe, niet-besmette partner beschermt tegen HIV. Deze indicator is beschikbaar voor 2008 en 2013. HI02_2 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat correct 3 veilige methoden om zich tegen HIV te beschermen, identificeert. Het betreft de 3 methoden die hierboven vermeld worden. Deze indicator is beschikbaar voor 2008 en 2013. Voor de constructie van deze indicatoren wordt ervan uitgegaan dat een correcte kennis overeenkomt met de antwoorden helemaal niet veilig in geval van onveilige methoden en de antwoorden volledig veilig of eerder veilig in geval van veilige methoden. 3.1.3. UITGEBREIDE E CORRECTE KEIS OVER HIV/AIDS Omwille van het belang van kennis over de methoden van overdracht van HIV om gedragingen te veranderen en de aidsepidemie binnen de perken te houden, heeft het UAIDS 4 programma in zijn jaarrapporten een indicator over dit thema opgenomen. Deze indicator geeft informatie over het percentage personen in de bevolking dat tegelijkertijd een exacte kennis heeft over de methoden om seksuele overdracht van HIV te voorkomen, en de belangrijkste foute percepties over de overdracht van het virus verwerpt. Om aan de vraag van UAIDS te voldoen werd de volgende indicator gecreëerd: 276 HI_1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat een uitgebreide en correcte kennis heeft over HIV/aids. Deze indicator is beschikbaar voor 2008 en 2013. De constructie van de indicator is gebaseerd op de antwoorden voor de volgende dimensies: weten dat een condoom gebruiken en en enkel seks hebben met één trouwe, niet-besmette partner veilige methoden zijn om zich tegen HIV te beschermen; verwerpen dat een muggenbeet en het geven van bloed manieren zijn om HIV over te dragen; weten dat een partner die gezond lijkt, drager kan zijn van HIV. 3.1.4. PERCEPTIES OVER DE ERST E DE OGEEESLIJKHEID VA HIV/AIDS In de Gezondheidsenquête 2013 wordt de perceptie van de ernst en de ongeneeslijkheid van HIV/aids in de bevolking ingeschat op basis van 4 stellingnames waarbij de respondent moet aangeven in welke mate hij/zij akkoord gaat: HIV/aids is niet langer meer een ernstige ziekte; de nieuwe behandelingsme- 4 http://www.unaids.org/

thoden kunnen HIV/aids genezen; er bestaat een doeltreffend vaccin tegen HIV/aids; HIV/aids is geen probleem meer in België. In dit kader werden vijf indicatoren gecreëerd: HI0501_1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat denkt dat HIV/aids een ernstige ziekte is. Deze indicator is beschikbaar voor 2004 en 2013. HI0502_1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat weet dat de nieuwe behandelingen HIV/aids niet kunnen genezen. Deze indicator is beschikbaar voor 2004 en 2013. HI0503_1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat weet dat er geen doeltreffend vaccin bestaat tegen HIV/aids. Deze indicator is beschikbaar voor 2004 en 2013. HI0504_1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat denkt dat HIV/aids nog steeds een probleem is in België. Deze indicator is beschikbaar voor 2004 en 2013. HI05_1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat op een correcte manier de ernst en ongeneeslijkheid van HIV/aids inschat. Deze indicator houdt tegelijkertijd rekening met de vier stellingen die hierboven geformuleerd worden. Deze indicator is beschikbaar voor 2004 en 2013. Voor de constructie van deze indicatoren wordt ervan uitgegaan dat een correcte perceptie van de ernst en de ongeneeslijkheid van HIV/aids overeenkomt met de antwoorden eerder niet akkoord of helemaal niet akkoord op de stellingnames. 3.2. IDICATORE OVER HET TESTE VA HIV/AIDS Om de vraag van UAIDS m.b.t. kernindicatoren voor de opvolging van het nationaal HIV/aidsbeleid te kunnen beantwoorden, werden de volgende indicatoren gecreëerd: HI03_1 HI03_2 HI04_1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat in de afgelopen 12 maanden een HIV-test heeft ondergaan. Deze indicator is beschikbaar voor 2008 en 2013. Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat ooit een HIV-test heeft ondergaan. Deze indicator wordt in de tekst niet besproken, maar basistabellen over deze indicator zijn op het eind van dit hoofdstuk beschikbaar. Deze indicator is beschikbaar voor 2008 en 2013. Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat in de afgelopen 12 maanden een HIV-test heeft ondergaan en persoonlijk op de hoogte gebracht werd van het resultaat van de test. Deze indicator is beschikbaar voor 2008 en 2013. Op te merken valt dat voor UAIDS deze indicatoren vereist zijn voor de jongeren tussen 15 en 24 jaar, maar in het kader van deze enquête wordt de informatie besproken voor alle leeftijdsgroepen. KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 3. Indicatoren 277

4. RESULTATE 4.1. FOUTE PERCEPTIES OVER DE OVERDRACHT VA HIV In de Gezondheidsenquête 2013 worden foute percepties over de manier van overdracht van HIV geëvalueerd op basis van 4 omigheden waarbij het virus niet kan worden overgedragen: door iemand op de mond te kussen, door een muggenbeet, door van iemands glas te drinken en door momenteel bloed te geven in België. 4.1.1. BELGIË Uit de resultaten blijkt dat foute percepties over de manier van overdracht van HIV blijven bestaan. Van de bevolking (van 15 jaar en ouder) denkt 44% ten onrechte dat HIV kan worden overgedragen door het geven van bloed in België, 33% gelooft dat overdracht mogelijk is door een muggenbeet, 29% door iemand op de mond te kussen en 22% door van iemands glas te drinken. Wanneer men de vier stellingen samen beschouwt, blijkt dat 63% van de bevolking minstens één foute inschatting maakt over de overdrachtswijze van HIV; slechts 37% van de bevolking antwoordt dus juist op de vier vragen. Analyse volgens leeftijd en geslacht Mannen en vrouwen hebben in dezelfde mate foute percepties over de manier van overdracht van HIV, behalve voor wat betreft het geven van bloed. Vrouwen geven inderdaad vaker dan mannen (46% tegenover 41%) aan dat het geven van bloed een manier is om HIV over te dragen. Dit verschil blijft significant na correctie voor leeftijd. Foute percepties over de overdrachtswijzen van HIV zijn minder frequent bij personen van middelbare leeftijd en frequenter bij oudere personen (Figuren 1-4). Bij jongeren van 15-24 jaar komen foute percepties vaker voor dan bij personen van middelbare leeftijd, maar minder vaak dan bij oudere personen. Zo blijkt bijvoorbeeld dat 19% van de personen van 35-44 jaar denkt dat HIV wordt overgedragen door iemand op de mond te kussen. a correctie voor geslacht is dit percentage significant lager dan bij jongeren van 15-24 jaar (25%) en personen van 45 jaar en ouder (27% bij 45-54 jarigen en tot 59% bij 75-plussers). De leeftijdsverschillen zijn vrij gelijkaardig bij mannen en vrouwen, en gelden ook voor de andere drie omigheden die werden onderzocht. Opmerkelijk is het hoog percentage jongeren dat denkt dat HIV kan worden overgedragen via een muggenbeet (45%) en door bloed te geven (44%). Analyse volgens socio-economische achtergrondkenmerken Foute percepties over de overdrachtswijze van HIV hangen sterk samen met het opleidingsniveau: voor de vier omigheden die werden onderzocht, blijkt dat het percentage personen met foute percepties toeneemt naarmate het opleidingsniveau daalt. Zo denkt bijvoorbeeld 52% van de personen zonder diploma, of enkel een diploma lager onderwijs, dat HIV kan worden overgedragen door iemand op de mond te kussen; voor personen met een opleiding lager secundair is dit 44%, voor personen met een opleiding hoger secundait 31% en voor de personen met een diploma hoger onderwijs 19%. Deze verschillen zijn signficant na correctie voor leeftijd en geslacht. KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten 279 Foute percepties over de overdrachtswijze van HIV verschillen slechts weinig in functie van de urbanisatiegraad van de gemeente waar men woont. Het enige verschil dat significant is na correctie voor leeftijd en geslacht is dat het percentage personen dat denkt dat HIV kan worden overgedragen door het geven van bloed lager is bij personen die wonen in landelijke gemeenten (40%) dan deze die wonen in halfstedelijke gemeenten (47%).

Figuur 1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat aangeeft dat HIV kan worden overgedragen door iemand op de mond te kussen, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten Figuur 2 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door een muggenbeet, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 280

Figuur 3 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door van iemands glas te drinken, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 Figuur 4 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door momenteel in België bloed te geven, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten 281

Evolutie over de tijd De evolutie over de tijd van de foute percepties over de overdracht van HIV is verschillend voor de vier items (Figuren 5-8). In 2013 (29%) zijn er minder personen die denken dat HIV kan worden overgedragen door iemand op de mond te kussen dan in 1997 (36%) en in 2004 (38%), maar er is geen verschil met 2008 (27%). De verschillen tussen 2013 en 1997/2004 zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. In 2013 (33%) zijn er minder personen die denken dat HIV kan worden overgedragen door een muggenbeet dan in 2004 (36%), maar er is geen verschil met 2008 (31%). Het verschil tussen 2013 en 2004 is signficant na correctie voor leeftijd en geslacht. Dit item kwam niet aan bod in de Gezondheidsenquëte 1997. KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten In 2013 (22%) zijn er minder personen die denken dat HIV kan worden overgedragen door van iemands glas te drinken dan in 1997 (24%) en 2004 (25%). De verschillen tussen 2013 en 1997/2004 zijn signficant na correctie voor leeftijd en geslacht. Dit item kwam niet aan bod in de Gezondheidsenquête 2008. In 2013 (44%) zijn er meer personen die denken dat HIV kan worden overgedragen door bloed te geven dan in 2008 (38%). Dit verschil is significant nat correctie voor leeftijd en geslacht. Dit item kwam aan bod in de enquêtes vóór 2008, maar de vraagstelling werd veranderd zodat vergelijking met de voorgaande enquêtes niet mogelijk is 4.1.2. GEWESTE Er zijn enkele gewestelijike verschillen in de foute percepties over de manier van overdracht van HIV. Het percentage personen dat denkt dat HIV kan worden overgedragen door iemand op de mond te kussen is lager in het Waals Gewest (26%) dan in het Vlaams en Brussels Gewest (30%). Het percentage personen dat denkt dat HIV kan worden overgedragen door van iemands glas te drinken is lager in het Waals Gewest (20%) dan in het Vlaams Gewest (24%). De hier vermelde verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Figuur 5 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door iemand op de mond te kussen, volgens gewest en jaar, Gezondheidsenquête, België, 2013 282

Figuur 6 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door een muggenbeet, volgens gewest en jaar, Gezondheidsenquête, België, 2013 Figuur 7 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door van iemands glas te drinken, volgens gewest en jaar, Gezondheidsenquête, België, 2013 KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten 283

Figuur 8 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door momenteel in België bloed te geven, volgens gewest en jaar, Gezondheidsenquête, België, 2013 KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten 284 Vlaams Gewest Uit de resultaten blijkt dat in het Vlaams Gewest foute percepties over de manier van overdracht van HIV blijven bestaan. Van de bevolking (van 15 jaar en ouder) denkt 44% ten onrechte dat HIV kan worden overgedragen door het geven van bloed in België, 32% gelooft dat overdracht mogelijk is door een muggenbeet, 30% door iemand op de mond te kussen en 24% door van iemands glas te drinken. Wanneer men de 4 stellingen samen beschouwt, blijkt dat 63% van de bevolking in het Vlaams Gewest minstens één foute inschatting maakt over de overdrachtswijze van HIV; slechts 37% van de bevolking antwoordt dus juist op de vier vragen. Mannen en vrouwen hebben in dezelfde mate foute percepties over de manier van overdracht van HIV, behalve voor wat betreft het geven van bloed. Vrouwen geven inderdaad vaker dan mannen (47% tegenover 42%) aan dat het geven van bloed een manier is om HIV over te dragen. Dit verschil blijft significant na correctie voor leeftijd. Foute percepties over de overdrachtswijzen van HIV zijn minder frequent bij personen van middelbare leeftijd en frequenter bij oudere personen (Figuren 9-12). Bij jongeren van 15-24 jaar komen foute percepties vaker voor dan bij personen van middelbare leeftijd (slechts voor 2 items is er een significant verschil: muggenbeet en bloed geven), maar minder vaak dan bij oudere personen. Zo blijkt bijvoorbeeld dat 16% van de personen van 35-44 jaar denkt dat HIV wordt overgedragen door iemand op de mond te kussen. Dit percentage is significant lager dan bij jongeren van 15-24 jaar (23%) en personen van 45 jaar en ouder (28% bij 45-54 jarigen en tot 64% bij 75-plussers). a correctie voor leeftijd is enkel het verschil tusen de 35-44 jarigen en de 45-plussers significant. De leeftijdsverschillen zijn vrij gelijkaardig bij mannen en vrouwen, en gelden ook voor de andere drie omigheden die werden onderzocht. Opmerkelijk is het hoog percentage jongeren dat denkt dat HIV kan worden overgedragen via een muggenbeet (41%) en door bloed te geven (44%).

Figuur 9 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat aangeeft dat HIV kan worden overgedragen door iemand op de mond te kussen, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 Vlaams Gewest Figuur 10 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door een muggenbeet, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 Vlaams Gewest KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten 285

Figuur 11 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door van iemands glas te drinken, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 Vlaams Gewest KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten Figuur 12 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door momenteel in België bloed te geven, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 Vlaams Gewest 286 Foute percepties over de overdrachtswijze van HIV hangen sterk samen met het opleidingsniveau : voor de vier omigheden die werden onderzocht, blijkt dat het percentage personen met foute percepties toeneemt naarmate het opleidingsniveau daalt. Zo denkt bijvoorbeeld 57% van de personen zonder diploma, of enkel een diploma lager onderwijs dat HIV kan worden overgedragen door iemand op de mond te kussen; voor personen met een opleiding lager secundair is dit 46%, voor personen met een opleiding hoger secundair 34% en voor de personen met een diploma hoger onderwijs 19%. Deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht.

Foute percepties over de overdrachtswijze van HIV verschillen slechts weinig in functie van de urbanisatiegraad van de gemeente waar men woont. Het enige verschil dat significant is na correctie voor leeftijd en geslacht is dat het percentage personen dat denkt dat HIV kan worden overgedragen door het geven van bloed, lager is bij personen die wonen in landelijke gemeenten (39%) dan deze die wonen in halfstedelijke gemeenten (47%). De evolutie over de tijd van de foute percepties over de overdracht van HIV is verschillend voor de vier items (Figuren 5-8). In 2013 (30%) zijn er minder personen die denken dat HIV kan worden overgedragen door iemand op de mond te kussen dan in 1997 (33%) en in 2004 (36%), maar er is geen verschil met 2008 (28%). De verschillen tussen 2013 en 1997/2004 zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. In 2013 (32%) zijn er evenveel personen die denken dat HIV kan worden overgedragen door een muggenbeet als in 2004 (34%) en 2008 (30%), en dit na correctie voor leeftijd en geslacht. Dit item kwam niet aan bod in de Gezondheidsenquëte 1997. In 2013 (24%) zijn er evenveel personen die denken dat HIV kan worden overgedragen door van iemands glas te drinken als in 1997 (22%) en 2004 (24%). Het verschil tussen 2013 en 1997 is niet significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Dit item kwam niet aan bod in de Gezondheidsenquête 2008. In 2013 (44%) zijn er meer personen die denken dat HIV kan worden overgedragen door bloed te geven dan in 2008 (38%). Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Dit item kwam aan bod in de enquêtes vóór 2008, maar de vraagstelling werd veranderd zodat vergelijking met de voorgaande enquêtes niet mogelijk is Brussels Gewest Uit de resultaten blijkt dat in het Brussels Gewest foute percepties over de manier van overdracht van HIV blijven bestaan. Van de bevolking (van 15 jaar en ouder) denkt 42% ten onrechte dat HIV kan worden overgedragen door het geven van bloed in België, 34% gelooft dat overdracht mogelijk is door een muggenbeet, 30% door iemand op de mond te kussen en 22% door van iemands glas te drinken. Wanneer men de 4 stellingen samen beschouwt, blijkt dat 60% van de bevolking in het Brussels Gewest minstens één foute inschatting maakt over de overdrachtswijze van HIV; slechts 40% van de bevolking antwoordt dus juist op de vier vragen. Mannen en vrouwen hebben in dezelfde mate foute percepties over de manier van overdracht van HIV. Er zijn geen signficante verschillen. KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten Het verband tussen leeftijd en foute percepties over de overdrachtswijzen van HIV is in het Brussels Gewest anders dan in het Vlaams en Waals Gewest. De laagste percentages worden hier niet teruggevonden bij de personen van middelbare leeftijd. Inderdaad, voor drie van de bestudeerde items (iemand op de mond kussen, van iemands glas drinken, het geven van bloed) is het percentage personen dat foute percepties heeft doorgaans lager bij jongeren van 15-24 jaar dan in de andere leeftijdsgroepen (Figuren 13, 15 en 16). Een foute perceptie over de overdracht van HIV door een muggenbeet is het hoogst bij jongeren (Figuur 14). a correctie voor geslacht blijken slechts enkele verschillen significant: jongeren van 15-24 jaar geven minder vaak aan dat HIV kan worden overgedragen via kussen op de mond (17%; bij 25-plussers varieert dit tussen 27% en 51%); jongeren geven vaker aan dat HIV kan worden overgedragen via een muggenbeet (46%; in de andere leeftijdsgroepen varieert dit tussen 24% en 37%); jongeren en personen van middelbare leeftijd (percentages tussen 17% en 22%) geven minder vaak aan dat HIV kan worden overgedragen door van iemands glas te drinken dan 75-plussers. 287

Figuur 13 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat aangeeft dat HIV kan worden overgedragen door iemand op de mond te kussen, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 Brussels Gewest KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten Figuur 14 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door een muggenbeet, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 Brussels Gewest 288

Figuur 15 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door van iemands glas te drinken, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 Brussels Gewest Figuur 16 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door momenteel in België bloed te geven, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 Brussels Gewest KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten 289 Foute percepties over de overdrachtswijze van HIV hangen sterk samen met het opleidingsniveau : voor de vier omigheden die werden onderzocht, blijkt dat het percentage personen met foute percepties toeneemt naarmate het opleidingsniveau daalt. Zo denkt bijvoorbeeld 59% van de personen zonder diploma, of enkel een diploma lager onderwijs dat HIV kan worden overgedragen door iemand op de mond te kussen; voor personen met een opleiding lager secundair is dit 52%, voor personen met een opleiding hoger secundair 32% en voor de personen met een diploma hoger onderwijs 23%. Deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht.

De evolutie over de tijd van de foute percepties over de overdracht van HIV is verschillend voor de vier items (Figuren 5-8). In 2013 (30%) zijn er minder personen die denken dat HIV kan worden overgedragen door iemand op de mond te kussen dan in 1997 (41%) en in 2004 (38%), maar meer dan in 2008 (26%). De verschillen tussen 2013 en 1997/2004 zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. In 2013 (34%) zijn er evenveel personen die denken dat HIV kan worden overgedragen door een muggenbeet als in 2004 (35%) en in 2008 (31%), en dit na correctie voor leeftijd en geslacht. Dit item kwam niet aan bod in de Gezondheidsenquëte 1997. In 2013 (22%) zijn er even veel personen die denken dat HIV kan worden overgedragen door van iemands glas te drinken als in 1997 en 2004 (24%), en dit na correctie voor leeftijd en geslacht. Dit item kwam niet aan bod in de Gezondheidsenquête 2008. KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten 290 In 2013 (42%) zijn er meer personen die denken dat HIV kan worden overgedragen door bloed te geven dan in 2008 (37%). Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Dit item kwam aan bod in de enquêtes vóór 2008, maar de vraagstelling werd veranderd zodat vergelijking met de voorgaande enquêtes niet mogelijk is Waals Gewest Uit de resultaten blijkt dat in het Waals Gewest foute percepties over de manier van overdracht van HIV blijven bestaan. Van de bevolking (van 15 jaar en ouder) denkt 43% ten onrechte dat HIV kan worden overgedragen door het geven van bloed in België, 35% gelooft dat overdracht mogelijk is door een muggenbeet, 26% door iemand op de mond te kussen en 20% door van iemands glas te drinken. Wanneer men de 4 stellingen samen beschouwt, blijkt dat 64% van de bevolking in het Vlaams Gewest minstens één foute inschatting maakt over de overdrachtswijze van HIV; slechts 36% van de bevolking antwoordt dus juist op de vier vragen. Mannen en vrouwen hebben in dezelfde mate foute percepties over de manier van overdracht van HIV, behalve voor wat betreft het geven van bloed. Vrouwen geven inderdaad vaker dan mannen (46% tegenover 40%) aan dat het geven van bloed een manier is om HIV over te dragen. Dit verschil blijft significant na correctie voor leeftijd. Foute percepties over de overdrachtswijzen van HIV zijn minder frequent bij personen van middelbare leeftijd, behalve voor wat betreft de overdracht via het geven van bloed, waarvoor er geen verschillen zijn volgens de leeftijd (Figuren 17-20). Bij jongeren van 15-24 jaar komen foute percepties vaker voor dan bij personen van middelbare leeftijd, en minder vaak dan bij oudere personen voor wat betreft overdracht door het kussen op de mond (31% bij 15-24 jarigen, tegenover 18-20% bij 25-44 jarigen en 49% bij 75-plussers) en het drinken van iemands glas (24% bij 15-24 jarigen, tegenover 12% bij 25-44 jarigen en 45% bij 75-plussers). Het percentage personen dat ten onrechte denkt dat HIV kan worden overgedragen via muggenbeten is het hoogst bij jongeren van 15-24 jaar (53%, tegenover percentages die variëren tussen 22% en 36% bij 25-74 jarigen). Deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. De leeftijdsverschillen zijn vrij gelijkaardig bij mannen en vrouwen

Figuur 17 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat aangeeft dat HIV kan worden overgedragen door iemand op de mond te kussen, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 Waals Gewest Figuur 18 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door een muggenbeet, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 Waals Gewest KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten 291

Figuur 19 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door van iemands glas te drinken, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 Waals Gewest KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten Figuur 20 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat gelooft dat HIV kan worden overgedragen door momenteel in België bloed te geven, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 Waals Gewest 292 Foute percepties over de overdrachtswijze van HIV hangen sterk samen met het opleidingsniveau : voor de vier omigheden die werden onderzocht, blijkt dat het percentage personen met foute percepties toeneemt naarmate het opleidingsniveau daalt. Zo denkt bijvoorbeeld 39-42% van de personen met hoogstens een diploma lager secundair dat HIV kan worden overgedragen door iemand op de mond te kussen; voor personen met een opleiding hoger secundair 26% en voor de personen met een diploma hoger onderwijs 18%. Deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht.

Foute percepties over de overdrachtswijze van HIV verschillen slechts weinig in functie van de urbanisatiegraad van de gemeente waar men woont. De enige verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht zijn: een lager percentage personen dat denkt dat HIV kan worden overgedragen door iemand op de mond te kussen bij personen die wonen in halfstedelijke gemeenten (16%) dan deze die wonen in stedelijke (29%) en landelijke gemeenten (26%), en een lager percentage personen dat denkt dat HIV kan worden overgedragen door van iemands glas te drinken in halfstedelijke gemeenten (14%) dan in stedelijke gemeenten (22%). Deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. De evolutie over de tijd van de foute percepties over de overdracht van HIV is verschillend voor de vier items (Figuren 5-8). In 2013 (26%) zijn er minder personen die denken dat HIV kan worden overgedragen door iemand op de mond te kussen dan in 1997 (39%) en in 2004 (41%), maar er is geen verschil met 2008 (23%). De verschillen tussen 2013 en 1997/2004 zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. In 2013 (35%) zijn er minder personen die denken dat HIV kan worden overgedragen door een muggenbeet dan in 2004 (40%), maar er is geen verschil met 2008 (34%). Het verschil tussen 2013 en 2004 is significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Dit item kwam niet aan bod in de Gezondheidsenquëte 1997. In 2013 (20%) zijn er minder personen die denken dat HIV kan worden overgedragen door van iemands glas te drinken dan in 1997 (27%) en 2004 (26%). Het verschil tussen 2013 en 1997/2004 is significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Dit item kwam niet aan bod in de Gezondheidsenquête 2008. In 2013 (43%) zijn er evenveel personen die denken dat HIV kan worden overgedragen door bloed te geven als in 2008 (40%), en dit na correctie voor leeftijd en geslacht. Dit item kwam aan bod in de enquêtes vóór 2008, maar de vraagstelling werd veranderd zodat vergelijking met de voorgaande enquêtes niet mogelijk is 4.2. KEIS OVER METHODES OM ZICH TEGE HET RISICO OP SEKSUELE OVERDRACHT VA HIV/AIDS TE BESCHERME De kennis over methoden om zich tegen het risico op seksuele overdracht van HIV/aids te beschermen wordt geëvalueerd op basis van twee indicatoren die enerzijds betrekking hebben op twee onveilige methoden om zich te beschermen (partners kiezen die gezond lijken, zich terugtrekken vóór de ejaculatie) en anderzijds op drie veilige methoden (zich onthouden van seks met penetratie, een condoom gebruiken bij elk seksueel contact met penetratie, enkel seks hebben met één trouwe, niet-besmette partner). 4.2.1. BELGIË KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten 293 In totaal identificeert 43% van de bevolking van 15 jaar en ouder op een correcte manier de twee onveilige methoden om zich tegen het risico op seksuele overdracht van HIV/aids te beschermen. Meer specifiek weet 48% dat het kiezen van een partner die gezond lijkt niet beschermt tegen HIV en weet 60% dat zich terugtrekken voor de ejaculatie niet beschermt. Wanneer we de drie veilige methoden bekijken die worden voorgesteld, blijkt dat 43% van de bevolking van 15 jaar en ouder deze correct identificeren. Dit laag percentage heeft te maken met het feit dat slechts 45% van de bevolking weet dat het zich onthouden van seks met penetratie een veilige methode is om zich tegen HIV te beschermen, terwijl 88% weet dat het gebruik van een condoom een veilige methode is en 86% weet dat enkel seks hebben met één trouwe, niet-besmette partner een veilige methode is.

Analyse volgens leeftijd en geslacht Kennis over de onveilige methoden om zich tegen HIV te beschermen verschilt niet significant tussen mannen en vrouwen. Het percentage mannnen (47%) dat de veilige methoden om zich te beschermen correct inschat, is echter hoger dan dit percentage bij vrouwen (39%). Het verschil is significant na correctie voor leeftijd. 65-plussers hebben meer problemen bij het correct identificeren van de onveilige methoden om zich tegen HIV te beschermen: het percentage personen dat deze methoden niet correct identificeert is 12% bij 75-plussers, en 27% bij 65-74-jarigen; bij 15-64 jarigen is dit percentage hoger en varieert tussen 41% en 53% (Figuur 21). Veilige methoden om zich te beschermen tegen HIV worden beter geïdentificeerd door personen van middelbare leeftijd: het percentage personen dat deze methoden op een correcte manier identificeert, is significant hoger bij 35-64 jarigen (tussen 45% en 49%) dan bij jongeren van 15-24 jaar (35%) en 75-plussers (31%)(Figuur 22). Deze verschillen zijn significant na correctie voor geslacht. KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten Figuur 21 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat de twee onveilige methoden om zich te beschermen tegen HIV op een correcte manier identificeert, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 294

Figuur 22 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat de drie veilige methoden om zich te beschermen tegen HIV op een correcte manier identificeert, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 Analyse volgens socio-economische achtergrondkenmerken Kennis over de methoden om zich tegen HIV te beschermen hangt sterk samen met het opleidingsniveau. Het percentage van de bevolking dat de onveilige beschermingsmethoden correct identificeert, is significant hoger bij personen met een diploma hoger onderwijs (54%) dan bij personen met een diploma hoger secundair (39%), een diploma lager secundair (30%) en enkel een diploma lager onderwijs of geen diploma (18%). Verder is het percentage van de bevolking dat de veilige beschermingsmethoden correct identificeert significant hoger bij personen met een diploma hoger onderwijs (46%), een diploma hoger secundair (43%) of een diploma lager secundair (41%) dan bij personen met enkel een diploma lager onderwijs of geen diploma (27%). Deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Voor wat betreft verschillen in functie van de urbanisatiegraad van de gemeente waar men woont, blijkt dat het percentage personen dat correct de onveilige beschermingsmethoden identificeert na correctie voor leeftijd en geslacht significant hoger is in rurale gemeenten (47%) dan in halfstedelijke gemeenten (39%). Er worden geen verschillen in functie van de urbanisatiegraad vastgesteld voor wat betreft het correct identificeren van veilige methoden om zich tegen HIV te beschermen KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten 295

Evolutie over de tijd De evolutie over de tijd voor wat betreft de kennis over de methoden om zich tegen HIV te beschermen, is als volgt (Figuren 23-24) : KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten In 2013 (43%) zijn er minder personen die de twee onveilige beschermingsmethoden correct identificeren dan in 1997 (56%), 2004 (60%) en 2008 (46%). Deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Wanneer we beide methoden afzonderlijk bekijken, stellen we vast dat het verschil met 2008 enkel significant is voor het percentage personen dat weet dat een partner kiezen die gezond lijkt geen bescherming is tegen HIV/aids (48% in 2013 tegenover 52% in 2008). In 2013 (43%) zijn er evenveel personen die de drie veilige beschermingsmethoden correct identificeren als in 2008 (44%). Als men echter elke methode apart bekijkt, stellen we vast dat het percentage personen dat weet dat enkel seks hebben met één trouwe en niet-besmette partner beschermt tegen HIV minder hoog is in 2013 (86%) dan in 2008 (90%). Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd en geslacht 4.2.2. GEWESTE Het percentage personen dat op een correcte manier onveilige methoden om zich te beschermen tegen HIV identificeert is kleiner in het Vlaams Gewest (37%) dan in het Brussels (52%) en Waals Gewest (52%) (Figuur 23). Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Kennis over veilige methoden om zich tegen HIV te beschermen varieert niet significant volgens de gewesten (Figuur 24). Figuur 23 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat de twee onveilige methoden om zich te beschermen tegen HIV op een correcte manier identificeert, volgens gewest en jaar, Gezondheidsenquête, België, 2013 296

Figuur 24 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat de drie veilige methoden om zich te beschermen tegen HIV op een correcte manier identificeert, volgens gewest en jaar, Gezondheidsenquête, België, 2013 Vlaams Gewest In totaal identificeert 37% van de bevolking van 15 jaar en ouder op een correcte manier de twee onveilige methoden om zich tegen het risico op seksuele overdracht van HIV/aids te beschermen. Meer specifiek weet 41% dat het kiezen van een partner die gezond lijkt, niet beschermt tegen HIV en weet 56% dat zich terugtrekken voor de ejaculatie niet beschermt. Wanneer we de drie veilige methoden bekijken die worden voorgesteld, blijkt dat 43% van de bevolking van 15 jaar en ouder deze correct identificeren. Dit laag percentage heeft te maken met het feit dat slechts 46% van de bevolking weet dat het zich onthouden van seks met penetratie een veilige methode is om zich tegen HIV te beschermen, terwijl 86% weet dat het gebruik van een condoom een veilige methode is en 86% weet dat enkel seks hebben met één trouwe, niet-besmette partner een veilige methode is. Kennis over de onveilige methoden om zich tegen HIV te beschermen verschilt niet significant tussen mannen en vrouwen. Het percentage mannnen (48%) dat de veilige methoden om zich te beschermen correct inschat is echter hoger dan dit percentage bij vrouwen (39%). Het verschil is significant na correctie voor leeftijd. KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten 297 55-plussers hebben meer problemen bij het correct identificeren van de onveilige methoden om zich tegen HIV te beschermen: het percentage personen dat deze methoden niet correct identificeert is 5% bij 75-plussers, 20% bij 65-74-jarigen en 33% bij 55-64 jarigen; bij 15-54 jarigen is dit percentage hoger en varieert tussen 43% en 48% (Figuur 25). Veilige methoden om zich te beschermen tegen HIV worden beter geïdentificeerd door personen van middelbare leeftijd (Figuur 26): het percentage personen dat deze methoden op een correcte manier identificeert, is significant hoger bij 35-64 jarigen (tussen 45% en 49%) dan bij jongeren van 15-24 jaar (34%) en 75-plussers (33%). Deze verschillen zijn significant na correctie voor geslacht.

Figuur 25 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat de twee onveilige methoden om zich te beschermen tegen HIV op een correcte manier identificeert, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 Vlaams Gewest KEIS E HOUDIG T.O.V. HIV/AIDS 4. Resultaten Figuur 26 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat de drie veilige methoden om zich te beschermen tegen HIV op een correcte manier identificeert, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 Vlaams Gewest 298