9.4 Invloed koude tijdens bewaring pootgoed K. Demeulemeester (Inagro)

Vergelijkbare documenten
C. Meijer BV Lady Anna. Willem in t Anker

Groeicurve Première en Sinora (2016)

Groeikracht nieuwe zetmeelaardappelrassen. Kees Bus

Groeicurve Amora en Anosta (2015)

Groeicurve Bintje en Fontane 2014

Onderzoek naar de gevoeligheid van aardappelrassen voor kringerigheid, op percelen met Trichodorus primitivus besmet met tabaksratelvirus.

Groeicurve Première en Anosta

Verbetering van de kwaliteit van TBMpootgoed

Beheersing van bacterie in pootgoed

Correct omgaan met pootgoed. Aanbevelingen

Terugblik 2012 & uitdagingen voor de toekomst Kürt Demeulemeester

Definities Fasen van ontwikkeling van een poter

Evolutie van de Belgische voorraden

Groeicurve Bintje en Fontane 2015

Jolien Bode, Technisch onderzoeksmedewerker

Onderzoek naar de fysiologische leeftijd aardappel en wat kan dat voor ons betekenen?

Stikstofbemesting bij biologische aardappelen

Invloed plantversterkers op opbrengst en gezondheid gewas in de teelt van pootaardappelen

9.1 Kiemremming van in het veld

Kiemremming. alternatieven voor CIPC. Kürt Demeulemeester

Bossigheid in Zantedeschia

Rijenbehandeling in aardappel met Amistar

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

Pootgoedvermeerdering zetmeelaardappelen

Groeicurve Bintje en Fontane 2016

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia

Evolutie van de Belgische voorraden

Alternatieve kiemremmers CIPC. Kürt Demeulemeester Melle, 6 februari 2019

VELDSLA ONDER GLAS 2015

Raseigenschappen biologische aardappelen. Vermeerdering Biologisch Uitgangsmateriaal (VBU) KW0826 Door: Douwe Werkman

De fysiologische ontwikkeling van de poter. Invloed van de bewaring op de groei van de plant :631.53:58

Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje

Grondbewerking voor Zetmeelaardappelen

Invloed van de stikstofgift op kwaliteit en opbrengst in zaaiuien. rapport / publicatie. nr

AGRITON Inhoudsopgave:

Pootgoed informat ie

DOORWAS EEN PROBLEEM IN 2015?

Na de teelt 18/11/

Rassenproef biologische quinoa 2018

s 98 c-b Temperatuur- en gietproef bij herfstkomkommers. door: Ir.A.A.M.Sweep, Naaldwijk,1966. Z2J5.303I

Bemesting in pootaardappelen

Aanaarden in één of twee werkgangen

Rhizoctoniabestrijding in de teelt van biologische pootaardappelen KW0721 Door: Ing. W.S. Veldman

Invloed van het oogsttijdstip op kwaliteit en opbrengst in zaaiuien. rapport / publicatie. nr

Onderzoek naar effect van zaad primen en vroeg zaaien op opbrengst cichorei; verslag 2006 en eindverslag. Ir. L. van den Brink

Kropsla onder glas Rassenproef Zomer 2017

Fractioneren van de stikstofbemesting in aardappelen 6 jaar proeven

Seizoen Droogte, hitte, lage opbrengsten, doorwas,

De waarde van diverse cultivars nagaan met als doel een zo ruim mogelijke oogstspreiding voor afzet op de verse markt te bekomen.

Proefresultaten zoete aardappel 2016

Maaimeststof: een volwaardig alternatief voor stalmest? Inleiding Doel en context Proefopzet Inagro ILVO (a) (b) Figuur 1 Tabel 1

Rassenproef CONSUMPTIEAARDAPPELEN 2012

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia

Deze proef verliep in samenspraak met de Vlaamse Overheid, Departement Landbouw en Visserij.

Proefresultaten zoete aardappel 2017

Pootgoedgoedkwaliteit in project in jaar 2013

Nieuwe rassen komen in het zog van Grandval

VELDSLA ONDER GLAS Rassenonderzoek

INDUSTRIELE CICHOREI

Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen

Cultuur- en gebruikswaardeonderzoek industriespinazie 2002 Voorjaarszaai. H. de Putter

Rassenproef Butternutpompoen 2012 biologische teelt

Oogsttijdstip en kwaliteit bij plaagresistente biologische aardappel 2015

Warmwaterbehandeling Allium en Crocus

Programma voor vandaag:

CRITERIA VOOR HET ONDERZOEK VAN DE RASSEN MET HET OOG OP HUN TOELATING TOT DE CATALOGUS AARDAPPELEN (Solanum tuberosum L.

Precisieplant tulp. Basis voor precisielandbouw. A.H.M.C. Baltissen, H. Gude, A. van der Lans, A. Haaster

Het gebruik van humuszuren bij de bemesting van aardappelen

landbouw en natuurlijke omgeving plantenteelt open teelten CSPE BB

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

AGRITON INHOUDSOPGAVE:

Overzicht van de waarschuwingsdienst van Carah (2012)

pca Bewaarproblemen oogst 2014

controle Gecertificeerd pootgoed: 1 etiket per zak, bigbag of vracht

TECHNISCH INTERREGIONALE WERKGROEP (TIW) VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN

landbouw en natuurlijke omgeving plantenteelt open teelten CSPE KB

a? PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN-

Voortgezet diagnostisch onderzoek Peter Vink

Het effect van het calciumgehalte van pootgoed op de groei en opbrengst van zetmeelaardappelen

Hét kiemremmingsmiddelen voor aardappelen en uien

Verslag. Voorkiemproef aardappelen biologische teelt 2004 (1)

Parameters ter bepaling van het optimale rooitijdstip bij tulp

Toepassing van Agro-Vital en Agriton bemestingsproducten in de teelt van zaaiuien.

Bio vraagt meer van rassen spruitkool

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Het effect van N-bemesting op de (energie)opbrengst van wintertarwe

Aanaarden in één of twee werkgangen

Doel van het onderzoek

SNIJBOON RASSENPROEF VOORJAARSTEELT

Zaaibed of tray: ga uit van een kwalitatieve plant

Bestrijding van Myrothecium in lisianthus

1 E 38 3efstation voor de Groenten- en Fruitteelt onder Glas te Naaldwijk

VELDSLA ONDER GLAS Rassenonderzoek

10.2 Rassenproef biologische aardappelen

ONDERZAAI GRAS IN BLOEMKOOL: EFFECT OP HET NITRAATRESIDU

KENNISBUNDEL. Biologische aardappelen. Mei 2013 ZIEKTEN EN PLAGEN / VIRUSZIEKTEN.

Use what you produce.

Warmwaterbehandeling Crocus Grote Gele

10.2 Rassenproef biologische aardappelen

Optimale moment voor dompelen Zantedeschia in gibberellinezuur (GA) voor bloemaanleg. P.J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert

Transcriptie:

9.4 Invloed koude tijdens bewaring pootgoed K. Demeulemeester (Inagro) Samenvatting Pootgoed wordt bewaard bij lage temperatuur. Dit heeft o.a. voordeel naar een maximale kiemrust, tragere fysiologische veroudering en pathogenen kunnen zich niet of nauwelijks uitbreiden. Té koud bewaren echter kan leiden tot opkomstproblemen of een minder vitaal gewas. In 211 werd een proef aangelegd om de impact van té koude temepraturen na te gaan. Er werden rassen met telkens twee maatsorteringen gebruikt. Deze werden bewaard bij vier verschillende regimes met wisselende lengte van 1 C in de frigo. Er werd gekeken naar de opkomst, gewasstand, het aantal stengels en knollen alsook de opbrengst. De bekomen resultaten waren niet eenduidig over de rassen heen. Situering Naast de teelt zelf is de bewaring van pootgoed een cruciale factor in het bekomen en afleveren van kwaliteitsvol pootgoed. De bewaring van pootgoed heeft dan ook een evolutie gekend naar bewaring in kisten in combinatie met mechanische koeling. Met deze koeling kunnen lage bewaartemperaturen nagestreefd en aangehouden worden. Bewaring bij lage temperatuur (2,5 à 4 C) biedt verschillende voordelen: - De kiemrust van de knollen is maximaal. - Tragere fysiologische veroudering - Diverse pathogenen kennen geen of slechts minimale uitbreiding bij lage temperaturen, o.a.stengelnatrot (Dickeya) en zilverschurft (Helminthosporium solani). Koude bewaartemperaturen lijkt dus alleen maar voordelen te bieden, met als resultaat beperkt gekiemde, vaste en gezonde poters. De laatste jaren duiken echter gevallen op van perfect ogend pootgoed dat na planten abnormaal of niet kiemt. Een abnormale kieming bij te koud bewaard pootgoed kan zich manifesteren in pootgoed dat veel en fijne scheuten vertoont (draadspruiten), wat resulteert in minder vitaal gewas. In ernstigere gevallen zijn de deelweefsels in de ogen dermate beschadigd dat helemaal geen kiemen meer tot ontwikkeling komen. Deze beschadigingen zijn uitwendig quasi niet te herkennen. In 211 werd een proef aangelegd (gefinancierd door Fonds voor Landbouw en Visserij) om de impact van te koude temperaturen te kwantificeren. Proefopzet Er werden rassen in proef opgenomen en van elk ras werden 2 maatsorteringen gebruikt. Het pootgoed werd voor het planten opgesplitst in 4 subloten om telkens bij een ander regime bewaard worden. In het controleregime werd het pootgoed bewaard in een frigo met een constante temperatuur van 4 C, dit van 2 maart tot en met 2 april 211. Daarnaast werden 3 varianten voorzien, waarbij de andere subloten voor korte of langere tijd bij 1 C bewaard werden. De verschillende regimes staan in onderstaande figuur verder toegelicht.

Figuur 1 Bewaarregimes koudebewaring pootgoed 1 C 4 C Aantal dagen in bewaring 1 2 3 4 5 2 maart 1 maart april 2 april Tabel 1 Herkomst en kenmerken pootgoed Nr. Cultivar Potermaat (mm) gewicht 5 kn knollen / kg Herkomst Klasse 1 Premiére 28/35 1,13 44 Nederland A 2 Premiére 35/55 3,2 1 Nederland A 3 Anosta 28/4 1,48 34 Nederland A 4 Anosta 4/55 3,42 15 Nederland A 5 Alegria 28/35 1,2 42 België Alegria 35/45 2,5 19 België 7 Monalisa 28/35 1,32 38 België 8 Monalisa 35/45 3,12 1 België 9 Lady Rosetta 28/35,98 51 België 1 Lady Rosetta 35/45 3,5 1 België 11 Bintje 28/35 1,2 4 België E 12 Bintje 35/45 2,44 21 België E Gemiddelde alle maten 2,1 29 kleine maten 1,23 41 grote maten 2,98 17 Op 2 april werden de poters uit de frigo s gehaald en opgeslagen in een ruimte met temperaturen van 12 C. De verschillende partijen pootgoed werden op 28 april uitgeplant op een perceel gelegen in het proefstation Inagro en dit steeds in 4 parallellen. In totaal werden 48 objecten x 4 parallellen aangelegd. Het aantal objecten werd als volgt bekomen: rassen x 2 potermaten x 4 bewaarregimes = 48 verschillende objecten. Elk veldje bestond uit 1 rij van 25 planten en werd dus in totaal 4 keer uitgeplant bij een plantafstand van 75 x 41 cm (32.52 planten/ha). Het aanaarden werd uitgevoerd op mei en de eerste opkomst werd waargenomen op 18 mei. Tijdens het seizoen werd het verloop van de opkomst genoteerd en werd het aantal stengels per plant geteld. Op het einde van het seizoen werd per veldje de opbrengst per struik bepaald. De opbrengst werd

Opkomst (%) Opkomst (%) gesorteerd en op basis van de gerooide struiken kon ook het aantal knollen per struik bepaald worden. Het rooien gebeurde gefaseerd, met name in functie van de vroegrijpheid van de rassen. De respectievelijke datums zijn als volgt: Resultaten Opkomst De eerste opkomst werd waargenomen op 18 mei, dit is 2 dagen na planten. De opkomst werd 5 maal beoordeeld tussen 23 mei en 17 juni. In de opkomst zijn duidelijk rasverschillen waar te nemen. Monalisa kende een zeer trage opkomst (minder dan 2% bij de eerste waarneming), terwijl Bintje van in het begin quasi een volledige opkomst kende. Voor de andere rassen werd op 23 mei een onvolledige opkomst genoteerd, maar de ontbrekende planten kwamen nadien vlot op. Bij de laatste quotering op 17 juni werd voor zowat alle rassen een volledige opkomst vastgesteld. Uitzondering was Monalisa, waar de opkomst niet hoger lag dan 9%. Er was ook een invloed merkbaar van de potermaten. De kleine maten kenden een iets tragere start dan de grote maten (resp. 59 vs. 7 %). Vanaf eind mei lagen de opkomst percentages echter op hetzelfde niveau. Bij de opkomst was ook een invloed merkbaar van de bewaarregimes. Hoe langer de knollen koud (bij 1 C) bewaard werden, hoe trager de opkomst verliep. De verschillen waren echter niet bijzonder groot. Het regime A (constant 4 C) was op 23 mei 8% opgekomen; regime D (constant 1 C) had toen een opkomst van 5%. De verschillen werden kleiner naarmate het seizoen vorderde. Vanaf begin juni werden geen statistische verschillen meer waargenomen op vlak van opkomst tussen de verschillende bewaarregimes. Bij de finale telling liet regime A (4 C) 99% opkomst noteren; regime D (1 C) 97 %. Grafiek 1 1 Evolutie opkomst (uitgedrukt in %) volgens ras (links) en volgens bewaarregime en potermaat (rechts) 1 8 8 4 23 mei 3 mei jun 17 jun 4 23 mei 3 mei jun 17 jun 2 2 Klein Groot Bewaarregime Potermaat Gewasstand De gewasstand werd beoordeeld op en op 9 en 28 juni. De gebruikte schaal gaat van 1 (zeer slecht) tot 9 (zeer goed). De vaststellingen rond de gewasstand sluiten zeer goed aan bij deze van de opkomst. Vooreerst is er een sterke rasinvloed. Daarnaast is we initieel een slechtere gewasstand bij de kleine potermaten en ook bij de regimes die langer bij 1 C bewaard worden. De verschillen tussen de potermaten en de regimes zijn echter zo goed als uitgevlakt bij de laatste quotering op 28 juni. De rasverschillen zijn op dit moment wel nog duidelijk waar te nemen.

Aantal stengels per struik Gewasstand (1-9) Gewasstand (1-9) Grafiek 2 9 Evolutie gewasstand (schaal 1-9) volgens ras (links) en volgens bewaarregime en potermaat (rechts) 9 8 8 7 7 5 4 9 jun 28 jun 5 4 3 9 jun 28 jun 3 2 2 1 1 Klein Groot Bewaarregime Potermaat Aantal stengels De stengels werden een eerste maal beoordeeld voor alle rassen op 3 mei. Voor sommige rassen was dit tijdstip te vroeg, daar de opkomst nog onvolledig was. De finale beoordeling vond plaats per ras, telkens bij maximale opkomst. Voor Bintje was dit op 3 mei, op 7 juni vond de telling plaats voor Première, Anosta en Lady Rosetta en op 23 juni pas konden de aantallen voor Alegria en Monalisa bepaald worden. Grafiek 3 Aantal stengels per struik in functie van ras en bewaarregime 5 4 3 2 1 Uit de gegevens en de grafiek blijkt een duidelijke interactie voor het stengelaantal tussen de parameter ras en de parameter bewaarregime. Bij Anosta daalt het aantal stengels naarmate er langer bij 1 C bewaard werd, bij Bintje is de evolutie juist omgekeerd. Voor de andere rassen lijkt er geen invloed te zijn van het bewaarregime op het aantal stengels. Wel duidelijk is opnieuw de rasinvloed, met ongeveer 5 stengels voor Première en Anosta, 4 stengels voor Bintje en minder dan 3 stengels per plant voor Alegria, Monalisa en Lady Rosetta.

Aantal knollen per struik Er zijn ook duidelijke verschillen tussen de potermaten. Over de rassen en regimes heen bedraagt het gemiddelde voor de kleine maten 2,9 stengels per plant en voor de grote maten gemiddeld 4,5 stengels per plant. Aantal knollen Bij de oogst werd ook de knollen geteld om te komen tot een knolaantal per plant. De resultaten staan in onderstaande grafiek weergegeven. Grafiek 4 1 Aantal knollen per struik in functie van ras en bewaarregime 15 14 13 12 11 1 9 8 7 De conclusies voor het knolaantal liggen in dezelfde lijn als deze voor het stengelaantal. Een duidelijke rasinvloed en een duidelijk effect van de potermaat. Voor deze laatste parameter bedraagt het gemiddeld knolaantal voor de kleine potermaten 1, en voor de grote potermaten 13,5 stengels per struik. Daarnaast is er opnieuw een interactie tussen de rassen en het bewaarregime. Bij Alegria worden minder knollen per struik waargenomen naarmate pootgoed langer bij koudere temperaturen gestockeerd werd. Dit is ook zo, zij het minder uitgesproken voor Première, Anosta en Monalisa. Bij Lady Rosetta en Bintje daarentegen lijkt een langere bewaring op 1 C te leiden tot meer knollen per struik. Opbrengst De opbrengst werd bepaald door per ras 1 of 15 struiken te rooien. De rassen werden niet allemaal gelijktijdig gerooid, maar in functie van hun vroegrijpheid. De rooidata en het aantal groeidagen zijn hieronder weergegeven in Tabel 2. De eerste vaststelling is dat de opbrengst sterk verschilt van ras tot ras, wat logisch is gezien het verschillend opbrengstpotentieel per ras, maar vooral gezien de kortere of langere groeiperiode die de rassen konden ontwikkelen op het veld. Ook is er een duidelijk opbrengstverschil per struik naargelang de gebruikte potermaat. Voor de kleine potermaten bedraagt de opbrengst gemiddeld 1.35 g/struik, voor de grote maten gemiddeld 1.55 g/struik.

Opbrengst (gram per struik) Tabel 2 Duur van het groeiseizoen per ras Ras Rooidatum Groeidagen (aantal) Première 19 juli 82 Anosta 2 juli 83 Alegria 3 augustus 97 Monalisa 1 augustus 14 Lady Rosetta 1 september 12 Bintje 2 september 127 De invloed van het bewaarregime op de opbrengst is minder eenduidig: ook voor deze parameter blijkt er een interactie op te treden tussen de parameters ras en bewaarregime. Bij Première, Alegria en Monalisa ligt de opbrengst per struik lager naarmate er langer bij 1 C bewaard werd. Bij Anosta en Lady Rosetta wordt het hoogste rendement waargenomen bij de bewaring op 4 C; er is echter geen verschil tussen de regimes die kort of lang bij 1 C bewaard werden. Bij het ras Bintje tot slot is de opbrengst van de 2 uiterste regimes omzeggens identiek en is de opbrengst van de tussenliggende regimes iets lager. Grafiek 5 Totale opbrengst (gram per struik) in functie van ras en bewaarregime 2. 1.5 1. 5 In de onderstaande tabel worde de knolaantallen en opbrengsten weergegeven per parameter.

Tabel 3 Knolaantal en opbrengst (g) per struik Parameter Aantal knollen / struik Gewicht / struik (gram) Gemiddelde per ras - 35 35/5 + 5 + 35 Totaal - 35 35/5 + 5 + 35 Totaal mm mm mm mm mm mm mm mm Première 1, 4,7,1 1,7 12,3 19 24 97 925 Anosta 1,4 4,7, 11,3 12,7 1 245 72 971 987 Alegria,2 2,7 5,2 7,9 8,1 2 213 1.93 1.35 1.37 Monalisa,4 5,8 5,5 11,4 11,8 4 59 1.15 1.14 1.18 Lady Rosetta, 1,5 9,7 11,2 11,8 7 9 1.1 1.79 1.8 Bintje 1,1 3,1 11,4 14,5 15, 14 15 2.21 2.177 2.191 Gemiddeld,9 3,8 7,4 11,2 12,1 1 239 1.23 1.442 1.452 Gemiddelde per maat Klein,7 3,,8 9,9 1, 9 19 1.148 1.344 1.353 Groot 1, 4,5 8, 12,5 13,5 12 281 1.259 1.54 1.552 Gemiddelde per regime,8 3,8 7,7 11,5 12,3 1 241 1.28 1.527 1.53,9 3,7 7,3 11, 11,9 11 23 1.188 1.424 1.435,9 3,8 7,3 11,1 12, 11 24 1.184 1.424 1.435,9 3,8 7,3 11, 11,9 1 238 1.15 1.394 1.44 Besluit Het tijdelijk (te) koud stockeren van pootgoed van verschillende rassen en telkens 2 potermaten heeft in deze proef niet geleid tot eenduidige resultaten over de rassen heen wat betreft de impact van de koudestoot op de vitaliteit van het pootgoed. Wat de parameters opkomst en gewasstand betreft is er wel een duidelijk verband tussen de termijn dat het pootgoed bij 1 C bewaard werd en de betreffende quoteringen: hoe langer de koudeperiode, hoe trager de opkomst of hoe matiger de gewasstand. Dit is vooral bij de eerste waarnemingen. Hoe meer het seizoen vorderde, hoe meer deze verschillen uitvlakten. De andere parameters, met name stengelaantal, knolaantal en opbrengst worden niet eenduidig beïnvloed door het bewaarregime. Voor deze parameters wordt een duidelijke interactie waargenomen van het bewaarregimes en het ras. Sommige rassen reageren op de koude met minder stengels, knollen en opbrengst; andere rassen reageren neutraal en een enkel ras laat hogere waarden noteren bij de langste koudeperiode.