Protocol/ richtlijn CVA registratie Stroke Service Breda e.o. Invoer datum: 01-01-2009 Doel: Drie maal per jaar wordt op een vooraf afgesproken datum door alle ketenpartners de registratiegegevens aangeleverd bevattende de landelijke CVA ketenindicatoren. Verantwoordelijkheid: De verantwoordelijkheid van het verzamelen van de registratiegegevens ligt bij de organisatie van de betreffende ketenpartner zelf. Hierbij is de CVA registratiecontactpersoon verantwoordelijk voor het aanleveren van de registratiegegevens. Toepassingsgebied: Patiënten/ cliënten categorie: patiënten/cliënten die een CVA hebben doorgemaakt en vervolgd worden in de CVA keten (registratie). Werkwijze/ uitvoering: 1. Er wordt geregistreerd door middel van een vooraf bepaald registratiebestand. De inhoud van dit bestand hangt samen met de (landelijke) keten indicatoren. De registratiegegevens kunnen dus aangepast worden naar de indicatoren die op dat moment van belang zijn. 2. Van ketenpartners wordt een actieve bijdrage verwacht m.b.t. het verzamelen en aanleveren van de registratiegegevens. 3. Iedere instelling heeft een CVA registratiecontactpersoon die de eindverantwoording draagt over de registratiegegevens. Die persoon moet bekend zijn bij de ketenregisseur en bij de andere CVA registratiecontactpersonen. Zijn/ haar taak is: o Aanspreekpunt over CVA registratiegegevens. o Controle uitoefenen op het juist invullen van de registratiegegevens en de eventuele uitvoerende medewerkers binnen de eigen instelling aan/ bijsturen o De CVA registratiegegevens aanleveren. o Zorg dragen voor vervanging tijdens afwezigheid of verandering/ overdragen van functie. 4. Eén keer per jaar worden de jaarcijfers gepresenteerd voor alle ketenpartners door de meetgroep. De CVA registratiecontactpersoon is hierbij aanwezig en koppelt het gepresenteerde terug aan de medewerkers die werkzaam zijn binnen de eigen instelling. 5. De meetgroep analyseert drie maal per jaar gezamenlijk de CVA registratiegegevens. Een samenvatting van de analyse wordt door de meetgroep aangeleverd bij alle CVA registratiecontactpersonen van de keten. De meetgroep is verantwoordelijk voor het aanpassen van de (landelijke) ketenindicatoren binnen het registratiebestand.
Afspraken 2009-2010 1. Aanleveren van de registratiegegevens door CVA registratiecontactpersonen op: 1 juni 2009 1 oktober 2009 1 februari 2010 2. Aanleveren van de CVA registratiegegevens aan: Diane Baak Dbaak@amphia.nl 3. CVA registratiecontactpersonen: Amphia Ziekenhuis: Ellen Olsthoorn-Verheesen Revalidatiecentrum Breda: Elisabeth Breda: Peter van der Linden Odija/Aeneas: nog niet bekend Riethorst Stromenland: nog niet bekend De Volckaert: nog niet bekend Circonflex: nog niet bekend Avoord: nog niet bekend Careyn Thuiszorg Breda: wordt later ingevuld Thebe Mark en Maasmond: wordt later ingevuld Huispitaal: wordt later ingevuld 4. Meetgroep bijeenkomsten: Juli 2009 September 2009 Maart 2010 5. Meetgroep leden: Amphia ziekenhuis: Ellen Olsthoorn-Verheesen & Sandra Remie Amphia ziekenhuis: Diana Baak Elisabeth Breda: Peter van der Linden Revalidatiecentrum Breda: Karel van Olphen Odija/Aeneas: Carin Jansen De Riethorst Stromenland: vacant Careyn Thuiszorg Breda: vacant Thebe Mark en Maasmond: vacant
6. Verplichte indicatoren: Bron: kennisnetwerk CVA NL 1. Functionele gezondheidstoestand Noemer In- en exclusiecriteria Type Het percentage van de patiënten met een acute beroerte dat na drie maanden volledig onafhankelijk is, dat wil zeggen geen dagelijkse professionele hulp nodig voor ADL-activiteiten. Onderscheid in: 1. Barthelindex op dag 4 na optreden CVA (bijlage 1). 2. Modified Rankin Scale(MRS) op 3 maanden na optreden CVA (bijlage 2) Aantal patiënten opgenomen met een acute beroerte in het ziekenhuis, dat drie maanden na de beroerte onafhankelijk is van professionele hulp voor ADL-activiteiten. Dit betekent een Rankin Scale score van kleiner of gelijk aan 3. Aantal patiënten opgenomen met een acute beroerte in het ziekenhuis Inclusie: alle patiënten met een acute beroerte, opgenomen in het ziekenhuis; DBC-code 1111 en 1102. ICD 9 code 431, 432, 433, 434, 436, 437, 438, ICD 10 code 161, 163, 164. Exclusie: - Patiënten waarbij de verschijnselen al zijn verdwenen bij opname (TIA). - Patiënten met een subarachnoïdale bloeding(icd 9 code 430, ICD 10 code 160) Klinische uitkomstindicator Effectiviteit en patiëntgerichtheid 1. Barthelindex op dag 4 na optreden CVA. Dit gegeven zegt iets over de casemix van de totale populatie CVApatiënten die opgenomen werden in de keten. Het kan een voorspellende waarde hebben én het kan uitkomsten(bijvoorbeeld mortaliteit) deels verklaren. Om pragmatische redenen is gekozen voor dag 4, daar waarschijnlijk de hele populatie op dag 4 nog in het ziekenhuis ligt en het meten van de Barthelindex dus relatief eenvoudig ingebouwd kan worden binnen het systeem, inclusief verslaglegging ervan. 2. Rankin Scale op 3 maanden na optreden CVA De behandeling van patiënten met een beroerte heeft tot doel het beperken van de neurologische schade, het voorkomen van complicaties en het revalideren tot een zo goed mogelijke functionele toestand. Na ongeveer 3 maanden is de neurologische eindtoestand al bereikt. Ook de belangrijkste effecten van revalidatie en aanpassing van de omgeving zijn dan zichtbaar (1).
Een samenvattende maat voor het functioneren van de patiënt wordt gevormd door de Modified Rankin Scale (2). Dit is de internationale standaard om op populatieniveau uitspraken te kunnen doen. Referenties Bovendien is deze maat meer valide na drie maanden dan de Barthelindex. De Helsingborg declaration spreekt eveneens over de MRS. De MRS kan telefonisch worden afgenomen, hetgeen wellicht gemakkelijker toe te passen valt binnen een zorgketen. De lengte van drie maanden kent een reikwijdte van +/- twee weken. De proportie patiënten in de betere categorie kan een uitkomstindicator vormen van de kwaliteit van zorg, die juist het bereiken van deze toestand tot doel heeft. De reden van uitsluiting van de groep patiënten met een SAB (subarachnoidale bloeding) ligt in het feit dat deze groep slechts door enkele daarin gespecialiseerde centra (veelal academische centra) worden opgenomen en behandeld. 1. A practical approach to stroke patients. In: Warlow CP, Dennis MS, van Gijn J, Hankey GJ, Sandercock PA, Bamford JM et al., editors. Stroke. A practical guide to management.oxford: Blackwell Science ltd; 1996. p. 360-84. 2. Van Swieten JC, Koudstaal PJ, Visser MC, Schouten HJ, van Gijn J. Interobserver agreement for the assessment of handicap in stroke patients. Stroke 1988 May;19(5):604-7. 3. Scholte op Reimer WJM, Dippel DWJ, Franke CL, Oostenbrugge RJ, de Jong G, Hoeks S, Simoons ML. Quality of Hospital and Outpatient Care After Stroke or Transient Ischemic Attack: Insights From a Stroke Survey in The Netherlands. Stroke 2006 July 1;37(7):1844-9. 4. Bots ML, Jager-Geurts MH, Berger-Van Sijl M, Rijtsma JB, Dippel DWJ, De Bruijn A. Kans op overlijden na een eerste ziekenhuisopname voor een cerebrovasculaire aandoening in Nederland. In: Jager-Geurts MH, Peters RJG, Van Dis SJ, Bots ML, editors. Hart- en vaatziekten in Nederland 2006, cijfers over ziekte en sterfte. 1 ed. Den Haag: Nederlandse Hartstichting; 2006. p. 57-76. 2a. Trombolyse-percentage Noemer Het percentage patiënten dat trombolyse onderging in het betreffende jaar, als fractie van alle opgenomen patiënten met een beroerte (infarct en bloeding). Aantal patiënten, opgenomen met een beroerte, die trombolyse ondergingen in onderhavig jaar. Aantal patiënten opgenomen met een beroerte, zowel infarct als bloeding in onderhavig jaar.
In- en exclusiecriteria Type Inclusie: alle patiënten met een acute beroerte, opgenomen in het ziekenhuis; DBC-code 1111 en 1102. ICD 9 code 431, 432, 433, 434, 436, 437, 438, ICD 10 code 161, 163, 164 Exclusie : Patiënten waarbij de verschijnselen al zijn verdwenen bij opname (TIA). Procesindicator - Effectiviteit - Patiëntgerichtheid Referenties Trombolyse is een zeer effectieve en veilige behandeling van een herseninfarct. De relatieve risicoreductie op afhankelijkheid, gemeten met de modified Rankin scale, is 20%. Dit betekent een absolute risicoreductie van 10% (1,2). Het is aangetoond dat trombolyse toegepast in de algemene neurologische praktijk even veilig is als in de centra waar de studies hebben plaatsgevonden (3). Geschat wordt dat onder optimale omstandigheden meer dan 20% van de patiënten met een beroerte trombolyse kunnen ondergaan. Momenteel ondergaan ongeveer 0-7% van de patiënten die zijn opgenomen met een herseninfarct trombolyse (5). Toename van het percentage behandelde patiënten leidt tot toename van de kwaliteit van functioneren binnen de patiëntengroep, daardoor is het trombolysepercentage een maat voor de kwaliteit van de geleverde zorg. In de noemer staat het totaal aantal CVA-patiënten en niet alleen de patiënten met een infarct(hoewel dit laatste logischer lijkt), daar op deze wijze een internationale benchmark mogelijk is. Bovendien is het percentage bloedingen nagenoeg constant. Het trombolyse-percentage zal per 2008 deel uitmaken van de set indicatoren van de IGZ, hierdoor zal het vergaren van de gegevens eenvoudiger zijn. 1. Wardlaw JM, Zoppo G, Yamaguchi T, Berge E. Thrombolysis for acute ischaemic stroke. Cochrane Database Syst Rev 2003;(3):CD000213. 2. The National Institute of Neurological Disorders and Stroke rt-pa Stroke Study Group. Tissue plasminogen activator for acute ischaemic stroke. N Engl J Med 1995;333:1581-1587. 3. Graham GD. Tissue plasminogen activator for acute ischaemic stroke in clinical practice: a meta-analysis of safety data. Stroke 2003;34:2847-50. 4. Boode B, Welzen V, Franke C, van Oostenbrugge R. Estimating the Number of Stroke Patients Eligible for Thrombolytic Treatment if Delay Could Be Avoided. Cerebrovasc Dis 2006;23:94-298. 5. Scholte Op Reimer WJ, Dippel DW, Franke CL, van Oostenbrugge RJ, de JG, Hoeks S, et al. Quality of Hospital and Outpatient Care After Stroke or Transient Ischemic Attack. Insights From a Stroke Survey in The Netherlands. Stroke 2006; 37:1844-9. 6. Jorgensen HS, Nakayama H, Kammersgaard LP, Raaschou HO, Olsen RS: Predicted impact of intravenous thrombolysis on prognosis of
2b. Door-to-needle-time general population of stroke patients: simulation model. BMJ:1999;288-289 Noemer De tijd tussen opname op de SEH en het starten van de trombolyse. Aantal patiënten, binnen 1 uur behandeld met trombolyse Alle patiënten die zijn behandeld met trombolyse. Inclusiecriteria Alle patiënten met een herseninfarct DBC-code 1111; ICD 9 code 433, 434; ICD 10 code 163 en behandeld met trombolyse Type Referenties Procesindicator Tijdigheid De grootte van het effect van intraveneuze trombolyse voor het herseninfarct is tijdsafhankelijk, hoe eerder de patiënt wordt behandeld, hoe beter (1, 2). Aangezien trampoline een effectieve behandeling is voor het herseninfarct, het gunstige effect afneemt als er meer tijd verstrijkt tussen het optreden van de beroerte en het begin van de behandeling, is een efficiënte organisatie van de trombolyse behandeling, c.q. kortst mogelijke doorlooptijd van binnenkomst tot trombolyse, een goede indicator van kwaliteit van zorg. Ook de door-to-needle-time zal per 2008 deel uitmaken van de set indicatoren van de IGZ, waardoor ook dit gegeven beter te achterhalen zal zijn. 1. Saver JL. Number needed to treat estimates incorporating effects over the entire range of clinical outcomes: novel derivation method and application to thrombolytic therapy for acute stroke. Arch Neurol 2004;61:1066-70. 2. Hacke W, Donnan G, Fieschi C, et al. Association of outcome with early stroke treatment: pooled analysis of ATLANTIS, ECASS, and NINDS rt-pa stroke trials. Lancet 2004;363:768-74. 3. Sattin JA, Olson SE Liu L, Raman R, Lyden PD. An Expedited Code Stroke Protocol Is Feasible and Safe Stroke. 2006;37:2935 3. Verblijfplaats na 3 maanden Verblijfplaats van de CVA-patiënt 3 maanden na optreden CVA. Aantal patiënten dat 3 maanden na optreden van het CVA thuis woont. Thuis is in deze: Met/zonder thuiszorg, met/zonder poliklinische begeleiding, verzorgingshuis.
Noemer In- en exclusiecriteria Type Referenties Totaal aantal CVA-patiënten per jaar (exclusief de overleden pat.) Inclusie: alle patiënten met een acute beroerte, opgenomen in het ziekenhuis; DBC-code 1111 en 1102. ICD 9 code 431, 432, 433, 434, 436, 437, 438 ; ICD 10 code 161, 163, 164. Exclusie: - Patiënten waarbij de verschijnselen al zijn verdwenen bij opname (TIA). - Patiënten met een subarachnoïdale bloeding procesindicator Effectiviteit en tijdigheid De Helsingborg declaration spreekt van place of residence > 3 months. De verblijfplaats van de patiënt na 3 maanden kan iets zeggen over het verloop van het behandelproces binnen de CVA-keten. Binnen 3 maanden is de meeste gezondheidswinst te behalen en een duidelijke doelstelling in de Helsingborg declaration luidt: 70% van de CVApatiënten die niet zijn overleden is na 3 maanden ADL-zelfstandig. De suggestie zou kunnen worden gewekt dat alle patiënten op 3 maanden na optreden CVA op de eindtoestand van functioneel herstel zijn gekomen. Deze suggestie is niet juist. Echter de werkgroep meent de Europese richtlijn, Helsingborg, te moeten volgen, waar duidelijk sprake is van 3 maanden na dato. De factor thuis nemen we aan, daar de meeste mensen ADLzelfstandig zijn in de thuissituatie. De oorspronkelijke woonomgeving is buiten beschouwing gelaten, daar dit merendeels de thuiswonenden zal betreffen én om de registratie niet nog uitgebreider te laten worden dan noodzakelijk. The Helsingborg Declaration on Stroke 2006, o.a. WHO and European Stroke Council. 4. Mortaliteit Noemer In- en exclusiecriteria Het percentage CVA-patiënten dat is overleden binnen 1 maand na het optreden van de CVA. Aantal overleden patiënten binnen 1 maand na optreden CVA Totaal aantal CVA-patiënten per jaar Inclusie: alle patiënten met een acute beroerte, opgenomen in het ziekenhuis; DBC-code 1111 en 1102. ICD 9 code 431, 432, 433, 434, 436, 437, 438, ICD 10 code 161, 163, 164. Exclusie: - Patiënten waarbij de verschijnselen al zijn verdwenen bij opname (TIA). - Patiënten met een subarachnoïdale bloeding
Type Klinische indicator Effectiviteit Geïntegreerde zorg voor CVA-patiënten blijkt de mortaliteit te verminderen. Er zijn diverse factoren die de kans op overlijden beïnvloeden, bijvoorbeeld leeftijd, soort CVA, ernst van CVA en co-morbiditeit. Onvoldoende standaardisering van de registratie zorgt ervoor dat ernst van de CVA en co-morbiditeit niet worden meegenomen ter correctie van het mortaliteitscijfer. Leeftijd van de patiënt en soort CVA worden wel geregistreerd. Toch is in deze basisset niet gekozen voor de indeling van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, daar algemeen aangenomen wordt dat ook de inspectie de mortaliteit niet meer zal opnemen in de set van 2007. In elk geval niet meer in de vorm van 2006. De Helsingborg Declaration spreekt alleen van een mortaliteitscijfer na 1 maand, waarbij het doel voor 2015 is gesteld, dat 85% van de CVA patiënten de eerste maand na het CVA overleven. Met het beschikbaar hebben van dit cijfer kan een internationale benchmark worden uitgevoerd. In de praktijk kan het achterhalen van de mortaliteit op 1 maand een geïntegreerde actie zijn binnen de 3-maands monitoring inzake place of residence en functioneel herstel. Referenties - Richtlijn beroerte, kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO en de Nederlandse Hartstichting. - Kwaliteit van de stroke units in Nederland; artikel Hart Bulletin nr. 4 augustus 2005; Dr. C.L. Franke, Neuroloog. - So stroke units save lives; where do we go from here?; P. Langhorne, M. Dennis. - The Helsingborg Declaration on Stroke 2006; o.a. WHO en European Stroke Council.