DEFINITIEF FAUNAFONDS Bestuursvergadering 9 mei 2012 te Nijkerk Verslag van de 142 e vergadering Aanwezig: Leden: Secretaris: Notulist: Adviseur IPO: Coördinator Faunazaken: Afwezig: Leden: Adviseur EL&I: G. Jansen, W. van der Klift, J. Schellekens, J. Teeuwisse A. Dijkhuis, R. Foppen, C. Ripmeester, P. de Koeijer H. Revoort P. Thiemann P. Spapens H. Engberink P. Sterkenburgh M.J. Jenniskens 1.Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering en verwelkomt de aanwezigen. De secretaris deelt mee dat het Comité voor Ministers van de Benelux een standpunt heeft ingenomen over het gebruik van kunstlicht en andere middelen. Het standpunt komt er op neer dat onderscheid wordt gemaakt tussen jacht en beheer en schadebestrijding. Voor de uitoefening van de jacht zijn de hulpmiddelen niet toegestaan, maar in het kader van beheer en schadebestrijding kan het gebruik van kunstlicht en andere middelen op ontheffing worden vergunt. Het bestuur besluit dat het nieuwe standpunt van de Benelux voortaan ook verwerkt kan worden in de adviezen die het bestuur verstrekt aan de provincies over het gebruik van "hulp"middelen. Dat betekent dat het bestuur van oordeel is dat het gebruik van kunstlicht na de wijziging van de daarop betrekking hebbende Beneluxregelgeving kan worden toegestaan in het kader van beheer en schadebestrijding. Tevens wordt medegedeeld dat de voorzitter en de secretaris van het Faunafonds op korte termijn een afspraak voor een kennismakingsgesprek zullen maken met de heer Appelman (gedeputeerde van de provincie Flevoland) en de heer Kramer (gedeputeerde van de provincie Friesland) in het kader van de decentralisatie van de taken van het Faunafonds naar de provincies. Deze beide gedeputeerden zijn bestuurlijk verantwoordelijk voor de overdracht van de Faunafondstaken naar de provincies. 2.1 Concept verslag bestuursvergadering 4 april 2012 Een aantal (redactionele) opmerkingen wordt gemaakt: - In punt 4.1 van het verslag is opgemerkt dat het rapen van eieren toch nuttig blijkt te zijn. Aangegeven wordt dat het rapen van eieren lokaal nuttig kan zijn. - Ten aanzien van punt 4.2, waarin is weergegeven dat boeren in de provincie Friesland niet bereid zijn om mee te werken aan het voorgestelde onderzoek, wordt het volgende opgemerkt. Onderscheid dient te worden gemaakt tussen gewestelijke bestuurders en lokale boeren. Waar de gewestelijke bestuurders van mening zouden kunnen zijn dat er al voldoende onderzoek is gedaan, zouden lokale boeren hier anders over kunnen denken. Vanuit het Faunafonds is gesproken met boeren in Friesland, waarbij er 16 tegen het onderzoek stemden en 9 voor. Momenteel worden de opties bekeken om het onderzoek (Effectiviteit van verjaging) in Zuid- Holland te laten plaatsvinden. - Ten aanzien van punt 5.1 (concept jaarverslag) wordt het volgende opgemerkt. Tijdens de bestuursvergadering van 4 april 2012 is afgesproken dat het jaarverslag en de jaarrekening op een 1
later tijdstip zullen worden doorgenomen door de adviseur EL&I en de secretaris. Dit is in het concept verslag niet vermeld. De secretaris merkt hierbij op dat het doornemen van het jaarverslag en de jaarrekening inmiddels telefonisch heeft plaatsgevonden. - Ten aanzien van de laatste zin van punt 5.1, met betrekking tot dossiers die in 2011 niet tot uitbetaling zijn gekomen vanwege een herkansingsbrief, wordt opgemerkt dat EL&I hier anders over denkt dan IPO. In het concept verslag is uitsluitend het standpunt van IPO weergeven en niet dat van EL&I. - Onder punt 5.4 dienen in de eerste zin twee woorden te worden verwijderd. De zin dient als volgt te luiden: De voorzitter doet kort verslag van het gesprek met de directeur N&B, - Ten aanzien van de begrotingspost Dassen, zoals besproken in punt 5.5 van het concept verslag, wordt het volgende opgemerkt. Er is geen geld voor nieuwe dassenovereenkomsten. Op dit moment zit het Faunafonds aan het maximum van 700.000. Het toegekende budget is derhalve belegd. De vraag wordt gesteld of de schade onder de post tegemoetkomingen in de schade kan vallen. Daarnaast wordt opgemerkt dat het aantal dassen enorm is toegenomen, maar dat er ook een eigen verantwoordelijkheid voor de provincies is. De consequenties zijn bekend bij de provincies Friesland en Limburg. Deze hebben teleurstellend gereageerd. Vanuit de communicerende rol van het Faunafonds wordt de vraag gesteld of de feitelijke stand van zaken ten opzichte van de dassenovereenkomsten breder bekend zou moeten worden gemaakt. Opgemerkt wordt dat dassenovereenkomsten voor een periode van vijf jaar worden afgesloten en dit een afkoop betreft. Deze regeling betreft een stimuleringsregeling en een schadevergoedingsregeling als geheel. Het Faunafonds valt terug in zijn oude rol als schadetoekenner, zo wordt aangegeven. - Ten aanzien van punt 7 (rondvraag), wordt opgemerkt dat hierbij gedoeld wordt op de situatie dat de taxatiebureaus zowel taxeren voor het Faunafonds als (in opdracht van het Faunafonds) ook voor de Dienst Regelingen in het kader van de ganzenopvangregeling. Het verslag wordt met inachtneming van de (redactionele) wijzigingen en opmerkingen onder dankzegging van de notulist vastgesteld. 2.2 Activiteitenlijst: De activiteitenlijst wordt doorgelopen: - Activiteit 1: Geen opmerkingen. - Activiteit 2: Aangegeven wordt dat dit punt terugkomt op de agenda. - Activiteit 3: Aangegeven wordt dat hiermee aan de slag wordt gegaan. - Activiteit 4: Opgemerkt wordt dat zelf over de aanpak moet worden nagedacht. Bijvoorbeeld een hoger eigen risico instellen. Dit dient te zijner tijd in de bestuursvergadering te worden besproken. Een optie is om dit punt te linken aan het IPO overleg over kostenbesparing. Momenteel moet worden gewacht op een voorstel van deze werkgroep. Het bestuur besluit om dit punt tot nader order aan te houden. - Activiteit 5: Aangegeven wordt dat hieraan wordt gewerkt. - Activiteit 6: Op 11 mei 2012 zal hierover worden gesproken. - Activiteit 7: Dit zal op korte termijn plaatsvinden. - Activiteit 8: De secretaris merkt op dat dit al is gebeurd. Echter, voor de maanden januari tot en met maart 2012 is inmiddels een rekening ontvangen van DR. Hierop staat een enorm bedrag vermeld. DR heeft aangegeven dat zij zelf ook wachten met het betalen van de rekening aan het Faunafonds. In dit kader is een gesprek met de accountmanager nodig. - Activiteit 9: Dit punt staat op de agenda. Voorts wordt een opmerking gemaakt over de vacatieregeling. De vraag wordt gesteld of deze regeling aangepast dient te worden. Het bestuur besluit dat dit een punt van actie is. Daarnaast wordt aangegeven dat één punt ontbreekt op de activiteitenlijst. Dit betreft de herbenoeming van bestuurslid A. Dijkhuis. 2
Er zijn verder geen opmerkingen met betrekking tot de activiteitenlijst. 3. Ingekomen en uitgegane stukken Tussen de uitspraken van de rechtbank Zutphen (onder punt 7) en de rechtbank Leeuwarden (onder punt 8) wordt een verschil geconstateerd. Het bestuur stemt in met het voorstel van het secretariaat om niet in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen. De indruk bestaat dat de rechtbank Zutphen naar een weg heeft gezocht om de grondgebruiker tegemoet te komen. Voorts wordt opgemerkt dat de uitspraken van de rechtbank Zwolle en de rechtbank Leeuwarden een mooie basis vormen voor het beleid zoals dat wordt gevoerd door het Faunafonds. Deze uitspraken worden als een steun voor ons beleid ervaren. Opgemerkt wordt dat het Faunafonds helder in de communicatie dient te zijn met betrekking tot uitspraken van de verschillende rechtbanken. Er wordt gewezen op de mogelijkheid om uitspraken in de digitale agenda op te nemen. Bij de uitspraak van de rechtbank Roermond (onder punt 3) wordt de vraag gesteld of hier sprake is van omkering van de bewijslast. In reactie hierop wordt gesteld dat dit niet het geval is; het gaat hier om een uitzonderingssituatie. Dit komt incidenteel voor. In deze zaak dient het bestuur een nieuw besluit te nemen met een betere onderbouwing. Opgemerkt wordt dat dit redelijkerwijs mogelijk moet zijn. De motivering kan bijvoorbeeld nader worden onderbouwd door tellingen uit te laten voeren. Over de brief van de FBE-Drenthe wordt opgemerkt dat de contacten tussen de FBE s en de provincie goed dienen te zijn. De FBE Drenthe komt boven de toegekende 100.000. De oorzaak ligt voornamelijk in de wens voor de aanschaffing van een automatiseringssysteem en de aanzienlijke salariskosten. Momenteel zijn medewerkers van de provincie aangewezen om in naam van de FBE ontheffingen door te machtigen. Opgemerkt wordt dat het vorenstaande nagenoeg niet van invloed zal zijn op de bekostiging van de tegemoetkomingen in de provincie Drenthe. 4. Onderzoek 4.1 Verslag Goose Specialist Group Meeting 2012 te Steinkjer Tijdens deze conferentie zijn drie belangrijke onderwerpen besproken. Met name het derde punt, over de trekroutes van ganzen, moet breder worden gezien. Oost-Europese trekroutes lijken zich te verleggen naar het Westen. Dit is een interessante ontwikkeling. Het bestuur neemt het verslag voor kennisgeving aan. Op adviseringsniveau dient ook ruimte te worden genomen voor grensoverschrijdende projecten. 5. Bestuurlijke zaken 5.1 Advies Wijziging Besluit Faunafonds De adviseur vanuit het IPO merkt allereerst op dat de projectorganisatie van het IPO is gewijzigd. Het IPO heeft sinds 2 april 2012 een projectorganisatie in het leven geroepen om de ontwikkelingen in de beleidsdossiers Vitaal Platteland en Landelijk Gebied breder onder de aandacht te brengen. Hij zal een overzicht/organogram toesturen van de bestuurlijke adviescommissies, ambtelijke adviescommissies en eventuele werkgroepen daaronder in de IPO adviesstructuur. Dit overzicht zal bij de stukken van de volgende bestuursvergadering worden meegestuurd. Het Faunafonds is door de Staatssecretaris van EL&I verzocht een advies uit te brengen op een ontwerp voor een Algemene Maatregel van Bestuur houdende wijziging van het Besluit Faunafonds en een bijbehorende Nota van Toelichting. Opgemerkt wordt dat artikel 6 in het voorstel wordt vervangen door een simpelere variant, waarin 3
wordt bepaald dat de door de gedeputeerde staten van provincies jaarlijks aan het Faunafonds te verlenen bijdrage gelijk is aan de totale uitgaven van het Faunafonds met betrekking tot de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 83 van de wet. Onduidelijkheid blijft echter bestaan ten aanzien van de jachtaktegelden. In de Nota van Toelichting onder punt 3 is weergegeven dat uit praktische overwegingen is besloten om de jachtaktegelden via de provincies aan het Faunafonds ter beschikking te stellen. Opgemerkt wordt dat dit niet spoort met de tekst van het Besluit Faunafonds. Geadviseerd zal worden of de tekst van het besluit aan te passen dan wel de praktische oplossing achterwege te laten. Voorts wordt opgemerkt dat dit punt niet moet worden verward met de decentralisatie van het Faunafonds. De discussie dient te worden gesplitst in twee vragen. De eerste vraag die gesteld moet worden is wat het Faunafonds moet met de huidige wetgeving. De tweede vraag is wat het Faunafonds wil met toekomstige wetgeving. De provincies moeten weten dat de voorgestelde gewijzigde financiële stroom van de jachtaktegelden los staat van de plannen tot decentralisatie van de taken van het Faunafonds. Uit de Flora- en Faunawet volgt dat er in dit verband sprake is van een directe relatie met het Rijk. Zolang de wet niet is gewijzigd, is de Minister het aanspreekpunt. Het Faunafonds krijgt geld op grond van eerder gemaakte afspraken. Het Rijk dient hiervoor zorg te dragen. De afstemming tussen het Rijk en de provincies is formeel geen punt voor het Faunafonds. Materieel is dit desondanks wel van belang voor het Faunafonds; provincies moeten weten dat de financiële stroom wettelijk is geregeld. Beslist wordt dat de provincies hierop worden geattendeerd. De bevoegdheid ligt bij het Rijk en de uitvoering bij de provincies, zo wordt geconcludeerd. Het bestuur beslist dat het advies aan de Staatssecretaris nog even wordt aangehouden. 5.2. Verzoeken > 5.000,- Tijdens de behandeling van de 5000 gevallen is bij het dossier VOF Groot-Turenhout een vraag gesteld over de data waarop de aan verjaging ondersteunende ontheffing voor het doden van enkele schadeveroorzakende dieren is aangevraagd. Bij raadpleging van het dossier is het volgende gebleken. De schade is geconstateerd op donderdag 12 mei 2011. Stel dat die constatering s avonds is geschied, dan had de VOF op zijn vroegst vrijdag 13 mei 2011 het ontheffingsverzoek kunnen indienen. In het meest gunstige geval zou de aanvraag dan op maandag 16 mei 2011 zijn ontvangen. Bekend is dat veel post, die in het weekend is gepost, pas op dinsdag, in dit geval dus 17 mei 2011 zou worden ontvangen. Dat laatste is in de praktijk ook geschied. Op grond van vorenstaande moet worden vastgesteld dat de VOF in deze niets te verwijten valt, dus dat de bob gegrond moet worden verklaard en de VOF alsnog recht heeft op uitbetaling van 8.425,00. Het bestuur stemt in met de overige preadviezen van de verzoeken om een tegemoetkoming met een getaxeerde schade van meer dan 5.000,-. 5.3. Droge stof prijs biologisch voorjaarsgras Het bestuur is akkoord met de voorjaarsprijs voor biologisch gras van 0,39, zoals voorgesteld door het secretariaat. Vastgesteld wordt dat deze prijs een stuk lager ligt dan verleden jaar. 5.4. Ambitie en toekomst Faunafonds, voortzetting discussie 4 april 2012 Besproken is dat meer pro-actief dient te worden gehandeld, nu er meer partijen betrokken zijn. Het Faunafonds dient voorspelbaarder te zijn in de advisering. Duidelijk moet zijn wat de achtergronden van de adviezen van het Faunafonds zijn. 4
De advies- en onderzoekstaak van het Faunafonds zijn financieel gezien van minder groot belang dan de schadevergoedende taak van het Faunafonds. Er is overigens geen aparte begrotingspost Advisering provincies, zo wordt opgemerkt. Opgemerkt wordt dat vóór 1 september 2012 de begroting voor 2013 moet worden ingediend. Stel dat op 1 oktober 2012 de ministeriële regeling in werking treedt. Hoe pak je dit dan mee in de begroting? Opgemerkt wordt dat 2012 en 2013 overgangsjaren naar de nieuwe situatie zijn. De begroting voor 2013 dient net zoals in voorgaande jaren is geschied opgesteld te worden. Wel dient een zwaarder accent te liggen op de communicatie met de provincies. De voorspelbaarheid aan de advieskant dient te worden benadrukt; dit zou voor meer éénheid binnen de provincies kunnen zorgen. Het is van belang om de transitieperiode goed door te komen. Daarbij wordt opgemerkt dat het Faunafonds niet te afhankelijk moet zijn van wat er misschien gaat gebeuren. De wet dient te worden gevolgd. Inhoudelijk dient wel te worden geanticipeerd op de toekomst. De vraag moet worden gesteld waar provincies behoefte aan hebben. De begroting dient voor 1 september 2012 te worden ingediend, met de kennis van dat moment. Naderhand kan de begroting voor 2013 worden bijgesteld. Dit dient pas plaats te vinden als wijzigingen worden geformaliseerd. De begroting voor 2013 dient dan ook voort te bouwen op die van 2011 en 2012. In de toelichting bij de begroting kunnen beleidsinhoudelijke elementen/aspecten worden benadrukt, de zogenoemde bouwstenen. Opgemerkt wordt dat de notitie gaat over het standpunt dat wordt ingenomen ten aanzien van de omvorming van het Faunafonds naar een kennis- en adviescentrum. Ten aanzien van het bestuurlijk overleg met gedeputeerden wordt opgemerkt dat dit spoedig opgepakt dient te worden. Los van de formele lijn dient er een communicatieve lijn richting de toekomst te zijn. Hierbij is, zoals aangegeven, van belang dat in de uitvoering door de provincies wordt gestreefd naar meer éénheid. Inhoudelijk moet worden besproken waar het Faunafonds naar toe gaat, bijvoorbeeld de FBE+ variant. Het bestuur besluit tot het opstellen van een bestuursvisie van het Faunafondsbestuur op de toekomst. Organisatorische aspecten dienen in de toelichting bij de begroting nog niet te worden opgenomen. Pas als blijkt dat de begroting moet worden gewijzigd komen deze aspecten aan bod. Communicatieve aspecten kunnen wel in de bouwstenen worden opgenomen. Tijdens de bestuursvergadering van 6 juni 2012 zou kunnen worden geprobeerd om de discussie iets scherper te krijgen. De input die vandaag is besproken kan hier aan bijdragen. De stand van zaken is momenteel dat het Faunafonds nadenkt over maatregelen tot effectievere uitvoering. Het FBE+ model kan in het overleg met de gedeputeerden worden meegenomen. Om het FBE+ model verder uit te werken wordt besloten tot de instelling van een werkgroep bestaande uit de vier bestuursleden die ook bestuurslid van een FBE zijn (dat zijn de heren Sterkenburgh, Van der Klift, Teeuwisse en De Koeijer). De werkgroep komt onder leiding van de heer Dijkhuis. Herman Engberink zal het secretariaat voeren. 5.5. Nieuwe Wet Natuurbescherming Opgemerkt wordt dat de ontwikkelingen goed in de gaten moeten worden gehouden en dat het advies van de Raad van State openbaar zal worden gemaakt. Voor het overige zijn er geen opmerkingen. 6. Communicatie Er zijn geen onderwerpen die bij dit punt nadere bespreking behoeven. 7. Rondvraag en sluiting Hiervan wordt geen gebruik gemaakt. 5
De voorzitter sluit onder dankzegging van een ieder voor zijn inbreng om 12.15 u de vergadering. Notulist, P.B. Thiemann G. Jansen, voorzitter H. Revoort, secretaris 6