BESLUIT. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

Vergelijkbare documenten
2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

BESLUIT. 2. Bij brief van 20 augustus 2002 heeft de d-g NMa meegedeeld dat de klacht geen aanleiding geeft voor een nader onderzoek.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 2. Bij brief van 17 december 2001 is TDN verzocht informatie te geven naar aanleiding van de klacht.

BESLUIT. 3. Op 19 november 2002 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Daar zijn de standpunten van Incine en Rendac nader toegelicht.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. II. Klacht van 10 augustus 2002 en het bestreden besluit van 14 november 2002

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 2. Bij besluit d.d. 28 januari 2003, met kenmerk 3279/3 (hierna ook: het bestreden besluit), heeft de d-g NMa genoemde klacht afgewezen.

BESLUIT. 6. Op 14 oktober 2004 heeft ten kantore van de NMa een hoorzitting plaatsgevonden. Hierop hebben Move en Stemra zich laten vertegenwoordigen.

BESLUIT. 2. Bij besluit van 26 februari 2004 (hierna: het bestreden besluit) heeft de d-g NMa de klacht van de heer Mulder afgewezen.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 3. Op 25 maart 2002 heeft Politheek tegen het bestreden besluit een bezwaarschrift ingediend.

BESLUIT. 3. Bij brief van 4 augustus 2003 heeft Sakata voornoemde brief van de NMa beantwoord.

BESLUIT. 4. Bij besluit van 30 september 2002 heeft de d-g NMa de klacht van Broadcast afgewezen (hierna: het bestreden besluit).

BESLUIT. 1. Op 23 september 1998 heeft I.T. Holland een klacht ingediend tegen Microsoft B.V. (hierna: Microsoft).

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld.

BESLUIT. 3. Bij besluit van 4 april 2003, kenmerk 3444/3, (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

1. Op 2 juli 1999 heeft Nellen Seeds bij de NMa een klacht ingediend tegen de Nederlandse Vereniging voor Zaaizaad en Plantgoed (hierna: NVZP).

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 3. Bij besluit van 26 september 2002 (hierna: het bestreden besluit) heeft de d-g NMa de klacht van Baumgarten afgewezen.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit. I. Het verloop van de procedure

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 1. Naar aanleiding van deze aanvraag is onderzocht of er mogelijk sprake is van overtreding van artikel 24 Mw door Veenman.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 3. Op 10 april 2007 heeft Home & Away tijdig een gemotiveerd bezwaarschrift ingediend tegen het bestreden besluit.

Zaaknummer 1583/Van den Berg vs gemeente Apeldoorn

BESLUIT. Zaaknummer 416/ Smit Mode Alblasserdam B.V. I Het verloop van de procedure

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 3. De overtreding van Vialis is mede toegerekend aan Koninklijke Volker Wessels Stevin N.V. (hierna: KVWS).

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Openbare versie. 1 Verloop van de procedure. Openbaar

BESLUIT. Zaaknummer 146: Gemeente Dinxperlo versus IBM Nederland B.V.

BESLUIT. Zaaknummer Betreft zaak: AKO ONLINE vs. KVB. I. II. Inleiding

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit OPENBAAR. 1 Verloop van de procedure

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen de beslissing van 23 oktober 2003.

BESLUIT. Zaaknummer 788 / M.L. Wolters versus Uitgeverij Niesje Wolters van Bemmel

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.

BESLUIT. 2. Bij brief van 31 oktober 2003, kenmerk , is gemotiveerd uiteengezet om welke redenen het dossier in zaak 3257 wordt gesloten.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse mededingingsautoriteit

BESLUIT. 3. Bij brief van 23 mei 2003 heeft VVR bezwaar aangetekend tegen het bestreden besluit.

BESLUIT. Zaaknummer 1587/30 ATG vs St. OOMT Betreft zaak: ATG vs. SOOMT. I. Inleiding

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 24 van de Mededingingswet.

BESLUIT. 3. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan Van Oord Holding een boete opgelegd.

BESLUIT. 3. Tegen het bestreden besluit is door de heer Zwaga tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 6 januari 2009.

BESLUIT. 2. Bij besluit van 28 mei 2002 is de aanvraag om ontheffing van het verbod van artikel 6, eerste lid, Mededingingswet afgewezen.

Zaaknummer 1436/ Baron Von Quast Juchter vs. Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Zaaknummer 60/BNA vs. achitectenkeuze gemeente Oud-Beijerland

BESLUIT. 4. Op 31 mei 2011 heeft Careyn bezwaar tegen het bestreden besluit ingesteld. Careyn heeft op 6 september 2011 gronden van bezwaar ingediend.

BESLUIT. 3. Tegen het bestreden besluit heeft Automark tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 30 juli 2008.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

4. Tegen het afwijzende besluit van 25 juli 2018 hebben LOBCM c.s. op 31 augustus 2018 proforma bezwaar gemaakt.

BESLUIT. 2. Bij besluit van 5 februari 2002 is de klacht afgewezen. De essentie van dit besluit wordt hierna onder III weergegeven.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Verloop procedure en feitelijke achtergrond

BESLUIT. 3. Tegen het besluit hebben Witteveen, Erdo en Esha Building tijdig bezwaar aangetekend.

BESLUIT. 3. Bij beslissing van 26 mei 2005 heeft de NMa het verzoek tot handhaving van de heer Hoekstra afgewezen ( de bestreden beslissing ).

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. 1. Verloop van de procedure

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 2. Bij besluit van 28 april 2003, kenmerk 2978/38 (hierna: bestreden besluit), heeft de d-g NMa de klacht van Superunie afgewezen.

BESLUIT. Zaaknummer 992/ Buiteman vs. Leerdam II (architectenkeuze), klacht.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37 van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

1. Inleiding en procedure

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Inleiding

BESLUIT. 5. Op 2 september 1998 heeft de NMa bij brief een aantal vragen aan partijen voorgelegd, welke bij brief van 15 oktober 1998 zijn beantwoord.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bbb\bbb htm

BESLUIT. 4. Bij besluit van 11 januari 2002 ( het bestreden besluit ) is de klacht van Vink afgewezen.

BESLUIT. 4. Tegen het bestreden besluit heeft M.E. Steneker (hierna: bezwaarmaker) tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 3 augustus 2006.

5. RBN biedt een Voip-applicatie genaamd RingCredible aan. Met deze applicatie kunnen eindgebruikers bellen over het internet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm htm

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

openbare versie openbare versie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

1. Verloop van de procedure

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Zaaknummer 58/ BNA vs Gemeente Utrecht inzake architectenkeuze Leidsche Rijn

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm htm

1. Verloop van de procedure

Transcriptie:

Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2960/ 24 Betreft zaak: Abegg - CZ Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het tegen zijn besluit van 15 oktober 2002, kenmerk 2960/ 13, gemaakte bezwaar. I. Het verloop van de procedure 1. Bij besluit van 15 oktober 2002 (hierna: het bestreden besluit) heeft de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de d-g NMa) een klacht van P. Abegg afgewezen. De klacht hield in dat CZ Groep Zorgverzekeringen (hierna: CZ) misbruik van een economische machtspositie als bedoeld in artikel 24 van de Mededingingswet (hierna: Mw) zou hebben gemaakt, dan wel dat CZ in strijd met artikel 6 Mw afspraken met huisartsen zou hebben gemaakt. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt. 3. Van het houden van een hoorzitting is afgezien, omdat eerst P. Abegg en daarmee geconfronteerd, vervolgens CZ hebben aangegeven daar niet te zullen verschijnen. II. De klacht en het bestreden besluit 4. De klacht heeft betrekking op de weigering van CZ een contract aan te gaan met P. Abegg, die zich in Helmond als huisarts wenst te vestigen. Naar de mening van P. Abegg gaan de eisen die CZ stelt met betrekking tot waarneming verder dan noodzakelijk is. Daardoor zou sprake kunnen zijn van een misbruik van een economische machtspositie. Daarnaast vermoedt P. Abegg dat CZ zich bij haar weigering een contract aan te gaan heeft laten adviseren door lokale huisartsen, waardoor mogelijk sprake is van concurrentiebeperkende afspraken. 5. De d-g NMa heeft in het bestreden besluit overwogen dat CZ de huisarts verantwoordelijk acht voor de continuïteit van de te leveren zorg. Verder heeft de d-g NMa overwogen dat CZ deze continuïteit niet gewaarborgd acht indien, zoals P. Abegg heeft meegedeeld, voor 1 Openbaar

waarneming wordt zorggedragen door middel van een collega in (deeltijd) loondienst. Gelet op dit standpunt van CZ komt het de d-g NMa niet voor dat er sprake is van misbruik van een economische machtspositie door CZ. 6. Met betrekking tot de rol van de lokale huisartsen heeft de d-g NMa overwogen dat gebleken is dat in Helmond voldoende huisartsen zijn gevestigd met wie eventueel een waarneemregeling getroffen zou kunnen worden. 7. Met name omdat het onaannemelijk is dat er sprake is van een overtreding van de Mededingingswet, heeft de d-g NMa bij het bestreden besluit besloten af te zien van een nader onderzoek en de klacht afgewezen. III. Beoordeling van het bezwaar 8. In bezwaar voert P. Abegg, kort weergegeven, het volgende aan. Het bestreden besluit berust op misleidende informatie van CZ. Elke nieuwe huisarts in de regio Helmond heeft, indien CZ dit zou afdwingen, de vrijheid mee te doen met de regionale huisartsenpost. Daarmee is de continuïteit van de te leveren zorg gewaarborgd. Verder wijst P. Abegg erop dat in het bestreden besluit is geconcludeerd dat er voldoende huisartsen zijn waarmee een waarneemregeling kan worden getroffen. Het bestreden besluit getuigt volgens hem van onvoldoende competentie tot uitvoering van de aan de NMa opgedragen taak, van gebrek aan interesse en van het onvermogen om in te schatten welke belangen spelen. 9. Ten aanzien van het bezwaar overweegt de d-g NMa het volgende. 10. Artikel 6 Mw verbiedt overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Artikel 24 Mw verbiedt het om misbruik te maken van een economische machtspositie. 11. Ingevolge artikel 3, eerste lid, Mw heeft de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot taak het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van deze wet. Uit de Memorie van Toelichting 1 bij de Mededingingswet (hierna: Memorie van Toelichting ) blijkt dat de d-g NMa bij de beslissing of hij een klacht in behandeling neemt en welke prioriteiten hij daarbij stelt, de nodige discretionaire ruimte heeft. Dat is ook het geval bij de ambtshalve beslissing tot het wel of niet houden van toezicht en het instellen van een onderzoek. 1 Kamerstukken II 1995/96, 24 707, nr. 3, p. 47. 2 Openbaar

12. Deze discretionaire ruimte heeft zijn weerslag op de omvang en de diepgang van een onderzoek. Deze zal in het bijzonder afhangen van de urgentie van de te geven beschikking, en de grootte van de belangen die daarbij zijn betrokken, in verband met de kosten en de duur van een in aanmerking komend onderzoek en de resultaten die het zal kunnen opleveren. 13. Met de Mededingingswet is uitdrukking gegeven aan het (algemeen) belang dat moet worden toegekend aan werkzame mededinging en de daaruit voortvloeiende (potentiële) welvaartsverbetering, alsmede de effectieve bestrijding van onaanvaardbare beperkingen daarvan. Het is in het licht van dit (algemene) belang dat de beslissingen van de d-g NMa over de bestuursrechtelijke toepassing en handhaving van de Mededingingswet dienen plaats te vinden. 14. Opgemerkt zij in dit verband dat de NMa in het kader van de toepassing van de artikelen 6 en 24 Mw niet tot taak heeft het beslechten van geschillen tussen particulieren of ondernemingen. Een individuele klager kan zich, wanneer hij wordt geconfronteerd met een vermeende overtreding van de Mededingingswet, ook wenden tot de burgerlijke rechter. Blijkens de Memorie van Toelichting beschouwt de wetgever de civielrechtelijke handhaving van de Mededingingswet als een reëel alternatief voor de bestuursrechtelijke handhaving van de Mededingingswet, welke kan leiden tot een vermindering van de belasting van de bestuursrechtelijke handhaving zoals deze wordt uitgevoerd door de d-g NMa. In dit verband wordt gewezen op de volgende passage uit de Memorie van Toelichting: 'Als derden door overtreding van bepaalde voorschriften in hun belang worden getroffen, is de burgerlijke rechter bevoegd te oordelen. Het ligt dan ook op hun weg in dergelijke gevallen actie te ondernemen en zij behoren dat niet aan de verantwoordelijkheid van de overheid te laten.' 2 15. Individuele belangen van consumenten en concurrenten kunnen nauw gerelateerd zijn aan de algemene belangen die met de toepassing en handhaving van de Mededingingswet zijn gemoeid. De d-g NMa dient evenwel aan een beslissing om een (nader) onderzoek in te stellen, een met het genoemde algemene belang gemoeide afweging ten grondslag te leggen. 16. Tegen de achtergrond van de beleidsvrijheid die de d-g NMa bij de handhaving van de Mededingingswet heeft, moet gewicht worden toegekend aan de noodzaak prioriteiten te stellen. 3 In dit afwegingsproces kunnen verschillende factoren een rol spelen. Belangrijke prioriteringsfactoren zijn economische importantie, het belang voor de consument, de 2 Kamerstukken II 1995/96, 24 707, nr. 3, p. 41. 3 Vergelijk ook het besluit van de d-g NMa d.d. 13 april 1999, zaak nr. 788, M.L. Wolters vs Uitgeverij Niesje Wolters van Bemmel, randnummers 29-36. 3 Openbaar

kansrijkheid van de vaststelling van de overtreding, de doelmatigheid van het optreden en de ernst van de vermoedelijke overtreding. 4 17. In dit geval geeft de klacht noch het bezwaarschrift enige aanwijzing dat, aangenomen dat CZ een economische machtspositie op de relevante markt zou hebben (of dit het geval is kan thans in het midden blijven), daarvan misbruik is gemaakt. Gebleken is slechts dat CZ geen contract met P. Abegg heeft gesloten omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat bij vestiging van zijn praktijk de waarneming voldoende zou zijn gewaarborgd. 5 Deze eis stelt CZ aan alle huisartsen met wie een vergelijkbaar contract wordt gesloten. 18. Ook overigens geeft de klacht noch het bezwaarschrift aanwijzingen dat CZ buiten de door de d-g NMa bij de beoordeling van gevallen als deze aangehouden kaders, zoals weergegeven in met name paragraaf 2.3 van de Richtsnoeren voor de Zorgsector 6, is getreden of dat anderszins zou moeten worden aangenomen dat een overtreding van de Mededingingswet heeft plaatsgevonden. De kansrijkheid van de vaststelling van een overtreding acht de d-g NMa dan ook zeer gering. Gelet hierop en gezien de bij de handhaving van de Mededingingswet te stellen prioriteiten, blijft de d-g NMa dan ook bij het in het bestreden besluit neergelegde standpunt dat geen nader onderzoek wordt gedaan. 19. Gezien het voorgaande geeft het bezwaarschrift geen aanleiding om het bestreden besluit te herroepen. Het bezwaar wordt daarom ongegrond verklaard. 4 Jaarverslag NMa en DTe 2000, p. 16 en Jaarverslag NMa en DTe 2001, p. 9. 5 Dat CZ bij haar beoordeling niet de in het bezwaarschrift genoemde mogelijkheden voor waarneming via de regionale huisartsenpost of via het treffen van een regeling met andere huisartsen in aanmerking heeft genomen, is verklaarbaar nu P. Abegg CZ heeft meegedeeld dat hij de waarneming wenste te regelen via het verdelen van de diensten met zijn collega in (deeltijd) loondienst, en niet via de thans door hem geschetste mogelijkheden. 6 Richtsnoeren van de d-g NMa van 14 oktober 2002. 4 Openbaar

IV. Besluit De directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit verklaart het tegen zijn besluit van 15 oktober 2002, kenmerk 2960/ 13, gemaakte bezwaar ongegrond. Datum: wg 18-12-2002 Drs. R.J.P. Jansen Plv. Directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM Rotterdam. 5 Openbaar