De tunnel
Colofon ISBN: 978 90 8954 312 7 1e druk 2011 2011 Enno Bruinsma Exemplaren zijn te bestellen via de boekhandel of rechtstreeks bij de uitgeverij: Uitgeverij Elikser B.V. Ossekop 4 8911 LE Leeuwarden Postbus 2532 8901 AA Leeuwarden Telefoon: 058-2894857 www.elikser.nl Vormgeving omslag en binnenwerk: Evelien Veenstra Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op wat voor wijze dan ook, zonder voorafgaand schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgeverij. This book may not be reproduced by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from the author and the publisher.
De tunnel Geschreven door: Enno Bruinsma Geïllustreerd door: Sophia Bernson
In een klein stadje, onder de rook van Amsterdam, wonen in een heel klein huisje een vader, moeder en vijf kinderen. Het zijn bijzondere kinderen vinden vader en moeder, want ze hebben alle vijf een moedervlek op hun rug. Johannes heeft wel de grootste moedervlek. Midden op zijn rug zit een bruine plek, wel zo groot als een schoteltje. Hij is ook de oudste. Zijn broertjes plagen hem er vaak mee. Johannes, mogen we een kopje op je schotel zetten, dan heb je een kop en schotel op je rug, zeggen ze plagend tegen hem. Johannes wordt dan razend en wil zijn broertjes wel een schop geven, maar moeder is de ruzie net voor. Kom jongens, geen ruzie maken. Bewaar die ruzie maar voor de Spanjolen. Die willen later vast ons stadje veroveren. Het stadje heet Alkmaar. Het is armoe troef in dat kleine huis in Alkmaar. Vaak moeten ze op een houtje bijten. Er is dan geen geld om een brood te kopen. Vader is losser van grote schepen maar de Spanjaarden zijn de baas in Nederland. Die pikken al het eten vaak in. Ze roven en stelen alle schepen leeg en geven het graan aan hun eigen soldaten. Misschien één keer in de week mag papa Andries meehelpen om een schip te lossen. Dan krijgt hij een beetje geld. Maar wat de Spanjaarden niet weten, is dat Andries stiekem onder zijn broek een grote zak met graan heeft verstopt. De soldaten die de mannen moeten controleren, hebben gelukkig niet door dat Andries 5
een dikke kont heeft van die zak gestolen graan. Nou ja, ze zien wel dat hij een dik achterwerk heeft, maar ze denken dat hij zo geboren is. Hé dikke, roepen ze dan, kun je nog vooruitkomen met je dikke kont! Andries zegt dan met een grapje terug: Ja, heb zelf maar zo n poepertje, dan zou je wel anders piepen. Vlug loopt hij dan verder naar paard en wagen, die hem naar huis brengen. Moe en smerig komt hij aan bij zijn huis, waar moeder en de vijf jongens hem opwachten. Papa, heb je iets meegenomen voor ons, heb je graan gepikt? roept Johannes. Kunnen we weer lekker smikkelen en smakkelen! Heb je geld verdiend? vraagt Geertje. Vader draait zich om en lachend zegt hij: We hebben het weer geflikt, kinderen. Die stomme soldaten hebben lekker weer niets gemerkt. Vader haalt de zak graan uit zijn broek en geeft hem aan zijn lieve vrouwtje. Maak er maar lekkere broden en koekjes van, vrouwtje, zegt hij. Nou, daar weet mama wel raad mee. Ze kan de lekkerste broden en de fijnste koekjes bakken. Dat duurt wel een hele tijd. Eigenlijk duurt het veel te lang. De kinderen kunnen natuurlijk niet zo lang wachten. Maar het moet wel. Ga zolang maar buiten spelen, zegt papa. Ga maar naar de stadswal en ga de Spanjaarden maar plagen, maar zorg ervoor dat ze je niet te pakken krijgen, want dan ben je nog niet jarig. Maar Johannes en Sem willen helemaal niet bui- 6
ten spelen. Ze willen de heerlijke geur van brood en koekjes opsnuiven. Daar kunnen ze al heel erg van genieten. En bovendien, dan krijgen ze misschien als eerste een koekje of vers stuk brood van hun moeder. Nou, ga dan maar met de blokjes spelen, zegt mama. Vlug pakt Johannes een hele grote zak uit de kast. In die zak zit allemaal afvalhout, dat papa bij de molen heeft opgehaald. Je kan van die stukjes hout van alles maken, omdat die blokken heel veel verschillende vormen hebben. Driehoeken, vierhoeken, vijfhoeken en zeshoeken van verschillende grootte. Ik ga een kerk bouwen, roept Sem. Ik wil een stad met een stadsmuur eromheen maken, roept Johannes. En tegelijk willen ze alle blokjes pakken, want wie de meeste heeft, kan natuurlijk het mooiste bouwwerk maken. Maar omdat Johannes sterker en groter is dan Sem pikt hij eigenlijk alle blokken in. Papa, papa, Johannes pakt weer alle blokken, schreeuwt Sem. Dat doet hij altijd! En hij geeft mij ook een hele harde klap. En met een verschrikkelijk luid gehuil probeert hij hiermee zijn papa en mama over te halen om Johannes te straffen. Och, och, Johannes, is het weer zover. Sla jij je eigen broertje weer? zegt mama. Je kunt het niet laten, hè jongen, buldert vader. Geef die Spanjolen van katoen, maar niet je lieve broertje. Vooruit jij, in de kast. En Sem naar buiten. 7
Maar papa, ik deed helemaal niets, echt niet, huilt Johannes. Ik kon er niets aan doen. Het ging per ongeluk. Ja, zei papa, en ik stuur je nu per ongeluk naar de kast. Vooruit en vlug! Nu begint Johannes echt heel hard te huilen. Hij ruikt de lekkere koekjes al een beetje. Die gaan nu aan zijn neus voorbij! Ik krijg ook altijd de schuld. Ik moet altijd in die rottige donkere kast en de anderen nooit! En nou vlug wegwezen, anders krijg je ook nog met mijn rechtervoet te maken. Hij staat al klaar! Johannes weet wat dat betekent en vlug loopt hij naar de gang, doet de deur van de grote, diepe, donkere kast, die onder de trap zit, open en slaat hem met een harde klap achter zich dicht. Daar zit hij weer in het donker, in die enge kast met spinnen en allemaal andere enge beesten. Die Sem ook altijd met zijn gejank. Als hij alleen met Sem is, dan zal hij hem eens flink afrossen, dat vervelende broertje. Boos en verdrietig gaat Johannes op een oude trui liggen die daar in een hoekje van de kast ligt. Met zijn klompen schopt hij uit woede en verveling steeds tegen de achterwand van de kast. Boem, boem, boem. Hij zou papa nu echt gaan plagen. Boem, boem, boem! Maar papa en mama laten hem maar zijn gang gaan. Hij houdt vanzelf wel eens op met lawaai maken. Maar Johannes houdt niet op. Hij probeert het nu een eindje verderop. 8
Misschien is het geluid daar nog harder. Bats, bats, bats! Hé, het geluid klinkt nu heel anders. Het 9
klinkt veel helderder. Johannes keert zich om en tikt met de knokkels van zijn hand tegen de houten wand. Hier klinkt het geluid helder en even verderop klinkt het veel doffer. In het donker betast hij de ruwe houten planken van de wand. Ineens voelt hij een hele grote naad. Hij kan zijn vingers erin steken. Met twee handen voelt Johannes dat die naad helemaal naar boven loopt. Verhip, het kan wel eens de naad van een deurtje zijn, denkt hij. Voorzichtig, met al zijn vingers in de naad, probeert hij de planken naar zich toe te trekken. Oei, heel langzaam bewegen de planken. Nog harder trekt Johannes aan de planken. Heel langzaam gaat er nu een deurtje open. Wat zal daarachter zitten? Johannes wordt heel erg nieuwsgierig. Met alle kracht opent hij het deurtje. Wat een ontdekking, wat een geheim!! In slaap gevallen Johannes horen we ook niet meer, pa, zegt mama, die zal wel in slaap zijn gevallen in die kast. Ik denk het ook, zegt papa. We laten hem maar mooi een paar uurtjes slapen. Hebben we ook geen last meer van hem. Schenk nog maar eens een lekker bakkie troost in, moeder. En zo n heerlijk koekje wil ik er ook nog wel bij, schat. Je hebt het verdiend, lieverd, zegt mama. En wat een heerlijke rust is er nu de kinderen allemaal 10