Portfolio English 2KGT PERIOD 3: Chapter 4 & 5. Name: Class: Grades Period 3. (1) S.O. Chapter 4: Vocabulary TB 65, 66 EN-NL & NL-EN

Vergelijkbare documenten
voltooid tegenwoordige tijd

DE VOLTOOID TEGENWOORDIGE TOEKOMENDE TIJD

1. will + hele werkwoord (Future Simple) 2. shall + hele werkwoord 3. to be (am/is/are) going to + hele werkwoord

irregular verbs onregelmatige werkwoorden

3 I always love to do the shopping. A Yes I do! B No! I hate supermarkets. C Sometimes. When my mother lets me buy chocolate.

Win a meet and greet with Adam Young from the band Owl City!

DE VERLEDEN TOEKOMENDE TIJD

class book I am reading a book. close your books homework My teacher gave me a lot of homework. to read We are going to read that book.

Listen. Twenty One Pilots Niveau 3a Song 4 Lesson B Worksheet. a Luister naar wat Leo, Tina en Martin vertellen. Omcirkel het juiste antwoord.

VOORZETSELS. EXERCISE 1 Bestudeer de bovenstaande voorzetsels en zinnen goed!

> hele werkwoord > werkwoord +s, als het onderwerp he, she of it is. bevestigend vragend ontkennend

Portfolio English 3K PERIOD 3: Chapter 3. Name: Class: PTA

Toetsonderdeel R T1 T2 I Totaal aantal items Totaal aantal punten. Totaal percentage (%)

possessive determiners

THE LANGUAGE SURVIVAL GUIDE

In the classroom. Who is it? Worksheet

Grammatica overzicht Theme 5+6

Grammatica uitleg voor de toets van Hoofdstuk 1

Hulpwerkwoorden (een selectie)

Portfolio English 3K PERIOD 2. Name: Class: PTA

Study Guide English 1KGT

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen.

should(n t) / should(n t) have to zouden moeten / hadden meestergijs.nl

Win a meet and greet with Adam Young from the band Owl City!

- werkwoord + ed ( bij regelmatige werkwoorden ) - bij onregelmatige werkwoorden de 2 e rij ( deze moet je dus uit je hoofd leren )

word order woordvolgorde

PRESENT CONTINUOUS ( duurvorm in de tegenwoordige tijd )

20 twenty. test. This is a list of things that you can find in a house. Circle the things that you can find in the tree house in the text.

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen.

Portfolio English 2KGT PERIOD 2: Chapter 3. Name: Class: Grades Period 2. (1) S.O. Chapter 3: Vocabulary TB 49, 50 EN-NL & NL-EN

gerund or to+infinitive

Puzzle. Fais ft. Afrojack Niveau 3a Song 6 Lesson A Worksheet. a Lees de omschrijvingen. Zet de Engelse woorden in de puzzel.

Fans talking about Martin

Engels op Niveau A2 Workshops Woordkennis 1

A2 Workshops Grammatica Heden

Vergaderen in het Engels

onvoltooid verleden tijd

Grammar Book 1KGT. Name: Class:

- werkwoord + ed ( bij regelmatige werkwoorden ) - bij onregelmatige werkwoorden de 2 e rij ( deze moet je dus uit je hoofd leren )

Festival. Questions. Worksheet. Flash info. Bekijk de poster. Het is een aankondiging voor een muziekfestival. Welke bands die komen vind jij leuk?

Het verschil met de zinnetjes uit les1 is dat deze zinnen ontkennende zinnen zijn.

Choices elementary GRAMMAR

Writing 1 WRITING 1 PART A KGT 3

Als je zo'n zinnetje moet leren dan weet je best al wat woorden van dit zinnetje.

Free time! Better skills. Free time with Brenda and Brian. Worksheet

Martin Garrix and his fans

Things to do before you re 11 3/4

Study Guide English 2KGT PERIOD 1

The secret key. Worksheet. flash info. Lees de tekst en kruis het juiste antwoord aan. Deze tekst hoort bij

Writing 1 WRITING 1 PART D BK 3

Portfolio English 1KGT PERIOD 1: Chapters 1 & 3

Group work to study a new subject.

Travel General. General - Essentials. General - Conversation. Asking for help. Asking if a person speaks English

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen.

present perfect simple.

Dutch survival kit. Vragen hoe het gaat en reactie Asking how it s going and reaction. Met elkaar kennismaken Getting to know each other

You were living (enkelvoud + meervoud)

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen.

passive de lijdende vorm

ook (niet)

Tip! Let op deze (of vergelijkbare) signaalwoorden: Past Simple. Wanneer gebruik je de past simple? Voorbeeld: Hele werkwoord + ed

Understanding and being understood begins with speaking Dutch

doet huiswerk om 3-4 (14-15) 3.00 (15) Als het donker is.

B1 Woordkennis: Spelling

Love & Like FILE 2 LOVE & LIKE BK 2

Deze tekst gaat over Engelse en Amerikaanse feesten. Ken je deze feesten?

It s all about the money Group work

News: Tours this season!

You probably know animals can have best friends too. But what do you think about these special friendships?

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

voegwoorden

Animals 1 - Describe your Pet

Comics FILE 4 COMICS BK 2

Portfolio English 2KGT PERIOD 1: Chapters 1 & 2

they stay they are staying they will stay Past Simple Past Continuous Future Continuous

En nu weer Engels! EXERCISE 1: Leer de volgende onregelmatige werkwoorden:

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen.

Help! FILE 1 HELP! BK 2

Discover FILE 6 DISCOVER BK 2

Study Guide English 1KGT PERIOD 1

vreemd T1 2 I can t wait to see your new home. I m really curious T1 3 Have you been here before? Yes, I ve been here several

Examen Moderne Vreemde Taal Engels

Example. Dutch language lesson. Dutch & German Language Education Pieter Wielick

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen.

Antwoorden Engels Activity book A

We gaan het hebben over de woordvolgorde in Engelse zinnen.

Speaking and Language Learning. 3rd February 2016

It s all about the money Trade Fair trade

Night news. Fact sheets. Worksheet

betrekkelijke voornaamwoorden

Mooie Engelse zinnen vormen, hoe doe je dit?

Stars FILE 7 STARS BK 2

Luister alsjeblieft naar een opname als je de vragen beantwoordt of speel de stukken zelf!

SAMPLE 11 = + 11 = + + Exploring Combinations of Ten + + = = + + = + = = + = = 11. Step Up. Step Ahead

Stonesvertalingen VMBO-TL klas 3. Chapter 1. Stone 1. Zo toon je interesse in iemand. Zo vertel je wat er aan de hand is. Zo leef je met iemand mee

Vergelijken in het Engels

WORDS 1 (8 punten) WORDS 2 (9 punten) sharp smell spicy thirsty. LANGUAGE TEST 1 vmbo-t/havo/vwo UNIT 5 FOOD KEYS

Aantekening Engels Engels Grammatica

Transcriptie:

Portfolio English 2KGT PERIOD 3: Chapter 4 & 5 Name: Class: Grades Period 3 (1) S.O. Chapter 4: Vocabulary TB 65, 66 EN-NL & NL-EN (2) PW Chapter 4: Vocabulary TB 65, 66 EN-NL & NL-EN + Listening Stones TB 55, 57, 62 + PF 5 NL-EN Irr. Verbs PF 6 Grammar allesvoorengels.nl PF 7, 8, 9 TB 67, 68 (1) S.O. Chapter 5: Vocabulary TB 81, 82, 83 EN-NL & NL-EN (2) PW Chapter 5: Vocabulary TB 81, 82, 83 EN-NL & NL-EN + Listening Stones TB 71, 73, 78 + PF 10 NL-EN Irr. Verbs PF 12 Grammar allesvoorengels.nl PF 13, 14, 15, 16 TB 84, 85, 86 (1) Speaking: Presentation PF 17 (O/V/G) Portfolio: Finish all PF assignments allesvoorengels.nl

Planning TB = Textbook page AB = Activity Book page PF = Portfolio page ex. = exercise # Homework for this lesson Activities Goals 1 Inleveren: Portfolio Periode 2 2 Study: Vocab A,C (TB 65) 2. Discuss Portfolio 3. Chapter 4 intro (tenses) 4. ex. 2,3,4 (AB 92,93 TB 54) 5. Discuss PW Chapter 3 2. Discuss Stone 13 (TB 55) 3. ex. 7,8 (AB 94,95) 4. ex. 9 (PF 4) Listening Learn from mistakes Restaurant language Speaking 3 Study: Vocab D (TB 65) Do: ex. 7,8 (AB 94,95) ex. 9 (PF 4) 2. Tenses knowledge 3. Past Continuous (PF 7) 4. ex. 1 (AB 108) ex. 1,2 (PF 7) Past Continuous 4 Study: Vocab E (TB 65) Do: ex. 1 (AB 108) ex. 1,2 (PF 7) 2. Discuss Stone 14 (TB 57) 3. ex. 13,14 (AB 97,98) 4. Class game: ex. 15 (AB 98) Past Continuous Speaking 5 Study: Vocab C&C,F (TB 66) Do: ex. 13,14 (AB 97,98) 2. ex.18-23 (AB 99-101) 3. Irregular Verbs (PF 6) Listening 6 Study: Vocab G (TB 66) Do: Irregular Verbs (PF 6) 2. Present Continuous (PF 8) 3. ex. 2 (AB 109) ex. 1 (PF 8) Future 7 8 Study: Vocab H (TB 66) Do: ex. 2 (AB 109) ex. 1 (PF 8) Study: SO Chapter 4 Do: ex. 3 (AB 109) ex. 1 (PF 9) ex. 30,31,32 (AB 105,106) Boeken meenemen! 2. Can, may, could (PF 9) 3. Discuss Stone 15,16 (TB 62) 4. ex. 3 (AB 109) ex. 1 (PF 9) 5. ex. 30,31,32 (AB 105,106) SO Chapter 4 2. Check homework 3. Discuss PW Chapter 4 4. Test Yourself (AB 111-113) Can, may, could Toestemming vragen Afspraak maken Prepare for PW 9 Start studying: PW Chapter 4 Do: Test Yourself (AB 111-113) 2. Stones Practice Prepare for PW 2

10 Start studying: PW Chapter 4 1. Practice Test (tenses) 2. Explanation / Practice 3. Look at SO Chapter 4 Prepare for PW 11 Study: PW Chapter 4 Boeken thuislaten PW Chapter 4 12 Activity Book A thuislaten! Activity Book B meenemen! 2. Chapter 5 intro 3. ex. 2,3,4 (AB 6,7 TB 70).Listening 13 Study: Vocab A,C (TB 81) 2. Present Perfect (PF 13) 3. ex. 1A,1B (AB 24) ex. 1 (PF 13) Irregular Verbs (PF 12) Present Perfect 14 Study: Vocab D (TB 81) Do: ex. 1A,1B (AB 24) ex. 1 (PF 13) Irregular Verbs (PF 12) 2. Discuss Stone 17 (TB 71) 3. ex. 7,8,9 (AB 8,9) About You (PF 11) Zeggen hoe lang iets al geldt Tell about yourself 15 Do: ex. 7,8,9 (AB 8,9) About You (PF 11) 2. Present About You 3. Bijwoorden van tijd (PF 14) ex. 2 (AB 24,25) ex. 1 (PF 14) Speaking Bijwoorden van tijd 16 Study: Vocab E (TB 81) Do: ex. 2 (AB 24,25) ex. 1 (PF 14) 2. Discuss Stone 18 (TB 73) 3. ex. 14,15 (AB 12,13) 4. Look at PW Chapter 4 Zeggen dat je iets niet begrijpt Learn from mistakes 17 Study: Vocab C&C,F (TB 82) Do: ex. 14,15 (AB 12,13) 2. ex. 18-22 (AB 15-18) 3. Recap Present Perfect Listening Present Perfect 18 Study: Vocab G,H (TB 82,83) 2. Future: Pres. Simple (PF 15) ex. 3 (AB 25) ex. 1,2 (class) (PF 15) Future: Pres. Simple Tenses 19 Study: SO Chapter 5 Do: ex. 3 (AB 25) ex. 1,2 (PF 15) Boeken meenemen! SO Chapter 5 2. Check homework 3. Discuss Stone 19,20 (TB 78) 4. ex. 29-32 (AB 21,22) Public Transport 20 Do: ex. 29-32 (AB 21,22) 2. ex. 33 (PF 11) 3. Voorzetsels v. plaats (PF 16) 4. ex. 4 (AB 25) ex. 1 (PF 16) Speaking Voorzetsels v. plaats 3

21 Start studying: PW Chapter 5 Do: ex. 4 (AB 25) ex. 1 (PF 16) 2. Explain Presentation (PF 17) 3. Stones Practice Prepare for PW 22 Start studying: PW Chapter 5 1. Practice Test (tenses) 2. Explanation / Practice 3. Look at SO Chapter 5 Prepare for PW 23 Study: PW Chapter 5 Boeken thuislaten PW Chapter 5 24 Presentatie (PF 17) voorbereid en gestuurd Presentations 25 Presentatie (PF 17) voorbereid en gestuurd Presentations 26 Presentatie (PF 17) voorbereid en gestuurd Presentations Stone exercises ex. 9 (AB 95) Prepare the conversation. Write down what you are going to say. Spreekkaart... (AB.): 4

Stonesvertalingen Chapter 4 Stone 13: Zo vraag je of iemand iets wil eten of drinken Wil je wat met me drinken? Would you like to have a drink with me? Wil je een hapje gaan eten vanavond? Would you like to grab a bite to eat tonight? Wil je iets te drinken? Would you like something to drink? Wat wil je drinken? What would you like to drink? Wat wil je voor ontbijt? What would you like for breakfast? Wat dacht je van een broodje als lunch? How about a sandwich for lunch? Wat dacht je van een kom soep als avondeten? What about a bowl of soup for dinner? Alsjeblieft. Ik wil wel graag een cola. Yes, please. I'd like a Coke. Alsjeblieft. Ik wil wel graag een kop koffie. Yes, please. I'd like a cup of coffee. Alsjeblieft. Ik wil wel graag een grote biefstuk. Yes, please. I'd love a big steak. Alsjeblieft. Ik heb ontzettende honger. Yes, please. I'm starving. Ik denk dat ik voor het driegangenmenu ga. I think I'll go for the three-course meal, please. Dat wil ik graag. I would love that. Nee, dank je. Ik heb geen honger. No, thank you. I'm not hungry. Nee, dank je. Ik heb geen dorst. No, thank you. I'm not thirsty. Nee, dank je. Ik houd niet van hamburgers. No, thank you. I don't like hamburgers. Nee, dank je. Ik houd niet van broodjes. No, thank you. I don't like sandwiches. Stone 14: Zo vraag je of zeg je wat iemand aan het doen was Wat was je gisteravond aan het doen? What were you doing last night? Wat was Ellen aan het doen toen de telefoon What was Ellen doing when the phone rang? ging? Wat waren zij een uur geleden aan het doen? What were they doing an hour ago? Ik was mijn huiswerk aan het maken toen mijn I was doing homework when my mum came in. moeder binnenkwam. Paul was op de bus aan het wachten toen wij aankwamen. Paul was waiting for the bus to come when we arrived. Ze gingen net naar rugbytraining toen zij belden. They were leaving for rugby practice when they called. We waren altijd buiten aan het spelen. We were always playing outside. Sven zat achter de computer. Sven was sitting in front of the computer. Stone 15: Zo maak je een afspraak Wil je vanavond met me uit? Wil je zaterdag met me gaan zwemmen? Wil je volgende week met me gaan zwemmen? Heb je zin om morgen met me naar de bioscoop te gaan? Wat vind je ervan om dit weekend naar een concert te gaan? Natuurlijk! Haal me om half acht maar op. Graag! Waar wil je heen? Ik ben bang dat ik niet kan omdat ik een feest geef op zaterdag. Ik ben bang van niet omdat ik veel huiswerk heb. Stone 16: Zo vraag je of je iets mag Is het goed als we hier een potje korfballen? Mogen we tot tien uur buiten blijven? Zouden Julie en ik volgende week naar de ijsbaan mogen? Mag ik morgen bij Danny blijven? Ja, dat mag. Nee, dat mag niet. Natuurlijk, geen probleem. Absoluut niet. Would you like to go out with me tonight? Do you want to go swimming with me on Saturday? Do you want to go swimming with me next week? Do you feel like going to the cinema tomorrow? How about coming along to a concert this weekend? Sure! Pick me up at seven-thirty. I'd love to! Where would you like to go? I'm afraid I can't, because I'm giving a party on Saturday. I'm afraid not, because I have lots of homework. Is it okay if we play a game of netball here? Can we stay out until 10 o'clock? Could Julie and I go to the ice rink next week? May I stay at Danny's tomorrow? Yes, you can. No, you can't. Of course, no problem. Absolutely not. 5

Irregular verbs Chapter 4 HELE WERKWOORD VERLEDEN TIJD (PAST SIMPLE) VOLTOOID DEELWOORD VERTALING 1 to put 2 to quit 3 to read 4 to ride 5 to rise 6 to run 7 to say 8 to see 9 to sell 10 to send 11 to set 12 to shake 13 to shoot 14 to show 15 to sing 16 to sit 17 to sleep 18 to smell 19 to speak 20 to spell 6

Grammar Chapter 4 Past Continuous Wanneer gebruik je de Past Continuous? Hoe ziet de Past Continuous eruit (basisregel)? Spellingregel 1 Spellingregel 2 Spellingregel 3 learn lie bake stop Exercise 1: Zet het werkwoord in de Past Continuous. 1. think She 2. go My parents 3. have The president 4. walk I 5. care You 6. search His friends 7. try Frank 8. dance My dog 9. teach Peter and I 10. tie Aunt Bethy Exercise 2: Geef antwoord op onderstaande vragen. Gebruik de Past Continuous 1. What were you doing last night? 2. What were you doing last Friday? 3. What were you doing 10 minutes ago? 4. What were you doing at 07:30 this morning? 5. What were you doing in the Christmas holiday? 6. What were your friends doing an hour ago? 7. What was your teacher doing five minutes ago? 7

Present Continuous (Future) Chapter 4 Wanneer gebruik je de Present Continuous? Hoe ziet de Present Continuous eruit (basisregel)? Spellingregel 1 Spellingregel 2 Spellingregel 3 learn lie bake stop Exercise 1: Zet het werkwoord tussen haakjes in de Present Continuous. 1. I am going (go) to the supermarket tomorrow. 2. My sister (give) me her car when she gets her new one. 3. We (have) a barbecue on Sunday. 4. All my friends (come) to my party next week. 5. We (take) my niece to Aquapark later today. 6. The train (leave) in ten minutes. 7. We (go) to the zoo tomorrow. 8. On Friday I (go) to Rob s party. 9. My teacher (go) to school tomorrow. 10. Rhonda (stay in) on Friday. 11. Bill (go) to the cinema at the weekend. 12. Susan (work) this week? 13. your English (get) better? 14. I (see) the manager tomorrow. 15. He (play) tennis this afternoon. 16. Sue (come) to see us tomorrow. 8

Can(not), may (not), could Chapter 4 Waar gebruik je can, may en could voor? Waar gebruik je can(not) voor? Waar gebruik je may (not) voor? Waar gebruik je could voor? Exercise 1: Kies uit: can, cannot, may, may not, could 1. You leave now if you wish. 2. you open the window a bit, please? 3. you play the piano? 4. Listen, please. You speak during this exam. 5. You smoke on the bus. 6. I make a call on your mobile? 7. Do you know if Mark sing? 8. I sit here, please? 9. Caroline, your friends stay the night if they want to. They re welcome. 10. I m sorry, but you use the computer until after I ve finished. 11. you lend me 40 euros, please? 12. Listen, please. Students study in the library from 5 to 9 in the evening. 9

Stonesvertalingen Chapter 5 Stone 17: Zo zeg je hoe lang iets al geldt Ik werk hier al sinds vorig jaar. I have worked here since last year. We wonen al meer dan zes jaar in dit huis. We have lived in this house for over six years now. Mijn ouders wonen al in dit huis sinds 2007. My parents have lived in this house since 2007. Hij is astronaut sinds de jaren 90. He has been an astronaut since the 1990s. Pamela heeft deze camper al vele jaren. Pamela has owned this camper for many years. Ik heb stoomtreinen altijd al leuk gevonden. I have always liked steam trains. Zij hebben het reizen per vliegtuig nooit leuk They have never liked travelling by plane. gevonden. Ik heb nog nooit voetbal gespeeld. I have never played football. Mijn vader heeft altijd een ruimtereis willen maken. My father has always wanted to make a space trip. Robbie is altijd al geïnteresseerd geweest in wiskunde en natuurkunde. Robbie has always been interested in maths and science. Stone 18: Zo zeg je dat je iets niet begrijpt of weet Sorry, ik snap niet wat je bedoelt. I'm sorry, I don't know what you mean. Sorry, ik begrijp het niet. I'm sorry, I don't understand. Sorry, ik spreek niet zo goed Engels. I'm sorry, I don't speak English very well. Kunt u dat herhalen, alstublieft? Could you repeat that, please? Kun je wat langzamer praten, alsjeblieft? Could you speak more slowly, please? Kunt u dat voor mij opschrijven, alstublieft? Could you write it down for me, please? Kun je dat voor me spellen, alsjeblieft? Could you spell it for me, please? Wat betekent het? What does it mean? Wat betekent dat bord? What does that sign mean? Wat betekent dat woord? What does that word mean? Pardon? Sorry? Pardon? Hoe heet dit? What's this called? Hoe zeg je dat in het Engels? How do you say that in English? Stone 19: Zo vraag je om informatie wanneer je op reis bent Vanaf welk perron vertrekt de intercity naar Londen? From which platform does the intercity to London leave? Wanneer vertrekt de metro naar Oxford Circus? When does the tube to Oxford Circus leave? Op welk perron komt de trein uit York aan? At which platform does the train from York arrive? Hoe laat komt de Central Line metro aan? What time does the Central Line tube arrive? Moet ik overstappen? Do I have to change trains? Moet ik reserveren? Do I have to make a reservation? Hoeveel kost een enkele reis naar Newcastle? How much is a single ticket to Newcastle? Hoeveel kost een retour naar Harwich? How much is a return ticket to Harwich? Waar kan ik de dichtstbijzijnde bushalte vinden? Where can I find the nearest bus stop? Waar kan ik een kaartje kopen? Where can I buy a ticket? Een enkele reis naar Cardiff, alstublieft. A single to Cardiff, please. Twee dagretours naar Oxford, alstublieft. Two day returns to Oxford, please. Stone 20: Zo geef je informatie wanneer je op reis bent De metro naar Holland Park komt aan op perron The tube to Holland Park arrives at platform 3. 3. De intercity naar Londen komt om half vijf aan. The intercity to London arrives at 16.30. De volgende vlucht vertrekt van gate 32. The next flight leaves from gate 32. Ons vliegtuig vertrekt over vijf minuten. Our plane departs in five minutes. Je moet overstappen in Leeds. You have to change trains at Leeds. Een retourtje kost 8.40. A return ticket is 8.40. 10

Stones exercises Chapter 5 About You Je gaat een blog openen op internet en schrijft hiervoor een kort verhaal over jezelf. Je schrijft complete zinnen en in het Engels natuurlijk! Verwerk de onderstaande punten. Gebruik Stone 17. - Stel jezelf voor en vertel hoe oud je bent - Vertel hoelang je al in je woonplaats woont - Vertel hoelang je al op school zit - Vertel over iets dat je altijd al leuk hebt gevonden - Vertel over iets dat je nooit leuk hebt gevonden - Sluit af met een groet ex. 33 (AB 23) Prepare the conversation. Write down what you are going to say. Spreekkaart... (AB.): 11

Irregular verbs Chapter 5 HELE WERKWOORD VERLEDEN TIJD (PAST SIMPLE) VOLTOOID DEELWOORD VERTALING 1 to spend 2 To split 3 to stand 4 to steal 5 to stick 6 to sting 7 to swear 8 To sweep 9 to swim 10 to take 11 to teach 12 to tear 13 to tell 14 to think 15 to throw 16 to understand 17 to wear 18 to write 12

Grammar Chapter 5 Present Perfect Wanneer gebruik je de Present Perfect? Hoe ziet de Present Perfect eruit (basisregel)? Spellingregel 1: regelmatige werkwoorden Spellingregel 2: onregelmatige werkwoorden She has lived in Amsterdam for 2 years now. play write Exercise 1: Answer the following questions. Use the words between brackets. Example: How long have you been at this school? (for) I ve been at my school for three years now. 1. How long have you lived in your town now? (since)... 2. Since when have you known your best friend? (since)... 3. How long have you learned English at school? (for)... 4. Since when has your English teacher worked at your school? (since)... 13

Bijwoorden van tijd Chapter 5 Bijwoord (EN) Bijwoord (NL) never seldom sometimes regularly Bijwoord (EN) Bijwoord (NL) usually mostly often always Plaats in de zin (1) meestal: I always go to school (2) Bij am,is,are,was,were: They were never late (3) Bij meerdere werkwoorden: Exercise 1 He has often visited her They are always bullying me Maak 3 korte zinnen waarin je een bijwoord van tijd gebruikt en deze op plaats (1) in de zin staat. 1. 2. 3. Maak 3 korte zinnen waarin je een bijwoord van tijd gebruikt en deze op plaats (2) in de zin staat. 4. 5. 6. Maak 3 korte zinnen waarin je een bijwoord van tijd gebruikt en deze op plaats (3) in de zin staat. 7. 8. 9. 14

Present Simple (Future) Chapter 5 Wanneer gebruik je de Present Simple? Hoe ziet de Present Simple eruit? Wat is de SHIT-regel? Welke spellingregels zijn er bij de Present Simple? Exercise 1: cross out the wrong word 1. I like / likes to play the guitar. 2. She applys / applies a rule. 3. Peter frie / fries the chicken. 4. We never lie / lies. 5. You have / has an illness. 6. The dog eat / eats hamburgers. 7. It look / looks like a toy. 8. We carrys / carry a bag. 9. Mohammed have / has an Xbox One. 10. My sisters is / are crazy. Exercise 2: Present Perfect vs. Present Simple Maak 3 korte Engelse zinnen waarin je de Present Perfect gebruikt. 1. 2. 3. Maak 3 korte Engelse zinnen waarin je de Present Simple (future) gebruikt. 4. 5. 6. 15

Voorzetsels van plaats Chapter 5 Veel voorzetsels moet je gewoon uit je hoofd leren: o in = in with = bij next to = naast behind = achter between = tussen Het Engels heeft verschillende woorden voor onder en boven : o Als je onder de mensen bent : among = onder o Bij temperatuur: above = boven below = onder o Bij leeftijd: over = boven under = onder Deze worden ook vaak door elkaar gehaald: o Als je het over een plaats hebt: in front of = vóór (het huis) o Als iets voor iemand is: for = voor (mijn moeder) Exercise 1 Maak één korte zin waarin je het voorzetsel above gebruikt. Schrijf de vertaling erachter. 1. Maak één korte zin waarin je het voorzetsel next to gebruikt. Schrijf de vertaling erachter. 2. Maak één korte zin waarin je het voorzetsel among gebruikt. Schrijf de vertaling erachter. 3. Maak één korte zin waarin je het voorzetsel below gebruikt. Schrijf de vertaling erachter. 4. Maak één korte zin waarin je het voorzetsel under gebruikt. Schrijf de vertaling erachter. 5. Maak één korte zin waarin je het voorzetsel with gebruikt. Schrijf de vertaling erachter. 6. Maak één korte zin waarin je het voorzetsel over gebruikt. Schrijf de vertaling erachter. 7. Maak één korte zin waarin je het voorzetsel in front of gebruikt. Schrijf de vertaling erachter. 8. Maak één korte zin waarin je het voorzetsel between gebruikt. Schrijf de vertaling erachter. 9. Maak één korte zin waarin je het voorzetsel for gebruikt. Schrijf de vertaling erachter. 10. 16

Presentation Chapter 5 In dit hoofdstuk hebben we het gehad over reizen. De allerleukste reis is natuurlijk de vakantie! In tweetallen ga je bedenken wat voor jullie de perfecte vakantie is! Hiervan maak je dan een poster, powerpoint, flyer, schilderij enz. Dit is je product. In de les presenteren jullie het. Je presentatie duurt 3 minuten, dus je praat allebei 1,5 minuut. Dit moet er in ieder geval in jullie presentatie / product zitten. Alles natuurlijk in het Engels: Naar welk(e) land(en) jullie gaan Met welk(e) voertuig(en) jullie reizen Minstens 5 attracties (Eiffeltoren, Grand Canyon, Disneyland enz.) Welke taal er wordt gesproken in de landen Kaart van het land en/of kaart van de wereld met jullie landen aangewezen Waar jullie verblijven (camping, hotel enz.) Waarom jullie vakantie de tofste is Hoe lang de vakantie duurt 17