GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "GEZONDHEIDSENQUETE 2013"

Transcriptie

1 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 2: GEZONDHEIDSGEDRAG EN LEEFSTIJL

2 Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat 14 B-1050 Brussel lydia.gisle@wiv-isp.be Depotnummer: D/2014/2505/69 Intern referentienummer PHS Report

3 6. Lichaamsbeweging AUTEUR Sabine DRIESKENS

4 Gelieve bij het verwijzen naar resultaten van dit hoofdstuk de volgende referentie te gebruiken: Drieskens S. Lichaamsbeweging. In: Gisle L, Demarest S (ed.). Gezondheidsenquête Rapport 2: Gezondheidsgedrag en leefstijl. WIV-ISP, Brussel, 2014

5 INHOUDSTAFEL Samenvatting Inleiding Vragen Indicatoren Resultaten Minstens 30 minuten lichaamsbeweging per dag Voldoende lichaamsbeweging om een positieve impact op de gezondheid te hebben Voldoende lichaamsbeweging om gewichtstoename te voorkomen Voldoende lichaamsbeweging om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken Gezondheidsrisico door gebrek aan lichaamsbeweging in de vrije tijd Bespreking Bibliografie Tabellen LICHAAMSBEWEGING Inhoudstafel 337

6

7 SAMENVATTING Het concept gezondheidsgerelateerde lichaamsbeweging werd in 1992 ingevoerd en verwijst naar elke lichamelijke beweging die het gevolg is van een activering door de skeletspieren waarbij energie wordt verbruikt. Het is van toepassing op alle vormen van lichaamsbeweging, zowel uitgevoerd op het werk, tijdens het uitvoeren van huishoudelijke activiteiten, tijdens verplaatsingen en in de vrije tijd. In heel wat onderzoeken werden de gunstige effecten van regelmatige lichaamsbeweging op de gezondheid aangetoond. De belangrijkste aanbeveling is de volgende: ieder individu zou bijna elke dag van de week minstens 30 minuten aan (minstens matige) lichaamsbeweging moeten doen. In de gezondheidsenquête werd ervoor geopteerd rechtstreeks aan de respondent te vragen of deze aan lichaamsbeweging doet. Twee instrumenten werden hiervoor gebruikt: enerzijds de korte versie van IPAQ (International Physical Activity Questionnaire), waarbij de vragen betrekking hebben op de intensitieit en de frequentie van de inspanning (niet gelimiteerd tot de vrije tijd) en anderzijds een vraag voorgesteld door de WGO om de frequentie van de beoefende lichaamsbeweging in de vrije tijd te bepalen. In België besteedt 36% van de bevolking van 15 jaar en ouder minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging, waarbij het percentage mannen (48%) twee keer zo hoog is als het percentage vrouwen (24%)! Daarnaast neemt dit percentage gestaag af met de leeftijd, nl. van 51% in de leeftijdsgroep van jaar tot 31% in de leeftijdsgroep van jaar, om vervolgens sterk te dalen tot 12% bij de 75-plussers. Het zijn vooral de jongvolwassen mannen (72%, tegen 32% van de vrouwen) die minstens 30 minuten per dag aan lichaamsbeweging besteden. In de oudste leeftijdsgroep voldoen drie keer meer mannen (21%) dan vrouwen (6%) aan deze belangrijke aanbeveling. Daarnaast zijn het de hoger opgeleiden (38% tegen 20% van de laagst opgeleiden), inwoners van landelijke gebieden (40% tegenover 33% in de stedelijke gebieden) en inwoners van het Vlaams Gewest (40% tegen 29% in het Brussels en 31% in het Waals Gewest) die het best naar voor komen voor deze indicator. Het percentage mensen dat minstens 30 minuten aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt, daalt over de tijd van 39% in 2001 tot 36% in 2004, om dan terug te stijgen tot 38% in 2008 en daaropvolgend niet significant te veranderen in 2013 (36%). Er kan dus worden gesteld dat sinds het begin van de meting (2001) het percentage mensen dat dagelijks minstens 30 minuten aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt, niet is gewijzigd. Zevenentwintig percent van de Belgen van 15 jaar en ouder oefent voldoende lichaamsbeweging uit om een positieve impact op de gezondheid te hebben, 27% oefent voldoende lichaamsbeweging uit om gewichtstoename te voorkomen en 40% oefent voldoende lichaamsbeweging uit om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken. LICHAAMSBEWEGING Samenvatting Ook voor deze indicatoren (voldoende lichaamsbeweging om ) zijn de resultaten gunstiger voor mannen dan voor vrouwen: een positieve impact op de gezondheid te hebben: 36% tegenover 18% bij vrouwen 339 gewichtstoename te voorkomen: 38% tegenover 16% bij vrouwen het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken: 51% tegenover 29% bij vrouwen De leeftijdsverdeling voor deze drie indicatoren is gelijkaardig aan die van de indicator m.b.t minstens 30 minuten per dag lichaamsbeweging: de prevelantie ervan neemt af met de leeftijd, met een sterke daling bij de 75-plussers: een positieve impact op de gezondheid te hebben: van 44% tot 8%, met een boost op middelbare leeftijd voor vrouwen (45-54 jaar: 20%) gewichtstoename te voorkomen: van 43% tot 9% het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken: van 58% tot 14%

8 Ook de verdeling van de socio-economische achtergrondkenmerken van deze drie indicatoren komen in grote lijnen overeen met die van de indicator m.b.t minstens 30 minuten per dag lichaamsbeweging. De prevalentie bij hoger opgeleiden is hoger dan die bij lager opgeleiden voor de indicatoren m.b.t. voldoende lichaamsbeweging om een positieve impact op de gezondheid te hebben en voldoende lichaamsbeweging om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken. Daarnaast ligt de prevalentie ook hoger in landelijke gebieden dan in stedelijke gebieden voor wat betreft voldoende lichaamsbeweging om gewichtstoename te voorkomen en voldoende lichaamsbeweging om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken. Zoals voor de eerste indicator (minstens 30 minuten lichaamsbeweging per dag) komt het Vlaams Gewest ook voor deze drie indicatoren (voldoende lichaamsbeweging om ) er het best uit: een positieve impact op de gezondheid te hebben: 28% (in vergelijking met 25% in het Waals Gewest) gewichtstoename te voorkomen: 30% (in vergelijking met 20% in het Brussels en 23% in het Waals Gewest) het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken: 43% (in vergelijking met 33% in het Brussels en 36% in het Waals Gewest LICHAAMSBEWEGING Samenvatting Tot slot verloopt ook de evolutie over de tijd voor deze drie indicatoren op eenzelfde manier als die voor de indicator m.b.t. minstens 30 minuten lichaamsbeweging per dag, nl. een daling van de prevalentie tussen 2001 en 2004, gevolgd door een stijging in 2008, en onveranderde prevalenties voor In België loopt 28% van de bevolking van 15 jaar en ouder een gezondheidsrisico door gebrek aan lichaamsbeweging in de vrije tijd. De groepen met een lage prevalentie zijn de mannen (23% tegenover 31% van de vrouwen), de jongvolwassenen (het gezondheidsrisico neemt toe met de leeftijd, van 19% in de leeftijdsgroep van jaar tot 28% in de leeftijdsgroep van jaar gevolgd door een sterke stijging tot 55% bij de 75-plussers), de hoger opgeleiden (27% bij diegenen met een diploma hoger secundair en 21% met een diploma hoger onderwijs tegenover 50% bij de lager opgeleiden), de landelijke gebieden (24% tegenover 31% in stedelijke gebieden) en het Vlaams Gewest (25% tegenover 29% in het Brussels en 32% in het Waals Gewest). Het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging in de vrije tijd was constant tussen 1997 (33%) en 2001 (35%), maar is in 2004 gedaald tot 27% en is sindsdien constant gebleven (28% in 2008 en 2013). Er kan dus worden gesteld dat het percentage mensen dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging verminderd is sinds het begin van de meting, maar sinds 2008 is gestabiliseerd. 340

9 1. INLEIDING De Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) definieert lichaamsbeweging als elke lichamelijke beweging die het gevolg is van een activering door de skeletspieren waarbij energie wordt verbruikt, met inbegrip van activiteiten ondernomen op het werk, tijdens het uitvoeren van huishoudelijke activiteiten, tijdens verplaatsingen en in de vrije tijd. Wereldwijd is fysieke inactiviteit de vierde belangrijkste risicofactor voor sterfte, en is het tevens een belangrijke risicofactor voor bepaalde chronische ziekten zoals cardiovasculaire aandoeningen, kanker en diabetes. De aanbeveling van de WGO voor lichaamsbeweging is dat een volwassen persoon minstens 150 minuten per week (minstens matig) actief zou moeten zijn. Globaal gezien blijkt één op drie volwassenen niet actief genoeg te zijn (1). De WGO lidstaten zijn overeengekomen om fysieke inactiviteit tegen 2025 met 10% te verminderen (2). Verschillende studies bevestigen het concept van gezondheidsgerelateerde lichaamsbeweging, dat reeds in 1992 werd ingevoerd (3). Zo is meer lichaamsbeweging geassocieerd met een afname van de algemene sterfte (4-7) en meer specifiek de sterfte door cardiovasculaire aandoeningen (4;6-8) en kanker (7). Het verlaagt ook het risico op colorectale kanker en diabetes (8;9) en er is een positief verband tussen lichaamsbeweging en subjectieve gezondheid (10). Lichaamsbeweging tijdens de kindertijd en adolescentie laat een toename van de botdensiteit toe waardoor dan weer osteoporose kan worden voorkomen (11;12). Naast de aanzienlijke lichamelijke gezondheidsvoordelen, zijn er ook voordelen voor het algemeen welzijn (13) en de geestelijke gezondheid (14), met het meeste bewijs voor depressie (13;15;16) en angststoornissen (16). Een ander concept dat wordt gebruikt is dat van sedentarisme. Sedentaire personen worden omschreven als inactieve personen die minder dan 10% van het dagelijks energiegebruik aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteden (17). Langdurig zitten, ongeacht de lichaamsbeweging, is ook een risicofactor voor de algemene sterfte en is geassocieerd met een verhoogd risico op obesitas, cardiovasculaire aandoeningen, diabetes en kanker (18), en meer specifiek colonkanker (19). Er is een duidelijke relatie tussen zitten, in combinatie met weinig lichaamsbeweging, en de algemene sterfte: het hoogste risico op sterfte wordt vastgesteld bij mensen die meestal zitten en wekelijks geen lichaamsbeweging uitoefenen, terwijl minder dan 8 uur per dag zitten en de aanbeveling van de WGO voor lichaamsbeweging halen, beschermend werkt tegen sterfte. Mensen met een zittend beroep zouden een hoger risico op sterfte (algemeen of door cardiovasculaire aandoeningen) hebben dan diegenen met een actievere job (18). Andere studies hebben ook aangetoond dat een sedentaire levensstijl een onafhankelijke risicofactor is voor sterfte of specifieke aandoeningen (20;21). Een persoon kan echter zowel lichamelijk actief zijn en zodoende een niveau van lichaamsbeweging bereiken dat bevorderend is voor de gezondheid, als een sedentaire levensstijl hebben (bv. tijdens de dag veel tijd al zittend doorbrengen) (21). Het is dus duidelijk dat lichaamsbeweging goed is voor de gezondheid. Daarom is het nodig om lichaamsbeweging bij de bevolking te meten, om potentiële verschillen te identificeren en tijdstrends op te volgen. Het niveau van lichaamsbeweging kan aan de hand van apparaten zoals pedometers en versnellingsmeters worden bepaald, maar dergelijke informatie kan niet via de Gezondheidsenquête worden verzameld daar er geen klinische metingen voorzien zijn. De optie die in de Gezondheidsenquête werd gekozen, bestaat er eenvoudigweg in om rechtstreeks aan de respondent te vragen of deze aan lichaamsbeweging doet. Het betreft hier dus verklaringen van de bevraagde personen met de mogelijke subjectiviteit dat dit met zich meebrengt. LICHAAMSBEWEGING 1. Inleiding 341 Twee instrumenten worden gebruikt voor het meten van lichaamsbeweging in de Gezondheidsenquête. Enerzijds zijn er de IPAQ-vragen (International Physical Activity Questionnaire), in korte versie. IPAQ is een gevalideerd standaardinstrument, wereldwijd gebruikt. De vragen hebben betrekking op de intensiteit en de frequentie van de lichamelijke inspanningen. De conceptuele aanpak van dit instrument is gebaseerd op het feit dat de som van het totale dagelijkse en wekelijkse energieverbruik belangrijker is dan de intensiteit of de duur van elke activiteit apart. Met dit instrument kunnen de MET 1 -minuten van de activiteit volgens intensiviteit worden gemeten. IPAQ is niet gelimiteerd tot de vrije tijd, maar verwijst naar alle soorten lichaamsbeweging: thuis, tijdens het pendelen, op het werk en tijdens de vrije 1 Metabolic Equivalent of Task

10 tijd. Het is echter wel beperkt tot periodes van 10 minuten of meer lichaamsbeweging. Het gevolg ervan is dat korte sequenties zoals de trap twee of drie verdiepingen opgaan niet in rekening wordt gebracht. Daarnaast werd ook een vraag voorgesteld door de WGO toegevoegd teneinde het percentage personen dat inactief (alleen zittende activiteiten) is in hun vrije tijd te meten. De indicatoren die voortkomen uit deze informatie zijn vaak gebaseerd op aanbevelingen. De algemene aanbeveling is dat eenieder minstens een half uur per dag minstens matig intens aan lichaamsbeweging zou moeten doen en dit op de meeste, indien mogelijk op alle dagen van de week (22). Deze aanbeveling is vandaag de dag nog steeds algemeen aanvaard (23). Ook het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGEZ) van de Vlaamse Gemeenschap stelt dat voor een goede gezondheid volwassenen minstens 30 minuten per dag lichaamsbeweging moeten nemen (eventueel verspreid over de dag, met minimaal 10 minuten bewegen na elkaar) (24). Het actieplan ( ) van de Vlaamse Gemeenschap, gericht op voeding en beweging, heeft als doel om tegen 2015 de prevalentie van personen die voldoende actief zijn om een positieve impact op de gezondheid te hebben met 10% te doen toenemen en de prevalentie van sedentaire mensen met 10% te doen afnemen. De promotie van lichaamsbeweging is ook één van de tien prioriteiten van het vijfjaarlijks programma van de Franse Gemeenschap en wordt expliciet vermeld in het gemeenschappelijk operationeel plan in het hoofdstuk over de preventie van cardiovasculaire aandoeningen. LICHAAMSBEWEGING 1. Inleiding 342

11 2. VRAGEN Het doel is het meten van de mate waarin de bevolking aan lichaamsbeweging doet. De gebruikte instrumenten zijn de volgende: de IPAQ-module (International Physical Activity Questionnaire) en een vraag van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) (25). IPAQ PA01 PA02 PA03 PA04 Op hoeveel dagen deed u tijdens de afgelopen 7 dagen activiteiten die een zware lichamelijke inspanning vereisen zoals zwaar tilwerk, spitten, aerobics, joggen, voetbal,? Hoeveel tijd besteedt u op zo een dag gewoonlijk aan zware lichamelijke activiteiten? Op hoeveel dagen deed u tijdens de afgelopen 7 dagen activiteiten die een matige lichamelijke inspanning vereisen zoals het dragen van lichte lasten, het fietsen op een normaal tempo, lichte sporten zoals dubbelspel bij tennis, zwemmen,? Hoeveel tijd besteedt u op zo een dag gewoonlijk aan matige lichamelijke activiteiten? PA05 PA06 PA07 WGO PA08 Op hoeveel dagen hebt u tijdens de afgelopen 7 dagen gedurende minstens 10 minuten aan één stuk gewandeld of gestapt? Hoeveel tijd besteedt u op zo een dag gewoonlijk aan wandelen of stappen? Op welk tempo wandelt of stapt u dan meestal? 1. Hoog, waarbij u veel sneller dan normaal gaat ademen 2. Middelmatig, waarbij u een beetje sneller dan normaal gaat ademen 3. Laag, waarbij er geen verandering in uw ademhaling is Hoe kan u best uw vrijetijdsbesteding in het afgelopen jaar omschrijven? 1. Harde training en competitiesport meer dan 1 keer per week LICHAAMSBEWEGING 2. Vragen 2. Joggen en andere recreatiesporten of tuinieren, ten minste 4 uur per week 3. Joggen en andere recreatiesporten of tuinieren, minder dan 4 uur per week 4. Wandelen, fietsen of andere niet-inspannende activiteiten, ten minste 4 uur per week 5. Wandelen, fietsen of andere niet-inspannende activiteiten, minder dan 4 uur per week 6. Lezen, TV-kijken of andere zittende activiteiten 343 Twee bijkomende antwoordcategorieën (3 en 5) werden aan deze vraag toegevoegd. In de vorige Gezondheidsenquêtes was ook een tweede WGO-vraag (tijdens de vrije tijd minstens één keer per week lang genoeg fysiek actief zodat men ervan zweet) ingesloten, maar deze vraag is in de Gezondheidsenquête van 2013 weggelaten, daar zweten geen goed criterium is voor de intensiteit van lichaamsbeweging. Sinds 2008 staat de WGO-vraag na de IPAQ-vragen, omdat het logischer is om eerst

12 de vragen te stellen die gaan over het geheel van activiteiten ongeacht de context (IPAQ) en vervolgens de vraag die alleen gaat over de activiteiten in de vrije tijd (WGO).

13 3. INDICATOREN IPAQ In het kader van de gezondheidsindicatoren voor de Europese Gemeenschap (ECHI - European Core Health Indicators) is het voorzien om het niveau van lichaamsbeweging bij de bevolking te meten. EHIS, de Europese Gezondheidsenquête uitgevoerd door Eurostat, stelde een nieuw instrument voor, maar aangezien dit instrument nog niet gevalideerd is en om continuïteit in de vragen te behouden, hebben we besloten IPAQ te behouden. Op basis van deze vragen kunnen de volgend indicatoren worden aangemaakt: PA_01 PA_01T Gemiddelde tijd (in minuten) besteed aan (minstens matige) lichaamsbeweging per dag. Enkele opmerkingen bij deze indicator: De tijd besteed aan wandelen wordt niet in de analyse meegenomen daar enkel wandelen aan een vlug tempo als matige lichaamsbeweging kan worden beschouwd De gemiddelde waarde van PA_01 moet met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd omdat in % van de respondenten aangaven zelfs geen minuut per dag aan lichaamsbeweging te besteden (in 2008 was dit 52%, in % en in %) De distributie van PA_01 is compleet asymmetrisch wanneer het gemiddelde (44 minuten) en de mediaan (slechts 9 minuten) worden vergeleken. Daarom is de volgende indicator (PA_01T) wellicht meer informatief Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt Alleen indicator PA_01T zal in de tekst worden besproken. Indicator PA_01 wordt als bijkomende informatie enkel in tabelvorm weergegeven. PA_03 Verdeling van de bevolking (van 15 jaar en ouder) gebaseerd op de lichaamsbeweging en de impact op de gezondheid (IPAQ 2004) De indicator is aangemaakt op basis van de IPAQ 2004 aanbevelingen waarin de constructie van een score wordt bepleit. Deze score volgt nieuwe grenswaarden die beter passen binnen het concept van Health-enhancing physical activity en laat de opsplitsing van de bevolking in drie groepen toe: 1. Inactief: alle personen die niet beantwoorden aan de karakteristieken beschreven in 2 en 3 LICHAAMSBEWEGING 3. Indicatoren 2. Minimaal actief: dagen of meer intensieve activiteiten en dit minstens 20 minuten per dag 5 dagen of meer matige activiteiten of stappen en dit minstens 30 minuten per dag 5 dagen of meer activiteiten op een niveau van minimum een totaal van 600 MET-min 2 per week 3. Voldoende actief waardoor een positieve impact op de gezondheid: Personen die de minimum grenswaarde, beschreven in 2, overschrijden 2 MET (Metabolic Equivalent of Task) is de maat van de hoeveelheid energie verbruikt in functie van het soort sport en de snelheid waarmee deze sport wordt uitgeoefend. Door deze MET-waarde te vermenigvuldigen met het aantal minuten dat de activiteit wordt uitgeoefend, wordt de MET-minuten verkregen.

14 PA_03C Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat voldoende lichaamsbeweginguitoefent om een positieve impact op de gezondheid te hebben (IPAQ 2004) Deze indicator is de gedichotomiseerde versie van de vorige indicator (PA_03), waarbij punt 3 als referentie wordt gebruikt. Ondanks het feit dat in het vorige rapport deze indicatoren niet werden besproken door een mogelijk artefact en instabiliteit (26), worden deze indicatoren in dit rapport wel opgenomen. Alleen indicator PA_03C zal in de tekst worden besproken. Indicator PA_03 wordt als bijkomende informatie enkel in tabelvorm weergegeven. De volgende twee indicatoren zijn gebaseerd op aanbevelingen van het Eurodiet Core Report (27), waarin wordt aangegeven dat een PAL (Physical Activity Level) van 1,75-1,80 nodig is om gewichtstoename te voorkomen bij een typisch Europees dieet. Dit komt overeen met ongeveer 60 minuten matige activiteit, zoals wandelen, of 30 minuten intensieve activiteit per dag. Dertig minuten matige activiteit per dag heeft al een significante impact op het risico van cardiovasculaire aandoeningen. Voor de constructie van deze indicatoren, kan gebruik gemaakt worden van MET-minuten. LICHAAMSBEWEGING 3. Indicatoren PA_04 PA_05 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen Hierbij wordt de grens vastgelegd op matige of intensieve MET-minuten/week van 1680 of meer. Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat voldoende lichaamsbeweginguitoefent om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken Hierbij wordt de grens vastgelegd op matige of intensieve MET-minuten/week van 840 of meer. WGO De Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) heeft lichaamsbeweging opgenomen in haar gezondheidsdoelstellingen (doelstelling N 16). Het is dus aanbevolen om op regelmatige basis het niveau van lichaamsbeweging te meten. De WGO-vraag PA08 is de enige vraag m.b.t. lichaamsbeweging die sinds het begin (1997) van de reeks Gezondheidsenquêtes in België uitgevoerd, in de vragenlijst is opgenomen. Op basis van deze vraag kunnen twee indicatoren geconstrueerd worden: 346 PA08_1 Verdeling van de bevolking (van 15 jaar en ouder) volgens niveau van lichaamsbeweging in de vrije tijd, met de volgende categorieën: 1. Harde training of minstens 4 uur sport per week (antwoord 1 of 2 op vraag PA08) 2. Minder dan 4 uur sport per week of lichte activiteiten (antwoord 3 tot 5 op vraag PA08) 3. Zittende activiteiten (antwoord 6 op vraag PA08) PA08_2 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging in de vrije tijd. Deze indicator is de gedichotomiseerde versie van de vorige indicator (PA08_1), waarbij sedentarisme (zittende activiteiten) als gezondheidsrisico wordt beschouwd. Alleen de indicator PA08_2 zal in de tekst worden besproken. De indicator PA08_1 wordt enkel in tabelvorm weergegeven.

15 4. RESULTATEN 4.1. MINSTENS 30 MINUTEN LICHAAMSBEWEGING PER DAG BELGIË Analyse volgens geslacht en leeftijd In België besteedt 36% van de bevolking van 15 jaar en ouder minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging. Het percentage mannen dat minstens 30 minuten per dag aan lichaamsbeweging besteedt (48%) is twee keer zo hoog dan het percentage vrouwen (24%), een significant verschil na correctie voor leeftijd. Iets meer dan de helft (51%) van de jongvolwassenen (15-24 jaar) besteedt minstens 30 minuten per dag aan lichaamsbeweging. Daarna daalt dit percentage gestaag tot 31% in de leeftijdsgroep van jaar, om vervolgens sterk af te nemen tot slechts 12% in de oudste leeftijdsgroep (75-plussers). Het percentage mannen dat dagelijks minstens 30 minuten aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt, is bij elke leeftijdsgroep hoger dan het percentage vrouwen (Figuur 1). Het grootste verschil hieromtrent wordt waargenomen bij de jongvolwassenen (15-24 jaar): 72% van de jonge mannen besteedt minstens 30 minuten per dag aan lichaamsbeweging tegenover slechts 32% van de jonge vrouwen, een verschil van 40%! Voor beide geslachten (iets minder uitgesproken voor de vrouwen) neemt dit percentage af met de leeftijd, maar het percentage mannen van jaar (41%) ligt nog steeds hoger dan dat van de jongvolwassen vrouwen (32%). Ook in de oudste leeftijdsgroep (75-plussers) is het percentage mannen dat minstens 30 minuten per dag aan lichaamsbeweging besteedt (21%) meer dan 3 keer zo hoog dan het percentage vrouwen (6%). Figuur 1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten 347

16 Analyse volgens socio-economische achtergrondkenmerken Het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt, is lager bij personen met geen diploma of een diploma lager onderwijs (20%) dan bij personen met een diploma hoger secundair of een diploma hoger onderwijs (beiden 38%), verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht. Het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt, is lager in stedelijke gebieden (33%) dan in landelijke gebieden (40%), een significant verschil na correctie voor leeftijd en geslacht. Evolutie over de tijd De evolutie van het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt, is over de tijd de volgende (Figuur 2): een lichte daling van 2001 (39%) tot 2004 (36%), gevolgd door terug een stijging in 2008 (38%), verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht. In 2013 (36%) blijkt dit percentage niet meer significant te zijn veranderd ten opzichte van 2008 (na correctie voor leeftijd en geslacht). LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten Bijkomende analyses geven aan dat de evolutie over de tijd anders is bij mannen dan bij vrouwen. Uit deze analyses blijkt dat het percentage mannen dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt, lineair is gestegen van 2001 tot 2013, terwijl dit bij vrouwen lineair is gedaald. De evoluties verlopen ook anders per gewest. Dit zal per gewest verder worden besproken. Figuur 2 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt, volgens gewest en jaar, Gezondheidsenquête, België, GEWESTEN Het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt, is hoger In het Vlaams Gewest (40%) dan in het Brussels (29%) en het Waals Gewest (31%), verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht. Vlaams Gewest In het Vlaams Gewest besteedt 40% van de bevolking van 15 jaar en ouder minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging. Voor wat betreft de verdeling volgens leeftijd en geslacht, lopen de resultaten in het Vlaams Gewest parallel met die van het ganse land: het percentage mannen dat minstens 30 minuten per dag aan lichaamsbeweging besteedt (52%) is bijna twee keer zo hoog dan

17 het percentage vrouwen (28%), een significant verschil na correctie voor leeftijd. Daarnaast daalt dit percentage ook gestaag met de leeftijd: van 56% bij de jongvolwassenen (15-24 jaar) tot 38% in de leeftijdsgroep van jaar, om vervolgens sterk af te nemen tot slechts 13% in de oudste leeftijdsgroep (75-plussers). Ook de leeftijdsverdeling volgens geslacht (Figuur 3) komt in grote mate overeen met die van het ganse land: behalve in de twee oudste leeftijdsgroepen, is het percentage mannen dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt hoger dan het percentage vrouwen en wordt het grootste verschil tussen mannen (76%) en vrouwen (35%) waargenomen bij de jongvolwassenen (15-24 jaar). Tussen de leeftijd van jaar schommelt dit percentage voor mannen tussen 54% en 48% en voor vrouwen tussen 32% en 25%. Ook hier is in de oudste leeftijdsgroep (75-plussers) het percentage mannen dat minstens 30 minuten per dag aan lichaamsbeweging besteedt (21%) bijna 3 keer zo hoog dan het percentage vrouwen (8%). Figuur 3 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Vlaams Gewest Hoewel de ruwe cijfers dit niet laten uitschijnen, zijn er na correctie voor leeftijd en geslacht, geen verschillen in het Vlaams Gewest voor wat betreft het opleidingsniveau en de urbanisatiegraad, dit in tegenstelling tot het ganse land. LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten 349 De evolutie over de tijd van het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt, is in het Vlaams Gewest verschillend van die van het ganse land (Figuur 2): constant tussen 2001 (43%) en 2004 (41%), waarna het percentage stijgt tot 45% in 2008, om daarna terug te dalen tot 40% in Deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Brussels Gewest Het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt, is het laagst in het Brussels Gewest (29%). Ook hier is het percentage mannen (36%) hoger dan het percentage vrouwen (22%). Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd, maar wel minder uitgesproken dan voor het ganse land. De leeftijdsverdeling is verschillend met die van het ganse land: dit percentage is wel nog het hoogst bij de jongvolwassenen (15-24 jaar) (45%), maar na correctie voor geslacht is dit percentage niet significant hoger dan de percentages in de leef-

18 tijdsgroepen van jaar (33%) en jaar (36%). Daarna neemt dit percentage significant verder af tot 8% bij de 75-plussers. Ook de leeftijdsverdeling volgens geslacht (Figuur 4) is verschillend met die van het ganse land: in de eerste plaats zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen zo goed als in elke leeftijdsgroep, niet significant en daarnaast lijkt het erop dat in de leeftijdsgroep van jaar meer vrouwen (40%) dan mannen minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteden (32%). Figuur 4 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Brussels Gewest LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten Zoals voor het ganse land, is in het Brussels Gewest het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt lager bij personen met geen diploma of een diploma lager onderwijs (12%) dan bij personen met een diploma hoger secundair (27%) of een diploma hoger onderwijs (32%), verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht. Het percentage is toch wel opmerkelijk laag bij diegenen met geen diploma of een diploma lager onderwijs! 350 De evolutie over de tijd van het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt, is in het Brussels Gewest verschillend van die van het ganse land (Figuur 2): na correctie voor leeftijd en geslacht neemt het percentage significant af van 30% in 2001 tot 22% in 2004, daarna lijkt het percentage terug te stijgen, maar niet significant, om 25% te bereiken in 2008, waarna wel een significante stijging tot 29% in 2013 wordt vastgesteld. Waals Gewest Ook in het Waals Gewest (31%) is het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt, laag. Ook hier is het percentage mannen (44%) meer dan twee keer zo hoog dan het percentage vrouwen (19%), een significant verschil na correctie voor leeftijd. Hier valt toch wel op te merken dat het percentage voor vrouwen zeer laag is. De leeftijdsverdeling is verschillend met die van het ganse land: dit percentage is wel nog het hoogst bij de jongvolwassenen (15-24 jaar) (46%), maar na correctie voor geslacht is dit percentage niet significant hoger dan de percentages in de leeftijdsgroepen van jaar (44%) en jaar (36%). Daarna neemt dit percentage significant verder af tot 10% bij de 75-plussers.

19 Ook de leeftijdsverdeling volgens geslacht (Figuur 5) is verschillend met die van het ganse land: vooral in de leeftijdsgroepen van 15 tot 44 jaar, maar ook in de twee oudste leeftijdsgroepen, worden er grote verschillen tussen mannen en vrouwen waargenomen voor wat betreft het percentage mensen dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt. Opmerkelijk is toch dat slechts 2% van de vrouwen van 75 jaar en ouder dagelijks minstens 30 minuten aan lichaamsbeweging besteedt. Figuur 5 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Waals Gewest Zoals voor het ganse land, is er ook in het Waals Gewest een verschil op niveau van de opleiding, maar hier is er alleen maar een significant verschil (na correctie voor leeftijd en geslacht) tussen de laagst opgeleiden (16%) en de hoogst opgeleiden (35%) voor wat betreft het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt. Ook zijn er in het Waals Gewest verschillen op niveau van de urbanisatiegraad: het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat minstens 30 minuten per dag aan lichaamsbeweging besteedt, is lager in stedelijke gebieden (28%) dan in landelijke gebieden (34%), een significant verschil na correctie voor leeftijd en geslacht. De evolutie over de tijd van het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat minstens 30 minuten per dag aan (minstens matige) lichaamsbeweging besteedt, is in het Waals Gewest verschillend van die van het ganse land (Figuur 2): daling van 35% in 2001 tot 30% in 2004, om daarna nog verder te dalen tot 28% in 2008, waarna er terug een lichte stijging is tot 31% in De verschillen hier waargenomen zijn steeds significant na correctie voor leeftijd en geslacht. LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten 351

20 4.2. VOLDOENDE LICHAAMSBEWEGING OM EEN POSITIEVE IMPACT OP DE GEZONDHEID TE HEBBEN BELGIË Analyse volgens geslacht en leeftijd In België oefent 27% van de bevolking van 15 jaar en ouder voldoende lichaamsbeweging uit om een positieve impact op de gezondheid te hebben, waarbij het percentage mannen (36%) hoger is dan het percentage vrouwen (18%), een significant verschil na correctie voor leeftijd. Het percentage is het hoogst bij de jongvolwassenen (15-24 jaar): 44% van hen oefent voldoende lichaamsbeweging uit om een positieve impact op de gezondheid te hebben. Daarna daalt dit percentage geleidelijk tot 22% in de leeftijdsgroep van jaar, om vervolgens sterk af te nemen tot slechts 8% in de oudste leeftijdsgroep (75-plussers). LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten Wanneer we kijken naar de leeftijdsverdeling volgens geslacht (Figuur 6), dan stellen we vast dat het percentage mannen dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om een positieve impact op de gezondheid te hebben in elke leeftijdsgroep hoger is dan het percentage vrouwen, met de grootste verschillen in de leeftijdsgroepen van jaar en jaar. Voor beide geslachten neemt dit percentage af met de leeftijd. In de oudste leeftijdsgroep (75-plussers) is het percentage mannen dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om een positieve impact op de gezondheid te hebben (14%) minstens 3 keer zo hoog als het percentage vrouwen (4%). Figuur 6 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om een positieve impact op de gezondheid te hebben, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, Analyse volgens socio-economische achtergrondkenmerken Het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om een positieve impact op de gezondheid te hebben, is lager bij personen met geen diploma of een diploma lager onderwijs (15%) dan bij personen met een hoger diploma (lager secundair: 25%, hoger secundair: 31% en hoger onderwijs: 26%). Daarnaast is dit percentage ook hoger bij personen met een diploma hoger secundair dan bij personen met een diploma hoger onderwijs (26%). Al deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht.

21 Er worden, na correctie voor leeftijd en geslacht, geen significante verschillen op niveau van de urbanisatiegraad waargenomen voor wat deze indicator betreft. Evolutie over de tijd De evolutie van het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om een positieve impact op de gezondheid te hebben, is over de tijd de volgende (Figuur 7): een sterke daling van 2001 (31%) tot 2004 (21%), gevolgd door terug een stijging in 2008 (28%), verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht. In 2013 (27%) blijkt dit percentage niet meer significant te zijn veranderd ten opzichte van 2008 (na correctie voor leeftijd en geslacht). Figuur 7 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om een positieve impact op de gezondheid te hebben, volgens gewest en jaar, Gezondheidsenquête, België, GEWESTEN Het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om een positieve impact op de gezondheid te hebben, is lager in het Waals Gewest (25%) dan in het Brussels en het Vlaams Gewest (beiden 28%), maar deze verschillen zijn niet significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Vlaams Gewest In het Vlaams Gewest oefent 28% van de mensen van 15 jaar en ouder voldoende lichaamsbeweging uit om een positieve impact op de gezondheid te hebben. Voor wat betreft de verdeling volgens leeftijd en geslacht, lopen de resultaten van het Vlaams Gewest parallel met die van het ganse land: het percentage mannen dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om een positieve impact op de gezondheid te hebben (36%), is bijna twee keer zo hoog dan het percentage vrouwen (19%), een significant verschil na correctie voor leeftijd. Daarnaast daalt dit percentage ook met de leeftijd: van 48% bij de jongvolwassenen (15-24 jaar) tot 22% in de leeftijdsgroep van jaar, om vervolgens sterk af te nemen tot slechts 8% in de oudste leeftijdsgroep (75-plussers). LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten 353 In tegenstelling tot het ganse land zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen per leeftijdsgroep (Figuur 8) minder uitgesproken, behalve voor de leeftijdsgroepen van jaar en jaar.

22 Figuur 8 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om een positieve impact op de gezondheid te hebben, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Vlaams Gewest LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten Hoewel de ruwe cijfers dit niet laten uitschijnen zijn de verschillen op niveau van de opleiding in het Vlaams Gewest minder uitgesproken dan voor het ganse land: het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om een positieve impact op de gezondheid te hebben, is hoger bij personen met een diploma hoger secundair (34%) dan bij personen met een diploma hoger onderwijs (26%), een significant verschil na correctie voor leeftijd en geslacht. Zoals voor het ganse land worden er in het Vlaams Gewest, na correctie voor leeftijd en geslacht, geen significante verschillen op niveau van de urbanisatiegraad waargenomen voor wat deze indicator betreft. De evolutie over de tijd van het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om een positieve impact op de gezondheid te hebben, loopt in het Vlaams Gewest parallel met die van het ganse land (Figuur 7): een sterke daling van 2001 (32%) tot 2004 (20%), gevolgd door terug een stijging in 2008 (30%), verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht. In 2013 (28%) blijkt dit percentage niet meer significant te zijn veranderd ten opzichte van 2008 (na correctie voor leeftijd en geslacht). 354 Brussels Gewest In het Brussels Gewest oefent 28% van de mensen van 15 jaar en ouder voldoende lichaamsbeweging uit om een positieve impact op de gezondheid te hebben. Ook hier is het percentage mannen (34%) hoger dan het percentage vrouwen (22%). Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd, maar wel minder uitgesproken dan voor het ganse land. De leeftijdsverdeling is verschillend van die voor gans het land: dit percentage is wel nog het hoogst bij de jongvolwassenen (15-24 jaar) (47%), maar na correctie voor geslacht is dit percentage niet significant hoger dan het percentage in de leeftijdsgroep van jaar (32%). Daarna neemt dit percentage significant verder af tot 5% bij de 75-plussers. Ook de leeftijdsverdeling volgens geslacht (Figuur 9) is verschillend met die van het ganse land: in de eerste plaats zijn er zo goed als geen significante verschillen tussen mannen en vrouwen volgens leeftijdsgroep. Daarnaast wordt ook voor mannen het hoogste percentage waargenomen in de leeftijdsgroep van jaar (69%), om daarna wel sterk te dalen tot 38% in de leeftijdsgroep van jaar, waarna dit percentage verder lichtjes afneemt tot 22% in de leeftijdsgroep van jaar. Voor vrouwen (15-74 jaar) schommelt dit percentage tussen 30% en 18%. In de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder oefent slechts

23 2% van de mannen voldoende lichaamsbeweging uit om een positieve impact op de gezond te hebben, dit tegenover 7% van de vrouwen. Figuur 9 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om een positieve impact op de gezondheid te hebben, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Brussels Gewest In tegenstelling tot het ganse land varieert in het Brussels Gewest deze indicator niet significant volgens opleidingsniveau, en dit na correctie voor leeftijd en geslacht. Na correctie voor leeftijd en geslacht verschilt de evolutie over de tijd in het Brussels Gewest lichtjes met die van het ganse land voor wat betreft het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoeft om een positieve impact op de gezondheid te hebben (Figuur 7): een daling tussen 2001 (27%) en 2004 (23%), tot 2008 (24%) blijft dit percentage zo goed als onveranderd, waarna het terug stijgt in 2013 (28%) om zo terug het niveau als in 2001 te bereiken. Waals Gewest In het Waals gewest oefent één op vier mensen van 15 jaar en ouder voldoende lichaamsbeweging uit om een positieve impact op de gezondheid te hebben. Zoals voor het ganse land is het percentage mannen (35%), na correctie voor leeftijd, significant hoger dan het percentage vrouwen (15%), in dit geval zelfs meer dan het dubbel. De leeftijdsverdeling is verschillend van die voor gans het land: het percentage is het hoogst in de twee jongste leeftijdsgroepen (15-24 jaar: 35% en jaar: 36%), vanaf 45 jaar ligt het percentage, na correctie voor geslacht, significant lager (rond 20% à 22% in de leeftijdsgroep van jaar) om verder te dalen tot 9% bij de 75-plussers. LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten 355 Ook de leeftijdsverdeling volgens geslacht (Figuur 10) is verschillend met die van het ganse land: in de eerste plaats zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen volgens leeftijdsgroep veel minder uitgesproken, alsook lagere percentages bij mannen. In het Waals Gewest oefent één derde van de mannen van jaar voldoende lichaamsbeweging uit om een positieve impact op de gezondheid te hebben. Bovendien is dit percentage bij mannen van 75 jaar en ouder nog steeds hoog, nl. 17%, wat vier keer zo hoog is als het percentage bij vrouwen in die leeftijdsgroep (4%). In tegenstelling tot het ganse land worden er voor deze indicator, na correctie voor leeftijd en geslacht, geen significante verschillen op niveau van de opleiding waargenomen. Zoals voor het ganse land zijn er in het Waals Gewest, na correctie voor leeftijd en geslacht, geen significante verschillen op niveau van de urbanisatiegraad.

24 Figuur 10 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om een positieve impact op de gezondheid te hebben, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Waals Gewest LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten 356 De evolutie over de tijd van het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om een positieve impact op de gezondheid te hebben, loopt in het Waals Gewest parallel met die van het ganse land (Figuur 7): een sterke daling van 2001 (30%) tot 2004 (23%), gevolgd door terug een stijging in 2008 (25%), verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht. In 2013 (25%) blijkt dit percentage niet meer significant te zijn veranderd ten opzichte van 2008 (na correctie voor leeftijd en geslacht) VOLDOENDE LICHAAMSBEWEGING OM GEWICHTSTOENAME TE VOORKOMEN BELGIË Analyse volgens geslacht en leeftijd In België oefent 27% van de bevolking van 15 jaar en ouder voldoende lichaamsbeweging uit om gewichtstoename te voorkomen, waarbij het percentage mannen (38%) veel hoger is dan het percentage vrouwen (16%), een significant verschil na correctie voor leeftijd. Het percentage is het hoogst bij de jongvolwassenen (15-24 jaar): 43% van hen oefent voldoende lichaamsbeweging uit om gewichtstoename te voorkomen. Daarna daalt dit percentage geleidelijk tot 23% in de leeftijdsgroep van jaar, om vervolgens sterk af te nemen tot 9% in de oudste leeftijdsgroep (75-plussers). Wanneer we kijken naar de leeftijdsverdeling volgens geslacht (Figuur 11), dan stellen we vast dat het percentage mannen dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen in elke leeftijdsgroep hoger is dan het percentage vrouwen, met de grootste verschillen in de leeftijdsgroepen van jaar (60% mannen versus 23% vrouwen) en jaar (46% mannen en 17% vrouwen). Het is vooral bij de mannen dat dit percentage afneemt met de leeftijd, gaande van 60% bij jongvolwassen mannen tot 31% in de leeftijdsgroep van jaar. Het percentage vrouwen lijkt op middelbare leeftijd een lichte boost te krijgen daar dit percentage eerst daalt van 23% bij de jongvolwassenen tot 17% in de leeftijdsgroep van jaar, om in de leeftijdsgroep van jaar terug te stijgen tot 20%, waarna dit percentage terug afneemt tot 14% in de leeftijdsgroep van jaar. Bij de 75-plussers ligt

25 het percentage mannen dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen (18%) minstens 4 keer hoger dan het percentage vrouwen (slechts 4%). Figuur 11 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Analyse volgens socio-economische achtergrondkenmerken Het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen is, na correctie voor leeftijd en geslacht, significant hoger bij personen met een diploma hoger secundair (31%) dan bij personen met een diploma hoger onderwijs (27%). In de stedelijke gebieden (25%) ligt het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen lager dan in de landelijke gebieden (31%), een significant verschil na correctie voor leeftijd en geslacht. Evolutie over de tijd De evolutie van het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen, is over de tijd de volgende (Figuur 12): een daling van 2001 (30%) tot 2004 (24%), gevolgd door terug een stijging in 2008 (29%), verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht. In 2013 (27%) blijkt dit percentage niet meer significant te zijn veranderd ten opzichte van 2008 (na correctie voor leeftijd en geslacht). LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten 357 Bijkomende analyses geven aan dat de evolutie over de tijd anders is bij mannen dan bij vrouwen. Uit deze analyses blijkt dat het percentage mannen dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om een positieve impact op de gezondheid te hebben, lineair is gestegen van 2001 tot 2013, terwijl dit percentage bij vrouwen lineair is gedaald. De evoluties verlopen ook anders per gewest. Dit zal per gewest verder worden besproken.

26 Figuur 12 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen, volgens gewest en jaar, Gezondheidsenquête, België, 2013 LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten GEWESTEN Het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen is hoger in het Vlaams Gewest (30%) dan in het Brussels (20%) en het Waals Gewest (23%), verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht. Vlaams Gewest In het Vlaams Gewest oefent 30% van de bevolking van 15 jaar en ouder voldoende lichaamsbeweging uit om gewichtstoename te voorkomen. Voor wat betreft de verdeling volgens leeftijd en geslacht, lopen de resultaten van het Vlaams Gewest parallel met die van het ganse land: het percentage mannen dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen (42%) is meer dan twee keer zo hoog dan het percentage vrouwen (19%), een significant verschil na correctie voor leeftijd. Daarnaast daalt dit percentage ook met de leeftijd: van 48% bij de jongvolwassenen (15-24 jaar) tot 25% in de leeftijdsgroep van jaar, om vervolgens sterk af te nemen tot slechts 10% in de oudste leeftijdsgroep (75-plussers). 358 In tegenstelling tot het ganse land, zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen per leeftijdsgroep (Figuur 13) iets minder uitgesproken, behalve voor de twee jongste leeftijdsgroepen (15-24 jaar en jaar). Daarnaast daalt het percentage mannen dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen van 64% in de leeftijdsgroep van jaar tot 46% in de leeftijdsgroep van jaar, om te stabiliseren in de leeftijdsgroep van 35 tot 64 jaar (40% à 42%), waarna dit percentage verder daalt tot 18% bij mannen van 75 jaar en ouder. Ook bij vrouwen daalt het percentage met de leeftijd, maar zoals voor gans het land wordt er een lichte stijging op middelbare leeftijd waargenomen. Slecht 5% van de vrouwen van 75 jaar en ouder oefent voldoende lichaamsbeweging uit om gewichtstoename te voorkomen, dit is bijna 4 keer minder dan het percentage mannen in deze leeftijdsgroep. Na correctie voor leeftijd en geslacht, komen de verschillen op niveau van de opleiding voor het Vlaams Gewest overeen met die voor het ganse land: het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen is significant hoger bij personen met een diploma hoger secundair (36%) dan bij personen met een diploma hoger onderwijs (29%).

27 Figuur 13 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Vlaams Gewest Ook in het Vlaams Gewest zijn er verschillen op niveau van de urbanisatiegraad, maar anders dan voor het ganse land: het percentage Vlamingen van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen ligt lager in de halfstedelijke gebieden (26%) dan in de landelijke gebieden (31%), een significant verschil na correctie voor leeftijd en geslacht. De evolutie over de tijd van het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen loopt in het Vlaams Gewest parallel met die van het ganse land (Figuur 12): een daling van 2001 (32%) tot 2004 (27%), gevolgd door terug een stijging in 2008 (34%), verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht. In 2013 (30%) blijkt dit percentage niet meer significant te zijn veranderd ten opzichte van 2008 (na correctie voor leeftijd en geslacht). Brussels Gewest In het Brussels Gewest oefent 20% van de bevolking van 15 jaar en ouder voldoende lichaamsbeweging uit om gewichtstoename te voorkomen. Voor wat betreft de verdeling volgens geslacht, lopen de resultaten van het Brussels Gewest parallel met die van het ganse land (hoewel de percentages hier veel lager zijn, zeker voor mannen): het percentage mannen dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen (27%) is bijna twee keer zo hoog als het percentage vrouwen (14%), een significant verschil na correctie voor leeftijd. Daarnaast daalt dit percentage ook met de leeftijd (15-24 jaar: 37%), maar pas significant (na correctie voor geslacht) vanaf de leeftijdsgroep van jaar (15%) tot slechts 5% in de oudste leeftijdsgroep (75-plussers). LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten 359 In tegenstelling tot het ganse land zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen per leeftijdsgroep (Figuur 14) iets minder uitgesproken, behalve voor de leeftijdsgroep van jaar. Daarnaast daalt het percentage mannen dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen van 55% in de leeftijdsgroep van jaar tot 35% in de leeftijdsgroep van jaar, om daarna gestaag verder te dalen tot slechts 4% bij mannen van 75 jaar en ouder. Ook voor vrouwen kunnen we toch wel stellen dat dit percentage daalt met de leeftijd (van 21% in de leeftijdsgroep van jaar tot 5% in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder), maar piekt op middelbare leeftijd (zoals voor gans het land): 24% van de vrouwen van jaar oefent voldoende lichaamsbeweging uit om gewichtstoename te voorkomen, en dit percentage is zelfs hoger dan het percentage mannen in deze leeftijdsgroep (20%).

28 Figuur 14 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Brussels Gewest LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten 360 In tegenstelling tot het ganse land worden er in het Brussels Gewest, na correctie voor leeftijd en geslacht, geen significante verschillen op niveau van de opleiding voor deze indicator waargenomen. Na correctie voor leeftijd en geslacht verschilt de evolutie over de tijd in het Brussels Gewest lichtjes met die van het ganse land voor wat betreft het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoeft om gewichtstoename te voorkomen (Figuur 12): een daling tussen 2001 (21%) en 2004 (16%), tot 2008 (18%) blijft dit percentage zo goed als onveranderd, waarna het terug stijgt in 2013 (20%) om zo terug het niveau van 2001 te bereiken. Waals Gewest In het Waals Gewest oefent 23% van de bevolking van 15 jaar en ouder voldoende lichaamsbeweging uit om gewichtstoename te voorkomen. Voor wat betreft de verdeling volgens geslacht, lopen de resultaten van het Waals Gewest parallel met die van het ganse land: het percentage mannen dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen (34%) is meer dan twee keer zo hoog dan het percentage vrouwen (13%), een significant verschil na correctie voor leeftijd. Daarnaast daalt dit percentage ook met de leeftijd (15-24 jaar: 36%), maar pas significant (na correctie voor geslacht) vanaf de leeftijdsgroep van jaar (19%) tot 9% in de oudste leeftijdsgroep (75-plussers). Ook de leeftijdsverdeling volgens geslacht (Figuur 15) is verschillend met die van het ganse land: in de eerste plaats zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen volgens leeftijdsgroep iets minder uitgesproken (zeker significant verschillend voor de leeftijdsgroepen van jaar, jaar en jaar). Het percentage bij mannen daalt ook met de leeftijd, maar krijgt terug een boost in de leeftijdsgroep van jaar: één op drie mannen (32%) oefent nog voldoende lichaamsbeweging uit om gewichtstoename te voorkomen, wat 3 keer zo hoog is als het percentage vrouwen (10%) in deze leeftijdsgroep. Bovendien dient ook nog opgemerkt te worden dat dit percentage ook nog hoog is bij de mannen van 75 jaar en ouder, nl. 19% (6 keer zo hoog als het percentage vrouwen in deze leeftijdsgroep (3%)).

29 Figuur 15 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om gewichtstoename te voorkomen, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Waals Gewest In het Waals Gewest worden er voor deze indicator, na correctie voor leeftijd en geslacht, geen significante verschillen op niveau van de opleiding waargenomen. Dit in tegenstelling tot het ganse land. Ook zijn er, na correctie voor leeftijd en geslacht, geen significante verschillen op niveau van de urbanisatiegraad. Na correctie voor leeftijd en geslacht, verschilt de evolutie over de tijd in het Waals Gewest met die van het ganse land voor wat betreft het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoeft om gewichtstoename te voorkomen (Figuur 12): een daling tussen 2001 (28%) en 2004 (22%), maar sindsdien blijft dit percentage onveranderd (23% in 2008 en 2013) VOLDOENDE LICHAAMSBEWEGING OM HET RISICO OP CARDIOVASCULAIRE AANDOENINGEN TE BEPERKEN LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten BELGIË 361 Analyse volgens geslacht en leeftijd In België oefent 40% van de bevolking van 15 jaar en ouder voldoende lichaamsbeweging uit om cardiovasculaire aandoeningen te beperken, waarbij het percentage mannen (51%) hoger is dan het percentage vrouwen (29%), een significant verschil na correctie voor leeftijd. Het percentage is het hoogst bij de jongvolwassenen (15-24 jaar): 58% van hen oefent voldoende lichaamsbeweging uit om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken. Daarna daalt dit percentage geleidelijk tot 32% in de leeftijdsgroep van jaar, om vervolgens sterk af te nemen tot 14% in de oudste leeftijdsgroep (75-plussers). Wanneer we kijken naar de leeftijdsverdeling volgens geslacht (Figuur 16), dan stellen we vast dat het percentage mannen dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken in elke leeftijdsgroep hoger is dan het percentage vrouwen. Drie op vier mannen van jaar (74%) oefent voldoende lichaamsbeweging uit om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken. Dit percentage neemt bij mannen gestaag af met de leeftijd tot 42% in de leeftijds-

30 groep van jaar, om daarna sterker te dalen tot 23% bij de 75-plussers. Bij vrouwen neemt dit percentage langzaam af van 40% in de leeftijdsgroep van jaar tot 21% in de leeftijdsgroep van jaar, waarna dit percentage ook sterker daalt, nl. tot 8% bij vrouwen van 75 jaar en ouder. Figuur 16 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten 362 Analyse volgens socio-economische achtergrondkenmerken Het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om cardiovasculaire aandoeningen te beperken is lager bij personen met geen diploma of een diploma lager onderwijs (24%) dan bij personen met een diploma hoger secundair (44%), een significant verschil na correctie voor leeftijd en geslacht. In de stedelijke gebieden (38%) ligt het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om cardiovasculaire aandoeningen te beperken lager dan in de landelijke gebieden (45%), een significant verschil na correctie voor leeftijd en geslacht. Evolutie over de tijd De evolutie van het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken is over de tijd de volgende (Figuur 17): een daling van 2001 (33%) tot 2004 (27%), gevolgd door terug een stijging in 2008 (29%), verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht. In 2013 (33%) blijkt dit percentage niet meer significant te zijn veranderd ten opzichte van 2008 (na correctie voor leeftijd en geslacht). Bijkomende analyses geven aan dat de evolutie over de tijd anders is bij mannen dan bij vrouwen: beide geslachten volgen wel een gelijkaardige evolutie, nl. een daling tussen 2001 en 2004, gevolg door terug een stijging in 2008 en geen verdere toename in 2013, maar wanneer het percentage van 2013 wordt vergeleken met dat van 2001 dan blijkt toch dat dit is toegenomen voor mannen en is afgenomen voor vrouwen. De evoluties verlopen ook anders per gewest. Dit zal per gewest verder worden besproken.

31 Figuur 17 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken, volgens gewest en jaar, Gezondheidsenquête, België, GEWESTEN Het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om een risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken, is hoger in het Vlaams Gewest (43%) dan in het Waals Gewest (36%), welk dan weer hoger is dan in het Brussels Gewest (33%). Al deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Vlaams Gewest In het Vlaams Gewest oefent 43% van de bevolking van 15 jaar en ouder voldoende lichaamsbeweging uit om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken. Voor wat betreft de verdeling volgens leeftijd en geslacht, lopen de resultaten van het Vlaams Gewest parallel met die van het ganse land: het percentage mannen dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken (55%) is hoger dan het percentage vrouwen (32%), een significant verschil na correctie voor leeftijd. Daarnaast is dit percentage het hoogst in de leeftijdsgroep van jaar (62%), waarna het daalt tot 32% in de leeftijdsgroep van jaar, om vervolgens sterk af te nemen tot 14% in de oudste leeftijdsgroep (75-plussers). LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten In tegenstelling tot het ganse land zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen per leeftijdsgroep (Figuur 18) minder uitgesproken, behalve voor de jongste leeftijdsgroep (15-24 jaar) en de leeftijdsgroepen van jaar en jaar. Daarnaast oefent drie op vier mannen van jaar (76%) voldoende lichaamsbeweging uit om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken. Al schommelend neemt dit percentage bij mannen verder af met de leeftijd tot 49% in de leeftijdsgroep van jaar, om vervolgens te halveren tot 24% bij de 75-plussers. Bij vrouwen neemt dit percentage langzaam af van 44% in de leeftijdsgroep van jaar tot 26% in de leeftijdsgroep van jaar, waarna dit percentage ook sterk daalt, nl. tot 8% bij vrouwen van 75 jaar en ouder. 363 Na correctie voor leeftijd en geslacht, zijn er ook verschillen op niveau van de opleiding in het Vlaams Gewest, maar andere verschillen dan voor het ganse land: het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken, is significant hoger bij personen met een diploma hoger secundair (50%) dan bij personen met een diploma hoger onderwijs (43%).

32 Figuur 18 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Vlaams Gewest LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten 364 In tegenstelling tot het ganse land, zijn er in het Vlaams Gewest, na correctie voor leeftijd en geslacht, geen significante verschillen op niveau van de urbanisatiegraad voor deze indicator. De evolutie over de tijd van het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken, loopt in het Vlaams Gewest parallel met die van het ganse land (Figuur 17): een daling van 2001 (44%) tot 2004 (39%), gevolgd door terug een stijging in 2008 (46%), verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht. In 2013 (43%) blijkt dit percentage niet meer significant te zijn veranderd ten opzichte van 2008 (na correctie voor leeftijd en geslacht). Brussels Gewest In het Brussels Gewest oefent 33% van de bevolking van 15 jaar en ouder voldoende lichaamsbeweging uit om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken. Voor wat betreft de verdeling volgens geslacht, lopen de resultaten van het Brussels Gewest parallel met die van het ganse land: het percentage mannen dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken (39%) is hoger dan het percentage vrouwen (26%), een significant verschil na correctie voor leeftijd. De verdeling volgens leeftijd is lichtjes anders dan voor het ganse land daar tijdens de daling van het percentage met de leeftijd, van 49% in de leeftijdsgroep van jaar tot 7% bij de 75-plussers, er een stijging van het percentage wordt waargenomen op middelbare leeftijd (44% in de leeftijdsgroep van jaar). In tegenstelling tot het ganse land zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen per leeftijdsgroep (Figuur 19) veel minder uitgesproken. Daarnaast daalt het percentage mannen dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om het risico op hartaandoeningen te beperken van 66% in de leeftijdsgroep van jaar tot 11% bij de 75-plussers en voor vrouwen betreft het een daling van 33% in de leeftijdsgroep van jaar tot 5% bij de 75-plussers, waarbij wel een uitgesproken piek wordt waargenomen op middelbare leeftijd: bijna de helft van de vrouwen jaar (47%) oefent voldoende lichaamsbeweging uit om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken, en dit percentage is zelfs hoger dan het percentage mannen in deze leeftijdsgroep (41%).

33 Figuur 19 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Brussels Gewest In het Brussels Gewest zijn er verschillen op niveau van de opleiding. Deze verschillen zijn in lijn met die voor het ganse land: het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om cardiovasculaire aandoeningen te beperken is lager bij personen met geen diploma of een diploma lager onderwijs (13%) en personen met een diploma hoger secundair (27%) dan bij personen met een diploma hoger onderwijs (38%), significante verschillen na correctie voor leeftijd en geslacht. Na correctie voor leeftijd en geslacht verschilt de evolutie over de tijd in het Brussels Gewest lichtjes met die van het ganse land voor wat betreft het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken (Figuur 17): een daling tussen 2001 (33%) en 2004 (27%), gevolgd door terug een lichte stijging in 2008 (29%) en ook in 2013 (33%) om zo terug het niveau van 2001 te bereiken. Waals Gewest In het Waals Gewest oefent 36% van de bevolking van 15 jaar en ouder voldoende lichaamsbeweging uit om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken. Voor wat betreft de verdeling volgens geslacht, lopen de resultaten van het Waals Gewest parallel met die van het ganse land: het percentage mannen dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken (47%) is hoger dan het percentage vrouwen (25%), een significant verschil na correctie voor leeftijd. Daarnaast daalt dit percentage ook met de leeftijd (15-24 jaar: 53%), maar pas significant (na correctie voor geslacht) vanaf de leeftijdsgroep van jaar (33%) tot 9% in de oudste leeftijdsgroep (75-plussers). LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten 365 Ook de leeftijdsverdeling volgens geslacht (Figuur 20) is verschillend van die voor gans het land: in de eerste plaats zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen volgens leeftijdsgroep iets minder uitgesproken (zeker significant verschillend voor de leeftijdsgroepen van jaar, jaar en jaar). Het percentage bij mannen daalt ook met de leeftijd, maar krijgt terug een boost in de leeftijdsgroep van jaar: meer dan één op drie mannen (36%) oefent nog voldoende lichaamsbeweging uit om het risico op hartaandoeningen te beperken (dit is minstens het dubbel van het percentage vrouwen (15%) in deze leeftijdsgroep). Bovendien dient ook nog opgemerkt te worden dat dit percentage ook nog hoog is bij mannen van 75 jaar en ouder, nl. één op vier (25%, 3 keer zo hoog als het percentage vrouwen in deze leeftijdsgroep (8%)). De boost bij vrouwen komt voor in de leeftijdsgroep van 35-44

34 jaar: 35% van hen oefent voldoende lichaamsbeweging uit om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken. Figuur 20 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Waals Gewest LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten 366 In het Waals Gewest zijn er verschillen op niveau van de opleiding. Deze verschillen zijn in lijn met die voor het ganse land: het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om cardiovasculaire aandoeningen te beperken is lager bij personen met geen diploma of een diploma lager onderwijs (20%) en personen met een diploma lager secundair (28%) dan bij personen met een diploma hoger onderwijs (41%), significante verschillen na correctie voor leeftijd en geslacht. In tegenstelling tot het ganse land, zijn er in het Waals Gewest, na correctie voor leeftijd en geslacht, geen significante verschillen op niveau van de urbanisatiegraad voor deze indicator. De evolutie over de tijd van het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat voldoende lichaamsbeweging uitoefent om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te beperken, loopt in het Waals Gewest parallel met die van het ganse land (Figuur 17): een daling van 2001 (39%) tot 2004 (30%), gevolgd door terug een stijging in 2008 (32%), verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht. In 2013 (36%) blijkt dit percentage niet meer significant te zijn veranderd ten opzichte van 2008 (na correctie voor leeftijd en geslacht) GEZONDHEIDSRISICO DOOR GEBREK AAN LICHAAMSBEWEGING IN DE VRIJE TIJD BELGIË Analyse volgens geslacht en leeftijd In België loopt 28% van de bevolking van 15 jaar en ouder een gezondheidsrisico door gebrek aan lichaamsbeweging in de vrije tijd, waarbij het percentage mannen (23%) lager is dan het percentage vrouwen (31%), een significant verschil na correctie voor leeftijd. Uitgezonderd het lagere percentage in de leeftijdsgroep van jaar (22%), neemt dit percentage, na correctie voor geslacht, significant toe

35 met de leeftijd, nl. van 19% in de leeftijdsgroep van jaar tot 28% in de leeftijdsgroep van jaar, om ten slotte bijna te verdubbelen in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder (55%). Uit de leeftijdsverdeling volgens geslacht (Figuur 21) stellen we vast dat vooral bij jongvolwassen mannen van jaar (15%) en mannen van jaar (18%) het percentage dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging in de vrije tijd het laagst is; één derde van de vrouwen tussen 55 en 74 jaar loopt een dergelijk gezondheidsrisico, bij vrouwen van 75 jaar en ouder is dit zelfs bijna twee op drie (60%). Figuur 21 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging in hun vrije tijd), volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Analyse volgens socio-economische achtergrondkenmerken Er is een duidelijke gradiënt voor wat betreft het opleidingsniveau en het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging in de vrije tijd: dit percentage is hoger bij personen met geen diploma of een diploma lager (50%) en personen met een diploma lager secundair (39%) dan bij personen met een diploma hoger secundair (27), wat dan weer hoger is dan bij personen met een diploma hoger onderwijs (21%). Al deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging in de vrije tijd varieert in functie van de urbanisatiegraad: dit percentage is hoger in stedelijke gebieden (31%) dan in landelijke gebieden (24%), een significant verschil na correctie voor leeftijd en geslacht. LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten 367 Evolutie over de tijd De evolutie van het percentage personen van 15 jaar en ouder dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging in de vrije tijd is over de tijd, na correctie voor leeftijd en geslacht, de volgende (Figuur 22): geen significante veranderingen tussen 1997 (33%) en 2001 (35%), gevolgd door een significante daling in 2004 (27%), waarna deze percentages in de volgende jaren nagenoeg constant blijven, nl. 28% in 2008 en 2013.

36 Figuur 22 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging in hun vrije tijd, volgens gewest en jaar, Gezondheidsenquête, België, 2013 LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten GEWESTEN Het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging in de vrije tijd is lager in het Vlaams Gewest (25%) dan in het Brussels (29%) en het Waals Gewest (32%), verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht. Vlaams Gewest Eén op vier Vlamingen (25%) van 15 jaar en ouder loopt een gezondheidsrisico door gebrek aan lichaamsbeweging in de vrije tijd, waarbij het percentage mannen (21%) lager is dan het percentage vrouwen (28%), zoals voor het ganse land een significant verschil na correctie voor leeftijd. In tegenstelling tot het ganse land, neemt dit percentage niet geleidelijk toe met de leeftijd. Pas vanaf de leeftijd van 75 jaar (54%) ligt dit percentage, na correctie voor geslacht, significant hoger. Zoals voor gans het land, zijn er geen verschillen tussen de geslachten volgens leeftijdsgroep en lijkt het percentage dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging in de vrije tijd te schommelen met de leeftijd voor elk geslacht: een hoog percentage bij mannen van jaar (28%) en van 75 jaar en ouder (43%); bij vrouwen van jaar (26%), van jaar (28%) en van 75 jaar en ouder (60%) (Figuur 23). Ook in het Vlaams Gewest varieert het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging in de vrije tijd met het opleidingsniveau: dit percentage is hoger bij personen met geen diploma of een diploma lager (50%) en personen met een diploma lager secundair (37%) dan bij personen met een diploma hoger secundair (23) en personen met een diploma hoger onderwijs (19%), verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht. In tegenstelling tot het ganse land, zijn er in het Vlaams Gewest, na correctie voor leeftijd en geslacht, geen significante verschillen op niveau van de urbanisatiegraad voor deze indicator. Ook al komt dit niet duidelijk naar voor uit de ruwe cijfers (Figuur 22), gesofisticeerde analyses geven een lineair dalende trend over de tijd aan in het Vlaams Gewest voor wat betreft het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging in de vrije tijd, dus van 29% in 1997 tot 25% in 2013.

37 Figuur 23 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging in hun vrije tijd, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Vlaams Gewest Brussels Gewest In het Brussels Gewest loopt 29% van de bevolking van 15 jaar en ouder een gezondheidsrisico door gebrek aan lichaamsbeweging in de vrije tijd, waarbij het percentage mannen (25%) lager is dan het percentage vrouwen (32%), zoals voor het ganse land een significant verschil na correctie voor leeftijd. In tegenstelling tot het ganse land, neemt dit percentage niet geleidelijk toe met de leeftijd, maar is dit percentage vanaf de leeftijd van 55 jaar significant hoger na correctie voor geslacht (39% in de leeftijdsgroep van jaar, 31% in de leeftijdsgroep van jaar en 54% in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder). Figuur 24 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging in hun vrije tijd, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Brussels Gewest LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten 369

38 Zoals voor gans het land, zijn er geen significante verschillen tussen de geslachten volgens leeftijdsgroep, behalve in de leeftijdsgroep van de jongvolwassenen (15-24 jaar): het percentage vrouwen in deze leeftijdsgroep (28%) dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging is meer dan 4 keer zo hoog dan het percentage mannen (slechts 6%). Verder lijkt ook in het Brussels Gewest dit percentage te schommelen met de leeftijd voor elk geslacht: een hoog percentage bij mannen van jaar (43%) en van 75 jaar en ouder (51%, wat dat van de vrouwen in deze leeftijdsgroep benadert); bij vrouwen van jaar (30%), van jaar (34% à 36%) en van 75 jaar en ouder (56%) (Figuur 24). Ook in het Brussels Gewest varieert het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging in de vrije tijd met het opleidingsniveau: dit percentage is hoger bij personen met geen diploma of een diploma lager (43%) en personen met een diploma lager secundair (44%) dan bij personen met een diploma hoger onderwijs (24%), verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht. Ook al komt dit niet duidelijk naar voor uit de ruwe cijfers (Figuur 22), gesofisticeerde analyses geven een lineair dalende trend over de tijd aan in het Brussels Gewest voor wat betreft het percentage mensen van 15 jaar en ouder dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging in de vrije tijd, dus van 41% in 1997 tot 29% in LICHAAMSBEWEGING 4. Resultaten Waals Gewest In het Waals Gewest loopt 32% van de bevolking van 15 jaar en ouder een gezondheidsrisico door gebrek aan lichaamsbeweging in de vrije tijd, waarbij het percentage mannen (28%) lager is dan het percentage vrouwen (36%), zoals voor het ganse land een significant verschil na correctie voor leeftijd. In tegenstelling tot het ganse land, neemt dit percentage niet geleidelijk toe met de leeftijd, maar ligt dit percentage vanaf de leeftijd van 55 jaar significant hoger na correctie voor geslacht (36% in de leeftijdsgroep van jaar, 38% in de leeftijdsgroep van jaar en 57% in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder). Figuur 25 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging in hun vrije tijd, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Waals Gewest 370 Zoals voor gans het land, zijn er geen verschillen tussen de geslachten volgens leeftijdsgroep. Voor de mannen in het Brussels Gewest lijkt het percentage dat een gezondheidsrisico loopt door gebrek aan lichaamsbeweging in de vrije tijd te schommelen met de leeftijd, met vooral een hoog percentage in de leeftijdsgroepen van jaar (30%) en 75 jaar en ouder (50%). Voor vrouwen neemt dit percentage eerder geleidelijk toe met de leeftijd: van 25% in de leeftijdsgroep van jaar tot 60% in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder (Figuur 25).

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997 6.3.1. Inleiding Recente onderzoeken hebben toegelaten aan te tonen dat lichamelijke activiteiten een wezenlijke impact hebben op de gezondheidstoestand en dat ze van groot belang zijn op het vlak van

Nadere informatie

Inleiding. Bespreking pagina 1

Inleiding. Bespreking pagina 1 6.3.1. Inleiding Recente onderzoeken hebben toegelaten aan te tonen dat lichamelijke activiteiten een wezenlijke impact hebben op de gezondheidstoestand en dat ze van groot belang zijn op het vlak van

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997 6.3.1. Inleiding Recente onderzoeken hebben toegelaten aan te tonen dat lichamelijke activiteiten een wezenlijke impact hebben op de gezondheidstoestand en dat ze van groot belang zijn op het vlak van

Nadere informatie

Leefstijl en preventie

Leefstijl en preventie Leefstijl en preventie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 59 Bestudeerde indicatoren... 61 1. Voedingsgewoonten.... 61 3. Gebruik

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest

Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest Analyse indicatoren Gezond leven Analyse van de gezondheidsenquête in opdracht van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Door Sabine

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 5: PREVENTIE Stefaan Demarest, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Gezondheidstoestand. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Gezondheidstoestand. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Gezondheidstoestand Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 13 Gezondheidsindicatoren...15 1. Subjectieve gezondheid... 15 2. Chronische

Nadere informatie

Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.)

Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) GEZONDHEIDSENQUETE 2013 Rapport 2: Gezondheidsgedrag en leefstijl Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 2: GEZONDHEIDSGEDRAG EN LEEFSTIJL Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Lichaamsbeweging. Jean Tafforeau

Lichaamsbeweging. Jean Tafforeau Lichaamsbeweging Jean Tafforeau Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 71 E-mail : jean.tafforeau@iph.fgov.be

Nadere informatie

Vaccinatie. Jean Tafforeau

Vaccinatie. Jean Tafforeau Vaccinatie Jean Tafforeau Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 71 E-mail : jean.tafforeau@iph.fgov.be

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 4: FYSIEKE EN SOCIALE OMGEVING Rana Charafeddine, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Het gebruik van tabak

Het gebruik van tabak Het gebruik van tabak Lydia Gisle Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 53 E-mail : lydia.gisle@iph.fgov.be

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.8.1. Inleiding In deze module worden 2 specifieke preventiedomeinen behandeld: de hypertensie en de hypercholesterolemie. De hart- en vaatziekten zijn aandoeningen die uit het oogpunt van volksgezondheid,

Nadere informatie

Het gebruik van alcohol

Het gebruik van alcohol Het gebruik van alcohol Lydia Gisle Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 53 E-mail : lydia.gisle@iph.fgov.be

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 2: GEZONDHEIDSGEDRAG EN LEEFSTIJL Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Gezondheid en samenleving

Gezondheid en samenleving Gezondheid en samenleving Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 115 Bestudeerde indicatoren... 117 1. Sociale gezondheid..... 117 2.

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.8.1. Inleiding In deze module worden 2 specifieke preventiedomeinen behandeld: de hypertensie en de hypercholesterolemie. De hart- en vaatziekten zijn aandoeningen die uit het oogpunt van volksgezondheid,

Nadere informatie

LANGDURIGE BEPERKINGEN

LANGDURIGE BEPERKINGEN LEVENSSTIJL EN CHRONISCHE ZIEKTEN LANGDURIGE BEPERKINGEN Gezondheidsenquête 2018 _ STEFAAN DEMAREST LYDIA GISLE RANA CHARAFEDDINE JOHAN VAN DER HEYDEN 1 Sciensano Epidemiologie en volksgezondheid - Levensstijl

Nadere informatie

Wie doet aan sport? Een korte analyse van sportparticipatie uit het Vlaams Tijdsbestedingsonderzoek 2013

Wie doet aan sport? Een korte analyse van sportparticipatie uit het Vlaams Tijdsbestedingsonderzoek 2013 Wie doet aan sport? Een korte analyse van sportparticipatie uit het Vlaams Tijdsbestedingsonderzoek 2013 Situering Onze maatschappij houdt ons graag een ideaalbeeld voor van een gezonde levensstijl, waarbij

Nadere informatie

Houdingen ten aanzien van het levenseinde

Houdingen ten aanzien van het levenseinde Houdingen ten aanzien van het levenseinde Stefaan Demarest Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642

Nadere informatie

Voedingsgewoonten. Sabine Drieskens

Voedingsgewoonten. Sabine Drieskens Voedingsgewoonten Sabine Drieskens Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 50 25 E-mail : sabine.drieskens@iph.fgov.be

Nadere informatie

Diensten voor thuiszorg en sociale en preventieve diensten

Diensten voor thuiszorg en sociale en preventieve diensten Diensten voor thuiszorg en sociale en preventieve diensten Edith Hesse Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel

Nadere informatie

BEREIDINGS- EN CONSUMPTIETIJD VAN MAALTIJDEN. AUTEUR Sarah BEL

BEREIDINGS- EN CONSUMPTIETIJD VAN MAALTIJDEN. AUTEUR Sarah BEL BEREIDINGS- EN CONSUMPTIETIJD VAN MAALTIJDEN AUTEUR Sarah BEL Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 5: PREVENTIE Stefaan Demarest, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 2: GEZONDHEIDSGEDRAG EN LEEFSTIJL Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Kankerscreening. Jean Tafforeau

Kankerscreening. Jean Tafforeau Kankerscreening Jean Tafforeau Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 71 E-mail : jean.tafforeau@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Mondgezondheid. Johan Van der Heyden

Mondgezondheid. Johan Van der Heyden Mondgezondheid Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 26 E-mail: johan.vanderheyden@iph.fgov.be

Nadere informatie

BEWEGEN IN NEDERLAND 2000-2010

BEWEGEN IN NEDERLAND 2000-2010 R E S U LTAT E N T N O - M O N I TO R B E W EG E N E N G E ZO N D H E I D BEWEGEN IN NEDERLAND 2000-2010 Sinds 2000 meet de TNO-Monitor Bewegen en Gezondheid trends in het beweeggedrag van de Nederlandse

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Screening van suikerziekte

Screening van suikerziekte Screening van suikerziekte Edith Hesse Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 55 E-mail : edith.hesse@iph.fgov.be

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 5: PREVENTIE Stefaan Demarest, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat

Nadere informatie

Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.)

Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) GEZONDHEIDSENQUETE 2013 Rapport 3: Gebruik van gezondheidsen welzijnsdiensten Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Internationale Vragenlijst in verband met Fysieke Activiteiten

Internationale Vragenlijst in verband met Fysieke Activiteiten 1 Internationale Vragenlijst in verband met Fysieke Activiteiten INTERNATIONALE VRAGENLIJST IN VERBAND MET FYSIEKE ACTIVITEITEN JONGVOLWASSENEN EN VOLWASSENEN VAN MIDDELBARE LEEFTIJD LANGE VERSIE VOOR

Nadere informatie

Bewegen in Nederland 2000-2010

Bewegen in Nederland 2000-2010 R e s u ltaten tno - M on i tor B ewegen en G ezond h e i d Bewegen in Nederland 2000-2010 Sinds 2000 meet de TNO-Monitor Bewegen en Gezondheid trends in het beweeggedrag van de Nederlandse bevolking om

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Resultaten voor België Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997 5.4.1. Inleiding De meerwaarde van een gezondheidsenquête in vergelijking met de traditioneel verzamelde gezondheidsinformatie bestaat er o.a. uit dat ook gepeild wordt naar klachten waarvoor niet persé

Nadere informatie

Lichamelijke Pijn. Sabine Drieskens

Lichamelijke Pijn. Sabine Drieskens Lichamelijke Pijn Sabine Drieskens Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 50 25 E-mail : sabine.drieskens@iph.fgov.be

Nadere informatie

Resultaten voor België Roken Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Roken Gezondheidsenquête, België, 1997 6.1.1. Inleiding Het tabaksgebruik is een van de voornaamste risicofactoren voor longkanker, ischemische hartziekten en chronische ademhalingsaandoeningen (1). Men schat dat er in Europa niet minder dan

Nadere informatie

Preventie van wiegendood bij zuigelingen

Preventie van wiegendood bij zuigelingen Preventie van wiegendood bij zuigelingen Edith Hesse Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 71

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 4: FYSIEKE EN SOCIALE OMGEVING Rana Charafeddine, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 2: GEZONDHEIDSGEDRAG EN LEEFSTIJL Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Klassiek wordt de mate van cariës voorgesteld door een cariës-index (DMFT-index = gemiddeld aantal gecarieerde, afwezige of gevulde tanden).

Klassiek wordt de mate van cariës voorgesteld door een cariës-index (DMFT-index = gemiddeld aantal gecarieerde, afwezige of gevulde tanden). 5.6.1. Inleiding Tandcariës is een ziekte waarbij de gemineraliseerde tandweefsels vernietigd worden als gevolg van zuurvorming die ontstaat bij de fermentatie van koolhydraten door bacteriën in de mond.

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 2 Gezondheidstoestand IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail :

Nadere informatie

BEWEGEN IN NEDERLAND 2000-2013

BEWEGEN IN NEDERLAND 2000-2013 BEWEGEN IN NEDERLAND 2000-203 TNO-MONITOR BEWEGEN EN GEZONDHEID De TNO-Monitor Bewegen en Gezondheid, onderdeel van Ongevallen en Bewegen in Nederland (OBiN), is een continue uitgevoerde enquête naar het

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 6 Gezondheid en Samenleving IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997 5.3.1. Inleiding. Er is een duidelijke verschuiving gekomen in het ervaren van de gezondheid door de bevolking. Dit is mede een gevolg van de relatie tussen de demografische en de epidemiologische transitie

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997 5.4.1. Inleiding De meerwaarde van een gezondheidsenquête in vergelijking met de traditioneel verzamelde gezondheidsinformatie bestaat er o.a. uit dat ook gepeild wordt naar klachten waarvoor niet persé

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Tandhygiëne Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Tandhygiëne Gezondheidsenquête, België, 1997 5.6.1. Inleiding Tandcariës is een ziekte waarbij de gemineraliseerde tandweefsels vernietigd worden als gevolg van zuurvorming die ontstaat bij de fermentatie van koolhydraten door bacteriën in de mond.

Nadere informatie

Resultaten voor België Cardiovasculaire preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Cardiovasculaire preventie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.8.1. Inleiding In deze module worden 2 specifieke preventiedomeinen behandeld: de hypertensie en de hypercholesterolemie. De hart- en vaatziekten zijn aandoeningen die uit het oogpunt van volksgezondheid,

Nadere informatie

Inleiding. Bespreking pagina 1

Inleiding. Bespreking pagina 1 5.4.1. Inleiding De meerwaarde van een gezondheidsenquête in vergelijking met de traditioneel verzamelde gezondheidsinformatie bestaat er o.a. uit dat ook gepeild wordt naar klachten waarvoor niet persé

Nadere informatie

Inleiding. Johan Van der Heyden

Inleiding. Johan Van der Heyden Inleiding Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 26 E-mail : johan.vanderheyden@iph.fgov.be

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.8.1. Inleiding De WHO heeft in haar omschrijving het begrip gezondheid uitgebreid met de dimensie sociale gezondheid en deze op één lijn gesteld met de lichamelijke en psychische gezondheid. Zowel de

Nadere informatie

Overgewicht en Obesitas op Curaçao

Overgewicht en Obesitas op Curaçao MINISTERIE VAN Gezondheid, Milieu & Natuur Volksgezondheid Instituut Curaçao Persbericht Overgewicht en Obesitas op Curaçao In totaal zijn 62,6% van de mannen en 67,3% van de vrouwen op Curaçao te zwaar,

Nadere informatie

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.4.1. Inleiding. Het belang van vaccinatie programma s is ruimschoots aangetoond geweest. De vragen werden slechts gesteld aan personen van 15 jaar en ouder, aangezien de vaccinale dekking bij kinderen

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Introductie IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Beperkingen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Beperkingen Gezondheidsenquête, België, 1997 5.3.1. Inleiding. Er is een duidelijke verschuiving gekomen in het ervaren van de gezondheid door de bevolking. Dit is mede een gevolg van de relatie tussen de demografische en de epidemiologische transitie

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

VOEDSELCONSUMPTIEPEILING

VOEDSELCONSUMPTIEPEILING VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 1 RAPPORT 3: LICHAAMSBEWEGING EN SEDENTAIR GEDRAG Voedselconsumptiepeilling 2014-2015 Rapport 3: Lichaamsbeweging en sedentair gedrag De opdrachtgevers voor de Voedselconsumptiepeiling

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Medische consumptie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Medische consumptie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Medische consumptie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 79 Bestudeerde indicatoren... 81 1. Contacten met zorgverstrekkers... 81

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Roken Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Roken Gezondheidsenquête, België, 1997 6.1.1. Inleiding Het tabaksgebruik is een van de voornaamste risicofactoren voor longkanker, ischemische hartziekten en chronische ademhalingsaandoeningen (1). Men schat dat er in Europa niet minder dan

Nadere informatie

Factsheet Astma-/COPD-Monitor Oktober 2006

Factsheet Astma-/COPD-Monitor Oktober 2006 Factsheet Astma-/COPD-Monitor Oktober 06 Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding worden gebruikt (M. Heijmans, Teveel mensen met COPD bewegen te weinig, NIVEL,

Nadere informatie

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau 4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit

Nadere informatie

Factsheet. Bewegen en sporten. Gelderland-Zuid. Onderzoek onder volwassenen en ouderen

Factsheet. Bewegen en sporten. Gelderland-Zuid. Onderzoek onder volwassenen en ouderen Gelderland-Zuid Factsheet Bewegen en sporten Onderzoek onder volwassenen en ouderen Bewegen en sporten De Volwassenen- en ouderenmonitor is eind 2012 onder ruim 22.000 zelfstandig wonende inwoners van

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 2: GEZONDHEIDSGEDRAG EN LEEFSTIJL Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Passief roken. Edith Hesse

Passief roken. Edith Hesse Passief roken Edith Hesse Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Oationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 71 E-mail : his@wiv-isp.be Wetenschap

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Methoden IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

FACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere

FACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere Inleiding In deze fiche zal het museum- en tentoonstellingsbezoek van de Vlamingen in kaart gebracht worden op basis van de participatiesurveygegevens van 2004 (n=2849), 2009 (n=3144) en 2014 (n=3965).

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Uitgaven voor Gezondheidszorgen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Uitgaven voor Gezondheidszorgen Gezondheidsenquête, België, 1997 7.7.1. Inleiding De basisprincipes van het huidige Belgische gezondheidssysteem zijn: vrije keuze van geneesheer door de patiënten, therapeutische vrijheid voor de practiserende geneesheren en toegankelijkheid

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding 1. Context De vergrijzing van de bevolking in onze samenleving is een heuse uitdaging op het gebied van

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde 7.6.1. Inleiding In dit hoofdstuk hebben we het over contacten met de kinesitherapeut, thuisverpleegkunde, voorzieningen voor bejaarden, de diëtist en arbeidsgeneeskundige diensten tijdens het afgelopen

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Doelstelling 1

Doelstelling 1 6.2. De Vlaamse Gezondheidsdoelstellingen 1998-2002 Om het preventief gezondheidsbeleid en acties hieromtrent in de Vlaamse Gemeenschap te oriënteren, werden door de Vlaamse overheid vijf gezondheidsdoelstellingen

Nadere informatie

Medische preventie van cardiovasculaire aandoeningen

Medische preventie van cardiovasculaire aandoeningen Medische preventie van cardiovasculaire aandoeningen Edith Hesse Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Subjectieve gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Subjectieve gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.1.1. Inleiding Om de evolutie op het vlak van de gezondheid in de bevolking te kunnen evalueren en bovendien een beter beeld te hebben van de manier waarop de bevolking zelf deze ontwikkelingen beoordeelt,

Nadere informatie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Overgewicht is een snel groeiend wereldwijd probleem en is geassocieerd

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Methodologie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Methodologie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Methodologie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Methodologie Inleiding Om sociale ongelijkheden in gezondheid in kaart te brengen en om mogelijke trends in de

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014 PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014 Geen heropleving van de arbeidsmarkt in 2013 Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten 4.530.000 in België wonende personen zijn aan het werk in 2013. Hun aantal

Nadere informatie

ANTROPOMETRIE (BMI, BUIKOMTREK EN BUIKOMTREK/LENGTE VERHOUDING) AUTEUR Thérésa LEBACQ

ANTROPOMETRIE (BMI, BUIKOMTREK EN BUIKOMTREK/LENGTE VERHOUDING) AUTEUR Thérésa LEBACQ ANTROPOMETRIE (BMI, BUIKOMTREK EN BUIKOMTREK/LENGTE VERHOUDING) AUTEUR Thérésa LEBACQ Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank

Nadere informatie

Resultaten voor België Toegang tot de gezondheidszorg Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Toegang tot de gezondheidszorg Gezondheidsenquête, België, 1997 8.2.1. Inleiding Er wordt in België sinds enkele jaren een progressieve toename vastgesteld van het deel dat door de patienten voor rekening wordt genomen van de kosten van gezondheidszorgen. In 1997 zal

Nadere informatie

Resultaten voor België Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 6.2.1. Inleiding Binnen de verschillen factoren van risico gedrag heeft alcoholverbruik altijd al de aandacht getrokken van de verantwoordelijken voor Volksgezondheid. De WGO gebruikt de term "Ongeschiktheid

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997. In deze paragraaf worden een aantal kenmerken van de steekproef besproken. Het gaat om de volgende socio-demografische karakteristieken : verblijfplaats : per regio en per provincie; geslacht en leeftijd;

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.7.5.1. Inleiding Contraceptie is bijna universeel toegankelijk in ons land. Alhoewel ze relatief duur blijft (van 110 tot 250 BF per maand voor de pil), kunnen de meest onbemiddelde personen toch hulp

Nadere informatie

AFWEZIGHEID VAN HET WERK

AFWEZIGHEID VAN HET WERK LEVENSSTIJL EN CHRONISCHE ZIEKTEN AFWEZIGHEID VAN HET WERK Gezondheidsenquête 2018 _ STEFAAN DEMAREST FINABA BERETE RANA CHARAFEDDINE JOHAN VAN DER HEYDEN 2 Sciensano Epidemiologie en volksgezondheid -

Nadere informatie

Subjectieve Gezondheid

Subjectieve Gezondheid Subjectieve Gezondheid Jean Tafforeau Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en Surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 71 E-mail : jean.tafforeau@iph.fgov.be

Nadere informatie

MAALTIJDPATROON. AUTEUR Sarah BEL

MAALTIJDPATROON. AUTEUR Sarah BEL MAALTIJDPATROON AUTEUR Sarah BEL Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers en de enquêteurs voor hun

Nadere informatie

Aanvullende module Leefstijlmonitor Bewegen en Ongevallen 2015

Aanvullende module Leefstijlmonitor Bewegen en Ongevallen 2015 Aanvullende module Leefstijlmonitor Bewegen en Ongevallen 2015 Vergelijking met de Gezondheidsenquête Auteurs: Christianne Hupkens (CBS) Marieke Hiemstra (RIVM) Ellen de Hollander (RIVM) De Gezondheidsenquête

Nadere informatie

BEWEGEN IN NEDERLAND

BEWEGEN IN NEDERLAND BEWEGEN IN NEDERLAND 2000-2012 Sinds 2000 meet de TNO-Monitor Bewegen en Gezondheid trends in het beweeggedrag van de Nederlandse bevolking om het beleid van de overheid te evalueren. In 2012 bewoog 70

Nadere informatie

STERFTECIJFERS 2015 Cijfers Zorg en Gezondheid 15 December 2017

STERFTECIJFERS 2015 Cijfers Zorg en Gezondheid 15 December 2017 Sterftecijfers 25 15.12.27 STERFTECIJFERS 25 Cijfers Zorg en Gezondheid 15 December 27 > Het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid verwerkt zelf de sterftecertificaten van het Vlaams Gewest. Sinds 20 (registratiejaar

Nadere informatie