Daniel 1 Nee, God laat niet met zich sollen. En ja, je kunt Hem vertrouwen intro We beginnen vanmorgen een nieuwe serie preken over het bijbelboek Daniel. Het is al lang de gewoonte om in de periode vanaf de start van het schoolseizoen tot aan advent, het begin van het nieuwe kerkelijk jaar en de aanloop naar Kerst, een wat langer gedeelte uit de historische stof van het Oude Testament te bespreken. Vorig jaar was dat de geschiedenis van koning Hizkia (2 Kon. 18), die in Juda regeerde in de tijd tussen de wegvoering van het Noordelijke rijk naar Assyrië en de wegvoering van zijn eigen, zuidelijke rijk, naar Babel [slide 1]. Na koning Hizkia kwam Manasse, toen Amon, daarna Josia, de jonge koning die, net als Hizkia trouw was aan de HEER en allerlei verbeteringen doorvoerde aan de tempel en de tempeldienst (er waren in die tijd ook veel andere offerplaatsen waar mensen offers brachten aan andere goden). Hij werd opgevolgd door Joachaz en Jojakim, die beiden deden wat slecht was in de ogen van de HEER. Hier begint de geschiedenis van Daniël, die als jonge jongen, hij moet een jaar of veertien zijn geweest, door de koning van het nieuwe, opkomende rijk Babel, werd weggevoerd naar de hoofdstad van dat rijk (2 Kon. 24/Jer. 25) Het bijbelboek Daniel bestaat uit twee delen, een historisch deel en een profetisch of apocalyptisch deel. We beperken ons in deze serie beperken tot het eerste deel, de eerste zes hoofdstukken. [slide 2] Het boek moet tussen de 6 e en de 2 e eeuw voor Christus in zijn huidige vorm tot stand is gekomen. Ik zal jullie nu niet vermoeien met allerlei details over mogelijke jaartallen waarin het boek geschreven zou kunnen zijn, en wie het heeft geschreven. Maar wat wel belangrijk is, voor de uitleg, is dat we een beetje een idee hebben voor wie het boek in eerste instantie is geschreven en wat de bedoeling ermee is geweest. Veel uitleggers denken dat het boek is uitgegeven in of rond het jaar 160 voor Christus, een periode van verdrukking voor het Joodse volk. Het boek is dan geschreven om gelovigen in een tijd van verdrukking, hoop te geven. Maar wat we zeker ook niet moeten vergeten is dat de meeste Joden, ook toen de ballingschap voorbij was, gewoon zijn blijven leven waar ze woonden. Zo waren er grote Joodse gemeenschappen in het noorden en het zuiden van het huidige Irak en in Egypte. Het boek Daniël is ook geschreven voor de Joodse gelovigen in de zgn. diaspora en gaat over belangrijke vragen die te maken hebben met macht, met identiteit en keuzes maken. [leeg scherm] Daar komt, tot slot, nog één ding bij. Voor de christenen is Daniël vooral de profeet die in zijn tijd de komst van de Messias heeft voorzegt en zelfs nog ver voorbij die tijd heeft
gezien: naar de dag waarop Jezus terug zal komen. In de tussentijd leven christenen verspreid over de hele wereld. Wij hebben hier geen thuis, geen eigen staat. Zo is het boek Daniël dus ook relevant voor ons. Preek [slide 3] Open Doors meldt: Strijders van ISIS markeerden huizen van christenen in Mosul met de Arabische letter N. Die letter staat voor nasrani, de naam die moslims gebruiken voor christenen. Christenen in Mosul waren door ISIS voor de keuze gesteld: moslim worden, vluchten met achterlating van al je spullen of de dood. [slide 4] Het verhaal van christenen in Mosul is maar één van de verhalen over moord, verkrachting en vluchtelingen. De beelden en verhalen brengen ons ook in de sfeer van het begin van het bijbelboek Daniel. Wat er gebeurt met Daniel en zijn vrienden is het begin van wat er gebeurt met de inwoners van het zuidelijke deel van Israël, Juda. De geschiedenis van Manasse, Amon, Josia, Joachaz en Jojakim werd uiteindelijk een verhaal van vernedering, onderdrukking en tot slot, deportatie van de inwoners van Juda, de vernietiging van de stad Jeruzalem en de verwoesting van de tempel in Jeruzalem. [leeg scherm] De stad waarvan men zong (Psalm 48) : stad van onze God, op zijn heilige berg schone hoogte, vreugde van heel de aarde, ( ) zetel van de grote koning in haar vesting weet men: God is onze burcht. Die stad is belegerd, verkracht en geschonden, verbrand. Hoezo, Vreugde van de aarde? Hoezo, God is onze burcht? De heilige voorwerpen in de tempel, de Koninklijke familielijn waaraan God zich al 400 jaar verbonden had tot in eeuwigheid is nu verworden tot een familielijn van Koninklijke trekpoppen, koningen zonder land, troon of volk. De vragen die zulk soort geschiedenissen oproepen zijn enorm. Voor gelovige Joden zorgde het verlies van Jeruzalem, en vooral van de tempel voor een nationaal trauma, een gigantische verwarring door vragen over identiteit, God en geloof. Was Israël niet Gods uitverkozen volk, zijn oogappel? Was de tempel niet voor eeuwig de plaats waar je heen kon gaan om God te ontmoeten? Wij kunnen ons ook, denk even aan dat beeld van zonet, die vraag voorstellen. Hoe kan het nu dat God het toestaat dat mensen die in hem geloven worden verdreven van huis en haard en moeten vrezen voor hun leven? Of, laten we het wat persoonlijker maken. Hoe kan het nu dat jij, terwijl je gedoopt bent en in God gelooft, níet succesvol bent of misschien zelfs wel buitengewoon ongelukkig in het leven door wat je hebt meegemaakt in je familie, met ziekte of in zakelijke tegenslag? Waar is God op zulke momenten? Dat is de eerste vraag die bij mij opkwam bij het voorbereiden van deze preek over dit begin van het boek Daniël. Vers 1 meldt het zo plompverloren. Zo zonder omwegen. Het gebeurt.
Maar wat doet, in Gods naam, het tempelgerei in de tempel van de god van de koning van Babel? Wat doen IS soldaten in eeuwenoude kerken in Mosul? Beschermt God zijn kinderen niet? Laat God soms met zich sollen? Het is, om te beginnen, opvallend dat de bijbel op veel plaatsen zo eerlijk is over die ervaring en dit soort vragen dus oproept. We lazen eerder al een stukje Prediker in een van de kerkdiensten. Maar hier heb je dat weer. Neem nu vers 1. Zo eerlijk. Het zijn de naakte feiten. Niet meer en niet minder. De bijbel kijkt zelden weg en dwingt je ook als gelovige (gemeenschap) de realiteit onder ogen te zien, juist als gelovige. Het is niet alleen de vraag: hoe kan dit gebeuren? Maar ook: het gebeurt dus. Niet zelden zijn in de geschiedschrijving van grote koningen en culturen alleen de succesverhalen te vinden. Dat is één van de redenen waarom het soms moeilijk is om historische gegeven, bijvoorbeeld van opgravingen en in verschillende oude teksten, met elkaar te combineren. Soms komt dat door verklaarbare oorzaken (bijv. het tijdsverschil in Jer. 25 t.o.v. de tijdsrekening van Daniël 1, of namen die anders klinken), maar niet zelden komt het ook hierdoor: dat koningen, mensen, hun overwinningen wel noteren, maar het verlies niet. Of het verlies als een overwinning schrijven. Een soort historische boekhoudfraude is dat. De Bijbel doet dat niet. Maar dat is natuurlijk precies de reden waarom de vraag des te indringender op je af kan komen in crisissituaties. Als je het nieuws kijkt, of er gebeuren dingen in je eigen leven waardoor het lijkt alsof God er niet is. Waar is God? Het antwoord van het (begin van) het boek Daniël is even schokkend als eerlijk. God is hier. Hij ís aan het werk in déze geschiedenis. Kijk nog een keer naar de tekst. Het eerste vers betreft zakelijk de feitelijke mededeling over wat er gebeurt. Vlijmscherp, eerlijk. Zo is het gegaan. Maar dan vers 2 [slide 5]: De Heer leverde Jojakim, de koning van Juda, aan hem uit en gaf hem een deel van de voorwerpen van Gods tempel in handen. Hij nam ze mee naar Sinear, naar de tempel van zijn eigen god, en liet ze daar in de schatkamer zetten. Het is God, die zijn eigen tempel ontruimt! Het is God, die een deel van de tempelvoorwerpen ergens anders laat neerzetten. De HEER is hier niet de vertaling van de vertrouwde godsnaam Jahwe, maar van het Hebreeuwse Adonai (HEER/meester) dat Daniël steeds gebruikt. Het is de HEER, Meester, die een deel van de voorwerpen uit zijn eigen tempel laat zetten in de schatkamer van de tempel van zijn eigen god, de god van Nebukadnezzar. Ook die god had een naam, Marduk, maar ook die wordt hier niet gebruikt maar vervangen door het op zichzelf weinig zeggende woordje Elohim, god. [leeg scherm] Snap je m? Begrijp je de boodschap van het begin van dit bijbelboek? Als God ons zegent, danken we Hem. Als het tegenzit, zoeken we onze toevlucht bij Hem. Maar omdat God werkelijk God is, geloven we dat Hij zelfs aan het werk is in
situaties waarin het gierend uit de hand loopt. Denk even aan dat beeld van net. God laat niet met zich sollen. Zeker niet. In de bijbel is het eigenlijk nooit de vraag, ja op één moment, daar kom ik straks op, of God er is, maar eerder: hoe vormt, leidt Hij ons in deze situatie? Als we dan helemaal eerlijk durven zijn, komt ook de vraag op of wij God zelf wel echt zijn toegewijd. Of we wel echt op Hem vertrouwen. De geschiedenis van de koningen van Juda was hier juist een voorbeeld van, van deze les. Dat kan je bijvoorbeeld lezen in 2 Koningen 24. De ballingschap, zo noemen we die deportatie, was een rechtstreeks gevolg van het gebrek aan vertrouwen en het ongeloof van de koningen van Juda zelf. Ik huiver een beetje bij het maken van persoonlijke toepassingen, hoewel we allemaal wel weten dat slechte keuzes verkeerde gevolgen hebben. Het hoeft lang niet altijd een persoonlijke schuld te zijn, een persoonlijk gebrek aan toewijding, waarvan je de gevolgen ondervindt. Soms is dat wel zo. Maar vaak ook niet. En dan zijn het de zonden van anderen, in de familie bijvoorbeeld, of, nog verder terug, van politieke- of kerkleiders waar jij mee te maken hebt. En dan kan God zich, omdat Hij God is, de levende, verbergen. Of zich boos maken. En toch. Het aparte van het boek Daniël is dat het hier, aan het begin, helemaal geen verband legt met de reden waarom Daniël en zijn vrienden, en later nog veel meer Joden, werden weggevoerd. Dat betekent niet dat dat niet relevant is lees Daniël 9,3-19 maar dat is blijkbaar niet de focus van het boek Daniël. Het gaat vooral om de vraag: hoe kun je nu als gelovige leven, God toegewijd zijn en blijven, in een wereld waarin het soms lijkt alsof God er niet is? Wat ik tot nu toe gezegd heb heeft ook te maken met de doop. Kijk nu even naar je eigen leven. We geloven, hier in de christelijke gemeenschap, dat God zichzelf aan ons verbonden heeft. Zo zelfs, dat ook onze kinderen, die zelf nog van niets weten, bij Hem horen. Dat geloven we, ook al ervaren we dat niet altijd. Daarom wordt de kleine straks gedoopt. Dat is voor Hilde en Bouke, en voor ons, een veelbelovende start en een bemoediging. Maar het is evengoed een reality check. Als wij dan met onze kinderen bij Hem komen, zien we ook de waarheid onder ogen. De waarheid van ons eigen leven. De waarheid die zegt waarom wij God nodig hebben. Waarom wij onszelf niet kunnen bevrijden. én het is een opdracht. Een opdracht om onze kinderen over God te vertellen en hen het goede voorbeeld te geven. God heeft, omdat Hij God is, recht op onze toewijding. Hij heeft er recht op dat wij onze kinderen zijn kinderen noemen. Een veelbelovende start, zo n doop. Een bemoediging, zei ik net. Maar hoe is het eigenlijk een bemoediging om bij deze God te horen? Laat ik het zo zeggen. Als God niet met zich laat sollen, zou je je dan aan Hem willen en durven toe te vertrouwen? Wie zegt eigenlijk, dat DE God, te vertrouwen is?
En dan zeggen wij, in de christelijke gemeenschap: dat komt omdat wij God hebben leren kennen als een God, jazeker, de Levende, de Ontzagwekkende, maar vooral als iemand die uit is op een nieuw begin. Op een leven dat werkelijk goed is. Hij is de enige God die tegelijk de eigen verantwoordelijkheid van mensen respecteert èn zijn eigen weg gaat. Die het kwaad niet heeft gewild of heeft gemaakt maar er toch iets mee kan. Die heel dichtbij kan zijn èn zich kan verbergen als het moet. De God die alles geeft en, is dat uiteindelijk niet het allerdiepste, onpeilbare geheim van het christelijke leven, zèlf laten zien in het leven van Jezus dat het Hem alles kost die toekomst? Wat een nederlaag leek in het leven van Jezus, wat Hem alles kostte, bleek de grootst mogelijke overwinning. Waar het leek alsof Hij er echt niet was ( mijn God mijn God, Ps. 22), was Hij tóch aan het werk. Dat is hard. Maar het is óók een nieuw begin, van de nieuwe kansen. Want daarvandaan begon God toch te roepen. Hoe? Op zijn manier. Onverwacht. Onverdiend. Daarvandaan gaf Hij de onvruchtbare Sara een kind. Daar maakt Hij zich opnieuw bekend. Wie God heeft leren kennen weet dat hij of zij niet altijd in Babel zal blijven. God roept altijd. Hij laat niet met zich sollen. En Hij is te vertrouwen. Kijk straks maar. Naar de doop. [amen] Dat was en is keer op keer onze ervaring. Het was de ervaring van Jozef. En de ervaring van Daniël. Het was de ervaring van de eerste christenen in Jeruzalem. Het zal ook vandaag onze ervaring zijn. Kijk een laatste keer naar de tekst. God ontruimt Jeruzalem. God brengt zijn volk weer terug in Babel, naar Sinear. Sinear. Dat is een anachronisme, het oude woord voor Babel (zoals wij zouden zeggen: ik ga op vakantie naar Nazi-Duitsland). Sinear is zo n woord dat het grote geheel van het werk en het plan van God opnieuw oproept: het is het land waar Abraham leefde voordat God hem riep. Voordat mensen Jahwe konden zeggen.