Leeslijn zelf leren lezen en schrijven Dit is de individuele leeslijn die op onze school wordt nagestreefd. Doelstelling: Deze lijn probeert tegemoet te komen aan de leesontwikkeling van het individuele kind. Zodat elke kind in eigen tempo, wanneer het er aan toe is aan het leesproces kan beginnen. Het kind leert lezen d.m.v. geschreven teksten, die aansluiten bij de belevingswereld van het kind. Hierdoor zijn de kinderen gemotiveerd en heeft het leren lezen grote kans van slagen. Dit leesproces wordt door de leerkracht gestimuleerd. Voor de individuele lijn heeft het kind een map nodig met daarin: -Woordkaart -Woordenboek -Groeidoosje -Tekstenboek In de klas moet aanwezig zijn: -Magnetische letterdoos -Letterdoos -Stempels groot -Stempels klein (linkprint) -Keuzekaart -Klankblad -Taalspelletjes -Letterkastje -Registratieboekje -Klassenstaat (letterdictee) -Taalactiviteitenlijst
Uitwerking Het leesproces is uitgewerkt in twee fasen: -fase I start zodra een kind in groep 1 komt. -fase II start voor een kind wanneer het ver gevorderd is in het leesproces en geen uitdaging meer heeft in klank of letter oefeningen. Fase I Elk kind krijgt aan het begin van zijn/haar schoolloopbaan een tekstenboek. Wanneer een kind een verhaal ervaring vertelt in de kring, kan dit bijv. aanleiding zijn om een tekst te gaan schrijven in het tekstenboek. De rol van de leraar is kinderen stimuleren hun ervaring vast te leggen in het tekstenboek. Eerst wordt er door het kind een tekening gemaakt. De tekst wordt erbij geschreven door de leraar. Er ontstaat een gesprek tussen kind-leraar waarbij vragen gesteld worden over de tekening. Het moet geen opsomming worden van wat er is getekend. De leraar moet daarbij zo dicht mogelijk bij de taal van het kind blijven, maar de zinnen moeten wel in A.B.N. worden geschreven, want het kind moet in aanraking komen met correct taalgebruik. Wanneer het kind aangeeft zelf woorden te kunnen schrijven, zet de leraar op deze plaats een -------- en stempelt het kind op deze plaats het woord. Als deze situatie zich steeds vaker voordoet en het kind dus steeds meer woorden kan stempelen, legt het kind de tekst op het magnetisch letterbord. Want het is een hele intensieve bezigheid om de woorden te stempelen (linkprint). De geschreven tekst wordt door de leraar in samenspraak met het kind vervolgens in de kring voorgelezen. Er kunnen bij de kinderen allerlei vragen ontstaan naar aanleiding van de tekst zoals: -Wat is judo? -Waarom vind je het zo leuk? -Wat is een gele slip? Medeleerlingen mogen reacties geven en vragen stellen, de schrijver beantwoord deze. Op deze manier wordt de tekst begrijpelijk, duidelijk en helder voor de kinderen. Kinderen bevinden zich daardoor in een rijke taalomgeving en worden daardoor geprikkeld. Door het voorlezen worden ook andere kinderen geprikkeld.
Het tekstenboek wordt meegenomen naar huis, op deze manier ontdekt het kind dat de tekst steeds hetzelfde blijft ook al wordt deze door juf, opa of papa voorgelezen. Op deze manier krijgt schrijven een functie, je kan gevoelens en gedachten vastleggen. Wanneer de leerling al regelmatig een tekst m.b.v. de leraar schrijft en belangstelling toont om zelf te verklanken/schrijven maakt de leerkracht een keuze uit de onderstaande taalactiviteiten: Deze activiteiten kunnen er o.a. er als volgt uit zien: De leraar kiest in overleg met het kind één letter uit een woord. Het kind leert in de tekst, telkens dezelfde letter te omcirkelen. De leraar kiest in overleg met het kind één woord uit de tekst. De leerling probeert in de tekst, hetzelfde woord te omcirkelen. De leraar kiest in overleg met het kind één woord uit de tekst. Het kind stempelt het woord na. De leraar kiest samen met het kind één woord uit de tekst en het kind typt deze na op de computer. De leraar kiest samen met het kind één woord uit de tekst en het kind legt deze na op het viltbord De kinderen kunnen keuzekaarten maken. De leraar houdt voor de oudste kinderen een taalactiviteitenlijst (bijlage 15) bij. Wanneer het kind een tekst heeft geschreven worden de verschillende leesvoorwaarden getoetst m.b.v. de taalactiviteitenlijst. Deze moeten de kinderen beheersen wanneer ze overgaan naar groep 3. Schrijven Op een bepaald moment geven kinderen aan zelf te willen schrijven, maar omdat veel kinderen motorisch nog niet toe zijn aan het schrijven is er voor gekozen de kinderen niet te laten schrijven. Een tweede reden is, dat er in groep 3 begonnen wordt met de schrijfmethode (lusletters).
Het kind legt zijn/haar tekst m.b.v. de magnetische letterdoos In de magnetische letterdoos komt een A4 papier op maat te liggen. De leerkracht schrijft de tekst op en wat het kind zelf kan leggen, legt het kind zelfstandig. Op den duur kan het kind zelfstandig een tekst leggen en hoeft de leraar nauwelijks meer te schrijven. De tekst wordt door de leerkracht gekopieerd (A4 papier + tekst) en het kind plakt deze in het tekstenboek naast de tekening. Fase II Deze fase start voor een kind wanneer het ver gevorderd is in het leesproces en geen uitdaging meer heeft in de klank/letter oefeningen. Deze fase start voor alle leerlingen in groep 3. Omdat niet elke kind leert lezen via de individuele leeslijn. De leerkracht zoekt, samen met het kind uit de tekst uit een voor het kind betekenisvol woord. Dit woord wordt in de tekst omcirkeld. Dan wordt de woordkaart stapsgewijs gevolgd. Dit woord wordt op de woordkaart geschreven, samen met het kind wordt een letter uit dit woord gekozen. Het kind doorloopt vervolgens de stappen welke op de woordkaart zijn aangegeven. Uitwerking woordkaart: Stempelen: Het woord wordt in het woordenboek 1x groot gestempeld en 5x klein (dit doet een beroep op de visuele vaardigheid) en het kind maakt een tekening bij dit woord ter ondersteuning. Groeidoosje: Het kind legt zijn/haar woordenboek bij het letterkastje. Het woord wordt vervolgens nagelegd uit het woordenboek de letters komen vervolgens in het groeidoosje. -6-
Klankblad: Het kind pakt een klankblad. Dit doet een beroep op de auditieve vaardigheid. Spelletjes: De leraar zoekt een taalspelletje uit voor het kind en legt deze klaar. Keuzekaart: Het kind pakt zelfstandig een keuzekaart en maakt deze. Op deze manier kom je tegemoet aan de verschillende leerstijlen van kinderen (spelletje/keuzekaart). De woordkaart hoeft niet geheel in deze volgorde afgewerkt te worden. Wij adviseren voor kinderen die structuur nodig zijn wel alle stappen te volgen. Zelfstandige kinderen kunnen de stappen afwisselen (leerkracht geeft dit aan). Wanneer de kinderen starten met een opdracht zetten ze achter deze opdracht een schuine streep, wanneer de opdracht af is komt er een kruis te staan. Wanneer het kind de opdracht af moet breken weet het voor een volgende keer waar het was gebleven en op deze manier weet de leerkracht hoelang er aan een tekst is gewerkt. Toetsing en registratie: -Wanneer de woordkaart vol is, legt het kind alle woorden van de woordkaart met de letters uit het groeidoosje. -De leraar controleert dit. -Vervolgens wordt er een klankdictee afgenomen. Dit ziet er als volgt uit: stap 1: Het kind leest de gelegde woorden op. Stap 2: De leraar benoemt een klank en het kind wijst deze aan. Stap 3:
De leraar registreert de letters, die het kind kent. In groep 3 wordt een aantal malen per jaar een letterdictee afgenomen. Toetsmoment 1: vlak na de zomervakantie Toetsmoment 2: vlak na de herfstvakantie Toetsmoment 3: begin januari Toetsmoment 4: vlak na de zomervakantie De leerkracht krijgt hiervoor een signaal van de IB er. Deze resultaten worden geregistreerd op de klassenstaat De resultaten worden besproken met de IB er en wanneer kinderen hierop uitvallen krijgen deze kinderen extra ondersteuning. De resultaten van de toets worden vervolgens bijgewerkt in het registratieboekje. Zo kan de leerkracht zien, wanneer er een woord uit de tekst moet worden gekozen, welke letters het kind nog moet leren. Niet elk kind leert langs deze individuele leeslijn lezen, daarom start naast de individuele leeslijn, de klassikale leeslijn. Alle leerlingen doen hier aan mee. Mocht de situatie zich voordoen dat een kind uit groep 2 al zelfstandig kan lezen dan hoeft deze maar beperkt deel te nemen aan de klassikale leeslijn. Zo doen we het Hieronder worden de fases in het kort weergegeven. Fase I Deze fase start zodra een kind in groep 1 komt. * Elk kind krijgt een tekstenboek aan het begin van zijn/haar schoolloopbaan *Eerst wordt afgewacht of het kind zelf met de vraag komt of het een tekst wil schrijven, zo niet dan wordt het kind geprikkeld en uitgedaagd. *Er wordt door het kind een tekening gemaakt. De tekst wordt erbij geschreven door de leerkracht.
*Wanneer een kind aangeeft, dat het zelf bepaalde woorden kent, stempelt het kind deze. *Als deze situatie zich steeds vaker voordoet, legt het kind de tekst op een magnetisch letterbord *Afhankelijk van waar het kind zich bevindt in zijn/haar leesontwikkeling, kan de leerkracht het kind stimuleren tot klank of letteroefeningen. Fase II Deze fase start voor een kind wanneer het ver gevorderd is in het leesproces en geen uitdaging meer heeft in de klank/letteroefeningen. *Het kind krijgt een map met daarin: - een woordkaart - een woordenboek. *Ook krijgt het een groeidoosje *De woordkaart wordt stapsgewijs gevolgd. *Wanneer de woordkaart vol is, wordt er een klankdictee afgenomen. *De resultaten worden in het registratieboekje en op de klassenstaat geregistreerd.